Renate Dorrestein, Lisa Weeda, David Grossman, William S. Maugham, Virginia Woolf, Alessandro Baricco, Paavo Haavikkom, J. G. Farrell, Robert Margerit

De Nederlandse schrijfster Renate Dorrestein werd geboren in Amsterdam op 25 januari 1954. Zie ook alle tags voor Renate Dorrestein op dit blog.

Uit: Dagelijks werk – een schrijversleven

„In de zomer van 2016 had ik een nieuwe koelkast nodig, ter vervanging van het chagrijnige oude beest dat in mijn bijkeuken stroom stond te slurpen. Op dus naar die witgoedwinkel in Haarlem-Noord waar ik eerder zo goed was geslaagd. Omdat het een prachtige middag was en het noordelijke stadsdeel ‘achter het spoor’ mij relatief onbekend was, besloot ik daar na de aanschaf van mijn nieuwe koelkast een wandeling te maken. Het is een stedelijk woongebied, zoals die rond 1900 overal in Nederland zijn gebouwd, met overwegend lage woningbouw en poortachtige toegangen tot de zijstraten.
Al binnen een paar minuten stond ik stil, getroffen door iets wat ik niet eens zozeer zág als wel voelde: ik stond op de locatie waar mijn volgende roman zich zou gaan afspelen.
Je moet al zoveel verzinnen als je een roman schrijft, dus een bestaande locatie biedt in elk geval houvast en grond onder de voeten. Voor iedere schrijver zal het anders zijn, maar voor mij begint alles met die aardende, verankerende plaatsbepaling. Heb ik de plek, dan komt het verhaal vanzelf. Die rare term ‘de plaats van handeling’ is zo gek nog niet. Als ik eenmaal weet wat de plaats van handeling van mijn volgende boek is, dan kom ik al schrijvende ook wel te weten wat die handeling behelst.
Wat mij triggerde op die zonovergoten middag in Haarlem-Noord was dat in één straat de monotonie van eengezinswoningen werd onderbroken door een schoolachtig gebouw dat zich als een schuw dier zo laag mogelijk tegen de stoep gedrukt hield, alsof het aan mijn blik wilde ontsnappen, maar daarmee bereikte het dus het tegendeel. noorder kinderhuis, stond er in de gevel gebeiteld.
Bij die woorden zag ik een ijsvlakte voor me waarover sneeuwvlagen joegen. Ik wist genoeg. Onguurder dan dit ging ik het niet krijgen. Het Noorder Kinderhuis! Mijn god, dat was een plek waar je als kind niet moest zijn!
Ik stak de straat over en tuurde door een raam naar binnen. Er was een doodgewoon hedendaags kinderdagverblijf gevestigd. Maar dat betekende niets. Als je aan dat soort details gewicht toekent, schrijf je nooit een roman. Dit had best sinds mensenheugenis een goelag voor kleine mensen kunnen zijn. Gemene ouders dumpten hier hun nageslacht als ze er genoeg van hadden.
Op slag vlogen wonderlijke namen mijn hoofd binnen. Zebedee, Hosanne, Anne-Eden, de tweeling Michaël en Daniël. Voor mijn geestesoog rees een compleet, kroostrijk gezin uit de Biblebelt op, met van die bleke, langgerekte kinderen die zonder vaccins of mobieltjes door het leven moeten terwijl ze elkaars kleren afdragen en naar bevindelijke zomerkampen gaan. Zo’n gezin met minstens tien kinderen, waarbij niemand het merkt als er opeens een kotertje minder is.”

 

 
Renate Dorrestein (25 januari 1954 – 4 mei 2018)

 

De Nederlandse schrijfster Lisa Weeda werd geboren in Dordrecht op 25 januari 1989. Zie ook alle tags voor Lisa Weeda op dit blog.

Uit: Rijskracht

“De laatste keer dat ik mijn vader zag, snoof ik achterin de bus een halve gram coke van de voordeursleutel van mijn ouderlijk huis. Het was zondagmiddag, één uur. Naast me zat een oude dame in een geruite trenchcoat, een paraplu tussen haar benen geklemd. Toen ik met trillende handen het koude ijzer van de met poeder gevulde baard tegen mijn neus perste, keek ze opzij. Ze verschoof niet, had een kalme blik in haar ogen.
‘Zou je dat nu wel doen jongen,’ vroeg ze.
Rustig, alsof ze een in een hoek gedreven kat wilde aaien, legde ze haar rechterhand op mijn bovenbeen. We bleven een tijdje zo zitten. We reden langs boerenbedrijven, voorbij borden ‘aardappelen te koop’, Sjaaks garage. Ik keek de bus rond: altijd dezelfde vriendelijk lachende koppen op de stoelen, een besnorde man achter het stuur. Na tien minuten legde ik mijn hand op die van de vrouw. Ze was oud, maar warm.
‘Ik probeer al een tijd iets te worden,’ zei ik. ‘Maar het wil niet echt. Mijn vrienden zeiden: alleen wat lijntjes in de tentamenweken. Je moet naar de klote gaan om aan de top te komen.’
‘Lukte dat?’
‘Negens, achten. Uitnodigingen voor masterclasses, meelopen op vooraanstaande kantoren.’
‘Waar is je maatpak nu, jongen?’
Alle gekken vallen op een gegeven moment van de rand af. Tuimelen zacht door een glazen wand zonder daarna te zien dat ze aan de andere kant van het glas terechtgekomen zijn. Nog eens keek ze me aan. Ze legde haar andere hand op de mijne, pakte me in, vouwde me klem. Bijna trilde ik niet meer.”

 

 
Lisa Weeda (Dordrecht, 25 januari 1989)

 

De Israëlische schrijver David Grossman werd geboren op 25 januari 1954 in Jeruzalem. Zie ook alle tags voor David Grossman op dit blog.

Uit: Be My Knife (Vertaald door Vered Almog en Maya Gurantz)

“April 7
(Just a few more words.) I sent that letter, came back, and still couldn’t calm down–why should I?–oh, Miriam, please pay no attentionto this fool who’s been smiling uncontrollably since this morning. He’s so happy. He wants right at this minute to take off his clothes, strip off his epidermis, everything, and stand before you bare, right down to the white kernel of his soul. I wish I could paint for you, bray for you, neigh, bark, even whistle for you everything roaring inside me (which reminds me–when I was about twenty, I looked for ways to be a secular version of one of the Righteous Thirty-six. This led to a plan to, at least once a week, sit down on the bus behind a solitary woman, preferably a woman in black widow’s weeds–but you can’t be picky–and, without letting her see me, quietly whistle a love song in her ear that could trip through the outer shell, into her inner ear, and touch everything that was asleep, despaired of, congealed) …
I’m not at all scared that we’re strangers, by the way. On the contrary, tell me, what is more attractive and provocative than the possibility of taking something very precious–the most precious thing–a secret or weakness, or a thoroughly implausible request like the one I made of you, and deliberately placing it in the hands of a total stranger? And then to be tormented by so much shame and disgrace for allowing the beggar in me such a transparent delusion, so that for three days and three nights I spent every moment in self-imposed solitary confinement, a trap … then, just as I was about to give up, stupid, spiteful, gloomy, and gray, all of a sudden your white hand–
Look, maybe you can’t see what excites me so terribly, but your warm, radiant letter, especially the P.S. at the end, that one line–it was as if you came and led me by the hand from shadow into light. That’s how I felt, that you had given me your hand and led me across a watershed of light, it was so simple, as if it was completely natural for a person to do that for a stranger.
(And now, a cold wave. Of all the times, now, just at this moment, and why? Because it was good? A cold wave rising from my stomach, a cold fist rolled up into a ball just under my heart–get acquainted with it.)
Again, please understand I’m really talking about letters only, not a meeting, never a body. No flesh, not with you, your letter made that so clear to me: only words. It would ruin us, being face-to-face, it would immediately take us down into familiar territory. Also, of course, we will keep this strictly secret, we won’t let anybody in on it, so that no one from the outside can use our secret words against us. Only my words meeting yours, so we can feel the rhythm of our breath slowly becoming one.
It makes me so tired to write this way, not a usual fatigue, but after every few lines I really have to stop to take a breath, calm down.”

 

 
David Grossman (Jeruzalem, 25 januari 1954)

 

De Engelse schrijver William Somerset Maugham werd geboren in Parijs op 25 januari 1874. Zie ook alle tags voor William Somerset Maugham op dit blog.

