Marco Kamphuis, César Vallejo

De Nederlandse schrijver Marco Kamphuis werd geboren in Uden op 17 maart 1966. Zie ook alle tags voor Marco Kamphuis op dit blog.

Uit: Schipbreuk

“Op de avond van mijn verjaardag fietste ik naar De Zwaan, waar ik met mijn  vrienden had afgesproken, maar waar ik vooral Machteld hoopte te zien. Het leek me logisch dat ik haar na ontvangst van haar kaart op de eerstvolgende uitgaansavond zou ontmoeten in het café waar we hadden kennisgemaakt. Er was wel een innerlijke stem die mijn verwachtingen probeerde te temperen, die tegenwierp dat Machteld misschien iedereen die ze vaag kende een verjaardagskaart stuurde, maar daar sloeg ik geen acht op. Ik wist zo goed als zeker dat ik mijn achternaam Met had genoemd (ik wist die van haar in elk geval Met), dus daar had ze eerst navraag naar moeten doen, en vervolgens had ze bij die naam het adres moeten achterhalen. Wie zoveel moeite deed om een verjaardagskaart te sturen, moest toch bepaalde gevoelens voor de jarige hebben. Tot mijn ergernis werd ik bij binnenkomst in het café door mijn vrienden toegezongen. Ze hadden Apostrophe van Frank Zappa voor me gekocht, en walen zo attent geweest onderling alvast de volgorde te bepalen waarin ze de elpee van me zouden lenen om hem op te nemen. Ik gaf een paar rondjes. Tijdens het tafelvoetbalspel kreeg ik verwijten van Pieter, met wie ik een vast duo vormde: Id., vrat sta je die deur inde goten te houden? let liever op het spel!’ om een uur of elf stommelden we door het nauwe gangetje dat naar de danszaal leidde. Machteld was daar á, ze moest de afzonderlijke ingang aan de straatkant genomen hebben. met verbazing sloeg ik haar gade op de dansvloer. Waarschijnlijk kwam het door haar lengte dat haar bewegingen hoekiger dan die van andere meisjes waren. Ze leek niet zozeer te dansen als wel met de nodige overdrijving dansenden na te doen, maar vreemd genoeg had die gekunstelde stijl juist een elegant effect het deed denken aan de gemaakte manier van lopen van een mannequin op de catwalk, veel gracieuzer dan de natuurlijke loopbeweging. Tijdens het dansen droeg ze haar hoofd fier rechtop, en na een tijdje gleed haar koele blik over mij heen, die haar aan de rand van de dansvloer stond te bewonderen. Ze gaf geen enkel teken van herkenning Op dat moment drong tot me door dat die verjaardagskaart een afschuwelijke grap van mijn vrienden was geweest, dat ik gek was om te geloven dat er ooit een meisje verliefd op mij zou kunnen worden en de levenslust waartoe ik me vandaag, op mijn achttiende verjaardag had opgezweept, maakte abrupt plaats voor het inktzwarte gevoel dat ik de laatste tijd vaak had, het gevoel op een afgrond af te stevenen. ‘Promised You a Miracle’ van Simple Minds was afgelopen.”

 


Marco Kamphuis (Uden, 17 maart 1966)

 

De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook alle tags voor César Vallejo op dit blog.

 

Van pure warmte heb ik het koud

Van pure warmte heb ik het koud,
zuster Afgunst!
Leeuwen likken mijn schaduw
en de muis knaagt aan mijn naam,
moeder ziel van mij!

Naar de rand van de diepte ga ik,
zwager Ondeugd!
De rups tokkelt op zijn stem,
en de stem tokkelt op haar rups,
vader lijf van mij!

Mijn liefde staat voorop,
kleindochter Duif.
Op de knieën, mijn ontzetting
en het hoofd voorover, mijn angst!
moeder ziel van mij!

Totdat op een dag zonder twee,
vrouwe Graf,
mijn laatste ijzer klinkt
als een adder die slaapt,
vader lijf van mij…!

 

Vertaald door Bart Vonck

 


César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e maart ook mijn blog van 17 maart 2024 en ook mijn blog van 17 maart 2023 en ook mijn blog van 17 maart 2020 en eveneens mijn blog van 17 maart 2019 en ook mijn blog van 17 maart 2018 deel 1 en ook deel 2.

Dirk von Petersdorff, César Vallejo

De Duitse dichter, schrijver en literatuurwetenschapper Dirk von Petersdorff werd geboren op 16 maart 1966 in Kiel. Zie ook alle tags voor Dirk von Petersdorff op dit blog.

 

In der Tiefe

sprach ich, ich stand in einem
U-Bahnhof, ich rief mir zu:
EVALUIERE DICH SELBST!
Aber mir fiel nichts ein.

Wie stehe ich denn da?
Außen Colucci und innen:
Das obstinate Gemurmel einer
Sprache, das bin ICH.

Lautloses Kommen und Gehen der
Bahnen, eine Tiefe ruft die
andere, dachte ich, das
höret nimmer auf, dieses

Flackern von An- und Abwesenheit.
Ich aber bin ein Mischer,
im Grund meines Herzens
nichts Festes, nichts Festes.

Gewimmel in der Station,
die nur eine Station ist
und keinen atemlos macht.
Ich habe keine Erfahrungen,

den Menschen wollte ich sagen:
ICH HABE KEINE ERFAHRUNGEN.
Ich flottiere doch auch nur
auf einer Signifikantenkette.

Dann kamen drei Neger,
die sprachen kein Deutsch.
Ach, ich bin ermüdet,
zornig eher nicht.

 

Am Rande

Alles fließt, sagte Hegels Tante. Das Haus
erbte sie von ihrem Vater.
Ein Leben am Herd. Rosmarin und Salbei.
Jeden Dienstag Eier holen.
Mit 37 brach sie sich das
Schlüsselbein. Sie pflegte
Gerüchte, doch fand sie die Leute
ernst und alt. Hin und
wieder Himbeergeist des Abends. Es scheiden
und kehren im Herzen die Adern,
sagte die Tante, die sanftmütig war,
weiße Hände sorgsam pflegte.

