Richard Russo, Steffen Popp

De Amerikaanse schrijver Richard Russo werd geboren op 15 juli 1949 in Johnstown, New York. Zie ook alle tags voor Richard Russo op dit blog.

Uit: Ergens anders (Vertaald door Kees Mollema)

“Toen een vriendin van mij een paar jaar geleden op de New York State Thruway een bord passeerde waarop CENTRUM VAN DE LEERVERWERKENDE INDUSTRIE stond te lezen, meende ze leedverwerkende te zien staan en dacht ze: dat is vast waar Russo vandaan komt. Ze had gelijk. Ik kom uit Gloversville, een paar kilometer verder naar het noorden, in de uitlopers van de Adirondacks; een plaatsje waarover je gemakkelijk grappen kunt maken, tenzij je er woont, zoals sommige familieleden van mij. Het stadje is niet altijd onderwerp voor grappen geweest. In de gloriejaren werden negen van de tien paar chique handschoenen die in de Verenigde Staten werden verkocht daar gemaakt. Aan het einde van de negentiende eeuw waren ambachtslieden uit heel Europa erheen getrokken en tientallen jaren produceerden ze handschoenen die tot de beste van de wereld werden gerekend. In die tijd bestond er een gilde van handschoensnijders en je moest, net als mijn grootvader van moederskant, eerst twee of drie jaar als leerling werken. De belangrijkste gereedschappen van een volleerde handschoensnijder zijn zijn ogen, zijn ervaring met dierenhuiden en zijn verbeelding. Het was mijn grootvader die me mijn eerste lessen in de kunst gaf — al betwijfel ik of hij dat zelf zo zou hebben verwoord — door uit te leggen hoe je uit een onvolmaakte huid iets kunt maken wat werkelijk goed en mooi is. Nadat de huiden zijn gelooid, maar nog vóór ze bij de snijder belanden, worden ze gerold, geborsteld en afgewerkt tot ze glad en uniform zijn, maar natuurlijke huiden bevatten onvermijdelijk onvolkomenheden. De echte vakman, zo legde hij me uit, werkt om die onvolkomenheden heen en bedenkt hoe hij ze weg kan werken in de natuurlijke plooien of naden van een handschoen. Elke huid stelde je voor problemen die een creatieve oplossing vereisten. Een handschoensnijder moest niet alleen zo veel   mogelijk handschoenen uit een huid kunnen halen, maar tegelijkertijd het aantal onvolkomenheden zien te minimaliseren. In Fulton County werd al leer gelooid, waarbij de bast van de Canadese den werd gebruikt, voordat de Verenigde Staten zich van Engeland afscheidden. Gloversville en het nabijgelegen Johnstown produceerden niet alleen handschoenen, maar allerlei lederwaren: schoenen, jassen, handtassen en meubilair. Toen mijn grootvader van vaderskant, die uit het Italiaanse Salerno kwam, hoorde hoeveel ambachtslieden naar deze plek waren gegaan, trok hij naar het noorden, in de hoop er de kost te kunnen verdienen met de verkoop van handgemaakte schoenen. In New York nam hij de trein naar Albany, ging toen naar het westen tot aan het gehucht Fonda aan het Barge Canal, vanwaaruit hij de goederenspoorlijn volgde naar Johnstown in het noorden, waar ik enkele decennia later werd geboren.”

 

Richard Russo (Johnstown, 15 juli 1949)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

Gibraltar

daarheen (Goethe)


Ken je, liefste, de haat,
bomen, de Spaanse muur,
ken je de eilanden, de kruisvaarders
in hun eenmanstorpedo’s –

liefste, vergeef me, ik wilde naar Golgotha
maar in de linnenkast
lag alleen een gele revolver (dus ik ging niet).

Ken je de zee, sporen van vrijpostigheid
in schuim, liefste, in schuim
ken je dat land, zijn verwrongen arm
ligt zwaar in de rondte, onder de hongerige lucht
doelloze wind
sporen van wol, daarin warmte en stof.

Hoe graag zou ik met je vertrekken
met jou, liefste, willen wonen onder citroenen:
als niet Gibraltars elementen
heftig door mijn tragische aderen  
vloeiden, en die van iedere spoorloze kaap
manische ogen, zonder oogleden –

mijn hart is een gravin omringd door verplegers
aan de rand van de stad, liefste
                        blèren de huurpiano’s!

 

Vertaald door Alfred Schaffer en Gregor Seferens

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juli ook mijn blog van 15 juli 2020 en eveneens mijn blog van 15 juli 2019 en ook mijn blog van 15 juli 2017 deel 2.

Yukiko Motoya, Steffen Popp

De Japanse schrijfster Yukiko Motoya werd geboren op 14 juli 1979 in Hakusan, Ishikawa. Zie ook alle tags voor Yukiko Motoya op dit blog.

Uit: The Lonesome Bodybuilder (Vertaald door Asa Yoneda)

“Would feel at home in the crafts club. Would find a job locally. But what really would have happened if I’d gotten on the roller coaster that day? I have the feeling I would have met a version of myself I don’t know now. Lived a completely different life.
The gong sounded, and the men stood up. I’d assumed that throwing out punches was all there was to it, but the boxers guarded against every blow, observing each other’s movements with eagle eyes. That must be what they call dynamic vision. If only I had some dynamic vision too, I might not have missed out on so many things. The match was over, and they sounded the biggest gong yet.
The very next day, I started training to become a bodybuilder. I thought at first that I could aim to be a pro boxer, but I realized that I didn’t have a trace of fighting spirit in me. No desire to beat anyone up. It was the bodies of the two boxers I’d seen on TV the previous night that seemed to be seared into my brain, even while I was at my job, working the register at a natural health and beauty shop.
They turned in all directions, showing off their bodies to me. Even while I described various products to customers. This is a moisturizing cream with pomegranate traditionally used in herbal medicine. How do firm limbs feel? This hair oil is made from rare organic concentrated plant extracts. What is it like when a strong body throbs?
Was I looking for an affair? Of course not. I loved my husband. He could be bumbling and juvenile, but he was just working too hard, that was all. I only needed to hang on until he was done with this busy period, and then he’d start initiating again. It wasn’t that I wanted to touch any other man. I just wanted to luxuriate in some taut muscle. I hadn’t felt so giddy in a long time. I’d swing by the pharmacy on my way home from work and get some protein powder.
I liked the taste of the protein powder when I tried it, and decided to join a gym. I felt a little worried about fitting it into the household budget, but I found a small, independent fitness club two train stops away, whose website advertised “100 Free Sessions Until You See the Results You Want!” Having never done any serious exercise before, I had no idea what kind of progress I’d be able to make in a hundred sessions.
On the first day of my private sessions, I confided to the trainer — a boy in his early twenties — that I wanted to become a bodybuilder. He stopped writing on his clipboard and looked at me with surprise.
“Bodybuilding? Not weight loss.”
“Yes. Your website said you have a training program.”
“We do, but this is pretty unusual. Women in their thirties usually come looking to lose weight, so I assumed . . .”
“Is it very difficult?”
“Not really. But with bodybuilding, you won’t get anywhere with weight training alone. Nutrition is key. Could you handle consuming, say, four thousand calories a day? That’s double the daily amount for an average adult male.”