Uit: Rain

“It was nearly bed-time and when they awoke next morning land would be in sight. Dr. Macphail lit his pipe and, leaning over the rail, searched the heavens for the Southern Cross. After two years at the front and a wound that had taken longer to heal than it should, he was glad to settle down quietly at Apia for twelve months at least, and he felt already better for the journey. Since some of the passengers were leaving the ship next day at Pago-Pago they had had a little dance that evening and in his ears hammered still the harsh notes of the mechanical piano. But the deck was quiet at last. A little way off he saw his wife in a long chair talking with the Davidsons, and he strolled over to her. When he sat down under the light and took off his hat you saw that he had very red hair, with a bald patch on the crown, and the red, freckled skin which accompanies red hair; he was a man of forty, thin, with a pinched face, precise and rather pedantic; and he spoke with a Scots accent in a very low, quiet voice. Between the Macphails and the Davidsons, who were missionaries, there had arisen the intimacy of shipboard, which is due to propinquity rather than to any community of taste. Their chief tie was the disapproval they shared of the men who spent their days and nights in the smoking-room playing poker or bridge and drinking. Mrs. Macphail was not a little flattered to think that she and her husband were the only people on board with whom the Davidsons were willing to associate, and even the doctor, shy but no fool, half unconsciously acknowledged the compliment. It was only because he was of an argumentative mind that in their cabin at night he permitted himself to carp.
“Mrs. Davidson was saying she didn’t know how they’d have got through the journey if it hadn’t been for us,” said Mrs. Macphail, as she neatly brushed out her transformation. “She said we were really the only people on the ship they cared to know.” 1 shouldn’t have thought a missionary was such a big bug that he could afford to put on frills.”
“If s not frills. I quite understand what she means. It wouldn’t have been very nice for the Davidsons to have to mix with all that rough lot in the smoking-room.” “The founder of their religion wasn’t so exclusive,” said Dr. Macphail with a chuckle. “I’ve asked you over and over again not to joke about religion,” answered his wife. “I shouldn’t like to have a nature like yours, Alec. You never look for the best in people.” He gave her a sidelong glance with his pale, blue eyes, but did not reply. After many years of married life he had learned that it was more conducive to peace to leave his wife with the last word.”

 

 
William Somerset Maugham (25 januari 1874 – 16 december 1965)
Cover

 

De Engelse schrijfster Virginia Woolf werd geboren op 25 januari 1882 te Londen. Zie ook alle tags voor Virginia Woolf op dit blog

Uit: The Diary of Virginia Woolf

“Friday 1 September (1939)
War is on us this morning. Hitler has taken Dantzig: has attacked – or is attacking – Poland. Our P(arliamen)t meets at 6 tonight. This after a day in London, submerged doubts & hopes. Last night we heard terms to Poland read. We then had some hope. Now at 1 I go in to listen I suppose to the declaration of war.
By the early summer of 1940 the Woolfs were much preoccupied with the threat of a German invasion. Leonard told Virginia that he was keeping petrol in the garage for the purpose of committing suicide by carbon monoxide poisoning if Hitler won. Wednesday 15 May
An appeal last night for home defence – against parachutists. L. says he’ll join. An acid conversation. Our nerves are harassed – mine at least: L. evidently relieved by the chance of doing something. Gun & uniform to me slightly ridiculous. Behind that the strain: this morning we discussed suicide if Hitler lands. Jews beaten up. What point in waiting? Better shut the garage doors. This a sensible, rather matter of fact talk. Then he wrote letters, & I too: thanked Bernard Shaw for his love letter. Copied my lecture contentedly. A thunderous hot day. Dutch laid down arms last night. The great battle now raging. Ten days, we say, will settle it. I guess we hold: then dig in; about Nov. the USA comes in as arbitrator. On the other hand –
Mabel just come. She says theyre building wooden bridges beside the others on the Thames. Pop-pop-pop, as we play bowls. Probably a raider over Eastbourne way. Now thunder rain sets in. No, I dont want the garage to see the end of me. I’ve a wish for 10 years more, & to write my book wh. as usual darts into my brain. L. finished his yesterday. So we’ve cleared up our book accounts – tho’ its doubtful if we shall publish this June. Why am I optimistic? Or rather not either way? because its all bombast, this war. One old lady pinning on her cap has more reality. So if one dies, it’ll be a common sense, dull end – not comparable to a days walk, & then an evening reading over the fire. Hospital trains go by. A hot day to be wounded. Anyhow, it cant last, this intensity – so we think – more than 10 days. A fateful book this. Still some blank pages – & what shall I write on the next 10?
This idea struck me: the army is the body: I am the brain. Thinking is my fighting.”

 

 
Virginia Woolf (25 januari 1882 – 28 maart 1941) 
Cover

 

De Italiaanse schrijver Alessandro Baricco werd geboren op 25 januari 1958 in Turijn. Zie ook alle tags voor Alessandro Baricco op dit blog.

Uit: Ocean Sea (Vertaald door Alastair McEwen)

“As it is always like this, you need only the glimmer of a man to wound the repose of that which would otherwise be a split second away from becoming truth but instead immediately becomes suspense and doubt once more, because of the simple and infinite power of that man who is a slit, a chink, a small doorway through which return a flood of stories and the enormous inventory of what could be, an infinite gash, a marvelous wound, a path made of thousands of steps where nothing can be true anymore but everything will be  — just as the steps are of that woman who, wrapped in a purple cloak, her head covered, is pacing the beach with measured tread, skirting the backwash of the sea, her feet tracing furrows from right to left across what is by then the lost perfection of the great picture, consuming the distance that separates her from the man until she comes to within a few paces of him, and then right beside him, where it takes nothing to pause and silently look on.
The man does not even turn. He continues staring out at the sea. Silence. From time to time he dips the brush in a copper cup and makes a few light strokes on the canvas. In their wake the bristles of the brush leave a shadow of the palest obscurity that the wind immediately dries bringing the pristine white back to the surface. Water. In the copper cup there is only water. And on the canvas, nothing. Nothing that may be seen.
The north wind blows as it always does and the woman pulls her purple cloak closer around her.
“Plasson, you have been working for days and days down here. Why do you carry all those colors around with you if you do not have the courage to use them?”
This seems to wake him up. This hits home. He turns to observe the woman’s face. And when he speaks it is not to reply.
“Please, do not move, he says.”
Then he brings the brush up to the woman’s face, hesitates a moment, rests it on her lips and slowly runs it from one corner of her mouth to the other. The bristles come away tinged with carmine. He looks at them, dips them ever so slightly in the water and looks up once more towards the sea. On the woman’s lips there lingers the  hint of a taste that obliges her to think “sea water, this man is painting the sea with the sea” — and it is a thought that brings a shiver.”

 

 
Alessandro Baricco (Turijn, 25 januari 1958)

 

De Finse dichter, toneelschrijver en uitgever Paavo Juhani Haavikko werd geboren in Helsinki op 25 januari 1931. Zie ook alle tags voor Paavo Haavikko op dit blog.

Uit: No. That’s to say, yes

To begin with, one must note:
There are many wise men. But on the other hand, there is not a single
insane tree.
      We are allies, the forest and I, in the sense that the forest is my ally,
and that I am a representative and responsible person.
      There are many such alliances in the world.
      That is because they have not been studied much.

*

I have written: ‘From the very beginning, the human being has been
designed as a throwaway item. It finds it hard to understand that, since it
did not create itself.’
      The human being is a superego. The trees know that.
*

It is hard to communicate with trees because they do not want to speak,
read, count, or lie.
      It has become apparent to them that it is difficult to say a single truthful
word without insulting the public or objects.
      They do not speak because they do not want to insult or restrain the
public.
      They do not want to speak because they are afraid of being understood
by accident.
      They do not agree with flight or attack. They have seen war.
The sun might go out if trees started speaking, telling what they have
seen, asking for compensation.
      If they were to start asking questions, the questions would turn into
answers. And they would be accurate.

 

Vertaald door Anselm Hollo

 

 
Paavo Haavikko (25 januari 1931 – 6 oktober 2008)
In 1997

 

De Iers-Britrse schrijver James Gordon Farrell werd geboren op 25 januari 1935 in Liverpool. Zie ook alle tags voor J. G. Farrell op dit blog.