 

10. Stock,

klimatisiertes Hochhaus, Tenne der Sterblichen.
Cool bleiben, lachte, höchstens 19,
meine Führerin, schwach ich, als
wir einen Schwarm von Sekretärinnen
passierten, geschminkt, mänadisch, zappelnde
Münder
Was soll das Theater?
ihre Gedanken
wir rufen zurück
entstehen beim Reden
alles wie immer
nebenbei essen sie Donuts u.
warten auf die Existenz: dazu
die Musik: Alles ist gut singt
Madonna, sie will in den Ätna springen;
und vor den Fenstern rasender
Wolkenzug, tiefgrau, dann Stürze
von Helligkeiten im Großraumbüro,
Lichtflecken, auf einem Schirm Gesichte.
Fax-Surren, ewig – okay. okay,
es gibt zahlreiche Fegefeuer, es gibt,
Fernsehen nach dem Tod des Moderators,
wenn oh wenigstens. bitte, den Schlüssel,
den Code, was den Laden
im Innersten – sie lachte.

 


Dirk von Petersdorff (Kiel, 16 maart 1966)

 

De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook alle tags voor César Vallejo op dit blog.

 

Massa

Toen de slag ten einde was,
en de strijder dood, kwam er een man naar hem toe
en die zei: ‘Sterf niet; ik hou zoveel van je!’
Maar ach! Het lijk stierf verder.

Er hepen twee mensen op hem af, die ook zeiden:
‘Verlaat ons niet! Houd moed! Kom weer tot leven!’
Maar ach! Het lijk stierf verder.

Twintig, honderd, duizend, vijfhonderdduizenden stroomden toe,
uitroepend: ‘Zoveel liefde, en niets te doen tegen de dood!’
Maar ach! Het lijk stierf verder.

Miljoenen individuen omringden hem,
met een gemeenschappelijke bede: ‘Blijf, broeder!’
Maar ach! Het lijk stierf verder.

Toen omringden hem alle
mensen op aarde; het lijk zag ze, triest, ontroerd;
het stond langzaam op,
omarmde de eerste man en begon te lopen…

 

Vertaald door Heleen Sittig

 


César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e maart ook mijn blog van 16 maart 2021 en ook mijn blog van 16 maart 2020 en eveneens mijn blog van 16 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

Rense Sinkgraven, César Vallejo

De Nederlandse dichter Rense Sinkgraven werd op 17 maart 1965 geboren in het Friese Sint Jacobiparochie. Zie ook alle tags voor Rense Sinkgraven op dit blog.

 

De maan onder een sprei

De maan onder een sprei.
En onder de maan ga ik op een roestige fiets,
fiets weg van jou.

De maan onder een sprei.
Alsof ik dit al eerder geschreven heb.
Iets geruststellends, iets kalms, iets weids.
Een moeder die je goedenacht kust.
God die over je waakt.

Onder de maan sta ik stil,
kijk en denk aan jou, aangeraakt
door de maan.

Ik zie het huis, het raam, je bed.
In je gedachten lees ik liefde, leegte,
zwart verdriet.

Geef het aan de maan, geef het aan de maan.

 

Kikker
 
Ik heb de kikker van Reve gered.
De kikker?
De kikker die was vastgemetseld op de muur
voor hun huisje in Greonterp.
Er was ook een konijn.
Waar dat gebleven is, geen idee.
Na Reve’s vertrek is die muur razendsnel
neergehaald.
Friesland lag weer open.

 

Nachtlokaal

Waar leegte was,
zijn miljarden sterren.

De maan slijpt haar sikkel.
Wij zijn groots en levend,

niet meer dan een druppel.
Verbitterd maar blijmoedig.

Omhels me. Kus me.
Geloof je nog in

het hiernamaals van
een kindertijd? Geesten

gewekt door katers.
Scherven in het brein.

De zanger vleugellam
vertolkt zijn lied.

 

Rense Sinkgraven (Sint Jacobiparochie, 17 maart 1965)

 

De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook alle tags voor César Vallejo op dit blog.

 

Zwarte steen op een witte steen

Ik zal sterven in Parijs bij zware regen,
op een dag waaraan ik mijn herinnering al heb.
Ik zal sterven in Parijs – en ik voel geen angst –
misschien op een donderdag, als vandaag, in de herfst.

Donderdag zal het zijn, want vandaag, donderdag,
terwijl ik deze verzen schrijf, heb ik gebroken
de botten aangedaan en, vandaag als nooit tevoren,
heb ik me weerom gezien, met heel mijn weg, alleen.

César Vallejo is dood, iedereen
sloeg hem hoewel hij hen niets deed,
ze ranselden hem hard met een stok en hard

ook met een touw; getuigen zijn
de botten en de donderdagen,
de eenzaamheid, de regenbuien, de wegen…

 

Vertaald door Heken Sittig en Jorge Heredia

 

César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)
Standbeeld van de dichter op de campus van de César Vallejo universiteit in Trujillo, Peru.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e maart ook mijn blog van 17 maart 2023 en ook mijn blog van 17 maart 2020 en eveneens mijn blog van 17 maart 2019 en ook mijn blog van 17 maart 2018 deel 1 en ook deel 2.

Dirk von Petersdorff, César Vallejo

De Duitse dichter, schrijver en literatuurwetenschapper Dirk von Petersdorff werd geboren op 16 maart 1966 in Kiel. Zie ook alle tags voor Dirk von Petersdorff op dit blog.

