Matthijs Kleyn, Ernesto Sabato, Yves Bonnefoy, Scott Oden, Kurt Kusenberg, Madelon Székely-Lulofs

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Matthijs Leonard Kleyn werd geboren in Leiden op 24 juni 1979. Zie ook alle tags voor Matthijs Kleyn op dit blog.

 

Uit: Vita

‘Of Bellona en ik gaan langs bij haar ouders aan zee. Daar weet ik zeker dat er geen ruzies of spanningen zullen ontstaan, want die weten niks van ruzies en spanningen en dat wil Bellona ook zo houden. Uiteindelijk komen de ruzies vanzelf. Of eigenlijk is ruzie niet het goede woord. Het is boosheid van haar kant. Soms ga ik ertegen in. Dan schreeuw ik terug. Maar ik schreeuw alleen over mezelf. Dat ik er gek van word. Dat ik weg wil. Maar ik kan niet weg.’

(….)

‘Ik hou van haar eerlijkheid. Hoe ze ineens alles eruit gooit. Terwijl ik een seconde daarvoor nog twijfelde of ik de enige was.’

‘Ik niet.’

Ze fronst.

‘Wat?’

‘Ik heb geen relatie. Ik heb het uitgemaakt.’

‘Wat?! Waarom heb je het uitgemaakt?’

‘Gewoon. Ik was niet gelukkig.’

 

Matthijs Kleyn (Leiden, 24 juni 1979)

 

De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato werd op 24 juni 1911 geboren in Rojas, een dorp in de provincie Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Ernesto Sabato op dit blog.

 

Uit: De tunnel (Vertaald door Martine Koenders en Gerard Klooster)

„Nog voor ik die woorden had uitgesproken, kreeg ik er al een beetje spijt van: onder degene die ze wilde zeggen en er een pervers genoegen aan wilde beleven, maakte een zuiverder en zachtaardiger iemand aanstalten om het heft in handen te nemen zodra de wreedheid van die zin haar werking had gedaan, iemand die in zekere zin al stilzwijgend partij voor María had gekozen, nog voor die stomme en zinloze woorden waren uitgesproken (wat had ik er eigenlijk ook mee kunnen bereiken?). Vandaar dat die verborgen persoon ze al met verbijstering aanhoorde toen ze nog maar nauwelijks over mijn lippen kwamen, alsof hij ondanks alles niet echt had geloofd dat die ander ze uit zou kunnen spreken. En naar gelang de woorden kwamen, begon hij het bevel over mijn geweten en mijn wil over te nemen, en met zijn doortastende optreden was hij nog bijna op tijd geweest om te verhinderen dat de zin er in zijn geheel uitkwam. De zin was nog maar net af (want ondanks alles maakte ik de zin af), of hij had me al volledig in zijn macht en beval me vergiffenis te vragen, neer te knielen voor María en toe te geven dat ik lomp en wreed was geweest. Hoe vaak is deze tweedeling in mijn bewustzijn niet de schuld geweest van gruwelijke gebeurtenissen! Terwijl het ene deel ervoor zorgt dat ik een mooie levenshouding aanneem, stelt het andere bedrog, hypocrisie en valse edelmoedigheid aan de kaak; terwijl het ene deel me ertoe brengt iemand te beledigen, krijgt het andere medelijden met hem en beschuldigt het mij van wat ik in anderen veroordeel; terwijl het ene deel me de schoonheid van de wereld laat zien, wijst het andere me op alle lelijkheid en op het bespottelijke van elk geluksgevoel. Maar goed, het was hoe dan ook al te laat om de open wond in María’s ziel te helen (en dit werd me stilletjes en met vage, zelfvoldane kwaadwilligheid voorgehouden door mijn andere ik, die daar nu ergens in een soort smerige grot was weggedoken), het was onherroepelijk te laat.“

 

Ernesto Sabato (24 juni 1911 – 30 april 2011)

 

De Franse dichter, schrijver en vertaler Yves Bonnefoy werd in Tours geboren op 24 juni 1923. Zie ook alle tags voor Yves Bonnefoy op dit blog.

 

Uit: Les Planches courbes

Ne cesse pas, voix dansante, parole
De toujours murmurée, âme des mots
Qui colore et dissipe les choses
Les soirs d’été où il n’est plus de nuit.

Parfois prend le miroir
Entre ciel et chambre
Dans ses mains le minime
Soleil terrestre.

On se prend à rêver
Que les mots ne sont pas
A l’aval de ce fleuve, fleuve de paix,
Trop pour le monde.

L’orage
A envahi le ciel, l’éclair
S’est fait d’un grand cri bref,
Et les richesses de la foudre se répandent.

Mais le sommeil se fait indifférence.
Ses lumières, ses ombres : plus rien qu’une
Vague qui se rabat sur le désir.

Yves Bonnefoy (Tours, 24 juni 1923)

 

De Amerikaanse schrijver Scott Oden werd geboren op 24 juni 1967 in Columbus, Indiana. Zie ook alle tags voor Scott Oden op dit blog.

 

Uit: Serpent of Hellas

“The ninth day of Pyanopsion waning, in the first year of the 75th Olympiad, during the archonship of Kalliades [23 September, 480BC].

That night, the sky above Athens glowed like molten copper.

