Jacq Firmin Vogelaar, Adrian Matejka

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.

Uit: Hoe krijg ik mijn ouders terug?

“Zoals wel meer kinderen had ik ouders. Nu heb ik er geen meer. Ik had eerst grote ouders, mijn vader 1.85 en mijn moeder 1.72. Daarna had ik kleine ouders, vijf centimeter ongeveer. En nu heb ik helemaal geen ouders – tenminste niet bij me. Ze liggen in de la van mijn onderwijzer. Dat klinkt misschien vreemd, maar als ik het heb uitgelegd, zullen jullie begrijpen dat ik echt met een probleem zit.
Je hebt grote en kleine mensen. De grote gaan gewoonlijk sneller dood dan de kleine. Met wensen is het omgekeerd: de grote gaan langer mee en worden bovendien al groter en groter; de kleine wensen verdwijnen sneller.
Ik wil bij voorbeeld een reep chocola; niet zo’n grote wens. Heb je vijftig cent, dan is die wens gauw verdwenen. De reep chocola is nog sneller weg. Volgende wens: een tweede reep. Daarvoor heb je nog eens een halve gulden nodig. Maar, zou je in een land leven zonder chocola, dan wordt die kleine wens vanzelf groter, tot je tenslotte nog alleen maar aan chocola denkt.
Het zijn vreemde dingen, wensen, je weet niet eens waar ze vandaan komen. Opeens duiken ze in je hoofd op, en soms ook in je borst of buik. Alsof iemand ze er opgemerkt in stopt. En hoe meer moeite je doet om een wens te vergeten, hoe opdringeriger hij wordt. Iedereen kent dat gevoel, toch weet niemand hoe het in elkaar zit.
Wensen, daar weet ik toevallig alles van, daarom heb ik het erover.
Sommige gaan in vervulling, meestal zijn dat de kleine, een enkele keer ook wel een grote – dat je een week naar een ponykamp mag, bij voorbeeld.
Er zijn andere wensen die blijven. Ze lijken wel muizen in je hoofd: je hoort ze, je weet dat ze er zijn, af en toe steekt er een z’n kopje naar buiten, maar of je ze ziet of niet, je weet dat ze voortdurend ergens in je binnenste knagen.
Of een andere wens. Een rekenmachientje lijkt me wel wat, onzichtbaar, dat in een ommezien al mijn sommen oplost. Ik houd namelijk niet van rekenen. Ook zou ik graag een vriendin hebben die altijd tijd heeft om met mij te spelen, dat wil zeggen als ik daar zin in heb. Een vriendin die vaak bij me logeert, van dezelfde muziek houdt, en aan wie ik alles kan vertellen, alles wat je aan geen ander mens kunt vertellen. Van een grote hond droom ik. Dan ben ik niet meer zo vaak verdrietig als ik aan de oude Rosa denk die vorig jaar gestorven is, van ouderdom en een enorme bult in haar buik.”

 


Jacq Firmin Vogelaar (3 september 1944 — 9 december 2013)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Verdi’s Il Trovatore

Toen ik de aria voor het eerst hoorde,
was het als de zonsopgang na een zware storm.

De stem van de man werd steeds luider,
alsof het verlangen naar dat alles

hem de adem benam. Zoals wegwerkzaamheden,
wanneer je jezelf hebt neergeslagen.

Zoals Tommy Burns die mijn leverstoot opvangt.
Zoals het eerste wat ik van Etta zag.

Zoals het geluid van de menigte in Reno,
toen Jeffries niet verder kon. Zoals ik

de trappen van Café de Champion beklom,
nadat er een schot klonk in Etta’s

kamer. Zoals ik Etta op de grond vond,
met een halo van bloed, die steeds groter werd.

Zoals de verpleegsters niet verpleegden,
maar huilden, & naar het pistool wezen

nog steeds heet in Etta’s hand, zoals ze zich realiseerden
dat Etta nog steeds ademde, een libretto

fluisterde met haar laatste ademtocht:
Jij hebt dit gedaan, papa. Jij hebt dit gedaan.

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 september 2024 en ook mijn blog van 3 september 2018 en ook mijn blog van 3 september 2017.

Spätsommer (Hermann Hesse), Marcel Möring, Adrian Matejka

 

 

Late Summer Garden door Romona Youngquist, z.j.

 

Spätsommer

Noch einmal, ehe der Sommer verblüht,
wollen wir für den Garten sorgen,
die Blumen giessen, sie sind schon müd,
bald welken sie ab, vielleicht schon morgen.

Noch einmal, ehe wieder die Welt
irrsinning wird und von Kriegen gellt,
wollen wir an den paar schönen Dingen
uns freuen und ihnen Lieder singen.

 

Hermann Hesse(2 juli 1877 – 9 augustus 1962)
Calw, de geboorteplaats van Hermann Hesse

 

De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957. Zie ook alle tags voor Marcel Möring op dit blog.