 

BEIM WIEDERSEHEN VON „ZURÜCK IN DIE ZUKUNFT

Dein Film ist wahr, Marty McFly, auch wir
sind in die Vergangenheit gefahren,
nicht mit einem DeLorean DMC-12,

sondern per Interrail
nach Florenz, wo Brunelleschi
eine aber-tausend-tonnenschwere Domkuppel
im Himmel schweben ließ,
der darüber selig war,

oder mit dem Fahrrad
durch den kühlen Maimargen in die Bibliothek,
wo Hegel in weißen Handschuhen
die brüchigen Bücher ausgab,
aus denen wir in vergilbten Stunden
und raschelnden Minuten herauslasen:

Alles hat seinen Platz, vielleicht auch du,

und weiter ins New York der frühen 1960er,
als Bob Dylan, Sonntagmorgen,
durch die Straßen,
gesprenkelt von Pfützen,
in seinem dünnen Mantel geführt
von einer zitternden Wohltat
wusste: Alle Lieder sind noch zu singen,
flattern jetzt auf, in dir, aus dir.

So durch die Vergangenheit gereist,
und als wir zurückkamen
in deinem wie in unserem Film
die Gegenwart eine andere,
nicht mehr schwarz-weiß,
die Box der Moderne nicht mehr,
sondern die weite Leinwand,

in die ich hineinschritt, um Verse zu schreiben,
die sein sollten wie die Kurven, Marty,
deiner Skateboard-Fahrt,
um einen Parkplatz zum Leben zu erwecken
oder um ein Mädchen zu überzeugen
zum Campen am Wochenende
am See, wo es dämmerte, abends

und morgens in diesem Lebensstreifen.

 

Potsdam

Wir treffen uns, du bist der frisch Getrennte,
da blickt man auf den See und kaut Salat,
Spaghetti drehen sich wie Argumente,
ich seh dich noch vorm ersten Referat.
Zwei Kanufahrer, die das Wasser stechen,
natürlich kurvt ein Liebeskahn vorbei,
und überm Wasser hängen die Versprechen,
Geräusche, unverständlich für uns zwei,
die früher Bälle traumhaft in die Gassen,
nun zögernd Worte durch den Abend passen

 

Dirk von Petersdorff (Kiel, 16 maart 1966)

 

De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook alle tags voor César Vallejo op dit blog.

 

Het armzalige avondmaal

Hoe lang blijven wij nog wachten op wat
ons niet verschuldigd is… En in welke bocht
mogen wij onze arme knie voor eeuwig strekken!
Wanneer zal het kruis dat ons bezielt
zijn riemen laten rusten. Hoe lang
blijft de Twijfel ons nog ridderen
om geleden leed…
We zitten al zo lang
aan tafel met de bitterheid van een kind
dat om middernacht, slapeloos, van honger schreit…
En wanneer zullen wij de anderen vinden
en aan de rand van een eeuwige morgen
allemaal aanzitten aan het ontbijt.
Hoe lang nog dit tranendal,
waar ik nooit om heb gevraagd.
Op mijn ellebogen,
in tranen, met gebogen hoofd en verslagen
herhaal ik: hoe lang dit avondmaal nog duurt.
Er is iemand die veel heeft gedronken;
spottend draait hij ons, als een zwarte lepel
vol bitter levenssap, het graf voor ogen…
Maar nog minder
weet die duistere hoe lang de maaltijd duren zal!

 

Vertaald door Robert Lemm

 

César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)
Monument voor César Vallejo door de Peruaanse beeldhouwer Miguel Baca Rossi in Lima, Peru

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e maart ook mijn blog van 16 maart 2021 en ook mijn blog van 16 maart 2020 en eveneens mijn blog van 16 maart 2019 deel 1 en ook deel 2.

P. C. Hooft, Bredero, Dirk von Petersdorff, Zoë Jenny, Alice Hoffman, Hooshang Golshiri, Francisco Ayala, César Vallejo, Per Leo

De geschiedkundige, dichter en toneelschrijver Pieter Cornelisz. Hooft werd geboren in Amsterdam op 16 maart 1581. Zie ook alle tags voor P. C. Hooft op dit blog.

 

Galathea

minnaar:
Galathea, zie de dag komt aan.

Galathea:
Neen mijn lief, wil nog wat marren,
’t Zijn de starren,
Neen mijn lief, wil nog wat marren, ’t is de maan.

minnaar:
Galathea, ’t is geen maneschijn.

Galathea:
Hoe, ’t is nog geen één geslagen,
Wat zou ’t dagen?
Hoe? ’t Is nog geen één, ’t en kan de dag niet zijn.

minnaar:
Galathea, aanschouw de hemel wel.

Galathea:
Laas! Ik zie de dagerade
’t Onzer schade.
Laas! Ik zie de dageraad, de tijd is snel.

minnaar:
Waarom duurt de nacht tot ’t avond niet?
Vreest ze dat wij met ons beien
Zonder scheien
Blijven zouden tot dat ons de dood verried.

Galathea:
Nu, adieu, mijn troost en blijft gezond.
Wil mij nog een kusje geven,
Och mijn leven!
Jont mij nog een kusje van uw blije mond.

minnaar:
Och mijn leven, kom ik ’t avond weer?

Galathea:
Och mijn moeder mocht het horen
En haar storen,
Och zij mocht het horen – maar komt even zeer.

minaar:
Galathea, hoe raak ik van uw hals?
Laas, de dag en wil niet lijen
’t Langer vrijen,
Dank hebt van uw zachte kuskens en van als.

 

Wanneer de Vorst des lichts slaat aan de gulden tómen

Wanneer de Vorst des lichts slaat aan de gulden tómen
Zijn hand, en beurt omhoog aanzienlijk uiter zee
Zijn uitgespreide pruik van levend goud, waarmee
Hij nare angstvalligheid, en vaak, en creple drómen

Van ’s mensen lichaam strijkt, en berg, en bos, en bómen
En steden volkrijk, en velden met het vee
In duisternis verdwaald, ons levert op haar stee,
Verheugt hij, met de dag, het Aardrijk en de stromen:

Maar d’andre sterren als naijvrig van zijn licht,
Begraaft hij, met zijn glans, in duisternissen dicht,
En van d’ontelbre schaar, mag ’t niemand bij hem houwen.

Al eveneens, wanneer uw geest de mijne roert,
Word ik gewaar dat gij in ’t heilig aanschijn voert
Voor mij de dag, mijn Zon, de nacht voor d’andere vrouwen.

 

 
Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647)
Portret door Jan Maurits Quinkhard, 1738-48

 

De Nederlandse dichter en toneelschrijver Gerbrand Adriaensz. Bredero werd geboren op 16 maart 1585 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Bredero op dit blog.

 

Geestig Lied
Stem : Ik schouw de wereld an.

Wat dat de wereld is,
Dat weet ik al te wis
God beter ‘t, door ’t verzoeken,
Want ik heb daar verkeerd
En meer van haar geleerd
Als van de beste boeken.

Want of ik schoon al las
Hetgeen zo kunstig was
Als goddelijk geschreven,
’t En ging ter ziel noch zin
Zo nijver mij niet in
Als ’t eigen zelfs beleven.

Nu heb ik ’t al verzocht,
Zo dol als onbedocht,
Zo rauw als onberaden.
Och God! ik heb te blind
En al te zeer bemind
De dingen die mij schaden.

Een hoofd vol wind en wijn,
Een hart vol zuchts en pijn,
Een lichaam gans vol kwalen
Heeft Venus en de kroes,
Of zelfs die leide droes,
Mij dikwijls doen behalen.

Och! een bedroefd gemoed
En een hart zeer verwoed
Van duizend naberouwen
Van overdaad en lust,
Met een ziel ongerust
Heb ik in ’t lest behouwen.

Hoe streng breekt mij dit op,
Mijn kruifde, krulde kop
Die brengt mijn voor de jaren,
In mijn tijds lenten voort
Op ’t zwart en ’t zwetig zwoord
Veel grijze, grauwe haren.

Wanneer een ander leit
Gestrekt en uitgespreid
En rust met lijf en leden,
Dan plaagt mij aldermeest
De kwelling van mijn geest
Met beulse wredigheden.

Dan dringt mij door de huid
Het bange water uit
Door kommerlijke zorgen,
Dies mij het harte barst
En wenst, alzo geparst,
De ongeboren morgen.

En nimmer ik de dag
Alzo gelukkig zag,
Dat zij mij vol verblijdden,
Voorwaar, ‘k heb uur noch tijd
Of ellik heeft zijn strijd,
Zijn lief, zijn leed, zijn lijden.

Al ’tgene dat de liên
Ter wereld mogen zien
Of immermeer verwerven
En wens ik niet zo zeer
Als zalig in de Heer
Te leven en te sterven.

 

 
Gerbrand Bredero (16 maart 1585 – 23 augustus 1618)
Cover biografie

 

De Duitse dichter, schrijver en literatuurwetenschapper Dirk von Petersdorff werd geboren op 16 maart 1966 in Kiel. Zie ook alle tags voor Dirk von Petersdorff op dit blog.

 

Sonntagabend

Die Töchter übern Gartenzaun gereicht,
dann fährst du ab und sagst zum Motor: «zieh» —
durch dieses dunkle Land treibt man so leicht
zum Rhein, die tausend Lichter der Chemie.
Wer hat dich von den Küsten wegentführt,
wo Frühling durchs geklappte Fenster roch,
wo man beim Barfußtanzen Gräser spürt,
und Billardkugeln rumpeln tief ins Loch?
Und denkst du schon, das Leben ist zerschnitten
vom Schicksal, den Hormonen, von der Parze,
so unbemerkt von Lust zur Angst geglitten,
denn von den Billardkugeln fiel die schwarze,
           dann sind die tausend Sterne der Chemie
           ein Rätselbild, und das verstehst du nie.

 

Freitagabend

Wohin mit diesem halb gefüllten Leben,
du bist noch immer herrlich dekolletiert
und kannst dir alles, Lady, selber geben,
nur dass man langsam doch den Druck verliert.
Am Freitagabend isst du gern Garnelen,
auf deinen unzerkratzten Ledersesseln
denkst du sehr lange an die armen Seelen,
die sich mit blöden, lauten Kindern fesseln.
Du schreibst auf Zettel, wer dich wohl vermisst
aus vielen hellen, glückzerzausten Jahren,
oh weh, dein neuer Freund, der Galerist,
will an der Elbe mit dir Rollschuh fahren,
             und dann Rihlst du beim Cremen des Gesichts
             dich wie ein Stein, der fällt und fällt ins Nichts

 

 
Dirk von Petersdorff (Kiel, 16 maart 1966)

 

De Zwitserse schrijfster Zoë Jenny werd geboren op 16 maart 1974 in Basel. Zie ook alle tags voor Zoë Jenny op dit blog.

Uit: Ein schnelles Leben

„Niemand wußte, warum sie es getan hatte. Es gab dafür keinen ersichtlichen Grund. ‘Das ist wie eine Krankheit”, hatte Zafir zu mir gesagt, “die einen haben sie und bringen sich eben um. Sie können gar nichts dagegen tun, es ist, wie wenn sie einem Gesetz folgten.” Aber das glaube ich nicht. Es gibt kein Gesetz, daß man sterben muß, bevor man angefangen hat zu leben. ‘Geh weg!” habe ich im Traum gerufen, während ich auf sie hinunterstarrte, wie sie mit verrenkten Armen und Beinen im Hof lag. Aber im Traum hat sie sich umgedreht und gelacht. ‘Verschwinde endlich”, rief ich, aber ihr Lachen stieg nur noch lauter zu mir hoch. Ich war oben und sie unten. Sie war tot und ich lebte; aber sie lachte. Ich hielt mir die Ohren zu. Ihr Lachen verfolgte mich. Noch während ich träumte, wollte ich aufwachen. Ich sah mich selbst von tief unten aufsteigen und mich hochziehen an einer endlos langen Leiter. Es war so anstrengend, daß ich, als ich endlich aufwachte, völlig verschwitzt war und der Stoff des Nachthemdes an meiner Brust klebte. Ich hatte einen trockenen Mund.
Hastig tastete ich nach dem Lichtschalter, wie aus Angst, es könnte für immer dunkel bleiben.
Langsam blättert die Nacht von den Bäumen, vor dem Fenster kann ich jetzt die Silhouette der Silberweide erkennen. Ich höre das Geschrei der Krähen. Sie versammeln sich in den Bäumen, hocken in den Baumkronen und verstecken sich. Irgendwo knackt eine Wasserleitung. Ata ist immer die erste, die aufsteht. Ihr Badezimmer befindet sich genau über meinem Zimmer. Meistens wache ich auf wegen diesen Wassergeräuschen. Sie beruhigen mich, es ist, als ob sich das Haus, nachdem es die Nacht hindurch tot gewesen war, wieder aufrichtet. Die Leitungen und Wasserrohre durchziehen das Haus wie Adern, die sich am Morgen wieder auffüllen. Ein Geräusch mündet in das andere, in den großen morgendlichen Strom von Stimmen, Schritten, Wasserplätschern und sich öffnenden Türen. Bald werde ich selber, verbunden mit den anderen, ein Teil dieses Stromes sein, der durch das Haus zirkuliert Nachdem ich geduscht habe, kommt Zafir ins Badezimmer.“