Uit:The Singapore Grip

“There, in those ‘lower depths’ Chinese secret societies undoubtedly performed monstrous crimes, kidnapped their own prominent citizens, fought out appalling territorial battles, stunned themselves with drugs and so forth. If you were merely a visitor, a sailor, say, in those years before the war, Singapore would undoubtedly have seemed no less tawdry, no less exciting than another of the great Eastern sea ports. You would have gone to drink and dance at one of the amusement parks, perhaps even at The Great world itself, whose dance-hall, a vast, echoing barn of a place, had for many years entertained lonely sailors like yourself. There, for twenty-five cents, you could dance with the most beautiful taxi-girls in the East, listen to the loudest bands and admire the glorious dragons painted on the walls. In the good old days, before the troops started flooding in at the beginning of the War, that place could swallow an entire ship’s company and still seem empty except for you and the two or three Chinese girls with dolls’ painted faces sitting at your table, ready to support you with tiny but firm hands should you look like plunging to the floor full of Tiger beer. There, too, when you staggered outside into the sweltering night, you would have been able to inhale that incomparable smell of incense, of warm skin, of meat cooking in coconut oil, of money and frangipani, and hair-oil and lust and sandalwood and heaven knows what, a perfume like the breath of life itself. And from the roof of the Seamen’s Institute, or from some other less respectable roof, you might have seen the huge purple sign advertising Tiger Balm and, beside it, once darkness had completely fallen, its guardian, the great sabre-toothed tiger with glowing orange stripes beginning its nightly prowl over the sleeping roofs of Singapore. But there is no denying it, certain parts of the city were tawdry and others were wretched, and becoming more so as the age advanced: already, by 1940, the walls of cheap hotels and boarding-houses, hitherto impermeable except to an occasional muffled groan or sigh, were becoming porous and beginning to leak radio music, twangings of guitars and news bulletins. Every great city has its seamy side. And so let us look for preference at the gentler parts of the city, at the elegant European suburb of Tanglin, for instance, where Walter Blackett, chairman of the illustrious merchant and agency house of Blackett and Webb Limited, lived with his family At first glance Tanglin resembled any quiet European suburb with its winding, tree-lined streets and pleasant bungalows. There was a golf course close at hand with quite respectable greens; numerous tennis courts could be seen on the other side of sweet-smelling hedges and even a swimming pool or two. It was a peaceful and leisurely life that people lived here, on the whole. Yet if you looked more closely you would see that it was a suburb ready to burst at the seams with a dreadful tropical energy. Foliage sprang up on every hand with a determination unknown to our own polite European vegetation. Dark, glistening green was smeared over everything as if with a palette knife, while in the gloom (the jungle tends to be gloomy) something sinister which had been making a noise a little while ago was now holding its breath.”

 


J. G. Farrell (25 januari 1935 – 11 augustus 1979)

 

De Franse schrijver en journalist Robert Margerit werd geboren op 25 januari 1910 in Brive-la-Gaillarde. Zie ook alle tags voor Robert Margerit op dit blog.

Uit: La Révolution

« Danton ne s’en souciait pas, et ni Robespierre ni Marat ne donnaient aucun signe de le vouloir. Du reste, pensait Claude, il fallait que ses propres recommandations, pour empêcher les Brissotins suspendus de s’enfuir en province, aient été annulées par Marat en personne. Dangereuse mansuétude. Lui-même, bien entendu, ne songeait point à user de rigueur envers ces hommes. Il ne les aurait pas moins retenus très fermement à Paris. On ne surveillait même pas sérieusement ceux qui restaient. Ils correspondaient, recevaient des visites, sortaient, gardés chacun par un seul gendarme. Le ministre Lebrun venait sous l’oeil du sien travailler au Comité de salut public, auquel les Montagnards avaient fait adjoindre Saint-Just, Couthon, Hérault-Séchelles, Ramel, ci-devant de Nogaret, et Mathieu. Ce renfort était bien nécessaire pour lutter contre les ravages du fédéralisme. Aux nouvelles du 31 mai, puis du 2 juin, la province achevait de prendre feu. L’insurrection touchait à cette heure soixante départements. Les rapports que Claude recevait des représentants en mission donnaient le vertige. Robert Lindet, délégué par le Comité pour prendre la situation en main à Lyon, venait de trouver la grande cité entièrement au pouvoir des royalistes alliés aux Brissotins du cru, mandait-il. S’étant rendus maîtres de l’hôtel de ville après un dur combat, ils avaient emprisonné la municipalité montagnarde et se déclaraient en guerre ouverte avec la Convention. Les représentants Roux et Antiboul, chassés de Marseille, faisaient savoir que les Modérés, avec Rebecqui, s’associaient aux aristocrates pour combattre les Jacobins locaux qu’ils arrêtaient par centaines et traduisaient devant un tribunal contre-révolutionnaire. De Bordeaux, les représentants ne pouvaient plus écrire, ils étaient arrêtés. À leur place, des Montagnards signalaient qu’une prétendue commission populaire, évinçant les autorités constituées, en partie complices, avait mis la main sur les caisses publiques, levait des troupes et invitait les départements voisins à se fédérer contre Paris. »

 

 
Robert Margerit (25 januari 1910 – 27 juni 1988)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e januari ook mijn blog van 25 januari 2018 en ook mijn blog van 25 januari 2017 en mijn blog van 25 januari 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Renate Dorrestein, Lisa Weeda, David Grossman, William S. Maugham, Virginia Woolf, Stephen Chbosky, Alessandro Baricco, Paavo Haavikkom, Robert Margerit

De Nederlandse schrijfster Renate Dorrestein werd geboren in Amsterdam op 25 januari 1954. Zie ook alle tags voor Renate Dorrestein op dit blog.

Uit: Reddende engel

““Pal boven me hing een roofvogel te loeren op een prooi. Kale bomen, halfbezwijkend onder trossen maretak, strekten hun takken uit naar de vale hemel. Kraaien pikten met felle bewegingen in een omgeploegde akker. Je had hier vreemde grondsoorten, löss en mergel. En grottenstelsels waarin je voor altijd kon verdwalen, met als enig gezelschap de vleermuizen die er kwamen overwinteren. Eerder op de dag was ik langs gammele schuurtjes van geteerd hout gereden, met naast een ervan een pony die suïcidaal uit zijn ogen keek. En overal kruisbeelden en kapelletjes, opgetuigd met plastic bloemen die door de jaren heen hun kleur hadden verloren.
Midden op de vijfsprong op de heuvel stond ook zo’n kruis. Op zoek naar houvast liep ik er over de onverharde weg naartoe. Het was niet groot, het reikte maar net tot mijn middel. Ik moest me bukken om de inscriptie te kunnen lezen: ‘Red ons, Heer.’
Schielijk draaide ik me weer om. Ik had nu ergens in een dorpscafé achter een biertje kunnen zitten, gebrouwen met water uit eigen bron en hop en gerst van eigen land. Als ik maar beter had opgelet.
Als ik de tekenen niet veel te lang in de wind had geslagen, was ik hier zelfs nooit beland.
Maar geluk maakt je lui en zelfgenoegzaam.
Veel mensen schijnen het te betreuren dat je geluk niet kunt hamsteren, zoals bijen met hun honing doen, zodat je je opgeslagen voorraad kunt aanspreken als de nood aan de man komt. Die mensen realiseren zich niet dat het oprakelen van oud geluk juist een afschuwelijke bezigheid is.
Ik ging weer in mijn auto zitten en tuurde onthand door de voorruit. Verder van huis dan hier in Zuid-Limburg had ik niet kunnen komen zonder de grens over te rollen. Kilometers maken. Afstand creëren.
Moest ik rustig afwachten totdat er iemand langsreed die me zou kunnen vertellen dat er een paar kilometer verderop al een benzinepomp was, als je de weg tenminste wist? Zo ver kon ik nu ook weer niet van de bewoonde wereld vandaan zijn. Vanmiddag was ik door het ene dorp na het andere gereden, zonder dat een verblijf in een ervan me aantrekkelijk had geleken.”

 

 
Renate Dorrestein (Amsterdam, 25 januari 1954)

Lees verder “Renate Dorrestein, Lisa Weeda, David Grossman, William S. Maugham, Virginia Woolf, Stephen Chbosky, Alessandro Baricco, Paavo Haavikkom, Robert Margerit”

Renate Dorrestein, Stephen Chbosky, William S. Maugham, Virginia Woolf, David Grossman, J. G. Farrell, Alessandro Baricco, Robert Burns, Paavo Haavikko

De Nederlandse schrijfster Renate Dorrestein werd geboren in Amsterdam op 25 januari 1954. Zie ook alle tags voor Renate Dorrestein op dit blog.

Uit: Weerwater

“Het rode lampje van de reservetank lichtte op toen ik mijn auto startte. Op goed geluk reed ik de wijk uit terwijl het zweet in mijn ogen droop. Ik had op de kaart moeten kijken, ik had geen idee hoe ik zonder navigatie op een van de stadsdreven kwam die naar de snelweg leidden. Knarsetandend van de spanning sloeg ik willekeurig linksaf, rechtsaf.
Doordat ik niets snapte van Almeres gescheiden verkeersstromen belandde ik plotseling op een vrije busbaan. Ik kon er niet meer af, het leek alsof ik kilometerslang over ­ y-overs en viaducten reed. Paniek sneed me de adem af totdat ik bij een overgang mijn kans schoonzag en ik mijn auto met een onmogelijk krappe draai weer op een gewone weg wist te krijgen. Ik zeilde over een rotonde en kon mijn geluk niet geloven: ik kwam uit op de Hogering, een van de grote doorgaanswegen. Maar daar sloeg de motor af. Vloekend, biddend en machteloos op mijn stuur slaand kon ik nog net de vluchtstrook bereiken. Ik greep mijn handtas en mijn laptop en sloeg het portier achter me dicht.
Hete lucht verplaatsend raasden volgepakte auto’s aan me voorbij. Niemand leek me te zien staan. Of niemand wilde tijd verspillen door te stoppen. Weg, weg, weg van hier!
De middagzon brandde op mijn blote armen. Ik werd dizzy van de warmte. Ik had iets moeten eten.
Net toen ik dacht dat ik in tranen zou uitbarsten, reed er een grote truck met een Belgisch nummerbord de vluchtstrook op. Ik was nog nooit in zo’n gevaarte geklauterd, ik kwam de treeplank amper op. Ik voelde ineens dat ik een vrouw van boven de zestig was, strammer en brozer dan onder deze omstandigheden wenselijk was.
De vrachtwagenchau‑ eur, een man met een goedig gezicht, begon meteen tegen me te kletsen. Hij zei dat hij Lammert heette, Lammert Verweghe, en dat hij zich niet liet gekmaken door die verhalen over een mistbank. ‘Mijn camion geraakt er wel doorheen. Ik ga niet nog een dag vermorsen.’
Ik herademde. Nog even en deze nachtmerrie zou voorbij zijn. In mijn tas vond ik Maartens zakdoek. Ik snoot mijn neus. Nooit van mijn levensdagen zette ik meer een stap in Almere.”