Uit: Familiewandeling

“De eiken rondom het huis zijn al aan het kleuren, enkele zijn rood, een paar geel en er zijn er ook nog die vrijwel helemaal groen zijn. De hooilanden zijn gemaaid en sinds de mais is geoogst, ligt de es er naakt bij. Op de kale aarde zijn vanochtend grauwe ganzen neergestreken, een stuk of honderd. Dat het grauwe ganzen zijn heb ik moeten opzoeken. Iets meer dan drie jaar heb ik hier gewoond, tussen bossen en velden, in een appartement op een buiten uit 1813 of daaromtrent. Toen ik het destijds kwam bekijken — aan het einde van een lange oprijlaan die in een lome curve omhoogging naar wat nog het meeste leek op het huis waarin In Babylon zich afspeelt — parkeerde ik aan de zijkant van het huis en terwijl ik wachtte op de makelaar vielen kastanjes op het dak van de wagen. Het was laat in september en de zon had nog kracht. De bomen zaten vol in het blad en het licht dat door de kruinen van de rode beuk en de kastanje filterde wierp zacht bewegende vlekjes op de met kastanjes en eikels bezaaide bodem. Ik had dit gemist tijdens dertig jaar in Rotterdam, waar ik aan het einde van elke zomer tevergeefs snuivend en snuffelend rondliep om het begin van de herfst te ruiken, als de boeren aardappelloof verbranden, de bossen weer naar humus geuren en er iets in de lucht is wat ander weer aankondigt. Nu stond ik onder die grote bomen, ik rook de zondoorstoofde aarde en voelde de vage opwinding die hoort bij grote veranderingen waarvan nog niet duidelijk is hoe ze eruit zullen zien. Op de terugweg, terwijl ik koffie dronk op de parkeerplaats van een benzinestation, belde de rentmeester met het bericht dat ik welkom was als huurder. ’s Avonds liep ik de Kruiskade op voor een boodschap en terwijl ik een rondje maakte door de onverwachte warmte realiseerde ik mij dat het een andere wereld was waar ik ging wonen, zonder avondwinkels en met een heel andere bevolking. Hier, tussen de winkels voor hindoestaanse bruidskleding, de Surinaamse bakker en de belwinkels, besefte ik ineens dat het een klein wonder was dat we hier allemaal elke dag rondliepen en met elkaar in contact kwamen, wij met al onze verschillende achtergronden en gevoeligheden, en dat het eigenlijk best goed ging. Voor een verstokte pessimist als ik was dat een verrassende conclusie en terwijl ik door het drukke straatleven van de Nieuwe Binnenweg laveerde was ik dankbaar dat ik op een cruciaal moment in mijn leven Isaiah Berlin had gelezen en de wijsheid en het humanisme kon herkennen in zijn pluralisme, dat je het met elkaar oneens kunt zijn en toch als samenleving kunt functioneren, dat je niet hetzelfde hoeft te zijn om naast elkaar te kunnen wonen, dat de kracht van de democratische samenleving niet gelijkheid is, maar het vermogen om met elkaars verschillen te kunnen leven. Een paar weken later kwamen de verhuizers.”

 

Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Basketbal feat. Galileo & EPMD

Ik spleet elk beetje zonlicht op College Parks basketbal-
veld van bezwete Reebok-shirts en patriottische polsbandjes –
en sprong omhoog naar de ring zoals elke speler op dat veld zou doen

naar de mezzanine van Lafayette Square Mall in het weekend.
Elk beetje verwarde glans rond mijn nek: een hypotenusa
van intentie. Highlights zijn de enige lichten in mijn low rise

zone van sneaker tot scheenbeen & elleboog tot kruin. Bij mijn enige
dunk explodeerde het veld als een horde die voor het eerst “You
Gots to Chill” hoorde. & toen de rook was opgetrokken,

hing ik zo strak als een bezwete hoofdband aan die ring, en sprak
schamper tegen de andere negen spelers en hun negen moeders. Toen
het uitglijden en kraken. Dan de volgende twee maanden linkshandige

jumpshots., vage krabbels op mijn gips, de basketbal die net zo hardnekkig
ronddraaide als de achterwaarts draaiende appel die Galileo ‘s pruik spleet.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e september ook mijn blog van 5 september 2020 en eveneens mijn blog van 5 september 2018 en ook mijn blog van 5 september 2017 en ook mijn blog van 5 september 2015 deel 2.

Jacq Firmin Vogelaar, Adrian Matejka

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.

Uit: Windziekte

“Duizend naalden die regen, plotseling bewoog zijn tong, dat was geen vergissing, duidelijk voelde ik mijn tong, enigszins knakkend, enigszins krakend, deze woorden waren de eerste die zich roerden nadat ik lange tijd met stomheid geslagen was geweest. Grammatikaal nog wat krukkig, duizend naalden die regen, maar het gaf de burger moed dat de eerste woorden zich aandienden in lyries sellofaan verpakt. Van boven naar beneden, de regen valt, dus ben ik beneden, plotseling werkte mijn verstand weer, met mondjesmaat natuurlik, het licht ging aan, het gas siste en de buizen suizden, alle voorzieningen deden ’t. Waar ben ik, in heldere witte letters danste het onderschrift voor mijn geestesoog, plotseling kon ik weer zien, waar ben ik? Een fraksie van ’n sekonde was ik alleen, schommelend in ’n roeibootje, met ’n gedimde maar aanvallige herinnering, oppassen zei ik op hetzelfde moment tegen mezelf, dit zijn mijn woorden niet, ik rook iets, narigheid, daaraan herinnerde ik mij, of herinnerde mij iets, mijn hand uiterst voorzichtig dus teder want bedacht op tetterdetet luidkeelse protesten en ongerijmd misbaar (maak me klaar) teder was de bedoeling op en om en tussen weke borsten, plotseling was ik weer bij m’n positieven en bespeurde ik iets, niets anders dan oorsuizen en pulseren van het bloed hoorde ik zeggen. Ik leefde dus nog, toch meende ik stemmen gehoord te hebben, een monumentaal hoofd keek van boven op me neer, dat hebben we geklaard. Er werd niet gezegd: hij heeft het gehaald, of: nu wordt er betaald, ik zweer dat er gezegd werd: dat hebben we geklaard, en zoals bij verplegend personeel te doen gebruikelijk werd ik daarmee bedoeld. En als ik hem niet gezien had, wanneer hij niet zo laf was geweest, de neetoor, met de dag werd zijn gedrag onbetameliker, baloriger tegenover anderen lafhartiger tegenover mij, als ik toen geweten had dat zijn brein erachter zat had ik durven zweren dat er gezegd werd: dat hebben we geklaard, en dat we onder anderen Gans was. Voorlopig moet ik volstaan met een blotebillengezicht boven me dat niets goeds voorspelde en nog met konsumptie sprak bovendien. Hoe is het weer, vroeg ik. Kon er mee door, men mocht niet mopperen, er zat muziek in, hoorde ik zeggen en ’n paar onsmakelike details bestemd voor smakkende co-assistenten die de een na de ander wilden voelen, lekker knijpen in de rubber slang.”

