Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

 

O dichter zonder nageslacht

hij kent de kieren van de dag
omdat hij uitziet naar het donker
en dan zodra die nevel valt
weerkaatst de stilte van een ochtend

in hem staat één geliefde op
zij kust zijn mond
zij kust zijn hand
– niet eens de zon weet van dat branden
maar al wat waar is lost zich op

de inkt, de letter, de gedachte
herinnering en toekomst-droom
en pijn van te veel natte nachten
en zweet dat stinkt naar dagelijks brood

hij kent de lust van zijn geliefde
hoe zacht zij hem tot zingen drijft
zo zoet, zo bitter, en bezeten
kwatrijnen hem om adem smeken

in hem staat één geliefde op
zij kust zijn mond
zij kust zijn hand
– niet eens de zon weet van dat branden
maar al wat waar is loste op

de maan, de straten, de gebouwen
zelfs zomerwind en horizon
en het verlangen naar de vrouwen
bevrijdt hem in een zelfmoord-nacht –

maar: in de kieren van de nacht
terwijl hij uitziet naar het donker
wordt hij van kinderlachen dronken

o – dichter zonder nageslacht

 

Zelfportret 1990

Ik zie haar in de spiegels
ze heeft een breuk in het gelaat
die neemt ze mee naar elk uur:
merkteken van verdiept bestaan –

de lijn van een gebroken dag
die rimpelloze cirkels bijt
zij voelt hoe zij verstilt en krimpt
in de wending die elk tijdstip neemt

het geweld rolt op haar af – voortdurend
in gespleten taal; want beelden weet ze
leven ook –
pijn hecht zich ook aan materiaal

ze gooit de feiten in het vuur: krante-
koppen hebben geen gezicht; lichtbeelden
krijgen zoveel kleur en liefdes, o: die
sterven weer; ze strooit de as uit over zee

het water voegt de afbraak in
het vuur vreet aan haar eigen huid
geweld ademt ze in en uit – in de wending
die het tijdperk nam schakelt geluk soms aan
– vaak uit

zo is het mensbeeld weer compleet
van martelaar, van held – en beul
het heeft een breuk in het gezicht

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Robert Anker werd geboren in Oostwoud op 27 april 1946. Zie ook alle tags voor Robert Anker op dit blog.

 

Heimwee naar mijn dochter

Nu je terugbent want nu ik mijn dochter
terugheb want nu je terug bent gekomen
(waar was je wie ben je wat was je)
maar nu je terug bent nu heb ik je zo
verloren en heb ik mij zo beschadigd
aan jouw aanwezigheid zonder jezelf
nu je schrille gestalte in volle emotie
verdween mis ik je dochter maar rijm je
met mij voor een leven naar voren
nu je terugbent en nu ik je zo
terugheb en liefheb omdat ik je mis.

 

Heimwee naar Coldplays tweede

Begon de streving van het leven uit gemis
in de opmaat van een stralende eentonigheid
werd ons een pijnlijk groot geluk beloofd
als de grote drieklank soms bij Schubert
wij stegen met het bloed op naar een hoofd
in het bruidsveld van de waarheid waar je
op de pijngrens van het zijn alleen staat
terwijl je toch gearmd en ruisend samengaat
aan het open raam de lucht vol stemmen
en wemeling des oogs ontremmend uitzicht
zolang het duurt – missen is de waarheid
gemompel tot de gisting door de levensbeat
nooit weggeweest dan toch opnieuw begint.

 

 
Robert Anker (27 april 1946 – 20 januari 2017)

 

De Duitse dichter, schrijver en archeoloog André Schinkel werd geboren op 27 april 1972 in Eilenburg. Zie ook alle tags voor André Schinkel op dit blog.

 

Eingedenk

Wo der falbe Korallenwald blüht, und jetzt auch du:
Eingegangen ins Logbuch der herzkalten Völker,

Die Fossile der Schmerzen wandern, von den Planken
Federnder Hochsucht, barbarischer Ängste bedroht;

Klein die Gemeinschaft, die dem Fell der Rede noch
Traut, dem Aufbruchgedöns der brüllenden Horden:

Ein quecksilberner Teufel holt schon den Mast ein, wo
Die lederne Fahne der Schlächter lange noch weht; –

Eingedenk: soviel zuviel ist der Welt zu vergeben, daß
Es zur Menschenentlastung längst nicht mehr reicht;

Und in den Gräbern die Murmeln der Kinder: ein
Schweigendes Klacken, solange das Fleisch in den

Öfen noch wispert und rauscht; – und die Amsel … im
Schwarzfrack behutsam ihr ausgestrichenes C singt.

 

An den nachtblauen Falter

Auf dich, Schmetterling, habe ich den ganzen
Tag schon gewartet, deine meerblauen
Schwingen. Unruhig durchlief ich die Nacht,
Am frühen Mittag begann ich zu trinken,
Weil: ich hielt die Erwartung nicht aus. Und nun
Wieder Nacht, und mein Kopf voller Wein,
Und der Schlaf kommt nicht, bevor du nicht
Kommst. Weithin dein Flug, von der
Baltischen See her, und immer zu mir, auf der
Flucht vor den Krähen, die aus Norwegen
Sind. Dein Blick – süd-skandinavisches Licht
Unter der gleichmäßigen Schwinge,
Wenn du in den heimischen Schlag kehrst,
Nektarperlen im Pelz und Blütenstaubduft: Auf
Dich habe ich den ganzen Sommer gewartet.

 

 
André Schinkel (Eilenburg, 27 april 1972)

 

De Franse schrijver Didier Daeninckx werd geboren in Saint-Denis op 27 april 1949. Zie ook alle tags voor Didier Daeninckx op dit blog.

Uit: Cannibale

“— Ah, c’est enfin vous, Grimaut ! Cela fait bien deux heures que je vous ai fait demander… Que se passe-t-il avec les crocodiles ? J’ai fait le tour du parc ce matin, avant de venir au bureau, je n’en ai pas vu un seul dans le marigot…
Grimaut commence à transpirer. Il baisse les yeux.
— On a eu un gros problème dans la nuit, monsieur le haut-commissaire… Personne ne comprend ce qui a bien pu se passer…
— Cessez donc de parler par énigme ! Où sont nos crocodiles ?
— Ils sont tous morts d’un coup… On pense que leur nourriture n’était pas adaptée… Á moins qu’on ait voulu les empoisonner…
L’administrateur reste un instant sans voix, puis il se met à hurler.
Grimaut déglutit douloureusement.
— Morts ! Tous morts ! C’est une plaisanterie… Qu’est-ce qu’on leur a donné à manger ? De la choucroute, du cassoulet ? Vous vous rendez compte de la situation, Grimaut ? Il nous a fallu trois mois pour les faire venir des Caraïbes… Trois mois ! Qu’est-ce que je vais raconter au président et au maréchal, demain, devant le marigot désert ? Qu’on cultive des nénuphars ? Ils vont les chercher, leurs crocodiles, et il faudra bien trouver une solution… J’espère que vous avez commencé à y réfléchir…
L’adjoint a sorti un mouchoir de sa poche. Il se tamponne le front.
— Tout devrait rentrer dans l’ordre au cours des prochaines heures, monsieur le haut-commissaire… J’aurai une centaine de bêtes en remplacement, pour la cérémonie d’ouverture. Des crocodiles, des caïmans, des alligators… Ils arrivent à la gare de l’Est, par le train de nuit…
— Gare de l’Est ! Et ils viennent d’où ?
Grimaut esquisse un sourire.
— D’Allemagne…
— Des sauriens teutons ! On aura tout vu… Et vous les avez attrapés comment vos crocodiles, Grimaut, si ça n’est pas indiscret ?
L’adjoint se balance d’un pied sur l’autre.
— Au téléphone, tout simplement. Ils viennent de la ménagerie du cirque Höffner, de Francfort-sur-le-Main. C’était leur attraction principale, depuis deux ans, mais les gens se sont lassés. Ils cherchaient à les remplacer pour renouveler l’intérêt du public, et ma proposition ne pouvait pas mieux tomber…
Albert Pontevigne fronce les sourcils.
— Une proposition ? J’ai bien entendu… J’espère que vous ne vous êtes pas trop engagé, Grimaut.
— Je ne pense pas… En échange, je leur ai promis de leur prêter une trentaine de Canaques. Ils nous les rendront en septembre, à la fin de leur tournée.”