 

 
Renate Dorrestein (Amsterdam, 25 januari 1954)

Lees verder “Renate Dorrestein, Stephen Chbosky, William S. Maugham, Virginia Woolf, David Grossman, J. G. Farrell, Alessandro Baricco, Robert Burns, Paavo Haavikko”

Renate Dorrestein, Stephen Chbosky, William S. Maugham, Virginia Woolf, David Grossman, J. G. Farrell, Alessandro Baricco

De Nederlandse schrijfster Renate Dorrestein werd geboren in Amsterdam op 25 januari 1954. Zie ook alle tags voor Renate Dorrestein op dit blog.

Uit: Verborgen gebreken

“Tommie!’ roept Christine. ‘Eten!’
Het jongetje komt aangebolderd, valt op een stoel en grijpt meteen een boterham.
‘Eerst bidden,’ beveelt zijn zusje.
‘Wat?’ zegt hij verbaasd. Voor hem is ergens een geruit jurkje met een gesmockt lijfje opgedoken. Eén strik in het steile zwarte haar, vandaag.
‘Jezus, eikel!’ roept het meisje uit. ‘God bestáát, weet je! en zeg goedemorgen tegen Agnes.’
‘Goedemorgen,’ prevelt Tommie, voorheen Ivatuq.
‘Goedemorgen,’ antwoordt Agnes. ‘Wat ben jij mooi, zeg. Dat jurkje is van Willemijn geweest. Prachtig hoor. Vind je het zelf ook leuk?’
Hij steekt een stuk brood in zijn mond.
‘Er zijn niet genoeg kleren voor hem in huis,’ zegt zijn zusje, terwijl ze twee boterhammen uit de rooster neemt en Agnes er een van geeft. ‘Je moet een paar rokjes kopen.’
‘Ik vind dat we eerst maar eens zijn mening moeten vragen.’
‘Hij doet gewoon wat ik zeg.’
‘Nou, dan moeten we maar hopen dat jij altijd weet wat het beste voor hem is, Christine.’
De ogen van het meisje verduisteren. ‘Ik heet Chris.’
‘Oké, Chris,’ zegt Agnes.
Tommie deelt met heldere stem mee:
‘Christine is een meidennaam. Chris is veel stoerder. Chris is veel gevaarlijker. Chris heeft…’
‘Hou je mond toch, stuk snot,’ valt het meisje uit.“

 

 
Renate Dorrestein (Amsterdam, 25 januari 1954)

Lees verder “Renate Dorrestein, Stephen Chbosky, William S. Maugham, Virginia Woolf, David Grossman, J. G. Farrell, Alessandro Baricco”

Alessandro Baricco, Robert Burns, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko, Vladimir Vysotsky

De Italiaanse schrijver Alessandro Baricco werd geboren op 25 januari 1958 in Turijn. Zie ook alle tags voor Alessandro Baricco op dit blog.

Uit: Driemaal bij dageraad (Vertaald door Manon Smits)

“Het jongetje was op het bed gaan liggen zonder zelfs maar zijn schoenen uit te trekken, en hij lag nu al een tijdje te woelen op de dekens, hij dommelde af en toe in, maar viel niet echt in slaap. Op een stoel, in een hoek van de kamer, zat een vrouw naar hem te kijken terwijl ze probeerde het irritante gevoel dat ze het niet goed deden van zich af te schudden. Ze had niet eens haar jas uitgedaan, want in dit deprimerende hotel was de verwarming ook al een ramp. Net als de groezelige vloerbedekking en de ingelijste legpuzzels aan demuren. Alleen die idioten die haar bazen waren konden denken dat het een goed idee was om een jongetje van dertien daarnaartoe te brengen, nawat hij die avond hadmeegemaakt. De idiotie van de politie. En dat alleen omdat ze niet één familielid hadden weten op te sporen naar wie ze hem toe konden brengen. Ze hadden alleen een oom gevonden, maar die was absoluut niet van plan om weg te gaan van de plek waar hij zich bevond, namelijk een bouwplaats in het noorden, een gat van niks. Dus was zij nu ineens gebombardeerd tot kindermeid van dat jongetje, in dit klotehotel, en dan zou er morgenochtend een besluit worden genomen. Maar het jongetje bleef maar woelen, op de dekens, en de vrouw kon echt niet tegen die verwaarlozing, en de treurigheid van alles. Geen enkel jongetje had zo’n klerezooi verdiend. Ze stond op en liep naar het bed. Het is koud, zei ze, ga onder de dekens liggen. Het jongetje schudde zijn hoofd. Hij deed niet eens zijn ogen open. Eerder die avond hadden ze wel wat gepraat, het was haar zelfs gelukt hem aan het lachen te krijgen. Doe maar net of ik je oma ben, had ze gezegd. Zo oud ben je niet, had hij geantwoord. Ik zie er jonger uit, had de vrouw gereageerd, die zesenvijftig was en dat eerlijk gezegd ook goed kon merken. Daarna had ze geprobeerd hem te laten slapen, en nu zat ze hier, ervan overtuigd dat het helemaal fout was.”

 
Alessandro Baricco (Turijn, 25 januari 1958)

Lees verder “Alessandro Baricco, Robert Burns, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko, Vladimir Vysotsky”

Alessandro Baricco, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko, Robert Burns, Vladimir Vysotsky

De Italiaanse schrijver Alessandro Baricco werd geboren op 25 januari 1958 in Turijn. Zie ook alle tags voor Alessandro Baricco op dit blog.

Uit: City (Vertaald door Ann Goldstein)

“It was Shatzy’s voice. It came from outside the door. The bathroom door.
“I’m coming, I’m coming.”
Music of flushing. Tap on. Tap off. Pause. Door opens.
“They’ve been waiting half an hour for you.”
“I’m coming.”
Some people from the local TV station had come to Gould’s house. They wanted to do a feature for the Friday evening special. Title: Portrait of a Child Genius. They had set up the camera in the living room. What they had in mind was a half-hour interview. They counted on working up a sad story of a boy condemned by his intelligence to solitude and success. Its brilliance lay in their having found someone whose life was a tragedy not because he was terribly unfortunate but, on the contrary, because he was terribly fortunate. If it wasn’t exactly brilliant at least it seemed like a good idea.
Gould sat on the sofa, in front of the camera. Poomerang was beside him, also sitting. Diesel didn’t fit on the sofa, so he sat on the floor, although it took him a while to get there. And then it wasn’t clear how he would ever get up. Anyway. They arranged the microphones and turned on the spots. The interviewer smoothed her skirt over her crossed legs.”

 
Alessandro Baricco (Turijn, 25 januari 1958)

Lees verder “Alessandro Baricco, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko, Robert Burns, Vladimir Vysotsky”

David Grossman, Alessandro Baricco, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko

De Israëlische schrijver David Grossman werd geboren op 25 januari 1954 in Jeruzalem. Zie ook alle tags voor David Grossman op dit blog.

 

Uit: Zie Liefde (Vertaald door Hilde Pach en W. Hansen)

Het ging zo.
Een paar maanden nadat oma Henny gestorven en begraven was, kreeg Momik een nieuwe opa. Deze opa arriveerde in de maand Sjevat van het jaar 5719, dat is 1959 in de buitenlandse jaartelling.
Hij kwam niet via het radioprogramma waarin nieuwe immigranten de groeten konden doen, het programma waarnaar Momik iedere dag tussen tien voor halftwee en halftwee onder het middageten moest luisteren, waarbij hij heel goed moest opletten of ze een van de namen noemden die papa voor hem op een blad papier had geschreven; nee, de opa kwam met een ambulance van de Blauwe Davidster, die op een middag midden in een stortbui stopte bij de kruidenierszaak annex cafe van Bella Marcus.
Er stapte een dikke man uit; hij was bruinverbrand, maar het was geen sjwartse – geen Sefardische jood, het was er een van ons. Hij vroeg Bella of zij hier in de straat de familie Neumann kende. Bella schrok, droogde snel haar handen aan haar schort af en zei: Jaja, er is toch niets gebeurd, God verhoede?

De man zei dat ze niet hoefde te schrikken, er was niets gebeurd, wat zou er gebeurd moeten zijn? Ze hadden alleen maar een familielid meegebracht, en hij wees met zijn duim naar achteren, naar de ambulance, die er volkomen leeg en rustig uitzag, en Bella werd plotseling zo wit als een doek, terwijl zij toch, zoals bekend, nergens bang voor was. Ze ging niet naar de ambulance toe, maar liep er juist een eindje vandaan, naar Momik, die aan een van de tafeltjes zijn bijbelhuiswerk zat te maken.

Wej iz mir, zei ze, hoezo opeens een familielid? De man zei: Nou, mevrouwtje, we hebben niet veel tijd, als u ze kan, ken u me misschien wel vertellen waar ze zijn, want er is daar niemand thuis. Hij sprak met veel fouten, terwijl hij er toch uitzag als iemand die hier al jaren woonde.”

 

David Grossman (Jeruzalem, 25 januari 1954)

Lees verder “David Grossman, Alessandro Baricco, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko”

David Grossman, Alessandro Baricco, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko

De Israëlische schrijver David Grossman werd geboren op 25 januari 1954 in Jeruzalem. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007 en ook mijn blog van 25 januari 2008 en ook mijn blog van 25 januari 2009 en ook mijn blog van 25 januiari 2010.

 

Uit: Vrouw op de vlucht voor een bericht (Vertaald door Ruben Verhasselt)

 

„Ook de volgende nacht verscheen hij voor twaalven in haar deuropening om haar op haar kop te geven en te klagen dat ze in haar slaap lag te zingen, dat ze hem en de hele wereld wakker maakte. Ze lachte in zichzelf en vroeg of zijn kamer echt zo ver weg was, en pas toen viel hem op

dat haar stem niet klonk vanaf dezelfde plek als de vorige of eervorige nacht.

‘Omdat ik nu zít,’ legde ze uit. Hij polste voorzichtig: ‘Waarom zit je eigenlijk?’‘Omdat ik niet sliep,’ zei ze. ‘En ik was niet aan het zingen. Ik zat hier rustig op jou te wachten.’

Ze hadden allebei het idee dat de duisternis nog zwarter werd. Een nieuwe golf van hitte, die misschien niets te maken had met haar ziekte, kroop vanuit Ora’s tenen omhoog en ontstak rode vlekken in haar hals en haar gezicht. Gelukkig is het donker, dacht ze en ze hield met haar hand

de kraag van haar ruime pyjama dicht.

Daarna schraapte hij, in de deuropening, zachtjes zijn keel en zei: ‘Goed, ik moet terug.’ En toen ze vroeg waarom eigenlijk, zei hij dat hij zich dringend in de pek en veren moest gaan wentelen. Ze snapte het niet meteen, maar even later begon ze hard te lachen en zei: ‘Kom op, sufferd, nou is het genoeg met die toneelstukjes van je, ik heb hier naast me een stoel voor je klaargezet.’

Hij tastte zijn weg af langs een deurpost, stalen kastjes en bedden, tot hij ergens bleef staan uithijgen als een oud pakpaard, leunend op een leeg bed. ‘Ik ben hier,’ kreunde hij.

‘Kom dichterbij,’ zei ze.“

 

 

David Grossman (Jeruzalem, 25 januari 1954)

 

 

Lees verder “David Grossman, Alessandro Baricco, Stefan Themerson, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko”

Stefan Themerson, David Grossman, Alessandro Baricco, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko, Alfred Gulden

De Pools-Britse dichter, schrijver, filmmaker, componist en filosoof Stefan Themerson werd geboren in Płock op 25 januari 1910. In 1928 ging Themerson als student naar Warschau; hij studeerde eerst natuurkunde aan de Universiteit van Warschau maar stapte na een jaar over op architectuur aan de Technische Universiteit van Warschau. Hij besteedde een groot deel van zijn tijd aan fotografie, collage en het maken van films. Stefan schreef artikelen voor verschillende tijdschriften en schoolboeken; ook schreef hij zo’n tien kinderboeken. In 1936 en 1937 bezochten de Themersons Parijs en Londen, waar zij Moholy-Nagy en andere experimentele kunstenaars ontmoetten. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, in 1939, meldde Themerson zich aan als vrijwilliger voor het Poolse leger in Frankrijk. In 1940 werd Themerson opgeroepen voor een Pools regiment infanterie. In juni 1940 werd het regiment ontbonden en de manschappen zochten een goed heenkomen. Eind 1942 gelukte het Themerson om via Marseille naar Lissabon te gaan, en vandaar naar Groot-Brittannië waar hij zijn vrouw terugvond en weer dienst nam in het Poolse leger. In Schotland voltooide hij Professor Mmaa, waarna hij naar Londen werd gestuurd, naar de filmgroep van het Poolse Ministerie van Informatie en Documentatie. Daar maakten Stefan en Franciszka twee korte films, Calling Mr Smith, een verslag van de Nazi wreedheden in Polen en The Eye and the Ear, geïnspireerd op vier liederen van Szymanowski. In 1944 verhuisden de Themersons naar Maida Vale, waar zij de rest van hun leven bleven. Stefan en Franciszka Themerson gaven van 1948 tot 1979 boeken uit via hun eigen Gaberbocchus Press. De eerste die het werk van Stefan Themerson een bredere bekendheid in Nederland gaf was Willem Frederik Hermans. In zijn essaybundel Van Wittgenstein tot Weinreb, het sadistische universum II (1970) nam hij een verhandeling op over Kardinaal Pölätüo, een boek van Themerson over een Roomse kardinaal die veel gevoel toont voor de nuttigheid van moderne technologieën.

 

Uit: The Mystery of the Sardine

 

“You don’t want to see the mystery. And this place is full of mysteries, Madame. One would need a Simenon to unravel all the coincidences. . . . Pardon? Sherlock Holmes? Oh, no, Madame. Your Sherlock Holmes is a puppet made of papier mache, Madame. One could rewrite his stories to show that he always points out the wrong suspect and lets the real criminal go scot-free. No, no. Sherlock Holmes doesn’t understand a thing. Especially women. And if you don’t like Simenon, Madame, then perhaps Zola? Maupassant? Mauriac? Or, pourquoi pas? Racine? Corneille? Unless you prefer your Father Brown, Chesterton I mean, or do you find the comparison outrageous? Yet, wouldn’t he—Simenon, I mean—wouldn’t he be the best man to explain why she didn’t cry?

(…)

 

“. . . What is the purpose of piling up and up all those isolated irrelevancies, all those unconnected facts and people near or far if you can’t link them together, hiddenly or not.”

“But I can,” he [the Minister of Imponderabilia] said.

“No,” she said.

“Yes,” he said.

“You really mean that all those various things can be linked with something? Something definite?”

“Yes.”

“Well, what is it? What is this mysterious something?”

“It isn’t a ’something,’ it’s ’somebody.’”

“A person?”

“Yes.”

“Can you tell me who?”

“I can.”

“Well, who?”

“You,” he said.“

 

stefan_themerson

Stefan Themerson (25 januari 1910 – 6 september 1988)

 

De Israëlische schrijver David Grossman werd geboren op 25 januari 1954 in Jeruzalem. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007 en ook mijn blog van 25 januari 2008 en ook mijn blog van 25 januari 2009.

 

Uit: Lion’s Honey: The Myth of Samson (Vertaald door Stuart Schoffman)

 

‘Samson the hero’ is what every Jewish child, the first time he or she hears the story, learns to call him. And that, more or less, is how he has been represented over the years, in hundreds of works of art, theatre and film, in the literatures of many languages: a mythic hero and fierce warrior, the man who tore apart a lion with his bare hands, the charismatic leader of the Jews in their wars against the Philistines, and, without a doubt, one of the most tempestuous and colourful characters in the Hebrew Bible.
But the way that I read the story in the pages of my bible — the Book of Judges, chapters 13 to 16 — runs against the grain of the familiar Samson. Mine is not the brave leader (who never, after all, actually led his people), nor the Nazirite of God (who, we must admit, was given to whoring and lust), nor just a muscle-bound murderer. For me, this is most of all the story of a man whose life was a never-ending struggle to accommodate himself to the powerful destiny imposed upon him, a destiny he was never able to realise nor, apparently, fully to understand. It is the story of a child who was born a stranger to his father and mother; the story of a magnificent strongman who ceaselessly yearned to win his parents’ love — and, therefore, love in general — which in the end he never received.

There are few other Bible stories with so much drama and action, narrative fireworks and raw emotion, as we find in the tale of Samson: the battle with the lion; the three hundred burning foxes; the women he bedded and the one woman that he loved; his betrayal by all the women in his life, from his motherto Delilah; and, in the end, his murderous suicide, when he brought the house down on himself and three thousand Philistines. Yet beyond the wild impulsiveness, the chaos, the din, we can make out a life story that is, at bottom, the tortured journey of a single, lonely and turbulent soul who never found, anywhere, a true home in the world, whose very body was a harsh place of exile.“

 

Grossman_David
David Grossman (Jeruzalem, 25 januari 1954)

 

 

De Italiaanse schrijver Alessandro Baricco werd geboren op 25 januari 1958 in Turijn. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007  en ook mijn blog van 25 januari 2008 en ook mijn blog van 25 januari 2009.

