De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook alle tags voor Frédéric Leroy op dit blog.
De merels
It Don’t Mean A Thing (If It Ain’t Got That Swing)
Die merels, wat een rotkabaal. Waar,
vroeg ik. Maar jongen toch, dáár, zei hij
en wees naar het plafond. In de hersenen
struikelde een kind over een kei. Modder
op de broek. Drek. Word ik weer gezond?
vroeg hij, maar uit zijn mond klonk het als
nooit meer. De lente drong de kamer binnen,
ontblootte deskundig de bleke, fossiele vondst:
wat droge huid, wat beenderen, amper nog
wat bloed. Een bevende mummie in een bed
van staal. Jongen, ik wist niet dat het leven,
dat dit het leven, dat het leven dit maar is.
’s Nachts, als we slapen, laten ze honden los
(gaat de hel open, stinkt het naar Joden,
brandt het in de ovens). Godverdomme,
de mof zit in mijn kop. En hop! De Duke,
dat was nog eens iemand! Sophisticated lady
en de wereld danste en er kwamen rozen
uit mijn trompet. En op de Kwaremont
viel Loeti in de koeiestront. Ik heb
de dood niets te verwijten: de dood is
het einde van een liedje. Het opruimen van
de tafels. De smeerlap is het leven zelf:
hoe het je eerst zacht en breekbaar toelacht
als een meisje en je dan in de ballen knijpt,
je op de stenen liggen laat en voortgaat.
En terwijl het traag aan de horizon verdwijnt
en de dood nog op zich wachten laat, slechts dit:
een stoffig, versleten lijf met broze benen.
De pijn. Het kwistig fluiten van de merels.
Getijden
II. Mare incognitum
Omdat perfectie enkel huist in het alles en het niets
en de afstand tussen ons zowel te klein als te groot is.
Omdat we het diertje dat er leeft hebben omschreven als
een onrustige, onthutsende heremietkreeft. Omdat zwart
en wit geen kleuren zijn. Omdat azuur stilte rechtvaardigt.
Omdat het verlangen een slag is in het water en het water
zich niet aan regels houdt. Omdat begin het einde ontkent.
III. Mare clausum
Wanneer ze dan eens dun en bleek aan je voeten ligt,
geen medelijden tonen. Dit is een list, want nu
is zij op haar gevaarlijkst, haar omhelzing bijna
persoonlijk. Nu geurt haar trieste, trage adem
voorzichtig naar perzik en kruiden uit Ceylon.
In haar verstilde ogen danst zowaar
een meisje: ze is blond en tussen haar tenen
glippen kellevisjes, regent het goud.
Kijk weg. Negeer dit en fixeer
de horizon, hou stand tot ze zich
terugtrekt, krabben bijeenscharrelt,
haar lijf bedekt met wier en schuim.
Verwonder je over wat rest:
de winst. Verloren sieraden,
rijkdom aan de dagprijs.
Dit is wanneer
ik haar liefheb:
Laagtij.
De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.
Het scheppingsmoment
Een schilder duidt de tijd van de dag aan
in een stilleven; schuin valt middaglicht op een mes,
citroenen, groene wijnfles met restje rode wijn.
Laten we altijd iets niet helemaal af?
We willen x hebben we x willen we y en hebben we y willen we z?
Ik probeer het scheppingsmoment te voelen
in de lichtval op een doorgesneden citroen. Wat ik wil is
het strooien van grind op modder verbinden met hongerig zijn.
‘Eet’, zei een man uit Afghanistan en wees
naar de oude rottende appels in de open kofferbak.
Ik zie een rij mannen een wolkendans dansen;
twee vrouwen dansen de complexe bliksempassen
aan de uiteindes. Mijn fouten en vergissingen
kloppen in mij ook als momenten van geluk,
maar ik wil dat de glanzende momenten uitdijen
resonerend als een gamelangong. Ik wil van de complexe
brokkelige momenten van onze levens een vloer
maken van jade, obsidiaan, turkoois, ebbenhout en lapis.
Vertaald door K. Michel
Zie voor nog meer schrijvers van de 2e december ook mijn blog van 2 december 2018.