 

Yukiko Motoya (Hakusan, 14 juli 1979)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

Elegie voor K.

Moe is mijn oog, moe moe
als de Alpen. Een betoverd traject
van jaren is mijn gezicht
velden, waarin ik sliep –

gele lampionnen, een duister kinderpartijtje
alles is buiten mij, een stuwmeer
waarin de ondergelopen dorpen oplichten ’s nachts

De aarde geeft kleuren
de huid geeft eenheid
op de plantages wapenen de fruitbomen zich dapper
tegen het heelal –

rondom schurken de weiden
                                       tegen mijn voeten
de rivier
aan mijn kant, heimelijk trekt hem
een verre zee.

 

Vertaald door Alfred Schaffer en Gregor Seferens

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juli ook mijn blog van 14 juli 2020 en eveneens mijn blog van 14 juli 2019 deel een en ook deel 2.

Zonnige toekomst (Driek van Wissen), Steffen Popp, Dolce far niente

 

Dolce far niente

 

Heat Wave door Chris Breier, 2016

 

Zonnige toekomst

Doordat de zon zo onbarmhartig scheen
Was hier op onze opgewarmde aarde
Veel extra sterfte onder de bejaarden;
Wij raken aardig door de oudjes heen.

Dus blijven onze zomers zo extreem
Dan is straks de vergrijzing geen probleem.

 

Driek van Wissen (12 juli 1943 – 21 mei 2010)
De Prinsentuin in Groningen, de geboorteplaats van Driek van Wissen

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

De zee bewoont mij, zoals licht een stad

De open balkons lichtten op, eilanden aan de ringweg
de lucht lag in het rond, een pont, waarschijnlijk sliep ze

ik vleide mijn hoofd in haar romp
trof een stroming, het regime van rivieren
onder de bruggen en in de tunnels
de instrumenten
lichtketenen, die zich bewogen.

Aan de haven
was ik alleen met het water, dat daar aan land gaat
havenkranen bevestigden het continent
aan zijn randen, op de achtergrond zwoegden
de zeeën

 

Vertaald door Alfred Schaffer en Gregor Seferens

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 18 juli 2020 en eveneens mijn blog van 18 juli 2019.

Tsead Bruinja, Steffen Popp

De Nederlandse dichter Tsead Bruinja werd geboren in Rinsumageest op 17 juli 1974. Zie ook alle tags voor Tsead Bruinja op dit blog.

 

U treft mij op een moment

ik wilde net gaan zitten aan de ongelakte tafel
in de woonkamer van mijn appartement in amsterdam-west
het is de donderdagmiddag vlak voor de deadline van dit gedicht
de kozijnen in de erker druppelen na van de aanhoudende regen
de waarde van mijn woning keldert omlaag
maar mijn buurman houdt het droog
handdoeken vangen de ellende op

tussen de wolken door valt zonlicht
op de rossige haartjes van mijn bovenarm
thee schommelt in het glas heen en weer
mijn pen krast inmiddels driest in het papier

ver weg bijna aan het eind van zijn leven
speelt andrés segovia op mijn stereo albeniz
ik kan niet horen of hij last heeft van spataderen
of er lange grijze haren uit zijn oren groeien
of dat hij bij het spelen rare bekken trekt
zoals heavy metalgitaristen doen bij een solo

een spotlight gericht op de tong uit hun mond
op een uitgeprint A4’tje naast mijn notitieboek lees ik
dat ik iets specifieks ga zeggen over een tentoonstelling
iets over een onderlaag die onbedekt wordt gelaten soms
maar ik schrijf even niet

ik kijk naar een verwelkte witte roos
die weken geleden na een optreden
in een wijnfles werd gezet door mijn geliefde
alle blaadjes zitten er nog aan

bruine randen hebben ze gekregen
het is een cliché dat weet ik maar het is zo
en met de liefde gaat het goed
dus beticht mij niet
van goedkope symboliek

dan moet er nog een doorkijkje komen naar een bijbels tafereel
in deze tekst waar ik nu toch al zoveel wit mee heb bedekt
misschien iets over koning salomo of het gelaat van mozes
dat glansde toen hij de berg afkwam

maar dan denkt u dat ik mij vereenzelvig
met iemand die god heeft gezien en toch ook weer niet
en dat zet u weer op een afstand

terwijl ik wil dat u voelt dat u er bij bent
bij mijn milde paniek in de lekkende woonkamer
de rossige haartjes op mijn onderarm
ver weg vanuit de juiste hoek belicht

 

een koor zingt

een koor zingt
en het erbarmen maakt de lucht om ons heen
zo dik als stroop

dan stopt de plaat
alle ingewanden
vallen uit het lied

waar wij naar kijken
alsof onze eerste kribbe
een gitaarkoffer was

 

Een kwal licht op in zee

voor Tonnus Oosterhoff

een kwal licht op in zee
roep niet

een stoel staat leeg in de kamer
kan niet tegelijk op de stoel en de bank

we gaan naar de brug naar
geleidelijk een nieuwe toonsoort

kom je de zon roept
ja ik ga mee

‘hello texas’

de bureaustoel roept ook
armleuning trekt ze
een bedelkleed aan

het licht helpt met een stralend
gezicht witgoud bladerhuis
naar de ondergang

binnenzon is ook goed
het kussen zacht genoeg
voor dijend zitvlees

veert het
ja alles veert

dag
dag

 

Tsead Bruinja (Rinsumageest, 17 juli 1974)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog en ook mijn blog van 18 juli 2010.

 

Silvae (uitgedund)

Hars loopt uit de bomen, zoals altijd
staan de bossen, groen en van hout
voor mijn raam, en overal op aarde
waar geen veld is, geen tuin
                              geen huis als het mijne.

Soms een dier, aan de onderkant van het blad
een reebruine schietschijf met weinig
rake schoten uit het vorige jaar –
                                       twee oeroude paarden
slepen ontworteld hout, tegen de schemering
komen de jagers, men ziet hun gele
                                           sportschoenen oplichten.

 

Vertaald door Alfred Schaffer en Gregor Seferens

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e juli ook mijn blog van 17 juli 2021 en ook mijn blog van 17 juli 2020 en eveneens mijn blog van 17 juli 2019 en ook mijn blog van 17 juli 2017 en eveneens mijn blog van 17 juli 2016 deel 2.

Jean Christophe Grangé, Steffen Popp

De Franse schrijver Jean Christophe Grangé werd geboren op 15 juli 1961 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jean Christophe Grangé op dit blog.

Uit: Bloeddorstige driften (Vertaald door Floor Bosboom)

“Dát was het. Precies wat ze zocht.
De Pradaschoenen die ze in de Voguevan vorige maand had gezien. De onopvallende, beslissende toets die het helemaal af zou maken. Met het jurkje dat ze voor ogen had – een klein zwart dingetje dat ze voor een prikje had gekocht in de rue du Dragon – zou het perfect zijn. Echt cool. Glimlach. Jeanne Korowa rekte zich uit achter haar bureau. Ze wist eindelijk wat ze die avond zou dragen. Perfect. Zowel naar de vorm als naar de geest.
Ze checkte nogmaals haar mobieltje. Geen berichten. Een steek van angst deed haar maag ineenkrimpen. Scherper, dieper dan de vorige. Waarom belde hij niet? Het was al over vieren. Was het niet al te laat om de afspraak te bevestigen?
Ze wuifde haar twijfels weg en belde de Pradawinkel in de avenue Montaigne. Hadden ze de schoenen? Maat 39? Ze zou ze voor zevenen komen ophalen. Kortstondig gevoel van opluchting. Onmiddellijk weggevaagd door een andere zorg. Ze stond al 800euro rood … Met die schoenen zou dat meer dan 1.300 worden.
Maar het was 29 mei. Over twee dagen zou ze haar salaris krijgen. 4.000 euro. Geen cent meer, inclusief toeslagen. Ze zou de nieuwe maand dus voor de zoveelste keer ingaan met een derde minder te besteden. Ze was het gewend. Ze speelde het bancaire hinkelspel nu al jaren met een zekere behendigheid.
Ze sloot haar ogen. Zag zich al in haar glanzende pumps. Vanavond zou ze een andere vrouw zijn. Onherkenbaar. Sensationeel. Onweerstaanbaar. De rest zou kinderspel zijn. Toenadering. Verzoening. Nieuw begin.
Maar waarom belde hij niet? Hij had gisteravond toch zelf contact met haar gezocht? Voor de honderdste keer die dag opende ze haar inbox en las de e-mail.”

 

Jean Christophe Grangé (Parijs, 15 juli 1961)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog.

 

Hotelsituatie, het onafgebroken liggen

Zelfverzekerd hart, neon, de ongemerkte overslag van deze goederen
– hoe dan ook nadenken, hoe dan ook wakker blijven –

zoals de buitenwereld ons betovert, in zijn pieken en dalen
de avond is vol taal maar de woorden gaan kreupel

de lichamen van planten regenereren, van hout en
stil, Trojaanse paarden, liggen we op de bodem van de stad

zo wakker in zijn slaap, ons geduldig vlees
praat met de rivieren. Kruipstroom, nabije oever

aarzelende huid, het kleine gevoel maakt je gelukkig
uit mijn jaren laten droomtekens los, als bladeren

buitensporige boomsneeuw. Laten we nu lang gaan reizen
ter land, ter zee en in de lucht, laten we nu lange tijd

dit hotel niet verlaten. Nooit bij de sterren, nooit
ophouden, in de muziek. Je polsslag, je haren wapperen.

 

Vertaald door Alfred Schaffer en Gregor Seferens

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juli ook mijn blog van 15 juli 2020 en eveneens mijn blog van 15 juli 2019 en ook mijn blog van 15 juli 2017 deel 2.

Tony Kushner, Steffen Popp

De Amerikaanse schrijver Tony Kushner werd geboren op 16 juli 1956 in New York. Zie ook alle tags voor Tony Kushner op dit blog.

Uit: Angels in America

“JOE: You shouldn’t have come.
HANNAH: You already made that clear as day.
JOE: I’m sorry. I . . . I . . . don’t understand why you’re here.
HANNAH: For more than two weeks. You can’t even return a simple phone call.
JOE: I just don’t . . . have anything to say. I have nothing to say.
HANNAH: You could tell me so I could tell her where you are. You’ve been living on some rainy rooftop for all we knew. It’s cruel.
JOE: Not intended to be.
HANNAH: You’re sure about that.
JOE: I’m taking her home.
HANNAH: You think that’s best for her, you think that she should—
JOE: I know what I’m doing.
HANNAH: I don’t think you have a clue. You can afford not to. You’re a man, you botch up, it’s not a big deal, but she’s been—
JOE: Just being a man doesn’t mean . . . anything. It’s still a big deal, Ma. Botching up.
(Tough, cold, angry, holding it in)
And nothing works. Not all my . . . oh, you know, my effortful clinging to the good, to what’s right, not pursuing . . . freedom, or happiness. Nothing, nothing works anymore, nothing I try .
(Still facing away, she nods yes.)
JOE: Is there radon gas in the—
HANNAH: Just go. (Little pause.)
JOE: I’ll pay to change your ticket.
(Joe exits. Hannah sits. She’s alone for several moments. There’s a peal of thunder. Prior enters, wet, in his prophet garb, dark glasses on, despite the dark day outside. He’s breathless, manic.)
PRIOR: That man who was just here. HANNAH Not looking at him): We’re closed. Go away.
PRIOR: He’s your son.
(Hannah looks at Prior. Little pause. Prior turns to leave.)
HANNAH: Do you know him. That man? How … How do you know him, that he’s my—
PRIOR: My ex-boyfriend, he knows him. I, I shadowed him, all the way up from— I wanted to, to … warn him about later, when his hair goes and there’s hips and jowls and all that … human stuff, that poor slob there’s just gonna wind up miserable, fat, frightened and alone because Louis, he can’t handle bodies.
(Little pause.)”

 

Tony Kushner (New York, 16 juli 1956)
Scene uit een opvoering van “Angels in America” op Broadway, 2018

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog.

 

 Aan de doden van het surrealisme

   Wie met de dingen botst,
        zal die dezelfde die ze verenigt?
        Dat zal het zijn, wat mij bedroeft.
        Hugo Ball

I

Buiten is het stil, geen Shell-tank
binnen dit frequentiegebied
geen atoom breekt af
of valt in de schacht, geen ontmoedigd orgaan
test het verraad, en voor mij
                        de lelie in het dromende glas –

ook dit gewas van mijn verlangen
snuit zijn essence alleen semiotisch
geluidloos in de verschrikkelijke nacht!

Buiten is het stil, het verlaten parkeerterrein
straalomdraaiing van het geluk en een nietige
                                    academie
ver weg dreigt Azië,
Poseidons hoorn met goederentreinen …

Zo doorstaat de wereld de winter!
De uien liggen op tafel
er cirkelen wonderlijke apparaten –

maar de sneeuw is niet langer gotisch
erts zonder wensen, een lichtblauwe
                                    maatgevende violist
nee, ze is grauw
en flets, de vuilnisbelt van de lente
ach –

en alleen de onderste sneeuwengelen
kleven nog aan de benzinestations
vermomd en marxistisch
in hun winddichte parka’s.


II

Buiten is het stil, berg en dal slapen
roerloos de stad, de kwelling van sloopbedrijven

hun trage vuur vereenvoudigt de ruimte
de hartaandoeningen van trainers
                                    balkonplanten

en in de zeeën de walvis
en in het vriesvak de paling
delicatessen, aan de rand van mijn zwakte
legt ook de liefde zich te rusten, een getto van rozen –

de grote betonblokken buigen het licht
waar mijn hand ligt
                  een juk voor nachtvlinders
en de gedichten lopen over de sneeuw
met kleine stapjes …

De dode surrealisten
schoppen herrie bij de grondvesten van het bos
kauwen de rode klavers deze nacht binnen
hun droge zeekoffers, hun sneeuwklimaat –

achter de ellende van bomen
licht het geboorteland op
de elementen verzinnen zichzelf, mijn geliefden
ruziën en vallen uiteen

op staat de maan van zijn zetel
daar zijn gele mond
daar zijn benen, slepend.

 

Vertaald door Alfred Schaffer en Gregor Seferens

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e juli ook mijn blog van 16 juli 2020 en eveneens mijn blog van 16 juli 20919 en ook mijn blog van 16 juli 2017 deel 2.

P.C. Hooft-prijs 2021 voor Alfred Schaffer

P.C. Hooft-prijs 2021 voor Alfred Schaffer

De Nederlandse dichter Alfred Schaffer krijgt de P.C. Hooft-prijs 2021 voor poëzie. ‘Een dichter die zonder met modes mee te waaien midden in deze tijd staat’, zo oordeelt de jury. ‘Zijn poëzie omvat zeer precies gekozen momentopnames, met zinnen die ogen alsof er een scalpel aan te pas is gekomen.’  De prijsuitreiking, die in mei plaatsvindt, wordt georganiseerd door het Literatuurmuseum. Alfred Schaffer werd geboren in Leidschendam op 16 september 1973. Zie ook alle tags voor Alfred Schaffer op dit blog.

Politiek voor beginners

Je staat te glunderen, alsof je al gewonnen hebt. Of wil je de
menukaart zien? Lieveling, er trok vandaag een optocht door
de straat, er was confetti, er waren voorzorgsmaatregelen, er
was genoeg voor iedereen. De dag stond bol van nijverheid.

Dit is geen gezeur, dit is de kolder in m’n kop, secondewerk.
En dit hier liep ik in de oorlog op, ik was een scherpschutter,
ik schoot met scherp, waande mij een voorvader, mijn bleke
snufferd in alle soorten en maten. Zo ging dat in die tijd van

voor de nieuwsberichten, wie niet deugde kon bij het grofvuil.
Ik moest tot inkeer komen, kwam tot inkeer en toen wilde ik
naar huis – tussen de flats laat jij je hondje uit, het kinderspel,

de graffiti, het gekef, alles in nostalgisch zwart en wit. Luister,
brult de meester. Eendracht, klaagt de meester. Wie de schoen
past, begint de meester. Maar wat het ook was, het is verleden.

 

Het persoonlijk magnetisme

Kijk eens naar rechts en vertel me wat je ziet.
De constante verandering,
nu al onderdeel van onze dagelijkse routine.

Dit is de grote dag,
de dag van het titelgevecht en het spontane compliment.
In de drukte zoek je naar het gat
in een gesprek en als op een teken lijkt de aandacht te verschuiven
naar geluiden buiten.
Het blijft vragen naar de bekende weg, een vloeiende beweging
van aantrekken en afstoten.

Onze speelsheid een nieuwe vorm van liefdewerk:
de kortstondige toewijding, het verrassend perspectief.

Zo te horen is het vrijgezellenfeest hiernaast een groot succes.
Maar laat je niet afleiden,
hier gelden andere wetten.

 

Kies nu een gedachte

Bericht gaat dat de stad drastisch veranderde.
Toeristen maken gretig gebruik van de nieuwe faciliteiten
en flaneren over het stadsplein in avondkledij
met op de achtergrond de prachtig gerestaureerde fontein.

De beroemde struisvogelboerderijen bleven intact.
Er zijn monumenten opgericht waar men,
als er tijd is, bloemen legt of uitrust onder een voorbijsnellende hemel.
De struisvogeleieren worden tegenwoordig beschilderd met figuren uit buitenlandse handboeken.

Elke ochtend dringen de struisvogels massaal tegen de hekken
wanneer de eerste mensen uit de buitenwijken,
op weg naar de stad in het zuiden,
zonder een spoor van argwaan komen aangewandeld.

 

Alfred Schaffer (Leidschendam, 16 september 1973)

Simon Vinkenoog, Steffen Popp

De Nederlandse dichter en schrijver Simon Vinkenoog werd op 18 juli 1928 in Amsterdam geboren. Zie ook alle tags voor Simon Vinkenoog op dit blog.

Einde

wat ik aan wind en regen vraag
zal altijd zonder antwoord blijven
en wat de nacht voor mij verborgen houdt
is weerlicht voor de blinden
in mijn ogen
wartaal voor de stomme in mijn stem
straatgeluiden voor de beethoven
in mijn oren
een late straatlantaarn voor de dronkaard
in mij die naar houvast zoekt

anemonen voor de man zonder reukorganen
vrouw als tastplaats
voor de kinderloze zonder zinnen

(voor de tandeloze meeuwen in mijn tong
een valkuil lichtschip regenwolken)

ik drijf altijd naar mijzelf terug
ik kom altijd in mijzelf naar boven
ik vecht altijd met mijn ogen open

plat met de handen gespreid vallend
schaafwonden aan de ellebogen

 

Vis

Ik heb je ogen
in het zand gevonden
tussen de schelpen van Miro

ik ben de droom
van het blinde kind
waarvan het licht
te vroeg is gestorven

om kleuren
te kunnen herkennen
als kleuren

tastend dans ik
om de zwaarte van mijn lichaam
niet te voelen

rond aan de lange lijn

uitgeslagen
om in het vergeten
beschutting te zoeken

aas voor de meeuwen
die als wekkers
om mijn oren krijsen

 

Koopman

Ik vent een vracht
vol woorden voor mij uit
door lege zonbedoelde straten

ik heb een schorre stem:

wie koopt van de koude grond?
wie denkt aan een arme blinde?

het is niet zoveel waard
roep ik over de huizen
het kost maar zoveel meer

dan bij ieder ander

ik roep en roep
van vergeefs
de liefde

 

Simon Vinkenoog (18 juli 1928 – 12 juli 2009)

 

De Duitse dichter en schrijver Steffen Popp werd geboren op 18 juli 1978 in Greifswald. Zie ook alle tags voor Steffen Popp op dit blog.

 

Betontreden, zeeën

Beweging (lucht), zeekleur (groen), een egel (de kunst van een prairiewolf
hem op de rug te draaien) – jouw hart, de nabije haven
breidt zich uit aan de zijden van zijn slaap. Voer in zakken, munitiekisten
de gespleten hoef van een ezel in brak water –

de zee toont je oevers (de grenzen), je slaapt in je rijk
er zijn geheime tekens, torens (uitkijkend over zee), luchtafweer
ingenieurs met vliegenierskap – aan de stranden tel je ze, het zijn gewrichten
en ze verbinden je (als een handschrift) met alle dingen.

 

Gibraltar

daarheen (Goethe)


Ken je, liefste, de haat,
bomen, de Spaanse muur,
ken je de eilanden, de kruisvaarders
in hun eenmanstorpedo’s –

liefste, vergeef me, ik wilde naar Golgotha
maar in de linnenkast
lag alleen een gele revolver (dus ik ging niet).

Ken je de zee, sporen van vrijpostigheid
in schuim, liefste, in schuim
ken je dat land, zijn verwrongen arm
ligt zwaar in de rondte, onder de hongerige lucht
doelloze wind
sporen van wol, daarin warmte en stof.

Hoe graag zou ik met je vertrekken
met jou, liefste, willen wonen onder citroenen:
als niet Gibraltars elementen
heftig door mijn tragische aderen  
vloeiden, en die van iedere spoorloze kaap
manische ogen, zonder oogleden –

mijn hart is een gravin omringd door verplegers
aan de rand van de stad, liefste
                        blèren de huurpiano’s!