 

Jacq Firmin Vogelaar (3 september 1944 — 9 december 2013)
In 1968

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Onfunky UFO

De eerste lancering van de Space Shuttle werd uitgesteld tot
zondag, dus moesten we in plaats daarvan in de klas kijken
naar de terugkeer van de shuttle naar de aarde: het dikke zwart & wit van de PS113
rolde naar binnen, de antennes bovenop zijwaarts
bijgesteld en lager voor een betere ontvangst. Op dezelfde
dag stal Garrett mijn nieuwe pennenbakje. Op dezelfde
dag plaste Cynthia in haar spijkerbroek in plaats van naar de wc
te gaan en liet ze Garrett haar pennenbakje
stelen. Allebei te overstuur om vragen te beantwoorden over
de ruimtevlucht, dus werden achterin de klas gezet.
Ik rook naar het soort schaamte dat een gevecht begint
op een dinsdagmiddag. Cynthia rook naar plas
& alledaagse Jordache. De shuttle volgde een vlotte weg
terug naar de aarde, wolken losmakend van de monochromatische
hemel en wij allemaal – zelfs de astronomisch marginale –
waren winnaars. Amerikaans, omdat een paar dagen eerder
een mislukte songwriter een kogel in de president schoot
in de naam van Jodie Foster. De shuttle leek
op een kogel, alleen met vleugels en een cockpit, en toen
hij eindelijk landde, barstte de klas los in applaus
& pakte de leraar een dunner wordende Amerikaanse vlag
uit de hoek, zwaaide hem heen en weer ter ere
van onze gewonde president en die astronauten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 september 2018 en ook mijn blog van 3 september 2017.

Jacq Firmin Vogelaar, Adrian Matejka

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.

Uit: Oefeningen in het dagboekschrijven (augustus ’81, tweede keus) 28/7. Dinsdag

“+ In het voorgaande heb ik gesmokkeld. Teveel gestileerd. Als schermbloemen voegen zich aantekeningen rond een kern, waaieren uit en er komt tekening in. Alsof dat vanzelf gaat. De volgorde heb ik echter pas achteraf aangebracht, zodat er een natuurlike ordening van gedachten is ontstaan (in tegenstelling tot de wanorde van sprongen, zijpaden, herhalingen enz. zoals de aantekeningen van dag tot dag op papier komen), een natuurlike ordening die het resultaat is van een ingreep.

Zo kwam het mij bvb., voor het kontrast, beter uit om het bezoek aan N. een week naar voren te schuiven. Daardoor komt de mededeling van A. harder aan, daar ik (net ziek geweest) nog niet bekomen ben van het onthutsende bericht dat W. mij stuurt over D., zijn zoon, met wie ik vele jaren eng bevriend ben geweest.

+ Zolang ik niet het geschikte schrift heb, kan ik niet beginnen.

+ Beschouw deze maand als voorspel – als inwerkperiode. Misschien zal ik daarna echt kunnen beginnen.

+ Ik wil een tijdje m’n handen vrij hebben, me niet zo volledig binden aan de Operaties. Het geplande deel 4 is nog lang niet in het stadium van schrijven. En het dagboekplan komt vooral voort uit de (bijna fysieke) behoefte om te schrijven, aan iets substantieels, dageliks. In principe moet die vorm me de gelegenheid bieden om niet direkt bij elkaar horende bezigheden en onderwerpen in één kontekst samen te brengen.

De werkwijze ligt voor de hand: sinds Raadsels heb ik de voortgang van de produksie systematies in draaiboeken bijgehouden – de schriften als logboek (of: machinekamer en stuurhut tegelijk). Niet alleen kon ik dankzij de chronologiese ordening op elk moment alles terugvinden en rekapituleren; ik hield daardoor ook greep op het vermenigvuldigingsproces. In de metode van werken verwarring zoveel mogelik uitschakelen. ‘Un hasard doit être incessament la matière d’un calcul rigoureux’ (Poe geciteerd door Jules Verne).