Beneath the smoke and the stench of burning, a thousand fires illuminated the ravages of an implacable enemy—the hordes of Asia, whose spiteful hands broke open tombs in the Kerameikos, whose reddened axes hacked at works of great renown, and whose avarice drove them to shatter the foundations of the city in search of silver. Their master, Xerxes son of Darius, watched in grim silence as Athens burned. This was his moment of triumph, the culmination of an eighteen-year-old score. As the Athenians had brought fire and ruin to Sardis in his father’s day, in a bid to free their brother Greeks of Ionia from the yoke of Persian servitude, so now did the Great King give his minions a free hand to repay the Athenians in kind.

But even in triumph the Great King brooded, for unlike Sardis his Persians had found Athens nearly deserted . . .

#

From the smoke-wreathed heights of the Acropolis, the city’s few remaining defenders, those too sickly, too poor, or too hidebound to heed the wisdom of Themistokles and seek safety abroad, shuddered at the eerie silence rising from the quarters of the city. For two days the narrow winding streets had reverberated with howls of rapine and the harsh ring of laughter; now, on the eve of the third day, a solitary voice lilted out of the night, a sing-song chant that echoed from the direction of the Persian camp on the Hill of Ares.”

 

Scott Oden (Columbus, 24 juni 1967)

Columbus, Indiana

 

De Duitse schrijver en criticus Kurt Kusenberg werd geboren op 24 juni 1904 in Göteborg. Zie ook alle tags voor Kurt Kusenberg op dit blog.

 

Uit: Über den Unsinn

„Wie alles Natürliche hat der Unsinn sein eigenes Gefälle, dem man sich getrost überlassen darf. Wie immer, wissen zwei Arten von Menschen am besten mit ihm umzugehen: die ganz Unschuldigen und die Wissenden, jene aus Instinkt, diese mit Kunst. Kleist hat das in seiner Studie über das Marionettentheater auseinandergesetzt. Carrols ,Alice im Wunderland” ist ein klassisches Unsinnbuch. Genießt man es wie einen Apfel oder wie ein Kunstwerk, so ist man eins mit dem Verfasser, der es – aus Spaß – für ein kleines Mädchen geschrieben hat, und mit Millionen von Kindern, die es seither gelesen haben. Zergliedert man es, so schaut man dem Autor ins seelische Getriebe – also dorthin, wo er sich vermutlich nicht umgeschaut hat; für die Kunst ist somit nichts gewonnen, nur für den Kommentator. Aber auch er vermag den Unsinn in kein System zu bringen, denn Unsinn hat keines.

Wohl aber besitzt er die Eigenschaft, dem Geist eine Vibration mitzuteilen, die sehr anregend sein kann; freilich ist darauf kein Verlaß. Manche Menschen empfinden diese Vibration als unbehaglich ; sie wollen wissen, woran sie sind, und das ist – wenn überhaupt – gerade in diesem Fall nicht gut möglich. Wenn die Nonsens-Komiker, Karl Valentin oder Alexis, auf der Bühne standen, weinten die Zuschauer vor Lachen.“

 

Kurt Kusenberg (24 juni 1904 – 3 oktober 1983)

 

De Nederlandse schrijfster en journaliste Magdalena Hermina Székely-Lulofs werd geboren in Soerabaja op 24 juni 1899. Zie ook alle tags voor Madelon Székely-Lulofs op dit blog.

 

Uit: Rubber

„Het was een zonnige, broeiend warme dag en nu de motor tot rust was gekomen, viel een loome, droomerige stilte neer. Als heete stoom hing de lucht onder de autokap. Van Laer had zijn tropenhelm afgenomen en veegde de droppels van zijn voorhoofd. Toen stak hij een sigaret op, deed een paar knoopen van zijn jas los en leunde in een wat gemakkelijker houding weg. Hij wist, dat het lang zou duren eer de pont zou klaar liggen voor den overtocht.

In de rivier stroomde het vuile bruine water traag en haast onwillig. Doodstil, door geen koeltje bewogen, stonden de struiken van de hooge oevers. Alles leek verstard, broeiend en blakend in den fellen zonnegloed. Op een opengehakte plek in de wildernis was een armoedig hutje, hoog op palen, gebouwd uit bamboe en blâren. Hier woonde de veerman met zijn helper, zijn vrouw en zijn vier kinderen.

Uit het scheef-openhangende deurtje was een vrouw langs het wankele trapje naar beneden geklommen. Zij was vuil en slordig gekleed in een korte sarong en een loshangend baadje, dat een groezelig onderlijfje toonde. Op haar rug, in een slendang, droeg ze een klein kind, waarvan alleen het hoofdje zichtbaar was. Ernstig keken de droomerige zwarte oogen naar de auto, den blanken toewan en den chauffeur, die, aan den kant van den weg neergehurkt, een strootje rookte. Ook de vrouw bleef even kijken. Af en toe krabde zij zich in de vettige haren of trok iets aan de slendang. Toen ging zij naar haar keuken, een ruimte, alleen door een afdakje overdekt, naast het huisje.

Zonder de minste haast maakte zij een houtvuur tusschen een paar opgezette baksteenen, plaatste er een zwarte ijzeren pan op, waarin zij wat klapperolie goot om visch te bakken. Een scherpe stank van ranzige olie en gedroogde visch verspreidde zich ineens over den weg. Het maakte John ongeduldig.

‘Waar is je man?’ snauwde hij tegen de vrouw. Zij verroerde zich niet.“

 

Madelon Székely-Lulofs (24 juni 1899 – 22 mei 1958)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e juni ook mijn blog van 24 juni 2011 deel 2.