 

Vertaald door Alfred Schaffer / Gregor Seferens

 

O olifanten Pan in de porseleinkast van de muzen

O olifanten Pan in de porseleinkast van de muzen
achter de sluiers zoek je naar gezang, oefen je
in gedachten: “We zijn
een gesprek”, zeg je, “we zijn
olifanten ”

en je bent helemaal alleen met deze zinnen
eenzamer dan dialogen, dikhuiden
eenzamer dan de elektrische apparaten van het universum

spaarlampen, warmtepompen
verwaarloosd en hongerig naar liefde duiken ze
aarzelend op uit de oneindige duisternis

tegen je ruimtecapsule, tegen de verborgen tralies
tegen je deskundige handen en knieën
je slapende voeten, je denkbeeldige vleugels
wrijven ze hun huiden uit chroom en plastic…

De aangeleerde hulpeloosheid van objecten
onmogelijkheid van een aanraking

het lied, onder zijn slaapmuts uit sterren
beweegt het de eenzame boiler, de dwalende
ventilator
je dwalende oog
ook

in een nestgemeenschap zonder stroom
zonder gedachten
alleen zwaartekrachtlichamen, hun bijna
staatsvormende paniek voor de winter.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Steffen Popp (Greifswald, 18 juli 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e juli ook mijn blog van 18 juli 2019.

Dolce far niente, Silas Weir Mitchell, Breyten Breytenbach, Alfred Schaffer, Frans Kusters, Michael Nava, James Alan McPherson

 

Dolce far niente

 

Indian Summer door Jack Paluh, z.j.

 

Indian Summer

The stillness that doth wait on change is here,
Some pause of expectation owns the hour;
And faint and far I hear the sea complain
Where gray and answerless the headlands tower.

Slow fails the evening of the dying year,
Misty and dim the waiting forests lie,
Chill ocean winds the wasted woodland grieve,
And earthward loitering the leaves go by.

Behold how nature answers death! O’erhead
The memoried splendor of her summer eves
Lavished and lost, her wealth of sun and sky,
Scarlet and gold, are in her drifting leaves.

Vain pageantry! for this, alas, is death,
Nor may the seasons’ ripe fulfilment cheat
My thronging memories of those who died
With life’s young summer promise incomplete.

The dead leaves rustle ‘neath my lingering tread.
Low murmuring ever to the spirit ear:
We were, and yet again shall be once more,
In the sure circuits of the rolling year.

Trust thou the craft of nature. Lo! for thee
A comrade wise she moves, serenely sweet,
With wilful prescience mocking sense of loss
For us who mourn love’s unreturning feet.

Trust thou her wisdom, she will reconcile
The faltering spirit to eternal change
When, in her fading woodways, thou shalt touch
Dear hands long dead and know them not as strange.

For thee a golden parable she breathes?
Where in the mystery of this repose,
While death is dreaming life, the waning wood
With far-caught light of heaven divinely glows.

Thou, when the final loneliness draws near,
And earth to earth recalls her tired child,
In the sweet constancy of nature strong
Shalt dream again—how dying nature smiled.

 

Silas Weir Mitchell (15 februari 1829 – 4 januari 1914)
Philadelphia, de geboorteplaats van Silas Weir Mitchell

 

De Zuid-Afrikaanse schrijver en dichter Breyten Breytenbach werd geboren op 16 september 1936 in Bonnievale. Zie ook alle tags voor Breyten Breytenbach op dit blog.

Uit: Een seizoen in het paradijs (Vertaald door Adriaan van Dis)

“30 december
Halfzeven. Nog enkele uren, minuten bijna. De overgang tussen winter en zomer, leven en dood, Europa en Afrika, zijn een vervreemding, kastratie – balling-schap – en integratie. Buiten is geen geluid, geen vogel, geen wind of melkkar of auto. Niets. Doods. Alleen een klein stukje halve maan, dat als een schurftige koe op haar post, over haar kalf moet waken. Buiten is de dood.
Het is tijd om te vertrekken. Hij heeft niet geslapen, en de nacht van gisteren evenmin, en de nacht daarvoor nog minder. Je moet dood zijn voordat je kunt herrijzen. En met de vermoeienis wordt de opwinding in bedwang gehouden. Vermoeienis wordt in de aderen gespoten om het hart te kalmeren. Tegen de vroege morgen heeft hij zich verkleed, keek naar zijn naakte lichaam, naar de ribben en de knieën. Een oude monnik zit al rechtop, stil in meditatie. Als je niets wil worden moet je vroeg uit de veren. Een meditatie waar komen en gaan geen verschil maakt. Een stilte. Noch winter, noch zomer. Maar tussen geboorte en dood trappen we wat lol. Neem me niet kwalijk, meester, maar dit is een avontuur waarin je jezelf met heel’t hart en nieren en darmen moet storten. Je kunt hier niet afzijdig tegenover staan. Daar ginds moet een oude ik gehaald worden opdat hij finaal tot rust kan komen.
Alles is in orde; alles is opgeruimd. Hij heeft de pantoffels waarop hij al jaren rondsloft als aandenken aan zijn land – fetisjist – uiteindelijk ook in de vuilnisbak gegooid.
De dag zal grijs over de stad komen, over de winter; zal net genoeg licht maken om je weg uit dit koude hol te kunnen zien.
‘Kom lief Vlekje, word wakker! Sta op! We moeten gaan!’
Wanneer je erg moe bent is het alsof je je in zee bevindt. (Misschien is de zee wel de moeheid om jou.) Het ene ogenblik ben je zo paniekerig als kippevel, ervan overtuigd dat je iets essentieels hebt achtergelaten, dat je te laat zult aankomen enz. Dan ontspan je weer even argeloos, alles speelt over en om je heen alsof het jou niet aangaat, alsof je lichaam niet ter zake is.
De avond voor ons vertrek geven we de laatste instrukties en raad aan de sprieterige Amerikaanse die tijdens onze afwezigheid op het huis zal passen. We hebben alle mogelijke voorzorgsmaatregelen tegen burgeroorlog, de pest, staking, en zondvloed proberen te treffen en hopen stil (ík tenminste) dat, terwijl we weg zijn, een stier van een vent zijn opwachting en inbraak zal maken om onze loge van haar verbeten kuisheid, die aanleiding geeft tot een onooglijke staroogigheid, te genezen. Ons huis is een huis van de liefde. Ons vertrek – en vooral ons doel – hebben we voor al onze vrienden en kennissen geheim proberen te houden. Zij die wel de lont zagen smeulen, kwamen in de laatste nacht afscheid nemen met zachte glimlachen en warme handpalmen; geamuseerd door onze holderdebolder opwinding. Een journalist, van het journalistige Zuid-Afrikaanse soort dat hun werk ziet als strips zonder plaatjes, is ons vanuit Londen op het spoor gekomen en we konden zijn snuivende snor in de kier tussen voordeur en vloertegels angstig op en neer zien gaan.”

 

Breyten Breytenbach (Bonnievale, 16 september 1936)

 

De Nederlandse dichter Alfred Schaffer werd geboren in Leidschendam op 16 september 1973. Zie ook alle tags voor Alfred Schaffer op dit blog.

Leg eens uit hoe dat voelt

Heeft u gewonnen? Loop dan even mee naar achteren,
hier komt een willekeurig einde aan. Waar zijn uw adviseurs,
of bent u voorbereid? ‘Je komt er tegenwoordig
niet meer aan te pas.’ Een paleis voor uw gedachten.

Nu u zo weinig heeft te zeggen, laat ik vast verklappen
waar wij u niet op hebben gewezen: het tegenlicht,
het prijzengeld, de voorgeschreven zinnen, de herhaling
tot vervelens toe en de gevolgen desondanks.

Zoveel woordkeus komt er aan te pas als u bevatten kunt.
Wij schrappen niets, u bent van onschatbare waarde. Wij
kunnen u zelfs onmogelijk met droge ogen aanschouwen.

Blijft u hier maar even staan. Zo mist u alle hoogtepunten.
Fraai is dat: is het buitenaards genoeg, blijkt er altijd weer
een markt voor te vinden. Blij dat dit eruit is?

 

Land zo ver je kijken kunt

En dan gaat het doek op, het rode woordje exit stelt ons gerust.
Je concentreert je weer op de verkeerde dingen, in de verte doe je me
zelfs denken aan iemand anders. Zo met die sigaret in je mondhoek,
een reisgids in je linkerhand, je wapen in je rechter. Verdacht veel

aandacht voor het detail. Is deze verering wel terecht? Hoe ver draagt
je echo? Onze kijkzucht overtreft de stoutste verwachtingen, maar het is
niets om je zorgen over te maken, jouw schuld is het niet, zoals je daar
staat, de afstand ontmaskerd: het beeld is nauwelijks weg te denken.

Er stond iets te gebeuren? Of is het al voorbij, de vingers aan de trekker,
de kringelende rook – dat kan ik niet hebben gedaan denk je nog, dat
kán ik niet hebben gedaan. Al die achterdocht om niets, gekneed uit
het soort stof waar, in een uiterst verleden, dromen werden gemaakt.

 

Alfred Schaffer (Leidschendam, 16 september 1973)

 

De Nederlandse schrijver Frans Kusters werd geboren in Nijmegen op 16 september 1949. Zie ook alle tags voor Frans Kusters op dit blog.

Uit: De tranen van Daan Dativo

“Hier staan wij dan, in de striemende regen aan de rand van Medemblik, een handvol oude, verdrietige mannen die ooit avond aan avond barstensvolle zalen wisten te verbijsteren en door de kunstkritiek uit die dagen eenstemmig tot – ik citeer – ‘de paladijnen van een nieuw tijdperk’ werden uitgeroepen. Nieuw tijdperk, jawel! Nog geen drieënhalve maand duurde het of het hooggeëerde publiek gaf als vanouds overal weer de voorkeur aan het gladde vertoon en de gemakzucht van het tweede garnituur dat alleen per abuis misgrijpt, al doende moppen tapt en het liefst bovendien nog om het geslachtsdeel een hoepeltje of wat zou laten cirkelen, als het fatsoen dat toestond. En niet lang daarna zagen ook de kenners hun vergissing in en lazen wij over – ik citeer opnieuw – ‘behaagzieke dilettanten die door niemand serieus genomen zullen worden, aangezien het wezen van de behendigheidskunst hun ten enen male ontgaat’.
Nee, leuk was dat allemaal niet, om van hetgeen wij sedertdien te verduren hebben gekregen nog te zwijgen, maar het heeft ons in ieder geval niet verhinderd te blijven jongleren, zoals er volgens ons gejongleerd moet worden. En als het nieuwe tijdperk niet aan de wereld besteed blijkt te zijn, zo verzekerden wij elkaar onderwijl op onze zolders en in onze achtertuintjes tussen de waslijnen, dan moet de wereld het zelf maar weten. Zo verstreken de jaren en op zekere dag kwamen wij tot de ontdekking dat het tweede garnituur van vroeger vergeleken bij de ellendelingen die naderhand de podia veroverden gerust een stelletje onvervaarde avonturiers genoemd mocht worden. En die lamstralen waren weer een verademing, als je zag wat een volgende lichting ervan terechtbracht… Het zou van weinig smaak getuigen om uitgerekend hier verder nog een woord vuil te maken aan de wijze waarop er tegenwoordig met de kostbaarheden van de zwaartekracht wordt omgesprongen. Wat ik alleen maar wilde zeggen is dat men ons van alles en nog wat voor de voeten kan werpen, behalve dat wij ons met laf effectbejag hebben ingelaten, een enkele schnabbel wellicht niet meegerekend. En met gegoochel, ballet en lolbroekerij gelukkig evenmin. Wij zijn er, kortom, in geslaagd de weg van de minste weerstand te vermijden. En in nog heviger mate – van die intensiteit is dit einde het bewijs – geldt dit voor degene van wie wij vandaag afscheid nemen en die ons op zijn beurt keer op keer van virtuositeit heeft beschuldigd – jullie herinneren je hoe hij bij het uitspreken van dat woord de punt van zijn karakteristieke neus tussen de toppen van duim en wijsvinger placht te vatten, wat hij in de vele, veel te vele nadagen van zijn loopbaan als een prestatie van formaat aangemerkt wenste te zien-, eens ons voorbeeld, onze inspiratiebron en ons idool, Daan Dativo, God hebbe zijn ziel, als het Hem tenminste lukt daarop de nodige vat te krijgen!”

 

Frans Kusters (16 september 1949 – 20 november 2012)
Op de achterkant van de verhalenbundel “Paarse dingen”

 

De Amerikaanse schrijver Michael Nava werd geboren op 16 september 1954 in Stockton, Calefornië. Zie ook alle tags voor Michael Nava op dit blog.

Uit: Lay Your Sleeping Head

“Everyone in the Public Defender’s office had to take the jail rotation. Unlike my colleagues, I didn’t mind it. If, as my law school teachers had insisted, the law was a temple, it was a temple built on human misery and jails were the cornerstones. It was salutary to have to encounter the misery on a regular basis because otherwise it became too easy to believe that trials were a contest between lawyers to see who was the craftiest. It was good to be reminded that when I lost a case someone paid a price beyond my wounded pride. Not that I was in particular need of that memo at the moment.
A few months earlier, I’d lost a death penalty case where, rara avis, my client was innocent. Not generally innocent, of course—he had been in an out of juvie hall, jails and prison since he was 15—but innocent of the murder charge. After the jury returned its guilty verdict, I snapped. When the judge asked the usual, “Would you like to have the jury polled, Mr. Rios?” I jumped to my feet and shouted, “This isn’t a jury, it’s a lynch mob.” He warned me, “Sit down, counsel, or I’ll find you in contempt.” I unloaded on him. “You could never hold me in more contempt than I hold you, you reactionary hack. You’ve been biased against my client from day one . . .” I continued in that vein until the bailiff dragged me out of the courtroom and into the holding cell. Eventually, I was released, lectured, held in contempt, fined a thousand dollars, and relieved as my client’s lawyer. When word got around the criminal defense bar about my rampage, I received congratulatory calls but not from my boss, the Public Defender himself.
A death penalty trial is really two trials, the guilt phase where the jury decides whether the defendant committed the charged murder, and the penalty phase where the same jury decides whether to sentence him to death or life without parole. My outburst came at the end of the guilt phase. This meant another deputy public defender would have to be appointed to the case, get up to speed, and argue for my client’s life in front of the same jury I’d called a lynch mob.
“I should just fucking fire you,” Mike Burton told me, savagely rubbing his temples. The PD was a big man, an ex-cop in fact who had his own awakening about the criminal law system after he watched his partner beat a confession out of a suspect in the days before Miranda. “The only reason I’m not is that if Eloy does get death, at least you’ve handed us grounds for appeal.” He glared at me. “Ineffective assistance of counsel.