+ Ik hoorde de transistorradio schetteren en nam daarom aan dat de buurman aan het werk was; er bleek niemand te zijn, maar de radio stond wel aan. De stad is overal.

+ Waarom zou ik geen wederwaardigheden (wat ’n woord) verzinnen? Ik kan me in een bedachte situatie gemakkeliker van een afstand bekijken dan in een verslag. Een fiksie maak ik intenser mee dan een gebeurtenis die me overkomt.”

 

Jacq Firmin Vogelaar (3 september 1944 — 9 december 2013)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Prijsvechter

Ik hou van paarden omdat ze de snelste man
voorbij zullen lopen. Ze zijn majestueus,

zo statig als een zaterdagse vrouw
voor een feest. Paarden ruiken naar wat

het betekent snel te zijn: zweet en grind
dat opspat tijdens het vroege ochtend lopen.

Het in- en uitademen als grind
in vermoeide longen. Ik verzorgde ze en racete met

paarden van Texas tot Boston totdat
er een mijn dijbeen brak met een zijwaartse

trap. Ik kan geen paard meer rijden,
maar zelfs als ik het zou kunnen, we hebben deze

auto’s nu die ons met 1 km per minuut
kunnen vervoeren. Ik koop de snelste

auto die ik kan vinden zodra ik mijn geld
bij elkaar heb. In de ring,

ben ik als een auto. Mijn vuisten werken
als opgevoerde motoren. ik heb

het soort elasticiteit waar andere vechters
van dromen nadat ik ze heb laten inslapen

op het canvas. Als ik een man vastgrijp,
is het alsof ik wordt gewikkeld in vergeving.

Als ik een man haak, is het alsof ik wordt geraakt
door frustratie. Ik weet niet of paarden

blij of verward zijn door de nieuwe
manier van voortbewegen, maar ik kan met zekerheid

zeggen: mijn prijsvechtende cohorten
zijn beslist ontevreden over mijn aanwezigheid.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 september 2018 en ook mijn blog van 3 september 2017.

Christopher Brookmyre, Adrian Matejka

De Schotse schrijver Christopher Brookmyre werd geboren op 6 september 1968 in Glasgow. Zie ook alle tags voor Christopher Brookmyre op dit blog.

Uit: Want You Gone

“I was always afraid that this story would end with me in prison. Turns out I was right.
Not exactly a major spoiler though, is it? I mean, we both already know that part, so it’s how I got here that really matters.
I’m going to tell you everything, and I’m not going to hold back to spare anyone’s feelings. I have to be totally honest if I’m looking for honesty in return. I’ll warn you up front, though. Much of what I’m about to say is going to be difficult for you to hear, but there are things about me that I need you to understand. You’re not going to like me for some of what I did and said, and the way you personally come across isn’t always going to be flattering either, but it’s important that you get a handle on how everything looked from my point of view.
It doesn’t mean I feel that way now, or that I was right to think what I did back then. It’s just how it was, you know?
There are a lot of places I could start, but I have to be careful about that. Certain choices might imply I’m pointing the finger, and I’m not. I know who’s to blame for everything that happened. No need for any more deceptions on that score. So I’m not going right back to childhood, or to when my dad died, or even to when the police raided the flat and found a shitload of drugs and a gun.

Because this isn’t about any of that stuff, not really. To me, this all starts a few weeks ago, with me sitting in a waiting room, looking at a human time-bomb.
THE READER
I know the man is going to explode several minutes before the incident takes place. It is only a matter of time.
He is sitting opposite me in the waiting area, shifting restlessly on the plastic bench, his limbs in a state of constant motion: sudden jerks and twitches beating out a code I can read only too clearly. His head is an unkempt ball of hair, his matted locks merging with enough beard to kit out a whole bus full of hipsters. He looks across at me every few seconds, which makes me scared and uncomfortable, though I know he’s not picking me out specifically. His eyes are darting about the room the whole time, not alighting on a single sight for more than a second, like a fly that won’t land long enough to be swatted.
I am afraid of catching his eye, so I keep my gaze above him, where a row of posters glare back at me from the wall. They all seem intended to threaten, apart from the ones encouraging people to grass on their neighbours. ‘We’re closing in,’ says one. ‘Benefit thieves: our technology is tracking you,’ warns another. ‘Do you know who’s following you?’ asks a third. They feature images of people photographed from above at a steep angle, making them look tiny and cornered as they stand on concentric circles. To drive the point home, another poster shows an arrow thwocking into a bullseye: ‘Targeting benefit fraudsters’.

 

Christopher Brookmyre (Glasgow, 6 september 1968)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Sportief leven

Mensen hebben het altijd over als
& stel alsof die woorden meer waard zijn
dan geld, meer dan de striem die
een zijden kous maakt in de dij van een

vrouw. Meer dan het gebrom van een Thomas
Flyer motor. Dus ik kies de kant van mijn
pleziertjes. Twee kleine woorden, als & stel,
& niemand kan ze uitleggen. We krijgen

in deze wereld wat we krijgen zullen.
Eén man kan immers uit bed vallen
& doodgaan, terwijl een andere man van
een steiger valt & blijft leven. Een man kan

een kogel in de zijn hersens krijgen en zijn leven behouden
terwijl een andere stakker sterft
door een schot in het been. Het is allemaal geluk
& perspectief: plezier is het voor mij allebei.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e september ook mijn blog van 6 september 2020 en eveneens mijn blog van 6 september 2019 en ook mijn blog van 6 september 2017 en ook mijn blog van 6 september 2015 deel 2.