 


Didier Daeninckx (Saint-Denis, 27 april 1949)

 

De Armeense dichter Hovhannes Shiraz werd geboren op 27 april 1915 in Alexandropol in het toenmalige Russische rijk (tegenwoordig Gyumri). Zie ook alle tags voor Hovhannes Shiraz op dit blog.

 

My son, be good and always remain good

Always knead the good in this evil world,
Even in a sea of wickedness one will not become poor
If only a drop of goodness he brings.

Always do goodness, like a pure fountain,

Though the passing flood is cursed but behold,
Yet even the beast will silently bow
Like a thirsty man over the fountain.

 

Among roses, my dear one, you may forget me,

But when the thorns bite you then, call me, I shall come.
Under the sun, in the light, you may forget me,

But when your way is dark then, call me, I shall come.
Wherever I’m in a war or under the earth,

Whenever you fall in pain, call me, I shall come…

 

Vertaald door Shant Norashkharian

 


Hovhannes Shiraz (27 april 1915 – 14 maart 1984)
Standbeeld in Gyumri

 

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920. Zie ook alle tags voor Edwin Morgan op dit blog.

 

Clydegrad

It was so fine we lingered there for hours.
The long broad streets shone strongly after rain.
Sunset blinded the tremble of the crane
we watched from, dazed the heliport-towers.
The mile-high buildings flashed, flushed, greyed, went dark,
greyed, flushed, flashed, chameleons under flak
of cloud and sun. The last far thunder-sack
ripped and spilled its grumble. Ziggurat-stark,
a power-house reflected in the lead
of the old twilight river leapt alive
lit up at every window, and a boat
of students rowed past, slid from black to red
into the blaze. But where will they arrive
with all, boat, city, earth, like them, afloat?

Foundation

‘What would you put in the foundation stone
for future generations?’ ‘A horseshoe,
a ballet shoe, a horseshoe crab, a sea-horse,
a sheriff’s star, a pacemaker, a tit’s egg, a tomato,
a ladybird, a love-letter, a laugh-track, a yo-yo,
a microtektite, a silicon chip, a chip pan,
a Rembrandt, a Reinhardt, a Reinhardt jigsaw –’
‘That’s some foundation stone –’ ‘ – a hovercraft,
a manta ray, a bulldozer, a windjammer,
a planetarium, an oilrig, a Concorde, a cornfield,
a gannetry, a hypermarket, a continental shelf,
a brace of asteroids, a spiral nebula –’
‘Why don’t you take my question seriously – ?’
‘ – a black hole, a dream, a conceptual universe,
no, make it a dozen conceptual universes
laid tail to head like sardines in a tin
and poured all over with lovely oil
of poetry: seal it; solder the key.’

 

 
Edwin Morgan (27 april 1920 – 19 augustus 2010)
Cover

 

De Amerikaanse toneelschrijver August Wilson (eig. Frederick August Kittel) werd geboren op 27 april 1945 in Pittsbugh. Zie ook alle tags voor August Wilson op dit blog.

Uit: Radio Golf

„MAME: So this is it? This isn’t anything like the way you described it. This ceiling’s what you were so excited about? Harmond, it looks raggedy.
HARMOND: Look close. See the embossing on the tin. See those marks. It’s al hand tooled. That’s the only way you get pattern detail like that. That tin ceiling’s worth some money.
MAME: Then take it down and sell it. At least put some new paint on it. I wouldn’t want to do business here.
HARMOND: Thi is a construction office. It’s not to impress anybody.
MAME: Your campaign office cannot look like this.
HARMOND: I’m going to put the campaig office in Reese’s old wallpaper and paint store up on the comer of Centre and Kirkpatrick. It’s got a lot of windows. People can see inside.
MAME: I thought you would open your office in Shadyside. What’s wrong with putting your office In Shadyside? You can put it right there on Murray where that old bookstore used to be. That’s got a lot of windows too. What’s wrong with Shadyside?
HARMOND: I’m from the Hill District.
MAME: The population of the Hil isn’t but 3,500 people. And it’s hard to get them to vote.
HARMOND: You don’t understand. Politics is about symbolism. Black people don’t vote but they have symbolic weight.
MAME: That’s what Thomas Brown said when he ran for mayor. You see what he’s doing now.
Fixing parking tickets.
HARMOND: I have a plan. Thomas Brown didn’t have a plan.”

 

 
August Wilson (27 april 1945 – 2 oktober 2005)
Scene uit een opvoering in Chicago, 2011

 

De Franse schrijver en dichter Jules Lemaître werd geboren op 27 april 1853 in Vennecy, Loiret. Zie ook alle tags voor Jules Lemaître op dit blog.

Uit: Baudelaire

“J’ouvre les deux petits recueils de «Pensées» de Baudelaire, « Fusées » et « Mon coeur mis à nu ». Il n’y a pas à dire, cela est terriblement pauvre, avec de grands airs. C’est la recherche la plus puérile des opinions singulières. Et cela aboutit à des paradoxes aussi faciles qu’effroyables. Il y en a qui reposent tout entiers sur un mot détourné de son sens. Exemple: «L’amour, c’est le goût de la prostitution. Il n’est même pas de plaisir noble qui ne puisse être ramené à la prostitution. Qu’est-ce que l’art? Prostitution… L’être le plus prostitué, c’est l’être par excellence, Dieu.» Ou bien: «L’amour peut dériver d’un sentiment généreux. Le goût de la prostitution; mais il est bientôt corrompu par le goût de la propriété…» Si vous croyez que cela veut dire quelque chose!
Ou bien: «De la féminéité de l’Église, comme raison de son omni-puissance.» Ou bien: «Analyse des contre-religions; exemple: la prostitution sacrée. Qu’est-ce que la prostitution sacrée? Excitation nerveuse.–Mysticité du paganisme. Le mysticisme, trait d’union entre le paganisme et le christianisme. Le paganisme et le christianisme se prouvent réciproquement.» Le pire, c’est que je sens ce malheureux parfaitement incapable de développer ces notes sibyllines. Les «pensées» de Baudelaire ne sont, le plus souvent, qu’une espèce de balbutiement prétentieux et pénible. Une fois, il déclare superbement: «J’ai trouvé la définition du beau, de mon beau à moi.» Et il écrit deux pages pour nous dire qu’il ne conçoit pas la beauté sans mystère ni tristesse; mais il ne l’explique pas, il ne saurait. On n’imagine pas une tête moins philosophique.
Je ne parle pas de ces maximes d’une perversité si aisée qu’il semble qu’on en fabriquerait comme cela à la douzaine: «Moi, je dis: la volupté unique et suprême de l’amour gît dans la certitude de faire le mal. Et l’homme et la femme savent, de naissance, que dans le mal se trouve toute volupté.»–«Je comprends qu’on déserte une cause pour savoir ce qu’on éprouvera à en servir une autre.»–«Être un homme utile m’a toujours paru quelque chose de bien hideux», etc… Et son catholicisme! et son dandysme! et son mépris de la femme! et son culte de l’artificiel! Que tout cela nous paraît aujourd’hui indigent et banal!”

 

 
Jules Lemaître (27 april 1853 – 5 augustus 1914)

 

De Brits-Ierse dichter Cecil Day Lewis werd geboren in Ballintogher, Ierland, op 27 april 1904. Zie ook alle tags voor Cecil Day Lewis op dit blog.

 

Newsreel

Enter the dream-house, brothers and sisters, leaving
Your debts asleep, your history at the door:
This is the home for heroes, and this loving
Darkness a fur you can afford.

Fish in their tank electrically heated
Nose without envy the glass wall: for them
Clerk, spy, nurse, killer, prince, the great and the defeated,
Move in a mute day-dream.

Bathed in this common source, you gape incurious
At what your active hours have willed –
Sleep-walking on that silver wall, the furious
Sick shapes and pregnant fancies of your world.

There is the mayor opening the oyster season:
A society wedding: the autumn hats look swell:
An old crocks’ race, and a politician
In fishing-waders to prove that all is well.

Oh, look at the warplanes! Screaming hysteric treble
In the low power-dive, like gannets they fall steep.
But what are they to trouble –
These silver shadows – to trouble your watery, womb-deep sleep?

See the big guns, rising, groping, erected
To plant death in your world’s soft womb.
Fire-bud, smoke-blossom, iron seed projected –
Are these exotics? They will grow nearer home!

