Zadie Smith, Sylvia Plath

De Engelse schrijfster Zadie Smith werd geboren op 27 oktober 1975 in Londen. Zie ook alle tags voor Zadie Smith op dit blog.

Uit: Intimations

“Just before I left New York, I found myself in an unexpected position: clinging to the bars of the Jefferson Market Garden, looking in. A moment before I’d been on the run as usual, intending to exploit two minutes of time I’d carved out of the forty-five-minute increments into which, back then, I divided my days. Each block of time packed tight and levelled off precisely, like a child prepping a sandcastle. Two ‘free’ minutes meant a macchiato. (In an ideal, cashless world, if nobody spoke to me.) In those days, the sharp end of my spade was primed against chatty baristas, overly friendly mothers, needy students, curious readers – anyone I considered a threat to the programme. Oh, I was very well defended. But this was a sneak attack . . . by horticulture. Tulips. Springing up in a little city garden, from a triangle of soil where three roads met. Not a very sophisticated flower – a child could draw it – and these were garish: pink with orange highlights. Even as I was peering in at them I wished they were peonies.
City born, city bred, I wasn’t aware of having an especially keen interest in flowers – at least no interest strong enough to forgo coffee. But my fingers were curled around those iron bars. I wasn’t letting go. Nor was I alone. Either side of Jefferson stood two other women, both around my age, staring through the bars. The day was cold, bright, blue. Not a cloud between the World Trade and the old seven-digit painted phone number for Bigelow’s. We all had somewhere to be. But some powerful instinct had drawn us here, and the predatory way we were ogling those tulips put me in mind of Nabokov, describing the supposed genesis of Lolita: ‘As far as I can recall, the initial shiver of inspiration was somehow prompted by a newspaper story about an ape in the Jardin des Plantes, who, after months of coaxing by a scientist, produced the first drawing ever charcoaled by an animal: this sketch showed the bars of the poor creature’s cage.’ I’ve always been interested in that quote – without believing a word of it. (Something inspired Lolita. I’m certain no primates were involved.) The scientist offers the piece of charcoal expecting or hoping for a transcendent revelation about this ape, but the revelation turns out to be one of contingency, of a certain set of circumstances – of things as they happen to be. The ape is caged in by its nature, by its instincts, and by its circumstance. (Which of these takes the primary role is for zoologists to debate.) So it goes. I didn’t need a Freudian to tell me that three middle-aged women, teetering at the brink of peri-menopause, had been drawn to a gaudy symbol of fertility and renewal in the middle of a barren concrete metropolis . . . and, indeed, when we three spotted each other there were shamefaced smiles all round.”

 

Zadie Smith (Londen, 27 oktober 1975)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Sylvia Plath werd geboren op 27 oktober 1932 in Jamaica Plain, een buitenwijk van Boston. Zie ook alle tags voor Sylvia Plath op dit blog.

 

Gestoken

Met blote handen reik ik de raten aan.
De man in het wit glimlacht, met blote handen,
Onze keurige schone kaphandschoenen van kaasdoek,
De keel van onze polsen dapper lelieblank.
Hij en ik

En tussen ons in wel duizend propere cellen,
Acht raten vol met kleine gele kopjes,
En de korf zelf: een theekop,
Wit, versierd met roze bloemen.
Met tederste zorg heb ik haar in glazuur gezet,

Denkend ‘Zoetheid, o zoetheid’.
De broedcellen, grijs als versteende schelpen,
Beangstigen me, zo oud zien ze eruit.
Wat koop ik hier, wormstekig mahonie?
Is er wel een koningin?

Als er een is, dan is ze oud,
Gescheurde shawls haar vleugels, het lange lijf
Kaal, het dons versleten –
Arm, naakt, erbarmelijk zelfs.
Ik sta in een rij

Van gevleugelde, heel gewone vrouwen,
Honingwerksters.
Ik ben geen werkster
Al heb ik jaren stof gegeten
En borden gedroogd met mijn dikke bos haar.

En mijn vreemdheid zien verdampen,
Blauwe dauw uit gevaarvolle huid.
Zullen ze me haten,
Deze vrouwen die maar jachten,
Hun enige nieuws het ontbloeien van de kers, de klaver?

Het is bijna gebeurd.
Mijn wil regeert.
Dit hier is mijn honingapparaat,
Dat zonder nadenken zijn werk zal doen
En opengaan, in het voorjaar, als een nijvere maagd

Om de romige pluimen af te schuimen
Zoals de maan de zee afschuimt, om zijn ivorig stuifsel.
Een derde kijkt toe.
Met de bijenhandelaar, met mij, heeft hij niets te maken.
Nu is hij verdwenen

In acht grote sprongen, zondebok op de vlucht,
Daar ligt zijn slof, daar nog een,
En daar de witlinnen zakdoek
Die hij droeg inplaats van een hoed.
Hij was zoet,

Het zweet van zijn arbeid een regen
Die de aarde dwingt vruchten te dragen.
De bijen vonden hem,
Klonterden als leugens om zijn lippen,
Verwrongen zijn gezicht.

Ze dachten dat het hun dood wel waard was, maar ik
Heb een ik terug te winnen, een koningin.
Is ze dood, slaapt ze?
Waar is ze geweest
Met haar leeuwerood lijf, haar vleugels van glas?

Nu vliegt ze
Angstwekkender dan ooit, een rood
Litteken in de lucht, een rode komeet
Boven de machine die haar had gedood –
Het mausoleum, het wassen huis.

 

Vertaald door Anneke Brassinga

 

Sylvia Plath (27 oktober 1932 – 11 februari 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e oktober ook mijn blog van 27 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *