De Nederlandse dichter, columnist en schrijver Martin Bril werd geboren in Utrecht op 21 oktober 1959. Zie ook alle tags voor Martin Bril op dit blog.
Uit: Bordeel
“De brug staat wel vaker open, een paar keer per dag. Hij ligt over een brede vaart die aan de linkerkant Schinkel heet, en aan de rechterkant Kostverlorenvaart. Het is de verbinding tussen de Nieuwe Meer, de ringvaart om de Haarlemmermeerpolder en het IJ. Veel binnenvaart maakt van die route gebruik en hoewel het geen sluis is, heet de brug Overtoomse Sluis.
Ik moest dus wachten.
Ter hoogte van Ria’s.
Ria’s is een bordeel dat vroeger Huize Ria heette. Dat vind ik een betere naam, maar ik ga er niet over. Ik ben er ook nooit binnen geweest, ik weet niet eens of Ria wel bestaat. Mijn enige band met de zaak is dat ik vaak over de Overtoom rijd.
Mijn gevoel zegt trouwens dat Ria wel degelijk bestaat, maar dat ze een paar jaar geleden uit de zaak is gestapt en dat toen die naam is veranderd. In dezelfde tijd is het pand van buiten opnieuw in de verf gezet: de muren zijn zwart, de geblindeerde ramen zijn geel. Er hangen discrete, zwarte markiezen boven waar spotjes in zitten.
Naast de deur hangt een koperen plaat met in rode letters de naam van de zaak. Er hangt nog een kleiner, rood bordje, maar wat daar op staat kan ik vanuit de auto niet lezen. De openingstijden kunnen het niet zijn, want Ria’s is nooit gesloten op welk moment van de dag ik er ook langs kom, de buitenverlichting brandt altijd. Een keer heb ik er ’s ochtends vroeg twee al wat oudere dames met hoofddoeken en boodschappentassen naar binnen zien glippen, de werksters. Klanten heb ik er nooit gezien.
Tot gisteren.
Een man in een lange, grijze winterjas. Hij leunde tegen de gevel van het bordeel, vlak bij de deur. Leunen is te zwak uitgedrukt: de man hield zich vast aan de gevel, met één hand weliswaar, maar het was duidelijk dat hij zou omvallen als hij de hand in zijn zak zou steken. Dit kon natuurlijk met de wind te maken te hebben, maar dat strookte niet met de gelukzalige uitdrukking die hij op zijn gezicht had, een blozend, goed geschoren gezicht overigens, de man zou zo een kaasboer, een accountant of een handelsreiziger kunnen zijn.”
Martin Bril (Utrecht, 21 oktober 1959 – 22 april 2009)
De Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing werd geboren in Eindhoven op 21 oktober 1947. Zie ook alle tags voor Doeschka Meijsing op dit blog.
Uit: Een oude doler (Bespreking van:Vladimir Nabokov, Het origineel van Laura)
“Mijn hart sprong op van vreugde: een nieuwe Nabokov! He is not dead. He lives! zoals Keats over zijn vriend Shelley uitriep. De wereld was nog heel en Vestdijk en Hermans en de beide Van het Reves leefden nog en de revolutie hing in de lucht. Elk ogenblik kon een nieuwe roman van Nabokov het licht zien. Het waren mooie dagen.
Natuurlijk realiseerde ik me in een oogwenk dat het hier een heel ander boek betrof, een postuum boek, want Nabokov was al in 1977 gestorven. Maar toch, een niet volledige roman, waarvan de titel als in een droom verwijst naar het onsterfelijke Lolita, een nieuw al dan niet voltooid boek, een roman, die de sleutel tot al Nabokovs werk zou bevatten, de kern van zijn oeuvre.
Na lezing is de teleurstelling groot. Dmitri Nabokov, de zoon en het enige kind van de Nabokovs, mag al jaren hoog en laag springen in de publiciteit en aan wie het maar horen wil verzekeren dat hij de laatste roman van zijn vader onder zijn hoede heeft, Het origineel van Laura is géén roman, met de beste wil van de wereld niet. Niet omdat het boek aan geen enkele regel van de roman gehoorzaamt, want zulke regels bestaan niet, maar omdat het toevallige, chaotische aantekeningen zijn, opgetekend door een man in de laatste fase van zijn leven. En ja, vertelt de ijdele Dmitri ons in het nietszeggende voorwoord gretig, papa ging altijd zo gauw mogelijk van tafel om aan zijn laatste roman te schrijven. Nee, beste Dmitri, je vader ging zo gauw van tafel omdat hij niet tegen jullie geklets kon, omdat hij stervende was en het liefst ver van de wereld nog een vermoeden van privacy wilde behouden, een verreikend landschap dat niets dan paradijs was.”
Doeschka Meijsing (21 oktober 1947 – 30 januari 2012)
De Nederlandse dichter Daan Doesborgh werd geboren op 21 oktober 1988 in Steyl. Zie ook alle tags voor Daan Doesborgh op dit blog.