Grow nearer home – and out of the dream-house stumbling
One night into a strangling air and the flung
Rags of children and thunder of stone niagaras tumbling,
You’ll know you slept too long.

 

 
Cecil Day Lewis (27 april 1904 – 22 mei 1972)
W.H. Auden, Christopher Isherwood en Cecil Day Lewis in 1937

 

Zie voor de schrijvers van de 27e april verder ook mijn blog van 27 april 2016 en mijn blog van 27 april 2013 deel 1 en eveneens deel 2.

Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Lola of het lied van de lente

“In de slaapkamer spreidt ze het dekbed met het lapjesdekenmotief-overtrek zorgvuldig over het bed – ze trekt de uiteinden strak. In de kast waarvoor ze staat hangen al de kledingstukken van de reis die ze naar het pantheon van goden heeft gemaakt om hun gunsten af te smeken voor een gepast neerleggen van het ambt. In de kringen van de bonu-sma had het voornemen nogal wat deining veroorzaakt – want, wie breekt er bij leven en welzijn met zo’n machtig medium van Moeder Aarde als de apuku-geest!
Vastbesloten had zij het ceremonieel voorbereid en ontdaan van uitbundig vertoon; en elk ritueel was afgemeten.
Zonder linten en strikken en krullen waren de robes waarin ze zeven dagen en zeven nachten lang te kijk heeft gestaan, gedanst gelachen, gezongen, gehuild – en heeft geschreeuwd.
En de meer dan honderd personen die op haar uitnodiging zijn ingegaan naar de Libanonweg te komen voor een ritueelfeest, hebben kunnen bijwonen hoe de oppergoden van Lucht & Water & Aarde háár tong hebben gebruikt om instemming te betuigen met haar besluit. Het was meer dan een lichaam van een tweeënzestigjarige vrouw die ruim tachtig kilogram weegt kan verwerken – maar volgens de aanwezigen is het geworden: het boeiendste en onvergetelijkste schouwspel sinds tijden.
Ze doet de kast open en ziet de kledingstukken hangen: historische kostuums voor het carnaval van haar achter-achter-achter-kleinkinderen, ergens in Nederland – ze huivert en grijpt naar de witte doek die ze om haar schouders hadden geslagen toen het medium zich eindelijk bekend wou maken. Eerst waren de geesten gepasseerd van overledenen die zij tijdens hun leven een dienst had bewezen en toen -.
Ze slaat de doek om en gaat op het bed zitten. Ze bekijkt haarzelf in de spiegeldeur van de klerenkast. Ze weet dat ze op haar begunstigster lijkt – dat hebben de broers, de zusters en de personen die de vrouw hebben gekend allen gezegd, maar dat zij uitgerekend haar navel tot ankerplaats heeft gekozen heeft haar later in een storm van tranen gedreven.
Na de uitputtingsslag van de uitweidingsceremonie heeft ze, meteen de volgende morgen de bus genomen naar Paramaribo. Eerst heeft ze het graf van haar echtgenoot bezocht – maar het marmer was nog dodelijker dan de herinnering aan zijn dood want: welke landmeter verdrinkt in een waterput die hij zelf in kaart gebracht heeft -. Haar ouders waren vanaf het begin finaal tegen de verhouding geweest: families die op de Libanonweg blijven wonen hebben een geschiedenis tot diep in het slavenverleden en dikwijls nog verder!”

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Robert Anker, André Schinkel, Didier Daeninckx, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis”

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis, Fethullah Gülen

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit:Een graat in mijn bloed

“En de daklozen zopen zich impotent aan goedkoop bier en hun vrouwen naaiden elkaar op door het voortdurend te hebben over die ene vrouw en dat ene meisje, die de honger niet aankonden en zich aldus verkochten aan de heren van de herenhuizen. Want de stad was een bordeel en de heren kregen nergens anders het gevoel dat ze lééfden!
Maar: de massa van mensen is toegenomen in aantal en soort; de massa-communicatiemiddelen brengen triviaal vermaak en iedereen die aan de zelfkant van de samenleving sukkelde is rijker geworden en aldus geëmancipeerd tot burger.
En de stad is moederlijk geworden: zij ijvert met haast instinctmatige gedrevenheid voor het zuiver houden van haar kroost, het schoonhouden van haar wegen, muren, buurten, scholen, kantoren, discotheken en voor het zuiverhouden van haar zorgvoorzieningen. En wij: de mensen met de zoekende ogen en met de doorlopend kauwende kaken; wij – waarvan de vrouwen altijd zwanger en in bevalling zijn; wij met onze horden schreeuwende grijpgrage kinderen; wij, die zonen baren die niets anders aan het hoofd hebben dan walkmans en maagden – wij dringen door. Want: de steden hebben zich door ons laten ontmaagden. Een stad met allure laat zich onvoorwaardelijk nemen door iedereen die haar voor het eerst bezoekt.
Niemand hoeft naar haar te lonken; niemand hoeft te betalen.
De stad gaat trillend plat – zodra zij de levensadem voelt van vrouw en man: piepjong & stokoud, homo & hetero, gelukkig & bedroefd, valide & invalide, autochtoon & allochtoon, met een enorm besteedbaar inkomen & met niets dan een zwerversrantsoen. En de steden zwellen aan: zwanger van iedereen, want ze laten zich nooit meer maken en breken door de heren van de herenhuizen alleen!”

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis, Fethullah Gülen”

Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis

De Surinaamse dichteres en schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook alle tags voor Astrid Roemer op dit blog.

Uit: Lola of het lied van de lente

“Ze heeft begrip voor zijn houding; niet altijd heeft ze het vak uitgeoefend met een gevoel van voldoening – vooral in de perioden toen zij haast dagelijks werd overvallen door de winti aan wie ze haar gaven te danken heeft.
Op de meest ongelegen ogenblikken werd haar wil lamgelegd en konden anderen haar vertellen wat er in die momenten van onderbewustheid was gebeurd.
Zij had dat ronduit gênant gevonden. Onvoorstelbaar. Gemeen. En, ze had haar te vroeg en te tragisch overleden man gesmeekt de yorka-geest bij haar weg te houden. Maar. Op een nacht. Nadat zij het avondmaal had genuttigd. Was hij haar in de droom verschenen.
In een helder wit gesteven pak stond hij op de brug bij de Marine-trap en hij lachte haar hartelijk toe. Maar. Toen ze naar hem toe wilde rennen hoorde ze aan de waterkant hartverscheurend gehuil. Haar overleden man had haar niet aangesproken. Hij heeft haar met de ogen gedwongen om te zien naar de personen die om haar roepen. En. In het moment van twijfel was de brug onder haar voeten afgebrokkeld – en hij is verdwenen in de mist van het rivierwater met een glimlach die haar heeft overtuigd van een verbondenheid die de dood niet kan ontbinden. Toen heeft ze de winti toegelaten -.
Natuurlijk heeft ze de kinderen niet willen belasten met iets wat nauwelijks onder woorden te brengen is; een kracht die als een stroomdraad om haar ruggegraat gewikkeld was en haar aansloot op gebieden die buiten het bereik van onze zintuigen liggen. Soms heeft ze zich verzet – zoals een vrouw kan weigeren haar binnen-warmte naar buiten te laten stromen. Dan heeft ze niet de aandrang gevolgd naar afzondering. Integendeel: ze heeft haar kinderen en hun vrienden bij zich geroepen en hen sprookjes voorgelezen tot haar kaken pijn deden van de inspanning. Meestal heeft dat geholpen – en, hoewel ze de atmosfeer van de verborgen wereld in haar neusgaten voelde branden, was ze gebleven waar ze was: in de vertrouwdheid van de ongerepten.
Maar, er waren ook dagen van weerloosheid. Momenten van onmacht. Nederlagen.
De kinderen hadden leren leven met een moeder die weleens in een ander persoon veranderde en, hoe ouder ze werden hoe beter het ze lukte om de broodwinning van hun moeder in verband te brengen met haar persoonsverandering.”

 

 
Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

Lees verder “Astrid Roemer, Hovhannes Shiraz, August Wilson, Edwin Morgan, Jules Lemaître, Cecil Day Lewis”

Cecil Day Lewis, Mary Wollstonecraft, Hans Bemmann, August Wilson, Fethullah Gülen, Martin Gray

De Brits-Ierse dichter Cecil Day Lewis werd geboren in Ballintogher, Ierland, op 27 april 1904. Zie ook alle tags voor Cecil Day Lewis op dit blog.