Helga Ruebsamen, Adrian Matejka

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Olijfje

“Olijfje en ik betrokken onze laatste haveloze zolder, omdat we uit alle nette kamers gelazerd werden, want we waren oud maar opgewekt en lustten een slokje. Ons kon het trouwens niet meer schelen waar we overwinterden. We waren van laag naar hoog gerezen en weer in sneltreinvaart naar beneden geraasd, wij hadden het allemaal wel gezien. We hadden ons misdragen in park Marlot en we waren voor hoer gescholden op het Zieken, we toefden als dames op het buiten van graaf Loeki tot hij de laatste adem uitblies, we voeren over de Hollandse binnenwateren en de Zeven Zeeën in de zeezeilwaardige bark van schout-bij-nacht b.d. Hendrickx, met c k x en we hadden patat verkocht in een kraam bij het voetbal-VUC-terrein waar we onder de toonbank sliepen, alle drie, inclusief immers Pimmetje de hond, kortom, wij keken niet zo nauw meer.
Behalve dat we graag een glaasje meedronken daar waar het voorhanden was, beweerden boze tongen dat Olijfje en ik het met elkaar hielden. Misschien was dat soms zo, maar we hadden ook veel andere zaken aan ons hoofd, bij voorbeeld hoe op onze leeftijd, bejaard maar nog te ver van onze AOW vandaan, aan contanten te komen. Wij trokken natuurlijk, elke maandagmorgen haalden wij elk fl. 80,- bij de Beierse Bank, maar dat was een basisbedrag en daar konden we niet van leven zoals ons paste. We deden dus nu en dan zwart werk, maar zo min mogelijk omdat er weinig bevredigend zwart werk te verrichten valt en wij bietsten een los tientje hier en een los geeltje ginder – wat nog steeds aardig opliep al was het niets meer vergeleken bij de vrije ontvangsten van weleer. Daarom treurden we niet, want onze behoeften waren ook teruggelopen. We hoefden ons zozeer niet meer te kleden en te soigneren. Dat zou in mijn geval toch geen rendement meer opleveren. Het had ook nooit écht zoden aan de dijk gezet, voor wat mij betreft.
Olijfje dirkte zich bewust niet meer op, anders had ze ongetwijfeld nog goed uit de voeten gekund, beter dan menig jong ding, mager en sjiek als ze was. Maar ze had er genoeg van, zei ze. Al haar vroegere verdiensten, die niet gering waren, zijn als as door een zuchtje wind weggeblazen en waarom zou ze zich nu nog meer uitsloven dan nodig was? Olijfje had rijk kunnen zijn en zeer goed getrouwd, van adel desnoods en alles, als ze er niet te aardig voor was geweest. En te onverschillig. Haar devies was dat alles of uit de lengte of uit de breedte moest komen. Waarmee ze bedoelde dat ze, als ze bij voorbeeld wél met graaf Loeki getrouwd was, nu vermoedelijk dood getreiterd zou zijn door zijn nabestaanden en als ze haar gelden wél had beheerd, nu wel een huis had gehad, maar geen vrolijke herinneringen, wel alle kopzorgen die bezit geeft. Zo dacht Olijf en vanzelfsprekend dacht ik zo ook.”

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

KOGEL ONDERDELEN

Slaghoedje (messing + lood)

De kogelbasis is gemaakt van het soort messing dat anders
een klaslokaaldeurknop of een goedkope ring zou zijn geweest in een
van die prequarantaine verzamelplaatsen met kansspelen
& lichten die verrassen & verrukken. Of gegoten in nieuwe Franse
hoorns voor de ondergefinancierde jeugdband – geen solo’s voor de hoornisten,
maar ze zijn nog steeds cruciaal voor het orkest. In het midden van de koperen
basis: een ontsteker gemaakt van lood. Een ontsteker is alleen goed in ontploffen,
maar het lood heeft zijn liefde misschien in nauwgezette briefjes gekrast
met ouderwetse schrijfkunst. Of is onderdeel geworden van de verf achter
een periodiek systeem der elementen achterin het klaslokaal
van een openbare school: Pb, atoomnummer 82. Het is daar, waar het Romeinse
aquaducten en wijnvaten bekleedt aan de andere kant van het rijk. Het is daar,
waar het reactoren en hun straling dichtbij zich houdt als een vriend in nood.
Walkman-batterijen raken weer leeg tijdens een slow jam…
de stemmen worden dikker en dieper in de loden correctie. In een andere
leven, zou het slaghoedje waarschijnlijk een andere kant zijn opgegaan.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Jacq Firmin Vogelaar, Adrian Matejka

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.

