Guido van Heulendonk, Chinua Achebe

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.

Uit: De kroon met twee pieken

“En het gebeurde dat 2020 zijn einde naderde, en in de bijlagen de gebruikelijke lijstjes verschenen met het beste boek, de beste film of de belangrijkste gebeurtenis van het jaar.
Nadat hij in de laatste categorie vergeefs had gezocht naar een top drie zonder corona, legde Werner Vrysoone zijn krant opzij en roerde een extra suikerklontje door zijn thee.
Het was een natte, grijze middag in december — zo’n typisch weertje waarbij je dacht: fuck diabetes. Laat suiker het antidotum zijn tegen het komende duister.
In de badkamer zong Mary Jane.
‘On a Little Street in Singapore.’
Hij reconstrueerde de tekst uit de gesmoorde klanken die hem bereikten. Dat was makkelijk — ze zong het lied vaak, hij kende het inmiddels vanbuiten. Soms probeerde hij mee te zingen, maar dan maakte hij zich telkens belachelijk. De lome, jazzy melodie was veel te subtiel voor zijn Vlaamse stembanden. Dat Bob Dylan met zijn rauwe rasp er zoiets moois van had kunnen maken, was iets wat hem telkens weer verbaasde als hij Fallen Angels oplegde.
‘On a little street in Singapore/ We’d meet beside a lotus-covered door/ A veil of moonlight on her lonely face.’
Elkaar vinden in een kleine straat. In Singapore. Naast een deur behangen met lotusbloemen. En een maanlichtsluier over haar eenzame gezicht.
Mooi. Maar zo was het niet gegaan. Het was een banale borrel geweest bij gemeenschappelijke vrienden. Weliswaar ook ver weg, maar niet in Singapore. Toch, iedere keer als Mary Jane het lied zong, leek het hem alsof ze elkaar werkelijk zo ontmoet hadden.
En Mary Jane kwám uit Singapore — dat klopte dan weer wel.
Je kan niet alles willen.
Werner Vrysoone stond op, ging naar het raam. Op de verre ring, vele verdiepingen onder hem, begon het mistige verkeer samen te klonteren tot een lange, kronkelende slang, waarin koplampen en staartlichten evenzovele ogen leken op zoek naar de avond, die ongetwijfeld een even mat schouwspel zou bieden als de avond van gisteren, of de dag ervoor, of de dag dáárvoor, waarvan hij zich al niet meer herinnerde of dat een dinsdag of een woensdag was geweest.
Hij dronk zijn thee, rechtop, zijn blik op het grootstedelijk panorama gericht, de kathedraal, de kranen van de haven, waarboven — heel kort — een vliegtuig een laatste zonnestraal ving voor liet verdween in een zwart wolkencomplex. Hij prees zich gelukkig niet aan boord te zijn.
Hij dacht: gesteld dat ik een lijstje moest opstellen, wat zou ik bovenaan zetten?
Voor boeken en films had hij te weinig expertise, vond hij. Belangrijkste gebeurtenis? Hij aarzelde. Naast hem stond een foto van kleinzoon Anton op de kast: tien geworden in november. Aan de kersttafel straks, bij de cognac, zou hij dat misschien kiezen. Maar hier was hij alleen.”

 

Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Pijnboom in de lente (voor Leon Damas)

Pijnboom
vlaggendrager
van groene herinnering
over de bres van een troosteloos uur
Trouwe boom
die de wacht hield
alleen in sobere smaragd
Pijnboom
nu verloren in de schaduw
van flamboyant uitgedoste verraders
die schaamteloos terugmarcheren naar de kleuren die ze hebben verraden
Mooie boom
rechtopstaand en betrouwbaar
welke school kan mij leren
jouw stille, koppige trouw?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e november ook mijn blog van 17 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Craig Arnold, Chinua Achebe, Yves De Bosscher

De Amerikaanse dichter Craig Arnold werd geboren op 16 november 1967 in Temple, Californië. Zie ook alle tags voor Craig Arnold op dit blog.

 

ARTICHOKE

Edible flowers might be colorful,
but this one sports its G.I. olive drab
for camouflage.
— Who’s it trying to fool?

It is a nymph that some god wants to grab
and have his way with, I explain. She scorns
his lust; and when he sees he’s met his match,
he turns her to a flower, covered with thorns
to keep her other lovers out of reach.

You say You made that up. You say That’s sick.
You say The things men think of are so cruel.

Under the bamboo steamer there’s a slick
of emerald green water. I watch you pull
the petals off, each with a warm knot
of paler flesh left hanging at the root.

A ‘loves me, loves me not’ sort of endeavor,
I say, but you don’t laugh. It hasn’t been
that long since liking me for being clever
stopped being enough for you. Sly pangolin,
endearingly nearsighted, belly rolled
up a spiky ball—that’s how I keep
my wits about me.
I notice how you’ve polled
the petal-points an inch, and how you scrape
each leaf with your incisors, the two
small grooves they leave. It makes me sick to watch.