 

My Mother’s Sister

I see her against the pearl sky of Dublin
Before the turn of the century, a young woman
With all those brothers and sisters, green eyes, hair
She could sit on; for high life, a meandering sermon

(Church of Ireland) each Sunday, window-shopping
In Dawson Street, picnics at Killiney and Howth…
To know so little about the growing of one
Who was angel and maid-of-all work to my growth!

– Who, her sister dying, took on the four-year
Child, and the chance that now she would never make
A child of her own; who, mothering me, flowered in
The clover-soft authority of the meek.

Who, exiled, gossiping home chat from abroad
In roundhand letters to a drift of relations –
Squires’, Goldsmiths, Overends, Williams’ – sang the songs
Of Zion in a strange land. Hers the patience

Of one who made no claims, but simply loved
Because that was her nature, and loving so
Asked no more than to be repaid in kind.
If she was not a saint, I do not know

What saints are…Buying penny toys at Christmas
(The most a small purse could afford) to send her
Nephews and nieces, sh’d never have thought the shop
Could shine for me one day in Bethlehem splendour.

Exiled again, after ten years, my father
Remarrying, she faced the bitter test
Of charity – to abdicate in love’s name
From love’s contentful duties. A distressed

Gentle woman housekeeping for strangers;
Later, companion to a droll recluse
Clergyman brother in rough-pastured Wexford,
She lived for all she was worth – to be of use.

She bottle plums, she visited parishioners.
A plain habit of innocence, a faith
Mildly forbearing, made her one of those
Who, we were promised, shall inherit the earth

…Now, sunk in one small room of a Rathmines
Old people’s home, helpless, beyond speech
Or movement, yearly deeper she declines
To imbecility – my last link with childhood.

The battery’s almost done: yet if I press
The button hard – some private joke in boyhood
I teased her with – there comes upon her face
A glowing of the old, enchanted smile.

So, still alive, she rots. A heart of granite
Would melt at this unmeaning sequel, Lord,
How can this be justified, how can it
Be justified?

 

Cecil Day Lewis (27 april 1904 – 22 mei 1972)

Lees verder “Cecil Day Lewis, Mary Wollstonecraft, Hans Bemmann, August Wilson, Fethullah Gülen, Martin Gray”

Edwin Morgan, Cecil Day Lewis, August Wilson, Fethullah Gülen, Martin Gray

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920. Zie ook mijn blog van 27 april 2007 en ook mijn blog van 27 april 2008 en ook mijn blog van 27 april 2009 en ook mijn blog van 27 april 2010.  Edwin Morgan overleed op 19 augustus van het afgelopen jaar op 90-jarige leeftijd..

The Demon Sings

O to be an angel
Do whatever you’re told
Preen each other’s wingtips
Grin your set of gold

I’d rather be a demon
Ploughing through the glaur
Whistling to my fellows
What against is for

Against is not for nothing
Against is drive a nail
Against is draw a crown down
Fill a quaich with hail

So hail to all high water
The maelstrom and the pit
You’ll never hear a harpstring
If we can smuggle it

Away from the high heavens
And tease it out to bind
Every gasping evangelist
Right out of his mind

For we are merry dancers
Through curtains of the dark
Feel us hear us fear us
When the dark begins to spark!

 

The Macaw

A singing macaw called Novello
Kept calling his blue feathers yellow.
‘No, I’m not colour-blind,
For it’s all in the mind,
Like the deep green voice of my cello.’

 

Edwin Morgan (27 april 1920 –19 augustus 2010)

Lees verder “Edwin Morgan, Cecil Day Lewis, August Wilson, Fethullah Gülen, Martin Gray”

Edwin Morgan, Cecil Day Lewis, Martin Gray, August Wilson, Fethullah Gülen

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920. Zie ook mijn blog van 27 april 2007 en ook mijn blog van 27 april 2008 en ook mijn blog van 27 april 2009. Edward Morgen viert vandaag zijn 90e verjaardag.

 

At Eighty

 

Push the boat out, compañeros,
push the boat out, whatever the sea.
Who says we cannot guide ourselves
through the boiling reefs, black as they are,
the enemy of us all makes sure of it!
Mariners, keep good watch always
for that last passage of blue water
we have heard of and long to reach
(no matter if we cannot, no matter!)
in our eighty-year-old timbers
leaky and patched as they are but sweet
well seasoned with the scent of woods
long perished, serviceable still
in unarrested pungency
of salt and blistering sunlight. Out,
push it all out into the unknown!
Unknown is best, it beckons best,
like distant ships in mist, or bells
clanging ruthless from stormy buoys.

 

 

The Loch Ness Monster’s Song

 

Sssnnnwhuffffll?

Hnwhuffl hhnnwfl hnfl hfl?
Gdroblboblhobngbl gbl gl g g g g glbgl.
Drublhaflablhaflubhafgabhaflhafl fl fl –
gm grawwwww grf grawf awfgm graw gm.
Hovoplodok – doplodovok – plovodokot-doplodokosh?
Splgraw fok fok splgrafhatchgabrlgabrl fok splfok!
Zgra kra gka fok!
Grof grawff gahf?
Gombl mbl bl –
blm plm,
blm plm,
blm plm,
blp.

 

morgan_edwin

Edwin Morgan (Glasgow, 27 april 1920)

 

De Brits-Ierse dichter Cecil Day Lewis werd geboren in Ballintogher, Ierland, op 27 april 1904. Zie ook mijn blog van 27 april 2007 en ook mijn blog van 27 april 2008 en ook mijn blog van 27 april 2009.

 

The House Where I Was Born

 

An elegant, shabby, white-washed house

With a slate roof. Two rows

Of tall sash windows.  Below the porch, at the foot of

The steps, my father, posed

In his pony trap and round clerical hat.

This is all the photograph shows.

 

No one is left alive to tell me

In which of those rooms I was born,

Or what my mother could see, looking out one April

Morning, her agony done,

Or if there were pigeons to answer my cooings

From that tree to the left of the lawn.

 

Elegant house, how well you speak

For the one who fathered me there,

With your sanguine face, your moody provincial charm,

And that Anglo-Irish air

Of living beyond one’s means to keep up

An era beyond repair.

 

Reticent house in the far Queen’s County,

How much you leave unsaid.

Not a ghost of a hint appears at your placid windows

That she, so youthfully wed,

Who bore me, would move elsewhere very soon

And in four years be dead.

 

I know that we left you before my seedling

Memory could root and twine

Within you.  Perhaps that is why so often I gaze

At your picture, and try to divine

Through it the buried treasure, the lost life –

Reclaim what was yours, and mine.

 

I put up the curtains for them again

And light a fire in their grate:

I bring the young father and mother to lean above me,

Ignorant, loving, complete:

I ask the questions I never could ask them

Until it was too late.

 

Lewis

Cecil Day Lewis (27 april 1904 – 22 mei 1972)
Portret door Frank Ernest Halliday, 1936

 

De Amerikaanse toneelschrijver August Wilson (eig. Frederick August Kittel) werd geboren op 27 april 1945 in Pittsbugh. Zie ook mijn blog van 27 april 2008 en ook mijn blog van 27 april 2009.

 Uit: Fences

 „TROY: I fooled them, Rose. I bunted. When I found you and Cory and a halfway decent job . . . I was safe. Couldn’t nothing touch me. I wasn’t gonna strike out no more. I wasn’t going back to the penitentiary. I wasn’t gonna lay in the streets with a bottle of wine. I was safe. I had me a family. A job. I wasn’t gonna get that last strike. I was on first looking for one of them boys to knock me in. To get me home.

ROSE: You should have stayed in my bed, Troy.

TROY: Then when I saw that gal . . . she firmed up my backbone. And I got to thinking that if I tried . . . I just might be able to steal second. Do you understand after eighteen years I wanted to steal second.“

Wilson

August Wilson (27 april 1945 – 2 oktober 2005)

 

De Turkse prediker, schrijver en dichter Fethullah Gülen werd geboren in Korucuk, Erzurum, op 27 april 1941. Zie ook mijn blog van 27 april 2008 en ook mijn blog van 27 april 2009.

 

Dreams

 

When realities are too dark to endure, dawn comes in dreams.
The spirit wanders through night to find a way out
toward that which it seeks and longs for.
It travels with the hope of recovering what it lost.
When realities are too dark to endure, dawn comes in dreams.

