Willem Wilmink, Amos Oz, Christiaan Weijts, Monika van Paemel

Bij 4 mei

 

‘Channel Crossing to life’ in Hoek van Holland

Monument door Frank Meisler

 

Een foto

Van die razzia’s zijn foto’s
Jonas Daniël Meijerplein
waar de Duitse militairen
joden aan het treiteren zijn
Een bange man met keurige schoenen
lange jas en vlinderdas
wordt over het plein gedreven
of het daar een veemarkt was
Kijk, daar staan drie Duitse soldaten
met een spottend lachje bij
en daar kijkt een vierde Duitser
misschien toch beschaamd, opzij
Stel je voor je zag die foto
van de man met vlinderdas
en je zou opeens ontdekken
dat het je eigen vader was
Soms moet ik er ook aan denken
hoe het die andere zoon vergaat
die ontdekte, kijk mijn vader
is die lachende soldaat

 

Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

 

 De Israëlische schrijverAmos Oz, (eig. Amos Klausner) werd geboren in Jeruzalem op 4 mei 1939. Zie ook alle tags voor Amos Oz op dit blog.

 

Uit: Scenes From Village Life

“The stranger was not quite a stranger. Something in his appearance repelled and yet fascinated Arieh Zelnik from first glance, if it really was the first glance: he felt he remembered that face, the arms that came down nearly to the knees, but vaguely, as though from a lifetime ago. The man parked his car right in front of the gate. It was a dusty, beige car, with a motley patchwork of stickers on the rear window and even on the side windows: a varied collection of declarations, warnings, slogans and exclamation marks. He locked the car, rattling each door vigorously to make sure they were all properly shut. Then he patted the hood lightly once or twice, as though the car were an old horse that you tethered to the gatepost and patted affectionately to let him know he wouldn’t have long to wait. Then the man pushed the gate open and strode toward the vine-shaded front veranda. He moved in a jerky, almost painful way, as if walking on hot sand. From his swing seat in a corner of the veranda Arieh Zelnik could watch without being seen. He observed the uninvited guest from the moment he parked his car. But try as he might, he could not remember where or when he had come across him before. Was it on a foreign trip? In the army? At work? At university? Or even at school? The man’s face had a sly, jubilant expression, as if he had just pulled off a practical joke at someone else’s expense. Somewhere behind or beneath the stranger’s features there lurked the elusive suggestion of a familiar, disturbing face: was it someone who once harmed you, or someone to whom you yourself once did some forgotten wrong? Like a dream of which nine-tenths had vanished and only the tail was still visible. Arieh Zelnik decided not to get up to greet the newcomer but to wait for him here, on his swing seat on the front veranda. As the stranger hurriedly bounced and wound his way along the path that led from the gate to the veranda steps, his little eyes darted this way and that as though he were afraid of being discovered too soon, or of being attacked by some ferocious dog that might suddenly leap out at him from the spiny bougainvillea bushes growing on either side of the path. The thinning flaxen hair, the turkey-wattle neck, the watery, inquisitively darting eyes, the dangling chimpanzee arms, all evoked a certain vague unease.”

 

Amos Oz (Jeruzalem, 4 mei 1939)

 

De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts werd geboren in Leiden op 4 mei 1976. Zie ook alle tags voor Christiaan Weijts op dit blog.

 