 

Uit: Silk (Vertaald door Guido Waldman)

 

„1.

Although his father had imagined for him a brilliant future in the army, Hervé Joncour ended up earning his living in an unusual profession that, with singular irony, had a feature so sweet as to betray a vaguely feminine intonation.

For a living, Hervé Joncour bought and sold silkworms.

It was 1861. Flaubert was writing Salammbô, electric light was still a hypothesis and Abraham Lincoln, on the other side of the ocean, was fighting a war whose end he would not see.

Hervé Joncour was thirty-two years old.

He bought and sold.

Silkworms.

 

 

2.

To be precise, Hervé Joncour bought and sold silkworms when the silkworms consisted of tiny eggs, yellow or grey in colour, motionless and apparently dead. Merely in the palm of your hand you could hold thousands of them.

“It’s what is meant by having a fortune in your hand.”

In early May the eggs opened, freeing a worm that, after thirty days of frantic feeding on mulberry leaves, shut itself up again, in a cocoon, and then, two weeks later, escaped for good, leaving behind a patrimony that in silk came to a thousand yards of rough thread and in money a substantial number of French francs: assuming that everything happened according to the rules and, as in the case of Hervé Joncour, in a region of southern France.

Lavilledieu was the name of the town where Hervé Joncour lived.

Hélène that of his wife.

They had no children.

 

Baricco

Alessandro Baricco (Turijn, 25 januari 1958)

 

De Surinaamse dichter en journalist Jozef Hubert Maria Slagveer werd geboren in Totness op 25 januari 1940. Zie ook mijn blog van 25 januari 2009.

 

Humanae vitae

 

maria

laat het geen

dertien worden

ze vragen ons

straks te eten

in de hitte

van abrabroki

de paus kent

geen armoede

 

maria

ons leven

van geloof

in de kerk

in pinari

en de twaalf

jezussen

die je gedragen hebt

krijgen een beloning

van onbegrip

dat humanae vitae

heet

 

maria

vraag de paus

om met ons te komen

eten de resten van

de vorige dag

vraag hem te komen

slapen tussen de

muizen en kakkerlakken

dit is onze dank

voor zijn begrijpen

van onze ellende.

 

slagveer

Jozef Slagveer (25 januari 1940 — 8 december 1982)

 

 

De Finse dichter, toneelschrijver en uitgever Paavo Juhani Haavikko werd geboren in Helsinki op 25 januari 1931. Zie ook mijn blog van 25 januari 2009.

 

Uit: Kullervon tarina/Kullervo’s Story (Vertaald door Anselm Hollo)

 

I have a good memory. I remember how I was born, not from a woman but from the fire. That was my birth. I wasn’t killed. I wasn’t given my right, not even the right to die the day I was born. I do remember how the Father woke up, Mother woke up, how they disappeared into the smoke […] and this master came and took me away. Do I remember this, I don’t remember, and I’ll never forget. But I don’t dwell on it. I don’t want it to
fade and grow distant in my mind.

(…)

Perkele. The god of fire. I woke up. It woke me. It woke me because I sleep with my hand held over a burned spot, at the edge of the burned ground. […] Good hand, it knows to wake me up when the fiery ground burns it. I know how to take the broom out of the water I’ve dammed, to put out the fire. It won’t surprise me in my dream. My dream wakes me up, instantly, and without a word. My hand is a trap for that fire. If it wakes up
or ignites, I drown it with water, kill it on the spot. It won’t have time to run far, it won’t get away from me…

(…)

Now I know how to do things. No longer will I listen to any advice. Now I know, and it’s working. I won’t listen to others, I won’t ponder things. What if the others don’t feel anything? What if the others weren’t made the way I was made, so that everything hurts me?[…] I used to think that people were made the way I was made, but I was made by fire, born from fire. I don’t want to know anything about anybody: no family, no name,
let it all go! And it is going. Fate changed, life healed, like a wound. How does the kind of life heal that leaves a deep scar? I don’t know.“

 

PaavoHaavikko

Paavo Haavikko (25 januari 1931 – 6 oktober 2008)

 

De Duitse dichter, schrijver, musicus en filmmaker Alfred Gulden werd geboren op 25 januari 1944 in Saarlouis. Zie ook mijn blog van 25 januari 2009.

 

So weit gehen

 

Nichts da verloren
außer die Angst
aus dem Kopf geschlagen
in die Füße
das Argument laufen
so weit es geht

 

 

Die Zunge brennt

 

Mitten ins Gesicht direkt
die Augen hättest du
Antworten schuldig
frag nicht wie
plötzlich die Zunge brennt
ein Wort das andere
gedacht schon auf die Zunge
mitten ins Gesicht
zusammenfährt
in Grund und Boden
daß Worte das

 

Gulden_Alfred

Alfred Gulden (Saarlouis, 25 januari 1944)

 

Virginia Woolf, William S. Maugham, Renate Dorrestein, Robert Burns, David Grossman, Alessandro Baricco, Jozef Slagveer, Paavo Haavikko, Alfred Gulden, Eva Zeller, Daniel von Lohenstein, Vladimir Vysotsky, Friedrich Jacobi, Stéphanie de Genlis

De Engelse schrijfster Virginia Woolf werd geboren op 25 januari 1882 te Londen. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007 en ook mijn blog van 25 januari 2008.

Uit: Mrs. Dalloway

„MRS. DALLOWAY said she would buy the flowers herself.

For Lucy had her work cut out for her. The doors would be taken off their hinges; Rumpelmayer’s men were coming. And then, thought Clarissa Dalloway, what a morning-fresh as if issued to children on a beach.

What a lark! What a plunge! For so it had always seemed to her, when, with a little squeak of the hinges, which she could hear now, she had burst open the French windows and plunged at Bourton into the open air. How fresh, how calm, stiller than this of course, the air was in the early morning; like the flap of a wave; the kiss of a wave; chill and sharp and yet (for a girl of eighteen as she then was) solemn, feeling as she did, standing there at the open window, that something awful was about to happen; looking at the flowers, at the trees with the smoke winding off them and the rooks rising, falling; standing and looking until Peter Walsh said, “Musing among the vegetables?”-was that it?-“I prefer men to cauliflowers”-was that it? He must have said it at breakfast one morning when she had gone out on to the terrace-Peter Walsh. He would be back from India one o£ these days, June or July, she forgot which, for his letters were awfully dull; it was his sayings one remembered; his eyes, his pocket-knife, his smile, his grumpiness and, when millions of things had utterly vanished-how strange it was!-a few sayings like this about cabbages.

She stiffened a little on the kerb, waiting for Durtnall’s van to pass. A charming woman, Scrope Purvis thought her (knowing her as one does know people who live next door to one in Westminster); a touch of the bird about her, of the jay, blue-green, light, vivacious, though she was over fifty, and grown very white since her illness. There she perched, never seeing him, waiting to cross, very upright.“

Roger_Fry_-_Virginia_Woolf

Virginia Woolf (25 januari 1882 – 28 maart 1941)
Portret door Roger Fry

 

De Engelse schrijver William Somerset Maugham werd geboren in Parijs op 25 januari 1874. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007 en ook mijn blog van 25 januari 2008.

Uit: The ant and the grasshopper

“I suppose every family has a black sheep. Tom had been a sore trial to his for twenty years. He had begun life decently enough: he went into business, married, and had two children. The Ramsays were perfectly respectable people and there was every reason to suppose that Tom Ramsay would have a useful and honourable career. But one day, without warning, he announced that he didn’t like work and that he wasn’t suited for marriage. He wanted to enjoy himself. He would listen to no expostulations. He left his wife and his office. He had a little money and he spent two happy years in the various capitals of Europe. Rumours of his doings reached his relations from time to time and they were profoundly shocked. He certainly had a very good time. They shook their heads and asked what would happen when his money was spent. They soon found out: he borrowed. He was charming and unscrupulous. I have never met anyone to whom it was more difficult to refuse a loan. He made a steady income from his friends and he made friends easily. But he always said that the money you spent on necessities was boring; the money that was amusing to spend was the money you spent on luxuries. For this he depended on his brother George. He did not waste his charm on him. George was a serious man and insensible to such enticements. George was respectable. Once or twice he fell to Tom’s promises of amendment and gave him considerable sums in order that he might make a fresh start. On these Tom bought a motor-car and some very nice jewellery. But when circumstances forced George to realize that his brother would never settle down and he washed his hands of him, Tom, without a qualm, began to blackmail him. It was not very nice for a respectable lawyer to find his brother shaking cocktails behind the bar of his favourite restaurant or to see him waiting on the box-seat of a taxi outside his club. Tom said that to serve in a bar or to drive a taxi was a perfectly decent occupation, but if George could oblige him with a couple of hundred pounds he didn’t mind for the honour of the family giving it up. George paid.“

 

maughamwsomerset

William Somerset Maugham (25 januari 1874 – 16 december 1965)

 

De Nederlandse schrijfster Renate Dorrestein werd geboren in Amsterdam op 25 januari 1954. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007en ook mijn blog van 25 januari 2008.