There is a cold war between realities and imaginings.
I travel from the reason to the heart until bereft
of power to distinguish the hopeful among hopeless causes.
When events begin to drive me to give up hope.
There is a cold war between realities and imaginings.

Dreams are always vivid, full of color.
Therein man looks deep into unfathomed oceans,
beholds the past, the far future and what is near to come,
what is old and about to be replaced or renewed.
Dreams are always vivid, full of color.

In darkness man suffers the extreme of loneliness.
When everything turns pale in the dead hours of night,
when mouths are tight-lipped as if zip-fastened,
he wishes to sprout wings and fly to the realms beyond.
In darkness man suffers the extreme of loneliness.

 

fethullah_gulen

Fethullah Gülen (Korucuk, 27 april 1941)

 

De Poolse schrijver Martin Gray werd geboren als Mietek Grayewski in Warschauop 27 april 1922. Zie ook mijn blog van 27 april 2009.

 

Uit: Der Schrei nach Leben

 

So träumte ich fast jede Nacht, und der Traum ließ mich aufschrecken, ich träumte nicht mehr. Ich erinnere mich an jenen Morgen; mit offenen Augen sehe ich die Szene in der Gesia-Straße wieder: Wir alle tragen die Armbinde, es ist eine jüdische Straße. Der Lastwagen mit den Soldaten biegt ein, wahr-scheinlich fährt er zum Pawiak-Gefängnis, er durchrast die Gesia-Straße: Leute schreien, sie springen in Hauseingänge, ich ebenfalls, und der Lastwagen fegt im Zickzack die Straße leer. Später liegt an einer Mauer ein zerquetschter Mann, die Arme noch zum Schutz erhoben.
Sie hatten jetzt auch die Zwangsarbeit eingeführt, die jüdischen Schulen geschlossen; man sah Kinder mit nackten Füßen auf dem Glatteis betteln. Banden junger Polen schrien durch die Straßen: “Es lebe Polen ohne Juden!” – “Wir wollen Polen judenfrei!” Sie waren mit Stöcken bewaffnet, zertrümmerten die Scheiben jüdischer Geschäfte, schlugen Juden auf den Kopf, immer zu mehreren gegen einen.“

 

martingray

Martin Gray (Warschau, 27 april 1922)

 
Zie voor nog meer schrijvers van de 27e april ook
mijn vorige blog van vandaag.

 

Edwin Morgan, Cecil Day Lewis, Astrid Roemer, August Wilson, Martin Gray, Fethullah Gülen, Hans Bemmann, Mary Wollstonecraft, Hovhannes Shiraz, August Becker, Jules Lemaître

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920. Zie ook mijn blog van 27 april 2007 en ook mijn blog van 27 april 2008.

 

Strawberries

 

There were never strawberries

like the ones we had

that sultry afternoon

sitting on the step

of the open french window

facing each other

your knees held in mine

the blue plates in our laps

the strawberries glistening

in the hot sunlight

we dipped them in sugar

looking at each other

not hurrying the feast

for one to come

the empty plates

laid on the stone together

with the two forks crossed

and I bent towards you

sweet in that air

in my arms

abandoned like a child

from your eager mouth

the taste of strawberries

in my memory

lean back again

let me love you

 

let the sun beat

on our forgetfulness

one hour of all

the heat intense

and summer lightning

on the Kilpatrick hills

 

let the storm wash the plates

 

 

Glasgow Sonnet I

 

A mean wind wanders through the backcourt trash.

Hackles on puddles rise, old mattresses

puff briefly and subside. Play-fortresses

of brick and bric-a-brac spill out some ash.

Four storeys have no windows left to smash,

but the fifth a chipped sill buttresses

mother and daughter the last mistresses

of that black block condemned to stand, not crash.

Around them the cracks deepen, the rats crawl.

The kettle whimpers on a crazy hob.

Roses of mould grow from ceiling to wall.

The man lies late since he has lost his job,

smokes on one elbow, letting his coughs fall

thinly into an air too poor to rob.

 

Morgan

Edwin Morgan (Glasgow,  27 april 1920)

 

De Brits-Ierse dichter Cecil Day Lewis werd geboren in Ballintogher, Ierland, op 27 april 1904. Zie ook mijn blog van 27 april 2007 en ook mijn blog van 27 april 2008.

Come, live with me and be my love

Come, live with me and be my love,
And we will all the pleasures prove
Of peace and plenty, bed and board,
That chance employment may afford.

I’ll handle dainties on the docks
And thou shalt read of summer frocks:
At evening by the sour canals
We’ll hope to hear some madrigals.

Care on thy maiden brow shall put
A wreath of wrinkles, and thy foot
Be shod with pain: not silken dress
But toil shall tire thy loveliness.

Hunger shall make thy modest zone
And cheat fond death of all but bone –
If these delight thy mind may move,
Then live with me and be my love.

 

Where Are The War Poets ?

They who in folly or mere greed
Enslaved religion, markets, laws,
Borrow our language now and bid
Us to speak up in freedom’s cause.

It is the logic of our times,
No subject for immortal verse –
That we who lived by honest dreams
Defend the bad against the worse.

Lewis

Cecil Day Lewis (27 april 1904 – 22 mei 1972)

 

 

De Surinaamse schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook mijn blog van 27 april 2007 en ook mijn blog van 27 april 2008.

 Uit: Over de gekte van een vrouw

 

„Ik ben Noenka, wat betekent: Niet Weer. Geboren uit twee tegenstellingen, een vrouw en een man die zelfs mijn dromen opentrekken. Ik ben vrouw, ook al weet ik niet waar het begint en waar het vrouw-zijn ophoudt, en in de ogen van anderen ben ik zwart en iedere keer wacht ik af wat dat betekent.”

(…)

 

Mama, mag ik houden van een vrouw. Mag ik een substituut zoeken voor de liefde die ik van jou kreeg? Moet ik het wezen ontwijken dat mij het meest vertrouwd is ? Moeder van me: ben ik de dochter die je gedroomd hebt of ben ik de dochter die droomt.? […..] Mama, nergens kan ik een substituut vinden voor jouw liefde dan in het hart van een andere vrouw. Ik weet het, er is geen vervanging voor het ware en het ware is geen vlees maar geest. Maar sinds Gabrielle deel is van mijn bestaan heb ik geen onvrede meer. Ik weet het: er zijn grenzen, maar zijn die er ook voor liefde.”

 

Roemer

Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

 

De Amerikaanse toneelschrijver August Wilson (eig. Frederick August Kittel) werd geboren op 27 april 1945 in Pittsbugh. Zie ook mijn blog van 27 april 2008.

Uit: Joe Turner’s Come and Gone

“The roots is a powerful thing. I can fix it so one day he’ll walk out his front door . . . won’t be thinking of nothing. He won’t know whatit is. All he knows it that a powerful dissatisfaction done set in his bones and can’t nothing he do make him feel satisfied. He’ll set hisfoot down on the road and the wind in the trees be talking to him and everywhere he step on the road, that road’ll give back your nameand something will pull him right up to your doorstep. Now, I can do that. I can take my roots and fix that easy. But maybe he ain’tsupposed to come back. And if he ain’t supposed to come back . . . then he’ll be in your bed one morning and it’ll come up on him thathe’s in the wrong place. That he’s lost outside of time from his place that he’s supposed to be in. Then both of you be lost and trappedoutside of life and ain’t no way for you to get back into it. Cause you lost from yourselves and where the places come together, whereyou’re supposed to be alive, your heart kicking in your chest with a song worth singing.”

 

august-wilson

August Wilson (27 april 1945 – 2 oktober 2005)

 

De Turkse prediker, schrijver en dichter Fethullah Gülen werd geboren in Korucuk, Erzurum, op 27 april 1941. Zie ook mijn blog van 27 april 2008.

 

A Song for Spring

 

Time passes, you see all at once it is spring-time

With roses in bloom, nightingales singing, tulips cover all land.

 

Flowers breathe in profusion of color and fragrance,

Birds fly, insects spring enraptured with songs of spring.

 

Trees branch and leaf, swaying winds carry afar the perfumed air,

A dance of ecstasy rhythm animates all living things.

 

In such a setting death appears with a smile of hope:

for springtime is a light veil over the face of Paradise.

 

Whoever can raise this veil can find the Eternal One,

Transported within from this-to other-worldliness.