Uit: De laatste enclave voor de geest. Een dag in het NIAS

“13.00 De reden voor het Limburgs zuurvlees wordt duidelijk: er valt een delegatie van een man of twintig binnen, bijna allemaal met een rugzakje op, merkwaardigerwijs. Navraag leert dat het om een afvaardiging gaat van het P.J. Meertensinstituut, die in onze conference building een workshop over ‘lokale identiteiten’ volgt, en de Limburgse in het bijzonder.
Een cultureel-antropoloog naast me aan tafel, Erik Bähre, is zelf Limburger van geboorte. ‘Zuurvlees wordt traditioneel van paardenvlees gemaakt,’ weet hij. Bij voorkeur van een witte schimmel, antwoord ik. Erik was gisteravond namelijk op de rug van zo’n dier het terrein op komen rijden, met een mijter, baard en staf, geflankeerd door Jo Spaans (theologe aan de Universiteit Utrecht) als hoofdpiet. Het was voor het eerst in mijn leven dat het er allemaal exact uitzag als in de prentenboeken, compleet met sikkelmaan die door de kale boomtakken scheen.
Gistermiddag had er een lezing over Zwarte Piet op het programma gestaan, die wegens ziekte verviel. Ik vermoed dat anders de jaarlijkse discussie over het racistische karakter van het Sinterklaasfeest aan de orde was gekomen.
We hebben nogal wat fellows uit Nigeria en Kameroen, en dat mijn zoon (2) ze abusievelijk voor Zwarte Piet aanzag, is gênant maar vergoelijkbaar. Toen we echter collectief het ‘Daar wordt aan de deur geklopt’ inzetten, murmelen we wat ongemakkelijk bij de frase: Ook al ben ik zwart als roet, ‘k meen het toch goed.
Voor die Afrikaanse jongens is het hier trouwens al helemaal het paradijs op aarde. Ayo Ojebode (van de universiteit van Ibadan, Nigeria) schrijft er een vermakelijke serie over op de site van de Wereldomroep – ‘Africans going Dutch’. Verbaasd staart hij naar onze fietspaden en trottoirs: ‘We don’t have walkways in most cities and so, animals, beggars, pedestrians, cyclists (okada), car drivers, bus drivers, tanker drivers struggle over the same piece of poor road. (…) In Holland students ask each other, “How’s study?” In Nigeria, students ask “How are you surviving?” As if life is warfare or a plague.’

 

Christiaan Weijts (Leiden, 4 mei 1976)

 


De Vlaamse schrijfster
Monika van Paemel werd geboren op 4 mei 1945 in Poesele in Oost-Vlaanderen. Zie ook alle tags Monika van Paemel op dit blog.

 

Uit:De mens in de stroom van de tijd. Het vrouwbeeld in het werk van Hella Haasse

„Toen de leden van het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde mij vroegen om ‘het vrouwbeeld’ in het werk van Hella Haasse te bespreken: dat is driemaal vrouwelijk, heb ik overwogen de heren in dit gezelschap te vragen de zaal te verlaten, zodat wij dit onderwerp onder deskundigen konden afhandelen. Ik doe dit niet omdat seksisme mij vreemd is, en vooral omdat noch de persoon noch het werk van Hella Haasse zich voor een dergelijke eenzijdige interpretatie leent.

In de eerste romans van Hella Haasse zijn de hoofdpersonages mannen. Net zoals in het werk van mannelijke auteurs vrouwelijke hoofdpersonages voorkomen. Dat is bij schrijvers, vrouwelijk of mannelijk, niet onnatuurlijk.

Wat bij Hella Haasse meteen opvalt is dat zij ook in haar mannelijke personages de mens, of het menselijke, vóór het seksgebondene stelt. Dit in tegenstelling met het vrouwbeeld zoals wij dat uit het werk van veel schrijvers kennen, waar de stereotiepen, of datgene wat als typisch vrouwelijk geldt, vóór het persoonlijke of het menselijke komt.

In Oeroeg, het prozadebuut van Hella Haasse, staat de ambivalente verhouding tussen het Indische en het Hollandse kind centraal. Is het toeval dat Oeroeg en zijn vriend jongens zijn, of is de ontwikkeling van de hoofdpersonages – de vrienden staan niet alleen emotioneel, maar ook politiek-maatschappelijk tegenover elkaar, in de historische context – eerder een, tussen aanhalingstekens, ‘mannelijk gebeuren’? Oeroeg is tevens het afscheid van het land van herkomst, een afscheid dat ook een breuk is, waardoor een bewustzijnsproces op gang komt dat veelzijdig is, en naast het persoonlijke ook een historische dimensie heeft. Het standpunt van de schrijfster, het omvatten van het algemene in het persoonlijke, waarbij de menselijke verhoudingen belangrijker zijn dan de geslachtelijke, zonder die te miskennen of te onderschatten, is vanaf het eerste werk betekenisvol voor deze auteur.“

 

Monika van Paemel (Poesele, 4 mei 1945)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e mei ook mijn vorige blog van vandaag.