 

 
Zoë Jenny (Basel, 16 maart 1974)
Cover

 

De Amerikaanse schrijfster Alice Hoffman werd geboren op 16 maart 1952 in New York. Zie ook alle tags voor Alice Hoffman op dit blog.

Uit: The Ice Queen

“I made my wish in January, the season of ice, when our house was cold and the oil bill went unpaid. It happened on the sixteenth, my mother’s birthday. We had no father, my brother and I. Our father had run off; leaving Ned and me our dark eyes and nothing more. We depended on our mother. I especially didn’t expect her to have a life of her own. I pouted when anything took her away, the bills that needed paying, the jobs that came and went, the dishes that needed washing, the piles of laundry. Endless, endless. Never ever done. That night my mother was going out with her two best friends to celebrate her birthday. I didn’t like it one bit. It sounded like fun. She was off to the Bluebird Diner, a run-down place famous for its roast beef sandwiches and French fries with gravy. It was only a few hours on her own. It was just a tiny celebration.
I didn’t care.
Maybe my father had been self-centered; maybe I’d inherited that from him along with the color of my eyes. I wanted my mother to stay home and braid my hair, which I wore long, to my waist. Loose, my hair knotted when I slept, and I worried; my brother had told me that bats lived in our roof. I was afraid they would fly into my room at night and make a nest in my head. I didn’t want to stay home with my brother, who paid no attention to me and was interested more in science than in human beings. We argued over everything, including the last cookie in the jar, which we often grabbed at the same time. Let go! You first! Whatever we held often broke in our grasp. Ned had no time for a little sister’s whims; he had to be bribed into reading to me. I’ll do your chores. I’ll give you my lunch money. Just read.
My mother didn’t listen to my complaints. She was preoccupied. She was in a rush. She put on her raincoat and a blue scarf. Her hair was pale. She’d cut it herself, straining to see the back of her head in the mirror. She couldn’t afford a real haircut at a salon; still she was pretty. We didn’t talk about being poor; we never discussed what we didn’t have. We ate macaroni three times a week and wore heavy sweaters to bed; we made do. Did I realize that night was my mother’s thirtieth birthday, that she was young and beautiful and happy for once? To me, she was my mother. Nothing less or more. Nothing that didn’t include me.”

 


Alice Hoffman (New York, 16 maart 1952)

 

De Iraanse schrijver Hooshang Golshiri werd geboren op 16 maart 1938 in Isfahan. Zie ook alle tags voor Hooshang Golshiri op dit blog.

Uit: Een kader voor het duister (Vertaald door Ahmad Miralai, Koeshar Parsi en Corine Wepster)

“Maar daar is ze, als een strookje film dat een herhaling geeft van de beelden die ik al heb gezien. Daarom is het, dat ik iedere morgen om half zeven een hapje eet en die Karam, zoon van Nanne Robab, de hele ochtend vrijaf geef, zodat ik hier kan zitten, in de hoop dat het deze keer lukt en als het niet lukt, buiten naar deze veranda kan gaan om in ieder geval een half uurtje in deze fauteuil te zitten en aan niets te denken. Het lukt niet. Je kan niet volstrekt alleen zijn, zelfs steen, zelfs een kluit aarde kan niet alleen zijn, of die waslijn daar, waaraan nog een enkel overhemd hangt, dat een vrouw met een hoofddoekje om iedere tien minuten vlug even komt omdraaien.
Als ik Shirin de waarheid had gezegd, zou ze er zeker mee hebben ingestemd nog een nacht te blijven, met de kinderen, in datzelfde naargeestige hotel. Ze zeiden dat er maar één hotel was. Er waren niet meer dan drie straten. Een ervan hebben we niet gezien, de
andere liep parallel aan de haven en daar woonden zeelieden, havenarbeiders, en personeel van de bank en het postkantoor. Het hotel hadden we aan het begin van die straat gevonden. We konden nog altijd naar het hotel teruggaan en een nacht blijven, als we de kinderen zover konden krijgen, zodat ik haar de volgende dag nog eens zou kunnen zien, om kwart voor negen, als ze deze kant uit zou rijden en de hoek om zou komen, met haar voorovergebogen bovenlijf en haar gezicht pal in de wind.Onze Maziar wilde ook dat we zouden blijven. Maar Zohreh vroeg steeds, “Waarom zijn jullie beiden gekomen? Is er
iets gebeurd?”
Nu is ze daarginds. Twee-en-twintig jaar oud. Ze is getrouwd en heeft een tweeling, waarvan ik een foto heb. Vorig of eervorig jaar sloot ze die in bij haar brief. De twee waren toen pas geboren en sliepen op haar schoot, David stond over hen heen gebogen en kwam met zijn kin net tegen haar haar aan, dat dezelfde kleur heeft als het mijne.
Ze is nu dikker dan in de tijd dat ze nog Perzisch kende: “Papa, ik ben meer dikker nu. Maar zal me dun gaan maken, zoals toen jij hier kwam.”
Ze was slank en donker, met lang zwart haar. Ik geloof niet dat ze afgestudeerd is. Ik zei: “Zullen we hier vannacht blijven ?”
Ze legde een hand op Shirin’s schouder: “Ja, laten we maar blijven.”