 

Michael Nava (Stockton, 16 september 1954)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver James Alan McPherson werd geboren op 16 september 1943 in Savannah, Georgia. Zie ook alle tags voor James Alan McPherson op dit blog.

Uit: Hue and Cry (A Matter of Vocabulary)

“THOMAS BROWN STOPPED going to church at twelve after one Sunday morning when he had been caught playing behind the minister’s pul-pit by several deacons who had come up into the room early to count the money they had collected from the other chil-dren in the Sunday school downstairs. Thomas had seen them putting some of the change in their pockets and they had seen him trying to hide behind the big worn brown pul-pit with the several black Bibles and the pitcher of ice water and the glass used by the minister in the more passionate parts of his sermons. It was a Southern Baptist Church. “Come on down off of that, little Brother Brown,” one of the fat, black-suited deacons had told hint. “We see you tryin’ to hide. Ain’t no use tryin’ to hide in God’s House.” Thomas had stood up and looked at them; all three of them, big-bellied, severe and religiously righteous. “I wasn’t tryin’ to hide,” he said in a low voice.
“Then what was you done behind Reverend Stone’s pulpit?” “I was praying,” Thomas had said coolly After that he did not like to go to church. Still, his mother would make him go every Sunday morning; and since he was only thirteen and very obedient. he could find no excuse not to leave the house. But after leaving with his brother Edward, he would not go all the way to church again. He would make Edward, who was a year younger, leave him at a certain corner a few blocks away from the church where Saturday-night drunks were sleeping or wait-ing in misery for the bars to open on Monday morning. His own father had been that way and Thomas knew that the waiting was very hard. He felt good toward the men, being almost one of them, and liked to listen to them curse and threaten each other lazily in the hot Georgia sun. He liked to look into their faces and wonder what was in their minds that made them not care about anything except the bars opening on Monday morning. He liked to try to dis-tinguish the different shades of black in their hands and arms and faces. And he liked the smell of them. But most of all he liked it when they talked to hint and gave him an excuse for not walking down the street two blocks to the Baptist church. “Don’ you ever get married, boy,” Arthur, one of the meaner drunks with a missing eye, told him on several oc-casions. The first time he had said it the boy had asked: “Why nor?”

 

James Alan McPherson (Savannah, 16 september 1943)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e september ook mijn blog van 16 september 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Dolce far niente, Alfred Schaffer, Annie M.G. Schmidt, Ida Gerhardt, Jonathan Coe, Li-Young Lee, Frederik Lucien De Laere, Louis Th. Lehmann, Ogden Nash

Dolce far niente – Het poëziemuseum op het Museumplein

 

 
View of the Rijksmuseum Amsterdam by night II door Erik Renssen, 2015

 

Het feest kan beginnen

De zee is kalm maar wie belooft ons nog geborgenheid,
wie blijft bij de les.
Voortekens staren ons in het gezicht,
de duisternis heeft ons uitgespuugd.

Alles is aan boord: zuurstof, specerijen, vrouwen, mannen,
trage dieren,
trotse dieren. Een kwestie slechts van overleven
en het hoofd koel houden.

Al dagen is ons tijdperk van subtiele metaforen afgesloten:
een paard
in het ruim van het schip dat ons aan land zal brengen,
het proestte, snoof,
brak los, door demonen opgejaagd, dan stormde het
naar het achterdek
en struikelde overboord. Het gehinnik verzoop in het bruisen
onder de schroeven, in luttele seconden raakte iedereen in rep en roer.

Voortekens staren ons in het gezicht, de duisternis heeft ons
uitgespuugd.

We zullen bossen kappen, een lichtend voorbeeld vinden,
geboortesteden
construeren zonder voorgeschiedenis, geactiveerd door
aromatisch sentiment.

Duisternis, voortekens. Er zullen vallen klappen als het stormt,
zeezieke uren
liggen voor de boeg maar onze droom bestaat. Nu alleen de timing nog.

 
Alfred Schaffer (Leidschendam, 16 september 1973)

 

Aan een klein meisje

Dit is een land waar grote mensen wonen.
Je hoeft er nog niet in: het is er boos.
Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen.
En altijd is er weer wat anders loos.

En in dit land zijn alle avonturen.
Hetzelfde, van een man en van een vrouw.
En achter elke muur zijn andere muren.
En nooit een eenhoorn of een bietebauw.

En alle dingen hebben hier twee kanten.
En alle teddyberen zijn hier dood.
En boze stukken staan in boze kranten.
En dat doen boze mannen voor hun brood.

Een bos is hier alleen maar een boel bomen.
En de soldaten zijn niet meer van tin.
Dit is een land waar grote mensen wonen.
Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.

 
Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

Psyche

Ik las de Phaedo met mijn vijfde klas
en in de tekst kwam het woord yuxh/ voor:
ik legde, aan ’t nog kinderlijk gehoor,
uit waarom yuxh/ ‘ziel’ én ‘vlinder’ was.

Terwijl ik nóg eens de passage las
was er ineens een ritseling, en een spoor
van glanzen kwam, van ’t raam, de ruimte door.
Er zat een grote vlinder voor ’t glas.

Het was een dagpauwoog. En ieder zag
de purperen gloed, die op zijn vleugels lag;
de ogen, waar het aetherblauw in brandt.

Ten laatste – hij zat rustig op de hand –
bracht hem een jongen weg. Onaangerand,
zei hij, was hij ontweken naar het blauw.


Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)
Cover biografie

 

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook alle tags voor Jonathan Coe op dit blog.

Uit: Expo 58 (Vertaald door Luud Dorresteijn en Otto Biersma)

“In een schrijven van 3 juni 1954 bracht de Belgische ambassadeur in Londen een uitnodiging over aan de regering van Hare Majes-teit, de koningin van het Verenigd Koninkrijk: een uitnodiging tot deelname aan een nieuwe wereldtentoonstelling die de Belgen ‘de algemene wereldtentoonstelling te Brussel 1958’ noemden. Vijf maanden later, op 24 november 1954, werd Hare Majesteits formele aanvaarding overgebracht aan de ambassadeur, tijdens een bezoek aan Londen van baron Moens de Fernig, de commis-saris-generaal die door de Belgische regering was aangesteld om de organisatie van de tentoonstelling op zich te nemen. Het zou de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog zijn dat een dergelijk evenement werd georganiseerd, in een tijd waarin de Europese landen die bij die oorlog betrokken waren geweest, zochten naar vreedzame samenwerking en zelfs een verbond; en tegelijkertijd was het ook een periode waarin de politieke verhou-dingen tussen de NAVO en de Oostbloklanden zich op een diepte-punt bevonden. De tentoonstelling zou worden gehouden in een tijd van ongekend optimisme over de recente ontdekkingen op het gebied van de nucleaire wetenschap, en in een periode waar-in dat optimisme werd getemperd door een ongebreidelde angst voor wat er zou gebeuren als die ontdekkingen zouden worden ingezet voor destructieve in plaats van constructieve doeleinden. Het symbool van deze grote paradox zou een reusachtige metalen constructie precies in het midden van het expositieterrein wor-den, het Atomium genaamd, een creatie van de Belgische ingeni-eur André Waterkeyn. Het zou ruim honderd meter hoog worden en het was een weergave van een elementair ijzerkristal, 165 miljard keer uitvergroot. In de oorspronkelijke uitnodiging werd het doel van de ten-toonstelling als volgt omschreven: ‘het bevorderen van een ver-gelijking van de uiteenlopende activiteiten van de diverse naties op het gebied van kunst, wetenschap, economische aangelegen-lieden en technologie.”


Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

Changing Places in the Fire (Fragment)

1
What’s The Word! she cries
from her purchase on the iron
finial of the front gate to my heart.

The radio in the kitchen
is stuck in the year I was born.
The capitals of the world are burning.

And this sparrow with a woman’s face
roars in the burdened air — air crowded with voices,
but no word, mobbed with talking, but no word,
teeming with speech, but no word — 
this woman with the body of a bird
is shrieking fierce
buzzed volts
in the swarming babble, What’s The Word!

This evening
is the year of my birth.
The country has just gained its independence.
Social unrest grows rampant as the economy declines.
Under a corrupt government of the army and the rich come
years of mass poverty, decades of starving children
and racially-fueled mayhem. Word is

armed squads raping women by the hundreds. Word is
beheadings, public lynchings, and riots. Word is
burning, looting, curfews, and shoot-to-kill orders.
And word is more deadly days lie ahead.

Today, tomorrow, and yesterday, the forecast calls
for more misery, more poverty, more starvation,
more families fleeing their homes,
more refugees streaming toward every border.

More horror is to come, that’s the word.
More scapegoating is to come, that’s the word.
More violence is to come
on the roads,
in the streets,
in the homes, violence

in the churches, in the temples
where they preach who to love and who to hate.
How to get to heaven, and who to leave behind.
How to don the fleece of the blameless
and prosecute your neighbor.

 
Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

De Vlaamse dichter Frederik Lucien De Laere werd geboren in Brugge op 19 augustus 1971. Zie ook alle tags voor Frederik Lucien De Laere op dit blog.

Hero en Leander

Het lijkt onmetelijk
het lijkt onmogelijk
het water doorhouwen in crawl
een donkere massa
doorkomen met klasse
tot bij de fakkel
het waauwgevoel
bij het licht
de lichte zeden
het eden
tot plots het vuur dooft
en hij dobbert
stuurloos en total loss
aanziet een muur van water
aanvaardt de diepte
de dip
definitief
de liefde verstoord
zijn lief mee in zee
gestort.

 

Kraambed 

Het gaat erom spannen.
Er gaat een kanteling vooraf aan het kermen,
geen erbarmen maar smart komt haar toe.
De pijn ligt in de lijn van de uitzetting
van in den beginne.

Het kind wacht op een voorstelling.
De poort opent zich
na een lange ontsluiting
en het verbreken van de zegels.
Het ziet prachtige dingen:
gouden beelden, blauwe tegels,
vazen in albast en meesterlijk gesneden hout.

Neen, het is geen droom, geen nachtmerrie
met klinisch wit en mensen met groene maskers.


Frederik Lucien De Laere (Brugge, 19 augustus 1971)

 

De Nederlandse schrijver, dichter en vertaler Louis Th. Lehmann werd geboren op 19 augustus 1920 in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Louis Th. Lehmann op dit blog.

Maastricht , 28 december 2000

Ik ging naar Maastricht om
Moniek Toebosch*) te zien.

Ik lees je hier, ik hoor je hier,
ik zie je hier geprojecteerd
op witte muren. En als pop
zo groot als jij en in de juiste kleren.

Ik lees op een andere muur
meer woorden over meer daden
dan ik van je gezien heb.

Ik mis je grote plastic oor.
Ik mis je antwoord. Ik besluit:

Moniek Toebosch is niet Moniek Toebosch
zonder Moniek Toebosch.

 

Portret

Voor Chris van Geel jr.

Ik ben een ziener als een witte olifant,
ik zie het vasteland al uitgestorven
en zit aan zee met slechts de laatst verworven
stenen en schelpen glijdend door mijn hand

Ik voel met mens noch ding een enkle band,
omdat ‘k geen hartstocht ooit ben nagezworven.
Een ieder heeft het snel bij mij verkorven,
ik wens mijn stil gebied onaangerand.

Maar ik vergeet en kan alleen verlangen
gerespecteerd te blijven in mijn spel
met kralen, veren of zelfs spoken, vrij

in waar ‘k mijn eenzaamheid mee vol wil hangen.
Een wraak is nu alreeds wat ik vertel,
want als ik dood ben speelt men ook met mij.

 
Louis Th. Lehmann (19 augustus 1920 – 23 december 2012)

 

De Amerikaanse dichter Frederic Ogden Nash werd geboren in Rye, New York, op 19 augustus 1902. Zie ook alle tags voor Ogden Nash op dit blog.

First Child … Second Child

FIRST

Be it a girl, or one of the boys,
It is scarlet all over its avoirdupois,
It is red, it is boiled; could the obstetrician
Have possibly been a lobstertrician?
His degrees and credentials were hunky-dory,
But how’s for an infantile inventory?
Here’s the prodigy, here’s the miracle!
Whether its head is oval or spherical,
You rejoice to find it has only one,
Having dreaded a two-headed daughter or son;
Here’s the phenomenon all complete,
It’s got two hands, it’s got two feet,
Only natural, but pleasing, because
For months you have dreamed of flippers or claws.
Furthermore, it is fully equipped:
Fingers and toes with nails are tipped;
It’s even got eyes, and a mouth clear cut;
When the mouth comes open the eyes go shut,
When the eyes go shut, the breath is loosed
And the presence of lungs can be deduced.
Let the rockets flash and the cannon thunder,
This child is a marvel, a matchless wonder.
A staggering child, a child astounding,
Dazzling, diaperless, dumbfounding,
Stupendous, miraculous, unsurpassed,
A child to stagger and flabbergast,
Bright as a button, sharp as a thorn,
And the only perfect one ever born.

SECOND

Arrived this evening at half-past nine.
Everybody is doing fine.
Is it a boy, or quite the reverse?
You can call in the morning and ask the nurse.

 

The Romantic Age

This one is entering her teens,
Ripe for sentimental scenes,
Has picked a gangling unripe male,
Sees herself in bridal veil,
Presses lips and tosses head,
Declares she’s not too young to wed,
Informs you pertly you forget
Romeo and Juliet.
Do not argue, do not shout;
Remind her how that one turned out.

 

 
Ogden Nash (19 augustus 1902 – 19 mei 1971)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e augustus ook mijn blog van 19 augustus 2017.