Uit: Mijn zoon heeft een seksleven

Ik was net met mijn zusje aan het bellen op het moment dat het moet zijn gebeurd. Had me onder het praten een glas wijn ingeschonken, de gordijnen dichtgedaan, lampen aangestoken. Bij mij was het kwart over zes, mijn werk zat erop.

Voor Francien niet, bij haar was de dag pas half om. Zij fokt paarden in Saugatuck, Michigan, samen met haar vriendin Nell. Ze wonen in een trailer op de stoeterij, kijken ’s nachts naar heldere sterren aan een onvervuilde hemel, baden een groot deel van het jaar in ijskoud water en lopen op laarzen die ze kopen bij een oude indiaanse vrouw. Ma zegt altijd: Ik heb heus geen moeite met Franciens persoonlijke leven en Nell is een lieve schoondochter, maar waarom niet een beetje lippenstift. Ik zou zelf niet weten waarom wel, maar ma uiteraard des te meer.

We hadden het over niets bijzonders. Francien vertelde hoe ze ’s ochtends vroeg in haar pick-up op pad was gegaan om een bestelling prikkeldraad op te halen. Op de terugweg had ze bij een kraam appels gekocht om cider van te maken. Nu zat ze weer thuis, in haar keukentje van golfplaat. Nell en zij hadden net warme broodjes gegeten. Ook bij haar was het dus een doodgewone dag, een zoals alle andere, alleen besef je pas hoe geweldig het alledaagse is als je rust wordt verstoord.“

Dorrestein

Renate Dorrestein (Amsterdam, 25 januari 1954)

 

De Schotse dichter Robert Burns werd geboren op 25 januari 1759 in Alloway, Ayrshire. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007 en ook mijn blog van 25 januari 2008.

The Ploughman’s Life

 

As I was a-wand’ring ae morning in spring,

I heard a young ploughman sae sweetly to sing;

And as he was singin’, thir words he did say, –

There’s nae life like the ploughman’s in the month o’ sweet May.

 

The lav’rock in the morning she’ll rise frae her nest,

And mount i’ the air wi’ the dew on her breast,

And wi’ the merry ploughman she’ll whistle and sing,

And at night she’ll return to her nest back again. 

 

I Murder Hate

I murder hate by flood or field,
Tho’ glory’s name may screen us;
In wars at home I’ll spend my blood-
Life-giving wars of Venus.
The deities that I adore
Are social Peace and Plenty;
I’m better pleas’d to make one more,
Than be the death of twenty.

I would not die like Socrates,
For all the fuss of Plato;
Nor would I with Leonidas,
Nor yet would I with Cato:
The zealots of the Church and State
Shall ne’er my mortal foes be;
But let me have bold Zimri’s fate,
Within the arms of Cozbi!

robert_burns

Robert Burns (25 januari 1759 – 21 juli 1796)
Standbeeld in Stanley Park, Vancouver

 

De Israëlische schrijver David Grossman werd geboren op 25 januari 1954 in Jeruzalem. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007 en ook mijn blog van 25 januari 2008.

Uit: Writing in the Dark

 

“Explaining the process of inspiration, for me, is like trying to explain what occurs in a dream. In both cases we must resort to using words to describe an experience that by nature resists definition. In both cases we can rationally analyze the events and consider, for example, the themes and characters that may have influenced the dreamer and the needs that led him to conjure up these particular influences rather than others in his dream. But we will always feel that the essence of the dream, its secret, the unique glimmer of contact between the dreamer and the dream, remains an impenetrable riddle.

I remember what I experienced when I felt I was under the rays of a vast and inspiring literary power—when I read Kafka’s Metamorphosis, for example, or Yaakov Shabtai’s Past Continuous, or Thomas Mann’s Joseph and His Brothers. I have no doubt that some part of me, perhaps my innermost core, seemed to be in the realm of a dream. There was a similar intrinsic logic, and a direct dialogue conducted with the deepest and most veiled contents of my soul, almost without the mediation of consciousness.

When I talk, then, of this or the other author and how he or she touched my life and influenced my writing, I know that it is merely the story I tell myself today, in a waking state, under the spotlights, filtered through the natural sifting process of memory.“

 

davidgrossman

David Grossman (Jeruzalem, 25 januari 1954)

 

De Italiaanse schrijver Alessandro Baricco werd geboren op 25 januari
1958 in Turijn.
Zie ook mijn blog van 25 januari 2007  en ook mijn blog van 25 januari 2008.

Uit: City (Vertaald door Ann Goldstein)

“Larry! . . . Larry! . . . Larry Gorman is approaching our position . . . he’s surrounded by his people . . . the ring is mobbed . . . LARRY! . . . it’s not easy for the champion to make his way through . . . there’s Mondini, his coach . . . a lightning-fast win tonight, here at the Sony Sports Club, let’s recap, just 2 minutes 27 seconds is all . . . LARRY, here, Larry, we’re on the air, live on radio . . . Larry . . . we’re on the air, so, fast work . . .”
“Is this microphone working?”
“Yes, we’re on the air.”
“Nice microphone, where’d you buy it?”
“I don’t buy them, Larry . . . listen . . . did you think it would be over so quickly or . . .”
“My sister would like that a lot . . . “
“I mean . . . “
“No, seriously. You know, she imitates Marilyn Monroe, she sings and she’s the spitting image of Marilyn, the same voice, I swear, only she doesn’t have a microphone . . . “
“Listen, Larry . . . “
“Usually she manages with a banana.”
“Larry, you want to say something about your opponent?”
“Yes. I want to say something.”
“Go ahead.”
“I want to say something about my opponent. My opponent is called Larry Gorman. Why do they keep on setting me up with those zeroes wearing gloves and no clothes? They’re always under my feet. So eventually I have to knock them down.”

Barrico

Alessandro Baricco (Turijn, 25 januari 1958)

 

De Surinaamse dichter en journalist Jozef Hubert Maria Slagveer werd geboren in Totness op 25 januari 1940.  Slagveer volgde de Sint Antonius-school te Mary’s Hope en de Algemene Middelbare School (AMS) te Paramaribo. Vervolgens vertrok Slagveer naar Nederland waar hij journalistiek studeerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In 1967 keerde hij naar Suriname terug. Slagveer werkte aanvankelijk op de afdeling voorlichting van het ministerie van onderwijs, maar begon in 1971 samen met Rudi Kross een eigen persbureau, Informa geheten, dat een dagelijks bulletin en een weekblad (Actueel) uitgaf. Hij was voorstander van de onafhankelijkheid van Suriname en wilde samen met Rudi Kross de NPS omvormen tot een socialistische beweging. Slagveer viel in 1975 in ongenade bij de regering-Arron. Na de onafhankelijkheid werd Slagveer spreekbuis van de ontevreden sergeants van het Nationale Leger van Suriname. Nadat zij op 25 februari 1980 een staatsgreep hadden gepleegd, werd hij aangesteld tot hun woordvoerder en propageerde hij hun bewind. Legerleider Bouterse zocht vanaf eind 1980 via Slagveer toenadering tot de leiders van de oude politieke partijen, onder wie Jaggernath Lachmon. Gaandeweg begon Slagveer het regime te bekritiseren. Waarschijnlijk wegens die kritiek werd Slagveer in de nacht van 7 op 8 december 1982 opgepakt. Op 8 december werd hij op 42-jarige leeftijd te Fort Zeelandia vermoord.Slagveer debuteerde in 1959 in de Dichtershoek van het Nederlandse Algemeen Handelsblad. Zijn proza en poëzie in het Sranan en Nederlands is traditioneel vormgebonden en fel nationalistisch-geëngageerd.

 

 

Plensregen

 

plensregen kom

en was ons lichaam

 

plensregen kom

bevrijd onze geest

 

laat ons nieuwe kleren dragen

plensregen kom

 

laat ons werken aan een nieuw Suriname

plensregen kom

 

laat ons onszelf zijn

plensregen kom

 

kom plensregen

was het slaafse denken ver van ons weg

was het weg plensregen

kom was Suriname schoon!