 

 
Hooshang Golshiri (16 maart 1938 – 5 juni 2000)
Hier met de Iraanse dichter Mehdi Akhavan Sales (links)

 

De Spaanse schrijver Francisco Ayala werd geboren op 16 maart 1906 in Granada. Zie ook alle tags voor Francisco Ayala op dit blog.

Uit: Wie Hunde sterben (Muertes de perro, vertaald door Erna Brandenberger)

„Es versteht sich von selbst, daß man sogleich folgert und als sicher annimmt, es habe sich um einen Herzinfarkt gehandelt, denn schon längst ist mit böswilligem Eifer die traurige Befürchtung geäußert worden, der Alkohol und andere Ausschweifungen könnten ein derart jähes Ende herbeiführen. Erst viel später, nach dem Mittagessen, erfahren wir beim Kaffee die sensationelle Geschichte (indes immer noch als einigermaßen konfuses Gerücht, das dann gegen Abend offiziell bestätigt wird): Ihre Exzellenz ist ermordet worden, und zwar von keinem Geringeren als von seinem Privatsekretär Tadeo Requena, seinem ganz speziellen Schützling; und zwar mit ziemlicher Wahrscheinlichkeit – so die Vermutung – wegen irgendwelcher Bettgeschichten; und der Täter seinerseits sei noch am selben Morgen … und so weiter. Langsam, ganz langsam sickern die Neuigkeiten durch. Aber der herabfallende Wassertropfen genügt nicht, unseren brennenden Nachrichtendurst zu stillen – er reizt ihn nur noch mehr. Von da an ist alles, was man erfährt, ein Zuwenig. Man erfindet, fabuliert, lügt, man überträgt der Phantasie die Aufgabe, die unersättliche Neugier mit trügerischer Kost zu versorgen, denn die Gewißheit, daß laufend wieder etwas geschieht, hält sie wach und stets auf der Lauer. Am liebsten wäre es einem, man müßte gar nicht zu Bett gehen; es gibt sogar Leute, die nachts auf die Straße hinauslaufen und nach Opfern schnüffeln, über die dann pünktlich der nächste Morgen berichtet, sofern sie nicht gleich selbst Hand anlegen, um die Zahl der Opfer zu vermehren. Andern wiederum zittert zwar die Hand, sie töten aber mit ihrer Lästerzunge, mit ihrem Atem, mit dem Schatten ihres Verdachts, mit ihrem Blick.“

 


Francisco Ayala (16 maart 1906 – 3 november 2009)

 

De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook alle tags voor César Vallejo op dit blog.

 

Dregs

This afternoon it is raining, as never before; and I
have no desire to live, my heart.

This afternoon is sweet. Why should it not be?
Dressed in grace and pain; dressed like a woman.

This afternoon in Lima it is raining. And I recall
the cruel caverns of my ingratitude;
my block of ice over her poppy,
stronger than her “Don’t be this way!”

My violent black flowers; and the barbaric
and terrible stoning; and the glacial distance.
And the silence of her dignity
with burning holy oils will put all end to it.

So this afternoon, as never before, I am
with this owl, with this heart.

Other women go by; and seeing me so sad,
they take on a bit of you
in the abrupt wrinkle of my deep remorse.

This afternoon it is raining, raining hard. And I
have no desire to live, my heart!

 

Weary Rings

There are desires to return, to love, to not disappear,
and there are desires to die, fought by two
opposing waters that have never isthmused.

There are desires for a great kiss that would shroud Life,
one that ends in the Africa of a fiery agony,
a suicide!

There are desires to. . .have no desires, Lord;
I point my deicidal finger at you:
there are desires to not have had a heart.

Spring returns, returns and will depart. And God,
bent in time, repeats himself, and passes, passes
with the spinal column of the Universe on his back.

When my temples beat their lugubrious drum,
when the dream engraved on a dagger aches me,
there are desires to be left standing in this verse!

 


César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Duitse schrijver Per Leo werd geboren in 1972 in Erlangen. Zie ook alle tags voor Per Leo op dit blog.

Uit: Flut und Boden

„War das französische Volk der Gegenwart tatsächlich »überwiegend ostrassisch« geworden, wie der Autor, ein Privatgelehrter namens Hans F. K. Günther, behauptete? Hatten die dunkelhaarigen Rundköpfe wirklich die hellhäutigen Langschädel verdrängt? Eine Stellenausschreibung für Rasseprüfer, deren Aufgabe die Auslese eindeutschungsfähigen Menschenmaterials war, hätte so lauten können: »Visionäre mit Sinn fürs Praktische gesucht. Sind Sie ein halbwegs gebildeter Bauer, Gärtner, Förster, Winzer oder Bienenzüchter mit ein wenig Gefühl für deutsche Kultur im Leib? Oder ein Theoretiker mit Neigung zur Praxis, ein arischer Bildungsbürger mit Haustieren, mit Spaß an der Beerenlese oder Erfahrung beim Pilzesammeln, der vielleicht sogar Biologie oder Germanistik studiert hat? Dann sind Sie richtig bei uns!« Der Neubauernscheinbesitzer Friedrich Leo jedenfalls hätte sich wohl von jener, sein Metzer Dienststellenleiter, der Biologieprofessor Bruno K. Schultz, von dieser Charakterisierung angesprochen gefühlt. Zwei T ypen der gleichen Art, die einander schnell schätzen lernen und sich über die Fortsetzung ihrer Zusammenarbeit freuen, als nach Erledigung des Jobs im Westen der gesamte Auslesestab nach Marburg an der Drau ins slowenische Grenzgebiet verlegt wird.
Im Sommer 1941 ist ein Personalbericht über den Eignungsprüfer mit der Nummer 76 zu erstellen, dem Anschein nach routinemäßig. Vermutlich hätten das auch andere Vorgesetzte erledigen können. Aber diesen Fall nimmt der Leiter der Einsatzstelle Süd-Ost lieber persönlich in die Hände. Der zu Beurteilende ist gerade von den Folgen eines schweren Autounfalls genesen, und außerdem hat sein Chef etwas vor mit ihm. Rassisches Gesamtbild: nordisch-fälisch, schreibt er in freundlich runden Buchstaben, die sich angenehm von den zackigen Prätentionsbrocken anderer hoher SS-Führer unterscheiden (wenn er Bests Unterschrift sieht, muss er jedes Mal schmunzeln). Persönliche Haltung: soldatisch-tadellos. Auftreten und Benehmen in und außer Dienst: einwandfrei u. vorbildlich. Geldliche Verhältnisse: geordnet soweit bekannt. Familienverhältnisse: geordnet. Allgemeine Charaktereigenschaften: gerader, offener Charakter, stets einsatzbereit. Geistige Frische: sehr rege. Auffassungsvermögen: sehr gut.“