Uit: Laatste post

“Waarom ik daar nog zat, in het café aan een tafeltje bij het raam, weet ik niet, evenmin ben ik in staat, zelfs maar bij benadering, uit te leggen waarom ik die dag naar Moorgat ben doorgereden, welk gat ik al dertig jaar uit de weg was gegaan, waar ik niemand kende en waarschijnlijk, naar ik mocht aannemen, niemand mij nog kende tenzij van naam, omdat deze op de helft van de plaatselijke bevolking van toepassing is en de streek er tegenwoordig zijn faam en kwade reuk aan te danken heeft – maar waarom je naam noemen? Het kwam toevallig zo uit dat ik onverwacht een paar uur overhad doordat de bespreking, waarvoor ik naar het nabijgelegen stadje O. gereisd was, korter duurde en voor mij minder succesvol verliep dan verwacht; de reden van het een en van het ander lag bij mijzelf. Tot ieders en niet het minst mijn eigen verbazing bleek het laatste obstakel dat de zaak al maanden traineerde en de partners tot wanhoop begon te drijven – wees niet bang, ik zal je niet vermoeien met een gedetailleerde toelichting – een fusie te betreffen van een universitair, een direct door de overheid geleid en een particulier onderzoeksbureau – zulke hybriden zijn de laatste jaren erg in trek – van welke drie bureaus het mijne de grootste en voor het verwerven van de fondsen onmisbare stem in het kapittel had, waarvoor ik de spreekbuis was die nog niet volmondig met de fusie had ingestemd, hetgeen de aanleiding vormde voor de bespreking op deze septembermiddag ten aanzien waarvan de verwachtingen even gespannen als laag waren, en opeens bleek het tot dan toe onoverkomelijke obstakel, dat was ik, meteen al in het begin van de vergadering om. Vrome formules als ‘Ik heb er nog eens goed over nagedacht’ liet ik achterwege – ik had er domweg over nagedacht, bovendien gaat nadenken meestal vanzelf en merk je de resultaten pas op het moment dat je je mond opendoet – nog voordat andere rituelen konden worden ingezet, deed ik mijn mond meteen al open en gaf te kennen dat ik met alles akkoord ging. Ik hield de bijeenkomst verder voor gezien; het voorstel om het behaalde resultaat gezamenlijk te vieren – het woord overwinning werd kies vermeden – wimpelde ik af, het zou ook iets teveel van het goede geweest zijn. Zo had ik opeens een paar uur over, een ongekende weelde, toch ging ik niet meteen op huis aan, hoewel ik niets liever wilde dan snel weg van die sukkels; iets weerhield mij ervan.”

 

Jacq Firmin Vogelaar (3 september 1944 — 9 december 2013)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Einde van kant A

Het eindigt omdat het begin niet nog eens een vliegende start
maakt: rode veeg van een mond, lippenstift overal

de bijkomstigheid die een komeet achterlaat die
verdwijnt. Wat maakt dat dit moment zich ontvouwt als een fraaie

vrouw die zichzelf opricht van de badkamervloer?
Honky-tonk in het honingzoete bruin van een oogbol?

Parfum & zijn circus van hartvormige introducties?
Het eindigt omdat de naald altijd terechtkomt in

de uitloopgroef als een man die rondtast naar een gebroken
bril nadat hij wakker wordt in het puin van de wereld.

Met de ene hand over de andere tast hij naar opzichtige gitaar
plectrums & verloren stiletto’s, hoge taille rokken & stenen,

zijn bril zo gebarsten en vlekkerig als de topografie
van een overslaande plaat. Hij zou Albright zelf

kunnen zijn, foeragerend op het stilleven geruis van korte
tutu’s en wolkenkrabbers gebarsten in de verdraaide

nasleep van een glimlach. Ook zonder bril
herinnert hij zich haar in haute couture: grootmoedig

afdalend langs de blauwe en violette draden van de nacht,
haar groene jurk vloekend met de badkamertegels.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 september 2018 en ook mijn blog van 3 september 2017.

Marcel Möring, Adrian Matejka

De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957. Zie ook alle tags voor Marcel Möring op dit blog.

Uit: Eden

‘Jij ziet er niet uit als een man die geen gezonde kinderen kan maken,’ zei ze. Ze greep hem bij zijn arm, legde zijn hand op haar volle boezem en zei: ‘Ik heb genoeg voor twee. Ik heb zelfs te veel.’ Ze liet zijn verstijfde hand los en lachte. ‘Ik heb zoveel dat ik zelfs jou kan zogen.’ Daarbij schaterde ze zo hard dat mijn vader omkeek om te zien of niemand hen gadesloeg. De wasvrouw wenkte hem en liep haar huisje in zonder te kijken of mijn vader haar volgde. Zo werd mijn leven gered, door de achteloze weldoenster die mijn voedster werd. Mijn vader legde mij in haar armen en gaf mij over aan het lot. Zijn kind zou zeker sterven als hij het terugbracht naar het dorp zonder naam. Beter het achter te laten waar het misschien zou bederven dan het te bewaren voor de vuigheid van de wereld met de kans dat het zou sterven, want wie het leven redt van één mens, redt de mensheid. Die nacht, toen hij terugkeerde bij zijn ijlende vrouw, waar een van de andere vrouwen de koorts probeerde te stillen met een kompres van zuringblad, haalde hij zijn schouders op en zei dat het allemaal te laat was geweest en tevergeefs. Zo weinig hoop had hij, dat hij zijn kind overgaf aan de Engel des Doods voor die het opeiste. De wasvrouw heette Ana. Toen mijn vader haar met mij alleen had gelaten, ontknoopte ze de veter van haar jak, tilde er haar linkerborst uit en legde mij aan. Ik dronk als een dorstige die lang heeft gedwaald en eindelijk een bron heeft gevonden en toen de linkerborst was geledigd, legde ze mij aan haar rechterborst en ook daarvan dronk ik. Die nacht vreesde ze voor mijn leven, omdat ik mij kromde onder krampen en desondanks niet schreeuwde. De volgende ochtend, toen ze mijn buik had gewreven en mijn lippen had bevochtigd met een aftreksel van venkel, legde ze mij weer aan en dronk ik voor de tweede keer en hoewel de melk mij opnieuw krampen bezorgde, was zelfs na een dag al te zien dat ik sterker en gezonder werd en zes maanden later, toen mijn vader weer naar het dorp kwam, nu om huiden te verkopen en zout en stof mee te nemen, zag hij een kind met blozende wangen, een weerbarstige bos gitzwart haar en een lijf als een vette big. Mijn moeder was toen al gestorven. Toen ik geen zuigeling meer was, haalde mijn vader mij op en keerde ik terug in het dorp dat niet bestond. Omdat niemand ooit had gehoord van een kind zonder naam en er geen was om uitsluitsel te geven, liet mijn vader het erbij. Men noemde mij ‘die weg was’, of Niekas, wat ‘niemand ’ betekent. De jaren gingen voorbij, hete zomers kwamen, witte winters gingen, en ik groeide uit tot een jongen die hielp bij het vellen van de eik en het stropen van de bever. Als ik aan het vliedende water stond waarin de boomstammen stroomafwaarts dreven, was het alsof het bos de hele wereld was en alles daartoe behoorde.”