 

 

Vertaald door Michel Berchem

 

Slagveer

Jozef Slagveer (25 januari 1940 — 8 december 1982)

 

De Finse dichter, toneelschrijver en uitgever Paavo Juhani Haavikko werd geboren in Helsinki op 25 januari 1931. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste schrijvers in zijn land. Zo won hij in 1984 de Neustadtprijs voor literatuur. Haavikko debuteerde in de jaren vijftig met Tiet etäisyyksiin. In zijn volgende bundel Tuuliöinä (1953, Winderige nachten) gebruikt hij de wind als centrale metafoor voor hedendaagse angsten en vervreemding. Bekende bundels van Haavikko zijn ook Synnyinmaa (1955) en Lehdet lehtiä (1958). Zijn poëzie werd wel vaak als moeilijk toegankelijk beschouwd. In de jaren zestig sloop er meer sociale kritiek in zijn werk. In zijn verzamelde korte verhalen Lasi Claudius Civiliksen salaliittolaisten pöydällä (1964) toonde hij zich verwant met de nouveau roman, terwijl zijn verzameld toneelwerk Näytelmät (1978) aanleunde bij het theater van het absurde. Van 1967 tot 1983 was hij literair directeur van de uitgeverij Otava en van 1989 tot zijn dood was hij eigenaar van de uitgeverij Art House

 

Uit: 10 Poems of the Year 1966

And so she almost stops her breathing
like the wind that has to draw breath immediately
all the more violently.
And so she becomes for a moment smaller than any garment
she might be wearing now.
Everything in this world into which there is only one way to arrive,

but so many ways to leave,
that it makes us different people.
A public place, this world, and one doesn’t always know

whether this is what is called a room, and whether this room
is growing darker, by gusts.

*

In the panelled room I stop, breathe Autumn,
but, no, it isn’t you.
Is is that not even wood, carved into ceilings and walls
has a scent that would last.
And yet, those two were so eternal in the high days of summer,
when the warm wind on the skin is cool among the shadows,
and the grasses have vertigo.

 

paavohaavikko

Paavo Haavikko (25 januari 1931 – 6 oktober 2008)

 

De Duitse dichter, schrijver, musicus en filmmaker Alfred Gulden werd geboren op 25 januari 1944 in Saarlouis. Al in 1959 richtte hij zijn eerste toneelgroep op. Gulden studeerde germanistiek en theaterwetenschappen in Saarbrücken. Naast schrijver en filmmaker is hij ook schrijver van liederen (zowel tekst als muziek. Gulden schrijft zeer veel in het Saarlandse dialect.

 

NACHTSCHICHT

 

Zwanzig Jahre im Dunkeln
Tagsüber geschlafen und nachts
gearbeitet.
Sonntags wie werktags, jahr-
aus, jahrein , Sommer wie Winter, Tag
und Nacht verwechselt, verkehrtrum
gelebt.
Und im Urlaub nicht mehr hinten
und vorn gewußt die ersten paar
Tage, dann war er vorbei, zu
spät. Wieder die Arbeit, wieder von
vorn: nachts wach und am Tag
geschlafen.
Die Kinder sind groß geworden und
haben Kinder bekommen.
Die Haare sind grau geworden,
die Augen müde.
Und jetzt soll das alles
anders werden? Jetzt, wo ich
nicht mehr anders kann? Wo die Nacht
der Tag und der Tag die Nacht ist
für mich, soll ich
gehn?

 

Alfred_Gulden

Alfred Gulden (Saarlouis, 25 januari 1944)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Eva Zeller werd geboren op 25 januari 1923 in Eberswalde. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007.

Glauben

Wenn jede Pore meiner Haut
hören könnte. Wenn ich so
viele Augen hätte, wie am
Mantelsaum seltener Muscheln sitzen,
ich fragte dennoch töricht:

Was für eine Stimme wirbt um mich
wie
um eine Geliebte?
und was ist das für ein Licht ,
soll ich noch auf ein
anderes warten?

Auf einer Waage mit
kleinen und kleinsten
Kupfergewichten wird
meine Antwort gewogen .
Wie die Zungen spielen.

 

EvaZeller

Eva Zeller (Eberswalde, 25 januari 1923)
Portret door Helene Menne-Lindenberg

 

De Duitse dichter Daniel Caspar von Lohenstein werd geboren op 25 januari 1635 in Nimptsch, in Silezië. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007.

 

Inschrift des Tempels der Ewigkeit

 

Ihr dürres Volk, leblose Leute, todte Stumme,

Ihr Sterblichen, die ihr euch wünscht zu leben,

Die ihr den hellen Tag für Nacht,

Die Krone für Gefängniß, Freiheit für die Ketten,

Für Kerker Ruhm, für Wenig Alles alle,

Die ihr für Nebel Glanz, für Dünste Sonnenschein,

Für’s Grab den Thron, den Zepter für das Grabescheit,

Für Nichts nicht Viel, den Himmel für die Erden,

Für Asche Gold,

Das Leben für den Tod,

Die Seide für den Koth,

Verwechseln wollt!

Ihr Menschen, die ihr Götter wollet werden,

Die ihr den Kitzel schnöder Eitelkeit,

Der Träume Nichts, der Ehrsucht süße Pein,

Der Wehmuth Wermuth, der Wollüste Galle

Verschmäht und euch vom Dorn’ auf Rosen wollet betten!

Kommt, kommt! hier segelt her und macht

Den Lebensnachen an, wollt ihr erheben

Den Prei
s der Ewigkeit, das Wahre für das Dumme!

 

Lohenstein

Daniel Caspar von Lohenstein  (25 januari 1635 – 28 april 1683)

 

De Russische zanger, acteur en dichter Vladimir Semjonovitsj Vysotsky werd geboren op 25 januari 1938 in Moskou. Zie ook mijn blog van 25 januari 2007.

Go ahead, drink

 

Go ahead, drink!

Luck’s on your side.

Your life’s a cent, but

Mine’s a bull’s eye.

You, with the felt there!

Let’s bet shall we?

Me from 90 yards

And you right here.

 

My cards are bad,

My fate I’ll face;

I’ve got a ten and

An ace of spades.

Because on that bet you

Shot at point-blanc;

But I’m a sharpshooter and

You’re a gambler, right?

 

Now where could you go?

My shot hit hard:

And 10 in the head,

9 in the heart.

Just as a black dot

On a white leaf.

…That night became

a part of me…

 

 

Vertaald door Liza Simonova

 

Vysotsky

Vladimir Semjonovitsj Vysotsky (25 januari 1938 – 25 juli 1980)

 

De Duitse schrijver en filosoof Friedrich Heinrich Jacobi werd geboren in Düsseldorf op 25 januari 1743. Jacobi was bevriend met de jonge Goethe, oefende met zijn briefromans Eduard Allwills Papiere (1775-1776) en Woldemar (1779) grote invloed uit op de Sturm und Drang-beweging. Ook in zijn theoretische geschriften keerde hij zich tegen het rationalisme, dat zijns inziens onafwendbaar tot ‘nihilisme’ (een neologisme van Jacobi) moest leiden..

 

Uit: Woldemar

 

„Eberhard Hornich, ein angesehener Handelsmann zu B., hatte drey Töchter: die älteste hieß Caroline, die zweyte Henriette, und die dritte Luise. Carl Dorenburg, der sich lange Zeit in Italien und England aufgehalten hatte, und zurück nach London wollte, wo ein vortheilhaftes Etablissement auf ihn wartete, sah Carolinen, und ward von ihr gefesselt. Er war ein sanfter und herzlicher Mann, der die feinern Vergnügen mit Einfalt liebte, einen reinen und festen Geschmack hatte, und sich nie an etwas hieng, als mit innigem Gefühl und aus wahrer aufrichtiger Neigung. Das Mädchen nahm ihn gern, und der Alte willigte mit Freuden in die Heyrath mit einem Manne, der ein so vortreflicher Kaufmann und von so grossem Vermögen war. Vater und Tochtermann traten miteinander in Gesellschaft.

Dorenburgs vertrautester Freund war Biederthal, ein junger Rechtsgelehrter. Die Aehnlichkeit ihrer Neigungen, der Eifer, den sie gegenseitig in sich erweckten, die Hülfe, die sie einander leisteten, brachte jene geistige Gemeinschaft der Güter unter ihnen zuwege, welche den Neid unmöglich und das Leben so süß macht. So war ihr Verständniß zwey Jahre hindurch immer vollkommener und enger geworden.“

 

jacobi

Friedrich Jacobi (25 januari 1743 – 10 maart 1819)

 

De Franse schrijfster Stéphanie Félicité Du Crest de Saint-Aubin, comtesse de Genlis, werd geboren op 25 januari 1746 in Champcéry bij Autun. Zij bestreed Madame de Staël en was als strenge katholiek ook een tegenstandster van Voltaire. Zij schreef voornamelijk opvoedkundige en historische werken.

 

L’oiseau, le prunier et l’amandier

 

Un jeune oiseau , perché sur un prunier,
Vit tout à coup un amandier :
Le bel arbre! dit-il, et quel charmant feuillage!
Allons goûter ses fruits : je gage
Qu’ils sont mûrs et délicieux.
A ces mots, fendant l’air d’un vol impétueux ,
L’oiseau bientôt, ainsi-qu’il le désire,
Se trouve transplanté sur l’arbre qu’il admire.
Lors aux amandes s’attachant,
Il veut les entamer; mais inutilement,
Et de son bec en vain il épuise la force.
Ne nous étonnons point de son raisonnement ;
Il ne jugeait que sur l’écorce.

 

Madame_Stephanie_de_Genlis

Stéphanie de Genlis (25 januari 1746 – 31 december 1830)