 

Let others complain how remote eternity is, how impossible to attain:

How can they be concerned who have attained it in themselves?

 

Let others complain how the world has shrunk and suffocates.

Those who believe will find everywhere spacious without space:

 

Whoever seeks peace can find it only in belief;

But only those moved by belief can understand this.

 

As the gaze moves on all those beauties of spring, themselves

Are drunk on messages contained in spring stroll at ease in Paradise.

 

What is death to them except dropping in soil like seeds,

To revive as sweet-blossoming, fruit-promised trees.

 

fethullah_gulen

Fethullah Gülen (Korucuk, 27 april 1941)

 

 

De Poolse schrijver Martin Gray werd geboren als Mietek Grayewski in Warschauop 27 april 1922. Gray is in 1943, dus gedurende de Tweede Wereldoorlog, als één van de zeer weinigen er in geslaagd te ontsnappen uit het vernietigingskamp Treblinka. In zijn boek ‘Au nom de tous les miens’ beschrijft hij zijn leven. Het boek gaat over de Tweede Wereldoorlog, waar hij de concentratiekampen overleeft, en over het familiedrama dat hem later overkomt tijdens een bosbrand. In totaal schreef Gray 12 boeken. Zijn laatste boek heet Au nom de tous les hommes (Uit naam van alle mensen). Twee van de 12 boeken van Gray zijn autobiografieën. Het eerste boek Uit naam van al de mijnen beschrijft de tijdspanne: 1922 (geboorte) – 1970. Het tweede boek La vie renaitra de la nuit (Nederlandse vertaling: Na de nacht het leven) behandelt de tijdspanne: 1970 – 1977.

 

Uit: Au Nom de Tous les Miens

 

„Je suis né avec la guerre. Les sirènes ont hurlé, les bombardiers passaient au ras des toits, leur ombre glissait sur la chaussée, dans les rues les gens couraient prenant leur tête entre les mains.
Je suis né avec la guerre : nous dévalons l’escalier vers la cave, les murs tremblent et le plâtre par plaques blanches tombe sur nos cheveux. Ma mère est toute blanche, mes yeux brûlent, des femmes crient. Puis s’établit le silence précédant les klaxons des pompiers et à nouveau les cris des femmes.
C’est septembre 1939 : les mois de ma naissance véritable. Des quatorze années qui précèdent ces jours je ne sais presque plus rien. Je ne peux même pas fouiller en moi, je ne veux pas. A quoi bon rappeler ce temps de la douceur ? Nous courions dans les rues derrière les droshkas jusqu’à la place de la Vieille-Ville au coeur de Varsovie. Mon père me prenait par la main et nous allions jusqu’à l’usine. Les machines venaient d’Amérique : il me montrait, gravés dans l’acier, le nom de la firme et la ville, Manchester, Michigan. Je marchais fièrement près de mon père entre les machines. Mon père passait un bas ou un gant dans sa main. Il me faisait déchiffrer la marque, 7777, notre marque, et nous étions les associés d’une grande usine, nous vendions des bas, et des gants dans toute la Pologne, à l’étranger, et j’avais aussi des parents aux Etats-Unis, une grand-mère qui habitait New York.“

 

MartinGray

Martin Gray (Warschau, 27 april 1922)

 

De Oostenrijkse schrijver Hans Bemmann werd geboren op 27 april 1922 in Groitzsch nabij Leipzig. Hij studeerde vanaf 1940 eerst medicijnen in Wenen, maar ruilde de studie na een tijd in voor germanistiek en muziekwetenschap. Daarna werkte hij jarenlang als lector bij verschillende uitgeverijen en als docent bij een bibliothecarisopleiding. In 1961 debuteerde hij onder het pseudoniem Hans Martinson met het verhaal Jäger im Park. In 1983 kwam de doorbraak met de sprookjesachtige roman Stein und Flöte, een jaar later gevolgd door de roman in brieven Erwins Badezimmer.

 

Uit: Stein und Flöte

 

“Man kann wohl sehen, dass es dein Kind ist”, sagte sie, denn das Kind war am ganzen Körper mit einem pelzigen Flaum überzogen. “So”, sagte der Große Brüller mit seiner dröhnenden Stimme und nahm den Sohn auf seine Arme. “Sieht man das ? Und warum brüllt er nicht ?” “Merkwürdig”, sagte die Hebamme, “mir hat die ganze Zeit über etwas gefehlt. Jetzt weiß ich’s, da du es sagst: er brüllt nicht. Sieh ihn doch an. Er schaut aus, als ob er lauscht.” “Ein Kind muß brüllen” sagte der Vater befremdet. “Laß ihn doch”, sagte die Hebamme- ” Wer brüllt, hört nicht gut. Laß ihn nur lauschen.”

 

bemman150

Hans Bemmann (27 april 1922 – 1 april 2003)

 

De Engelse schrijfster en feministe Mary Wollstonecraft werd geboren in Hoxton (nu Londen) op 27 april 1759. Na een jeugd vol zorg voor diverse zieke familieleden en de dood van een goede vriendin (Fanny Blood), schreef zij, om de ouders van de laatste te ondersteunen, een kort geschrift, Thoughts on the Education of Daughters (1785), dat haar tien pond opleverde. Dit bracht haar op de gedachte meer te gaan schrijven om daarmee in haar levensonderhoud te voorzien. Ze werd gouvernante voor de dochters van de Ierse burggraaf Lord Kingsborough en schreef Mary, a Fiction, grotendeels gebaseerd op de herinneringen aan haar overleden vriendin. Terug in Londen nam ze het schrijven serieus ter hand, wat leidde tot de publicatie van een kinderboekje, Original Stories from Real Life. Voor haar uitgever deed ze ook vertaalwerk en maakte bewerkingen, stelde een bloemlezing samen, en schreef artikelen voor zijn tijdschrift ‘Analytical Review’. In 1789 werd ze gegrepen door de revolutionaire ontwikkelingen in Frankrijk en in 1792 vertrok ze naar Parijs om de Franse Revolutie van nabij mee te maken. Haar vertrek was wellicht tevens het gevolg van de vernedering die ze opliep toen de schilder Johann Heinrich Füssli haar voorstel om een driehoeksverhouding (hij was immers getrouwd) te beginnen afwees. In dat jaar schreef ze haar bekende feministische werk A Vindication of the Rights of Woman. Mary Wollstonecraft stierf in 1797 na de geboorte van haar dochter Mary, de latere vrouw van de dichter Shelley en schrijfster van de klassiek geworden roman Frankenstein.

 

Uit:  A Vindication of the Rights of Woman

“I now speak of women who are restrained by principle or prejudice; such women, though they would shrink from an intrigue with real abhorrence, yet, nevertheless, wish to be convinced by the homage of gallantry that they are cruelly neglected by their husbands; or, days and weeks are spent in dreaming of the happiness enjoyed by congenial
souls till their health is undermined and their spirits broken by discontent. How then can the great art of pleasing be such a necessary study? it is only useful to a mistress; the chaste wife, and serious mother, should only consider her power to please as the polish of her virtues, and the affection of her husband as one of the comforts that render her task less difficult and her life happier. But, whether she be loved or neglected, her first wish should be to make herself respectable, and not to rely for all her happiness on a being subject to like infirmities with herself.

 

Wollstonecraft

Mary Wollstonecraft (27 april 1759 – 10 september 1797)
Kopie van John Keenan naar een schilderij van John Opie

 

De Armeense dichter Hovhannes Shiraz werd geboren op 27 april 1915 in Alexandropol in het toenmalige Russische rijk (tegenwoordig Gyumri). Zijn eerste werk Het begin van de lente werd gepubliceerd in 1935. Van de schrijver Atrpet kreeg hij de bijnaam “Shiraz”. Hij studeerde aan de universiteit van Yerevan en aan het Gorki Instituut in Moskou.

 

 

MIRACLE NUMBER 1

 

In my dreams my door was knocked at,

“Who is it?” I asked from inside.

Some elderly lady from the outside

Answered and said, “I’d sacrifice myself for you.”

 

“I’ve come to ask for a piece of bread as charity

I’m a poor orphan woman with no one to support me.”

At this point I opened my door immediately,

Only to find a miracle; it was my deceased mother indeed!

 

I was shocked but fell into her arms;

And my mother said, “It’s me, it’s me,

I’ve come to try you and to check on you.

I hope life hasn’t changed your spirit and also you?!”