 

Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

Collectable Blacks

I am stuck in. This is the polyphone
where my head is an agrarian gang
sign pointing like a percussion mallet
to a corn maze in one of the smaller
Indiana suburbs where there aren’t
supposed to be black folks. Be cool & try
to grin it off. Be cool & try to lean
it off. Find a kind of black & bet on it.
I’m grinning to this vernacular
like the big drum laugh tracks a patriotic
marching band. Be cool & try to ride
the beat the same way me, Pryor,
& Ra did driving across the 30th Street
Bridge, laughing at these two dudes
with big afros like it’s 1981 peeing into
the water & looking at the stars. Right
before Officer Friendly hit his lights.
Face the car, fingers locked behind
your heads. Right after the fireworks
started popping off. Do I need to call
the drug dog? Right after the rattling
windows, mosquitoes as busy in my ears
as 4th of July traffic cops. Right before
the thrill of real planets & pretend planets
spun high into the sky, Ra throwing up
three West Side fingers, each ringed
by pyrotechnic glory & the misnomer
of the three of us grinning at the cop’s club
down swinging at almost the exact same
time Pryor says, Cops put a hurting on your
ass, man. & fireworks light up in the same
colors as angry knuckles if you don’t
duck on the double. Especially on the West
Side—more carnivorous than almost any
other part of Earth Voyager saw when
it snapped a blue picture on its way out
of this violently Technicolor heliosphere.

 

Soave Sia Il Vento

naar Wolfgang Amadeus Mozart

In de wiebelige pirouette tussen liedjes
& stof, ramen in de woonkamer met hondenneuzen
& een paarse bank die had moeten worden ingetoomd
afgelopen juli: zaterdags zonlicht knipt alles uit elke
keer dat je in een soort ballethouding leunt.
Je buik & knobbelige elleboog & balletpantyknie
wankelend in een slank evenwicht. Jeté, effacé-
Ik weet niet wat ze bedoelen en knik toch.
Je rekt en spint en hondenhaar hangt
in de lucht als het begin van een oprecht applaus.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e september ook mijn blog van 5 september 2018 en ook mijn blog van 5 september 2017 en ook mijn blog van 5 september 2015 deel 2.

Helga Ruebsamen, Adrian Matejka

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Het lied en de waarheid

“De tokeh liet zich zelden zien, maar hij riep om de zoveel tijd luid zijn eigen naam, zodat wij en andere tokehs wisten dat hij er was. Hoe vaker de tokeh riep, des te meer geluk hij bracht. Iedereen kon hem verstaan, ook wij. Zodra de tokeh begon, hielden wij op met praten. Zachtjes telden wij mee. Een… twee… drie, het duurde lang. Zou er nog wel een volgende roep komen? Ja, nog een. Snel verder, vier, vijf, zes, zeven. Dan werd het hoe langer hoe spannender, omdat bij negen keer het geluk zou gaan stromen. Riep de tokeh twaalf keer, dan kregen wij een lang leven, veel dappere zonen, een bekoorlijke dochter en een onmetelijk fortuin. Mijn moeder vertelde later dat de tokeh in de nacht voordat wij naar Europa vertrokken, dertien keer had geroepen. Als de tokeh een paar keer had geroepen, als bijna niemand meer sprak op de waranda, werd ik naar mijn kamer gebracht. Voor mij begon ’s nachts een ander leven. Zodra de zon was ondergegaan, hoefde ik niet meer te onthouden wat er overdag was gebeurd, de nacht wiste de harde en witte dingen uit zoals de spons op het zwarte schoolbord van mijn moeder haar krijtletters uitwiste. ’s Nachts kon ik zeggen en doen wat ik wilde. Ik hoefde het alleen maar te zien in mijn hoofd en het gebeurde al. Als ik uit bed wilde, naar buiten toe om de maan te zien, dan werd ik meteen uit mijn bed getild en op de arm meegenomen. De nachtmensen liefkoosden mij, lachten altijd en vroegen niets. Van de nachtmensen kreeg ik roze siroop zoveel als ik wilde en zachte groene en roze kleefkoek erbij. Overal mocht ik aankomen. Overal mocht ik naar kijken. Als ik iets zei, kirden ze vrolijk of klakten ze bewonderend met hun tong. Ze vroegen mij nooit iets, maar ze gaven wel altijd antwoord. Wij spraken honderduit, de nachtmensen en ik, of we elkaar nu woord voor woord verstonden of niet. Nachtmensen droegen namen van het werk dat ze overdag deden, baboe, kokki, djait, djongos, kebon. Ze hadden ook nog wel andere namen, die zangerig klonken; die kende ik ook.”