Bot
De paardenbloem is dood
Totdat op een andere wand
De wand van Hölderlin
De stelen terugkeren
Met knieën knokig
Benen en botten
Botten en bed
Benen en armen rottend
Onder wonden
Maar de zwachtels zijn beschreven
En weer ergens opgeplakt
Bruut en bot
En been en bot
De crucifix die zich wentelt in zijn eigen passie
Zich wentelt in zijn eigen vocht
Pas op!
Een hond
Een vogel
Een rat
In ijzerdraad
De ijzerdraadicoon de vrouw
Verheven tot madonna
Daan Doesborgh (Steyl, 21 oktober 1988)
De Franse dichter en schrijver Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in Mâcon. Zie ook alle tags voor Alphonse de Lamartine op dit blog.
Anruf
Die du erschienen mir in diesem öden Leben
Du Himmelsbürgerin, durchwandernd dieses Land;
Die du in dunkler Nacht, auf meinem Aug’ zu beben,
Der Liebe Strahl gesandt;
Laß den erstaunten Blick dein Wesen inne werden!
Was ist dein Nam’ und Loos? wo deine Heimathflur?
War deine Wiege schon auf Erden?
Bist du ein Gottesathem nur?
Wirst du zum ew’gen Licht zurück schon morgen eilen?
Mußt länger in dem Land der Quaal und Trauer weilen,
Dem Elend folgen noch auf mühevoller Spur?
Wie du dich nennen magst, zu was und wo geboren,
Ob Erdentochter du, ob aus des Himmels Reihn –
Laß nur mein Leben auserkoren
Ganz dir zu Dienst und Liebe seyn!
Wirst du die Erdenbahn gleich uns vollenden müssen,
So sollst mir Stütze du, sollst Führerin mir seyn,
So laß mich stets den Staub der theuren Füsse küssen: –
Doch schwingst du, fern von uns, dich plötzlich himmelein,
Der Engel Schwester, dich den Brüdern anzureihn,
Und wolltest mir die Welt nur stundenlang versüssen; –
So denk’ in deinem Himmel mein!
Vertaald door Gustav Schwab
Alphonse de Lamartine (21 oktober 1790 – 28 februari 1869)
Portret door zijn vrouw Elisa de Lamartine, z.j.
De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 in Ottery St. Mary, Devonshire. Zie ook alle tags voor Samuel T. Coleridge op dit blog.
The Rime of the Ancient Mariner (Fragment)
Argument
How a Ship having passed the Line was driven by storms to the cold Country towards the South Pole; and how from thence she made her course to the tropical Latitude of the Great Pacific Ocean; and of the strange things that befell; and in what manner the Ancyent Marinere came back to his own Country.
PART I
It is an ancient Mariner,
And he stoppeth one of three.
‘By thy long grey beard and glittering eye,
Now wherefore stopp’st thou me?
The Bridegroom’s doors are opened wide,
And I am next of kin;
The guests are met, the feast is set:
May’st hear the merry din.’
He holds him with his skinny hand,
‘There was a ship,’ quoth he.
‘Hold off! unhand me, grey-beard loon!’
Eftsoons his hand dropt he.
He holds him with his glittering eye—
The Wedding-Guest stood still,
And listens like a three years’ child:
The Mariner hath his will.
The Wedding-Guest sat on a stone:
He cannot choose but hear;
And thus spake on that ancient man,
The bright-eyed Mariner.
‘The ship was cheered, the harbour cleared,
Merrily did we drop
Below the kirk, below the hill,
Below the lighthouse top.
The Sun came up upon the left,
Out of the sea came he!
And he shone bright, and on the right
Went down into the sea.
Higher and higher every day,
Till over the mast at noon—’
The Wedding-Guest here beat his breast,
For he heard the loud bassoon.
The bride hath paced into the hall,
Red as a rose is she;
Nodding their heads before her goes
The merry minstrelsy.
The Wedding-Guest he beat his breast,
Yet he cannot choose but hear;
And thus spake on that ancient man,
The bright-eyed Mariner.
And now the STORM-BLAST came, and he
Was tyrannous and strong:
He struck with his o’ertaking wings,
And chased us south along.
Samuel T. Coleridge (21 oktober 1772 – 25 juli 1834)
Een standbeeld van de “Ancient Mariner” in Watchet, Somerset
De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Patrick Kavanagh op dit blog.
April Dusk
April dusk
It is tragic to be a poet now
And not a lover
Paradised under the mutest bough.
I look through my window and see
The ghost of life flitting bat-winged.
O I am as old as a sage can even be,
O I am as lonely as the first fool kinged.
The horse in his stall turns away
From the hay-filled manger, dreaming of grass
Soft and cool in hollows. Does he neigh
Jealousy-words for John MacGuigan’s ass
That never was civilised in stall or trace.
An unmusical ploughboy whistles down the lane
Not worried at all about the fate of Europe.
While I sit here feeling the subtle pain
Of one whose Tree of God has been uprooted.
Wet Evening in April
The birds sang in the wet trees
And I listened to them it was a hundred years from now
And I was dead and someone else was listening to them.
But I was glad I had recorded for him
The melancholy.
Patrick Kavanagh (21 oktober 1904 – 30 november 1967)
Zie voor nog meer schrijvers van de 21e oktober ook mijn drie blogs van 21 oktober 2011.