 


Per Leo (Erlangen, 1972)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e maart ook mijn vorige blog van vandaag.

P.C. Hooft, Bredero, Dirk von Petersdorff, Zoë Jenny, Alice Hoffman, Hooshang Golshiri, Francisco Ayala, César Vallejo, Per Leo

De geschiedkundige, dichter en toneelschrijver Pieter Cornelisz. Hooft werd geboren in Amsterdam op 16 maart 1581. Zie ook alle tags voor P. C. Hooft op dit blog.

 

Zang

Rozemond, hoor je spelen noch zingen?
Zie de dageraad aan komen dringen,
Dartele duiven en zwanen en mussen
Zouden de vaak uit uw ogen wel kussen,
Zo ‘t u lustte de dode te ruimen
Om de lust van de levende pluimen.

Alle weiden, alle duinen en dalen,
Hunne aêm met verheugen ophalen,
’t Heugelijk jaar met zijn vrolijke tijen,
Is rechtevoort op zijn kwikste te vrijen.
Kruien, bloemen en bomen veroveren,
En zich sieren met levende loveren.

‘t Welig vee op zijn grazige zoden,
O mijn min, ons te bruilofte noden.
Al haar gezicht, haar gebaar en haar spreken,
Lopen in ‘t end van de minnelijke treken.
Op, op, op, eer de zon in de dauw schijn’.
Laat ons alle gedierte te gauw zijn.

 

Zang (Klare, wat heeft er uw hartje verlept)

Klare, wat heeft er uw hartje verlept
Dat het verdriet uit vrolijkheid schept,
En altijd even benepen verdort,
Gelijk een bloempje, dat dauwetje schort?

Krielt het van vrijers niet om uw deur?
Moog je niet gaan te kust en te keur?
En doe je niet branden, en blaken, en braên
Al waar ’t u op lust een lonkje te slaan?

Anders en speelt het windetje niet,
Op elzentakken, en leuterig riet,
Als: lustigjes, lustigjes. Lustigjes gaat
Het watertje waar ’t tegen ’t walletje slaat.

Ziet d’openhartige bloemetjes staan,
Die u tot alle blijgeestigheid raên.
Zelfs ’t zonnetje wenst u wel beter te moe,
En werpt u een liefelijk ogelijn toe.

Maar zo ze niet, door al hun vermaan,
Steken met vreugd uw zinnetjes aan,
Zo zult gij maken aan ’t schreien de bron,
De bomen, de bloemen, de zuivere zon.

 

Knip-zang
Toon: Laura zat laatst aan de Beck.

Rozemond die lag en sliep,
Blies Vyoolen uit haar lippen;
Pan die zag ’t, en ylings liep
Zoetjes op haar borsje knippen;
Mids dat hy zijn duim liet slippen
Viel een Beez’ van ’t Moerelof;
Die ’t recht op haar boezem mikte;
Dies hy riep (want hy verschrikte)
Ach, ach, ach! de speen is of

 

 
Pieter Cornelisz. Hooft (16 maart 1581 – 21 mei 1647)
Beeld aan de Stadshouderkade in Amsterdam

Lees verder “P.C. Hooft, Bredero, Dirk von Petersdorff, Zoë Jenny, Alice Hoffman, Hooshang Golshiri, Francisco Ayala, César Vallejo, Per Leo”

César Vallejo, Hooshang Golshiri, Alice Hoffman, Sully Prudhomme, René Daumal

De Peruaanse dichter César Vallejo werd geboren op 16 maart 1892 in Santiago de Chuco, Peru. Zie ook alle tags voor César Vallejo op dit blog..

 

Sermon on Death

And, finally, passing now into the domain of death,
which acts as squadron, former bracket,
paragraph and key, huge hand and dieresis,
for what the Assyrian desk? for what the Christian pulpit,
the intense tug of Vandal furniture
or, even less, this proparoxytonic retreat?

Is it in order to end,
tomorrow, as a prototype of phallic display,
as diabetes and as a white bedpan,
as a geometric face, as a deadman,
that sermon and almonds become necessary,
that there are literally too many potatoes
and this watery spectre in which the gold blazes
and in which the price of snow burns?
Is it for this, that we die so much?
Only to die,
must we die each instant?
And the paragraph that I write?
And the deistic bracket that I raise on high?
And the squadron in which my skull broke down?
And the key which fits all doors?
And the forensic dieresis, the hand,
my potato and my flesh and my contradiction under the bedsheet?          

Out of my mind, out of my wolvum, out                                            
of my lamb, out of my sensible horsessence!
Desk, yes, my whole life long; pulpit,
likewise, my whole death long!
Sermon on barbarism: these papers;
proparoxytonic retreat: this skin.

In this way, cognitive, auriferous, thick-armed,                                    
I will defend my catch in two moments,
with my voice and also with my larynx,
and of the physical smell with which I pray
and of the instinct for immobility with which I walk,
I will be proud while I’m alive—it must be said;
my horseflies will swell with pride,
because, at the center, I am, and to the right,
likewise, and, to the left, equally.