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

Gymnopédies No. 2″

In NYC hebben we vissen beslopen
in filets van geluiden: lever
voertuigen en askleurige deuren

die dichtklappen, verkopers
enkelvin & silhouet-

gevormde woorden in zoute
verwachtingen. Mijn dochter

& ik liepen door een paar
slank gemetselde blokken
die roken naar snappers

& afro glans zonder afros
in zicht. Op warrig getande

straten, namen we de natte
steegjes dubbel waar dingen van de haak

sprongen zoals slimme zeevruchten
voor de lunch. We scheidden

de perfecte en overvloedig overwinterde

straten. Mijn dochter zei: ik ken
dit gedeelte als een vermoeide pianiste
rustend op haar bank.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Jacq Firmin Vogelaar, Adrian Matejka

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.

Uit: Pro domo

“Ti Taats Toverbal

Stel dat Taats heel iemand anders is dan hij lijkt. Laat hij het niet horen. Formuleer het wat anders. Wat anders? Stel je eens voor dat Taats heel anders is dan hij eruitziet. Hij die zich aan uiterlijk niets gelegen laat liggen. Ja, dat zegt hij. Iemand kan denken dat hij een grote kerel is met een brede borstkas en een warm hart; een man die vrank en vrij met zijn lichtblauwe of staalgrijze ogen de wereld in kijkt en als hij het even niet weet, altijd weer even, met een grote klad door zijn woeste blonde haar harkt. Hij ziet eruit als een worstelaar, en dat dikt hij graag aan. Er zijn mensen die hem alleen maar hebben zien worstelen met cijfers; zelfs de eenvoudigste som kost hem hoofdbrekens. Hij zoekt ook overal iets achter. Ho ho, nu heb je het over iemand anders, de portier van Casa Rosso, een man op wie hij heel in de verte lijkt, leek moet je zeggen: leptosoom type met grote schelpen van oogleden, kort bros haar op een harde schedel, een raspende baard die hij maar niet weggeschoren krijgt en een enorme neus, oja een kanjer, een kokkert, een kromgeslagen neus die als je niet beter wist een feestneus lijkt. Maar dat is gezichtsbedrog, dit keer bedrog ván het gezicht, dat komt omdat alles aan hem gekruld is, zijn haar, zijn zinnen natuurlijk, zijn tenen; daar heeft hij lang op geoefend, omdat hij van nature hangende schouders en mondhoeken, lede ogen en een hangkont heeft. En zijn tenen, nu zijn het jubeltenen maar toen, toen sloegen ze haken in de grond; je kon je land ermee eggen.

Die man, die ze echt niet met Taats mogen verwisselen, weet alles en iedereen om de tuin te leiden. Iedereen denkt met een zachtmoedig type te maken te hebben, pas op, hij neemt je te grazen waar je bij staat. Zijn loodrechte carrière één grote leugen, één lange val. Die kerel heeft natuurlijk geen wiskunde gestudeerd in Delft, hij werkt niet bij een bank op de afdeling verzekeringen, zelfs niet met als specialisme de total loss; hij heeft geen bungalow, ziekelijke vrouw, inwonende zuster, twee kinderen en twee auto’s, een grote en een hybride met aangepast handgas. Hij heeft alleen een moeder die hem handenvol geld kost, voor wie hij als kind al van school moest toen de heer der schepping er van tussen was, de hort op, en er toch iemand voor brood op de plank moest zorgen.”

 

Jacq Firmin Vogelaar (3 september 1944 — 9 december 2013)

 

De Afro-Amerikaanse dichter Adrian Matejka werd geboren in Neurenberg, Duitsland, op 5 september 1971 en groeide op in Californië en Indiana. Zie ook alle tags voor Adrian Matejka op dit blog.

 

“Gymnopédies No. 1”

Dat was de week
        dat het maar bleef sneeuwen.

Dat was de week
        toen vijfvingerige bomen op huizen

vielen en hoogspanningsleidingen
         braken alsof er iemand op betaaldag

wachtte in een sneeuwstorm.
Die sneeuwweek sjokten mijn dochter

& ik over de gebroken takken,
        friemelend door de sneeuw

        als hongerige vingers door
        een lege zak.

Over de door termieten uitgeholde stronk
zo compact als een lekke band.

         Over de holte
         waar de vos induikt
als we ’s nachts de achterdeur openen.

Dat was de week van sneeuw
         & hij glinsterde zoals elke
         kerstkaart die we ons konden
         herinneren terwijl mijn dochter

in het rond prikte voor de beste plek
om een sneeuwpop neer te zetten. Een

met een dennenappelneus.
            Een met door de duim ingedrukte

            ogen om het hele plaatje te zien
zodra de dingen opwarmen.

  

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Matejka (Neurenberg, 5 september 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 september 2018 en ook mijn blog van 3 september 2017.