 

I came in the form of a beggar

So that the whole world can be a witness

To see if your conscience, my dear son,

If your conscience also died along with me?!”

 

 

 

Vertaald door Daniel Janoyan

 

shiraz1

Hovhannes Shiraz (27 april 1915 – 14 maart 1984)

 

De Duitse schrijver August Becker werd geboren op 27 april 1828 in Klingenmünster. Na een studie geschiedenis in München werkte hij er voor verschillende kranten. Van 1859 tot 1864 was hij redacteur van de Münchner Isar-Zeitung. In 1868 trok hij naar Eisenach. Hij debuteerde in 1854 met het versepos Jung-Frieder der Spielmann.

 

Uit: Die Nonnensusel

 

Am anmutigsten entfaltet sich die Mitte dieser Landschaft, das Klingbachtal, durch das von der Hauptbahn aus ein Postomnibus bis in meinen Geburtsort führt. Wer aber eine besondere Fußwanderung antreten will, steige in Bergzabern aus dem Zuge der hier endenden Zweigbahn, und wandere hügelauf, hügelab nordwärts nach dem von den Ruinen Landeck, Madenburg und Neukastel überragten Flecken Klingenmünster. Es ist nur eine Stunde Weges durch Weinberge, kastanienumschattete Hohlwege, Fruchtfelder und Wiesengründe.

Viel tausendmal bin ich diese Straße hin und her gewandert; in jungen Jahren täglich zweimal mit dem Schulränzel auf dem Rücken, um in der Heimat des kräuterkundigen Tabernaemontanus, wo schon die Römer ihre Bergschenken hatten, in das Idiom Cäsars und Xenophons eingeweiht zu werden. Von jeder Höhe, über welche die Straße führt, hatte ich den Anblick des blauen Schwarzwaldes, der, aus dem dunklen Grenzforst der Rheinebene aufsteigend, den Horizont als hohe Gebirgsmauer abschließt. Die Goldammern auf den Schlehdornzweigen, die schnurrende Wachtel am Wiesengraben, der schmetternde Buchfink auf dem Mandelbaum, der oft schon unter Schneeflocken seine Blütenpracht in den kahlen Reben entfaltete, waren mir vertraute Erscheinungen. Kaum bückte ich mich mehr nach den Walnüssen im Straßenstaub, oder im falben Herbstlaub der Hohlwege nach den geplatzten Stachelhülsen der Edelkastanien, die man hier »Kästen« heißt.„

 

Becker

August Becker (27 april 1828 – 23 maart 1891)
Standbeeld in Klingenmünster

 

Rectificatie:

 

De Franse schrijver en dichter Jules Lemaître werd geboren op 27 april (en niet februari) 1853 in Vennecy, Loiret. Zie ook mijn blog van 27 februari 2007.

 

Uit: Edmond et Jules de Goncourt

 

„Un tel genre de talent ne peut s’appliquer tout entier, on le comprend, qu’à la peinture des choses vues, de la vie moderne, surtout parisienne. Cinq des romans de MM. de Goncourt, sur six, sont des romans parisiens. Leur objet, c’est «la modernité», laquelle est visible surtout à Paris. Ce néologisme s’entend aisément ; mais ce qu’il représente n’est pas très facile à déterminer, car le moderne change insensiblement, et puis ce qui est moderne est toujours superposé ou mêlé à ce qui ne l’est point ou à ce qui ne l’est déjà plus. La modernité, c’est L d’abord, si l’on veut, dans l’ensemble et dans le détail de la vie extérieure, le genre de pittoresque qui est particulier à notre temps. C’est ce qui porte la date d’aujourd’hui dans nos maisons, dans nos rues, dans nos lieux de réunion. L’habit noir ou la jaquette des hommes, les chiffons des femmes, l’asphalte du boulevard, le petit journalisme, le bec de gaz et demain la lumière électrique, et une infinité d’autres choses en font partie. C’est ce qui fait qu’une rue, un café, un salon, une femme d’à présent ne ressemblent pas, extérieurement, à une femme, à un salon, à un café, à une rue du XVIIIe, ou même du temps de Louis-Philippe. La modernité, c’est encore ce qui, dans les cervelles, a l’empreinte du moment où nous sommes ; c’est une certaine fleur de culture extrême ou de perversion intellectuelle ; un tour d’esprit et de langage fait surtout d’outrance, de recherche et d’irrévérence, où domine le paradoxe, l’ironie et «la blague», où se trahit le fiévreux de l’existence, une expérience amère, une prétention à être revenu de tout, en même temps qu’une sensibilité excessive ; et c’est aussi, chez quelques personnes privilégiées, une bonté, une tendresse de cœur que les désillusions du blasé font plus désintéressé, et que l’intelligence du critique et de l’artiste fait plus intelligente et plus délicate… La modernité, c’est une chose à la fois très vague et très simple ; et l’on dira peut-être que la découverte de MM. de Goncourt n’est point si extraordinaire, qu’on avait inventé «le moderne» bien avant eux, qu’il n’y faut que des yeux.“

 

Lemaitre

Jules Lemaître (27 april 1853 – 5 augustus 1914)

August Wilson, Astrid Roemer, Edwin Morgan, Cecil Day Lewis, Fethullah Gülen

De Amerikaanse toneelschrijver August Wilson (eig. Frederick August Kittel) werd geboren op 27 april 1945 in Pittsbugh als het vierde van zes kinderen. Zijn vader was bakker en zijn moeder poetsvrouw. Wilson was de enige zwarte student aan de Central Catholic High School in 1959.. Dreigementen en pesterijen maakten het hem onmogelijk om er te blijven. Hij maakte later zo’n uitputtend gebruik van de Carnegie Library om zich zelf te onderwijzen dat zij hem er een graad voor verleenden. Voordat hij succes oogstte in de jaren tachtig werkte Wilson als bordenwasser, tuinier en verkoper. Voor Fences (1985) en voor The Piano Lesson (1990) kreeg hij de Pulitzerprijs. Acht van zijn stukken werden opgevoerd op Broadway. Wilson stierf al op 60 jarige leeftijd aan kanker.

Uit: Breaking Down Fences: A Tribute to August Wilson door Dave Zirnin

“Fences takes place in the 1950s and revolves around the larger than life personality of Troy Maxson. Troy is a 53 year old garbage collector in Pittsburgh, fiercely proud of his ability to put food on his family,s table and a humble roof over their head. He is also someone whose life has been deeply scarred by the world of professional sports. Troy was a great Negro League baseball star who looks back on his experience with pride but also with a pulsing, breathing, resentment that he was locked out of Major League Baseball,s money and fame
His friend Bono says, “Ain,t but two men ever played baseball as good as you. That,s Babe Ruth and [Negro League legend] Josh Gibson. Them,s the only two men ever hit more home runs than you. Troy responds by saying, “What it ever get me? Ain,t got a pot to piss in or a window to throw it out ofTake that fellow playing right field for the Yankees back then Selkirk. Man batting .269. What kind of sense that make? I was hitting .432 with 37 home runs. Man batting .269 and playing right field for the Yankees! I saw Josh Gibson,s daughter yesterday, she walking around with raggedy shoes on her feet. Now I bet you Selkirk,s daughter ain,t walking around with raggedy shoes on her feet! I bet you that!
Troy was strangled by the Major League color line and wears those scars proudly, but he also beats those around him with his sense of failure, turning his scars into whips. He reserves special abuse for his seventeen-year-old son, Cory, who has the opportunity to get a college football scholarship. While everyone else encourages Cory, Troy refuses to sign off on his own son,s scholarship. When Cory begs him to change his mind Troy says, “The white man ain,t gonna let you get no where with that football no way. You go on and get your book learning so you can work yourself up in that A&P or learn how to fix cars or build houses or something, get you a trade. That way you have something can,t nobody take away from you,. You go on and learn how to put your hands to some good use, besides hauling people,s garbage.
As Cory exits, choking back tears, Rose, asks, “Why don,t you let that boy go ahead and play football. Troy? Ain,t no harm in that. He,s just trying to be like you with the sports. “I don,t want him to be like me!” Troy answers in a rage. “I want him to move as far away from my life as he can get. You the only decent thing that ever happened to me. I wish him that. But I don,t wish a thing else from my life. I decided seventeen years ago that boy wasn,t getting involved in no sports. Not after what they did to me in the sports.”

august-wilson-1

August Wilson (27 april 1945 – 2 oktober 2005)

 

De Surinaamse schrijfster Astrid Roemer werd in Paramaribo geboren op 27 april 1947. Zie ook mijn blog van 27 april 2007.