 

Vertaald door Clayton Eshleman

 

 
César Vallejo (16 maart 1892 – 15 april 1938)
In Nice, 1929

Lees verder “César Vallejo, Hooshang Golshiri, Alice Hoffman, Sully Prudhomme, René Daumal”

Hooshang Golshiri, Alice Hoffman, César Vallejo, Sully Prudhomme, René Daumal

De Iraanse schrijver Hooshang Golshiri werd geboren op 16 maart 1938 in Isfahan. Zie ook alle tags voor Hooshang Golshiri op dit blog.

Uit: King of the Benighted (Proloog, vertaald door Abbas Milan)

“The Black Dome is a part of a longer poem called Haft Peykar (Seven Beauties) by the Persian poet Nizami of Ganja (1141-1203). The seven beauties refer to seven portraits of daughters of different kings-p;from the Raj of India and the Khaghan of China to the Shah of Kharazm and the king of the West, or “Sunset-land.” When Bahram the Sassanian King, discovers these portraits, he falls in love with them, and, upon succeeding to the throne vacated by the death of his father Yazdigird, he marries all seven princesses. The represent the climes into which the habitable world is divided and are lodged in separate symbolically colored palaces, beginning with the black and ending with the white. Bahram then visits them on seven successive days. This is the story of the first night.

On Saturday, Bahram, clothed in black from head to foot, went to the Black Dome where his bride, the daughter of the Raj of India lived. He asked the Princess to tell him a story and she, with her head cast down, said: When I was a child, a pious and compassionate woman visited our house once a month, and she always wore black. After many persistent inquiries, she finally acquiesced and told us the secret of her unusual attire.

When I was young, the woman said, I was servant to a mighty King in whose land sheep and wolves lived in amity. Yet fate had it that he would become the King of the Benighted, and the story I’ll tell you is the tale of how he came to wear black for the rest of his life.”

 

Hooshang Golshiri (16 maart 1938 – 5 juni 2000)
Isfahan

Lees verder “Hooshang Golshiri, Alice Hoffman, César Vallejo, Sully Prudhomme, René Daumal”

Hooshang Golshiri, Alice Hoffman, César Vallejo, Sully Prudhomme

De Iraanse schrijver Hooshang Golshiri werd geboren op 16 maart 1938 in Isfahan. Zie ook alle tags voor Hooshang Golshiri op dit blog.

Uit: Black Parrot, Green Crow(Introductie door Heshmat Moayyad)

He was one of the prominent members of the Writers Association of Iran that was formed in 1968 but soon fell apart under the unacceptable demands and conditions set by the government to hold tight control over their activities. In 1977, on the eve of the Islamic Revolution of 1978–79, the Writers Association of Iran was revived, this time more vigorous in its aspirations and enjoying greater support from academic and professional anti-regime circles. The so-called “Ten Nights” of reading poems and delivering provocative speeches against the system of suppression and censorship by fifty-nine poets and speakers, sponsored by the Writers Association of Iran and was hosted by the German Goethe Institute in Tehran from October 10 to 19, 1977, an unprecedented occasion for the Iranian intelligentsia to air their grievances and celebrate their victory. According to all accounts, Golshiri played a significant role at different stages of this successful event.4
The joyous mood of freedom following the revolution did not last more than a few months, if not only a few weeks, at least for the young anti-reactionary and modernist segments of the population. The anticipated freedom failed to materialize. The enthusiasm of the masses was dashed all too soon. Persecutions and the mechanism of censorship reappeared more fiercely and less compromising than ever before, only this time blasphemously, in the name of religion and God.”

 

Hooshang Golshiri (16 maart 1938 – 5 juni 2000)

Lees verder “Hooshang Golshiri, Alice Hoffman, César Vallejo, Sully Prudhomme”

Hooshang Golshiri, Alice Hoffman, César Vallejo, Zoë Jenny, Dirk von Petersdorff

De Iraanse schrijver Hooshang Golshiri werd geboren op 16 maart 1938 in Isfahan. Zie ook mijn blog van 16 maart 2007en ook mijn blog van 16 maart 2008 en ook mijn blog van 16 maart 2009 en ook mijn blog van 16 maart 2010.

 

Uit: The Wolf (Vertaald doorAbbas Milani) 


“After the first snow fell, she disappeared. The women would see her sitting beside the heater reading something or pouring tea for herself. When the doctor would go to pay calls in other villages, the driver’s wife or the doorman would stay with the lady. It seems Sadiqeh, the driver’s wife, understood first. She had told the women, “At first I thought she was worried about her husband because she’d start suddenly, go up to the window and pull back the curtains.” She would stand next to the window and gaze into the white, bright desert. Sadiqeh said, “When the wolves start howling, she goes up to the window.”
Anyway, in the winter, if the snow falls, the wolves come closer to the settlement. It’s the same way every year. Sometimes a dog, a sheep, or even a child would disappear, so that afterwards the villagers would have to go out in a group to find, maybe a collar or a shoe, or some other trace. But Sadiqeh had seen the wolf’s glistening eyes and had seen how the doctor’s wife stared at the wolf’s eyes. One time she didn’t even hear Sadiqeh call out to her.
After the second and third snows fell, the doctor was unable to visit the outlying area. When he saw that he would have to stay in his house four or five nights a week, he was ready to join in our social rounds. Our get-togethers were not for the women, but, well, if the doctor’s wife came, she’d be able to join the women. But his wife had said, “I’ll stay home.” Even on the nights when it was the doctor’s turn to host the get-together at his house, his wife would sit next to the heater and read a book, or would go up to the window and look at the desert or, from the window on this side of the house, look at the cemetery and, I think, the bright lights of the village. It was at our house, I believe, when the doctor said, “I must go home early tonight.” Apparently he’d seen a big wolf in the road.“

 

 

Hooshang Golshiri (16 maart 1938 – 5 juni 2000)

 

 

Lees verder “Hooshang Golshiri, Alice Hoffman, César Vallejo, Zoë Jenny, Dirk von Petersdorff”