Uit: Maar een struisvogel kan hard lopen, mam

“Ze durfde nauwelijks op te kijken wanneer het geroezemoes van personen haar weer stoorde. Ver van de deur was ze gaan zitten – het eerste kwartier weggezakt achter een ochtendblad waar ze niets in zag dan haar eigen gedachten. Maar die waren onvermijdelijk geworden. Hoewel ze de kaken met kracht dichthield hoorde ze haar eigen stem herhaaldelijk hetzelfde verhaal opdreunen. Alsof ze de beheersing van haar zinnen was kwijtgeraakt. Alsof ze een tijdbom was.
Daarom zat ze in deze kamer – haar onrust was te groot geworden om thuis op te bergen en te gevaarlijk om zomaar de ruimte te geven.
Ze was benieuwd hoe ze er onder deze omstandigheden uitzag. Met zoveel chaos van binnen lukte het haar gewoon nooit haar buitenkant in ogenschouw te nemen. Dan vermeed ze spiegelende oppervlakken en de ogen van vrienden en naaste familie zoveel mogelijk.
Aan de muren van deze kamers hingen kalenders waarop Aziatisch halfnaakt. Op de onderhouden parketvloer lag een vlak diepgroen kleed. De stoelen waren van gladgewreven hout. De tafeltjes rotan met ontspiegeld glas.
Voorzichtig en ietwat beschaamd liet ze haar blik ook gaan naar de mensen: twee mannen die met elkaar spraken en een vrouw die apart zat. De heren hadden schoenen aan met te hoge blokhakken. Geen sokken. Eén had een reeks onzuivere plooien in zijn grijze broek. De andere barstte bijna uit zijn jeans. Blijkbaar hadden ze geen bijtende gevoelsproblemen want ze aten op hun gemak diverse harde puntbroodjes bakkeljauw op, zonder te knoeien.
De dame glimlachte steeds bemoedigend naar de koutende mannen en samenzweerderig naar haar. Alsof zij er niet zelf zat voor rechtshulp!
Daarom vouwde ze met veel misbaar de krant dicht, stak haar nietig reukorgaan de ruimte in en snoof intens, want moed had zij inderdaad genoeg en vooral van het soort dat haar altijd-altijd weer in zijn armen had gedreven.”

Roemer

Astrid Roemer (Paramaribo, 27 april 1947)

 

De Schotse dichter en vertaler Edwin Morgan werd geboren in Glasgow op 27 april 1920. Zie ook mijn blog van 27 april 2007.

My Visit to St Petersburg

Gentlemen – oh and ladies, please forgive me!
I have been too many years in the army.
But that’s all in the past now. Here I am
With a gathering of my friends in this good old house.
We are cosy, are we not? Let it roar outside,
Our coals and candles, sofas, drinks replenished
Are like a magic cave where all that lacks
Is tales to tell, to startle, tales to match
The flickering shadows. My mind is full,
My memories are sharp and clear, I tell it
As it was. Judge if you will, listen you must.
Truth gives a tongue the strength of ten.
Well then,
I begin! One tingling day in December
I was skelping along towards St Petersburg
On a one-horse sledge, as they do in that country,
When a large lean cold and hungry wolf
Slunk out of the forest behind me and ran
Panting to overtake us. This was not good!
I pressed myself flat on the sledge until whoosh –
The wolf leapt over me and sank its jaws
Into my horse’s hindquarters. Sorry, horse!
But that is what saved me. Now hear m
ore.
The famished wolf went crazy, burrowing,
Munching, slurping deep into the horse
Till only its rump was showing. I rose up,
Quickly gave it the mother of all whacks
With the butt-end of my whip; the horse
Was now pure wolf, the carcass fell to the ground;
The wolf was in its harness, galloped forward
Slavering and howling till we reached St Petersburg.
The crowds that came out! You’ve no idea.
They clapped, hooted, whistled, rocked and laughed.
Great entrance to a great city, don’t you think?

 

The Poet in the City

Rain stockaded Glasgow; we paused, changed gears,
found him solitary but cheerful in
Anniesland, with the cheerfulness you’d win,
we imagined, through schiltrons of banked fears.
The spears had a most sombre glint, as if
the forced ranks had re-closed, but there he wrote
steadily, with a peg for the wet coat
he’d dry and put on soon. Gulls cut the cliff
of these houses, we watched him follow them
intently, see them beat and hear them scream
about the invisible sea they smelt
and fish-white boats they raked from stern to stem
although their freedom was in fact his dream
of freedom with all guilts all fears unfelt. 

 

edwin_morgan

Edwin Morgan (Glasgow,  27 april 1920)

 

De Brits-Ierse dichter Cecil Day Lewis werd geboren in Ballintogher, Ierland, op 27 april 1904. Zie ook mijn blog van 27 april 2007.

The Volunteer

Tell them in England, if they ask,
What brought us to these wars,
To this plateau beneath the night’s
Grave manifold of stars –
It was not fraud or foolishness,
Glory, revenge, or pay:
We came because our open eyes
Could see no other way.

 

 

The conflict

I sang as one

Who on a tilting deck sings

To keep their courage up, though the wave hangs

That shall cut off their sun.

 

As storm-cocks sing,

Flinging their natural answer in the wind’s teeth,

And care not if it is waste of breath

Or birth-carol of spring

 

As ocean-flyer clings

To height, to the last drop of spirit driving on

While yet ahead is land to be won

And work for wings

 

Singing I was at peace,

Above the clouds, outside the ring;

For sorrow finds a swift release in song

And pride it’s poise

 

Yet living here,

As one between two massing powers I live

Whom neutrality cannot save

Nor occupation cheer.

 

Nor such shall be left alive:

The innocent wing is soon shot down,

And private stars fade in the blood-red dawn

Where two worlds strive.

 

The red advance of life

Contracts pride, calls out the common blood,

Beats song into a single blade

Makes a depth-charge of grief.

 

Move then with new desires,

For where we used to build and love

Is no man’s land, and only ghosts can live

Between two fires.

 

Lewis

Cecil Day Lewis (27 april 1904 – 22 mei 1972)

 

De Turkse prediker, schrijver en dichter Fethullah Gülen werd geboren in Korucuk, Erzurum, op 27 april 1941. Hij is de leider van de Gülen beweging in Turkije. Zijn critici enerzijds, beschuldigen hem van illegale activiteiten die tot doel hebben de seculiere republiek Turkije omver te werpen, terwijl zijn volgelingen hem anderzijds roemen als een belangrijke islamgeleerde met (liberale) ideeën. Na uitzonderlijke eindexamenresultaten kreeg hij in 1959 een vergunning van de staat om (als imam) te preken en werd hem kort daarna een betrekking in Izmir, de derde grootste provincie in Turkije, aangeboden. Al snel begon hij zijn levensdoel vorm te geven en de basis van zijn gehoor uit te breiden. In zijn toespraken en lezingen benadrukte hij nijpende sociale kwesties met als doel om jonge mensen aan te moedigen intellectuele verlichting te combineren met verstandige spiritualiteit en een zorgzaam, menselijke activisme. Gülen spreekt door middel van de media tot een veel grotere afspiegeling van mensen. Hoewel hij een zeer bekende publieke verschijning is, heeft hij zich altijd verre van de officiële politiek gehouden. Zijn bewonderaars worden wereldwijd op miljoenen geschat. Hij heeft meer dan 40 religieuze boeken geschreven (waarvan de meeste in Turkije bestsellers zijn geworden), honderden artikelen, talrijke essays en gedichten,  en de meeste van zijn toespraken zijn op audi- en videocassettes opgenomen.

 

The Cry of the Nightingale

 

The moment when flowers are dancing,

The nightingale sings in gardens secluded.

Each of its tunes sounds like the whistling wind

To those seen as foreigners in their native land.

It cries like my ceaseless wails and laments,

Each resonates, high and low through slopes.

 

It bemoans all night until the sun rises,

Each breath comes out as a burning sigh.

On virgin trees untouched by man’s hand,

It groans unceasingly for a lifetime,

And sheds tears, full of grief; but who is there

To appreciate it, to sympathize with its pains?”

 

fethullah_gulen

Fethullah Gülen (Korucuk, 27 april 1941)