—You’re awfully quiet today. What’s wrong with you?
I want to tell you what … but there’s a catch,
deep in the throat, that stops me, makes me choke
the words back, crack another pointless joke.

 

Mulberry

You have towered here
leaning half over the wall
all my awareness

years before I knew
what silkworm was or China
I felt your berries

pulp under my feet
tracked your purple all over
grandmother’s carpet

a sapling planted
by some sea captain to make
shade for a future

This winter you lost
one of  your long low branches
to a backed-up car

and the old woman
who has known you all her life
wept at the split wood

Your bark is wrinkled
more deeply than any face
you live so slowly

do our voices sound
to you like the fluttering
of  paper moth wings

do we seem rootless
holding fast to the anchor
of  the saddest things

 

Craig Arnold (16 november 1967 – 27 april 2009)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Antwoord

Ik verbrak eindelijk
de met angst omgeven fascinatie
die mijn oude blik bond
aan die zich verdringende gezichten
van plundering en greep mijn
restantleven in een wonder
van beslissing tussen witte-
boordenhanden en schudde het
als een goedkoop horloge in
mijn oor en gooide het
naast me op de grond
en stond op. Ik
maakte van hun schouders
en hoofden die op en neer gingen
een nieuwe ladder en zette hem
tegen hun zwetende flanken
en klom omhoog tot in de lucht
mijn handen zo nieuw voor hardheid
konden de ruwheid van een stekelige
dag beetpakken en de bron dempen
die turbulentie aan hun
voeten voedde. Ik maakte een dramatische
afdaling die dag en landde
achteruit in hurkende schaduwen
in potscherven van gebroken trance. Ik
gooide lang niet meer gebruikte ramen en deuren open
en zag mijn hut
opnieuw geveegd door regenboogbezems
van zonlicht weer mijn thuis worden
waar op de vloer van de ontmoeting
mijn trotse, levendige leven wachtte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

De Vlaamse schrijver, dichter en politicus Yves De Bosscher werd geboren in Kortrijk op 16 november 1970. Zie ook alle tags voor Yves De Bosscher op dit blog.

 

Moordkuil

Gooi de moordkuil dicht,
doe het nu
de uren zijn gerijpt
in gouden licht.

Sleep breuksteen aan
uit een andere aarde
zeg me niet van waar,
er waaien reeds genoeg
geheimen met de wind.

 

Lessen over de oorlog

maan de dauw uit de loopgraven
blaas het kopergroen klaroen
want we praten weer over onze oorlog

correctie: de oorlogen, de groote,
de min of meer grote en zelfs de kleine,
de verloren en gewonnen gewaande dagen
van weleer of van morgen
die zoals het zulke dagen betaamt
ook voorbij zijn gegaan

weer het bloed uit oude prenten
en verzen vol verlies, rood is
dood en rauw is de kleur
van het berouw

we praten weer over de oorlog
maar de doden
hebben ons niets geleerd dan dat
de vrede enkel wordt gevonden
diep in de aarde
van winnaars en verliezers

 

Yves De Bosscher (Kortrijk, 16 november 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Guido van Heulendonk, Chinua Achebe

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.

Uit: Vrienden van de poëzie (Trisha)

“Het was in die donkere dagen dat mensen elkaar gedichten begonnen te sturen. Ook hij kreeg de kettingmail binnen, op een morgen dat hij met een zeurende kies was ontwaakt en het vooruitzicht trachtte te verwerken misschien op zoek te moeten naar een tandarts, in een zieltogend land waarin niets nog functioneerde. Toen hij het gordijn wegtrok verrees zijn stad, net als de dagen ervoor, als een foto uit een brochure over stedelijke architectuur: stil, koud, kleurloos, met spaarzame silhouetten die langs de gevels slopen. Scherpe schaduwen in de ochtendzon, waarbij zich, toen hij het raam openduwde, de auditieve skyline van een verre sirene voegde. Een stad zonder winkels, cafés, musea. Een stad vol ziekenhuizen. Ook de tandartsen werkten niet meer, wist hij, op enkele noodkabinetten na, strategisch verdeeld over de natie, op geheime plekken, slechts te traceren via speciale nummers. Alleen ‘wie dringend hulp nodig had’ kon er terecht, na strenge triage, en werd dan geholpen door astronauten. Hij had de beelden gezien op tv. Zover was hij nog niet. Zijn kies zeurde alleen maar, lichtjes protesterend tegen de druk van zijn tastende tong, die hij niet kon verhinderen telkens even te checken of het al niet wat beter ging, zoals een moeder dwangmatig haar hand op het voorhoofd van een koortsig kind legt. Enkel als je radeloos grommend in je kussen beet. Enkel dan mocht je bellen.
Stelde hij zich voor. Als je razend rond de tafel beende, de zelfmoord nabij. Niet eerder, om land en maatschappij niet nodeloos te belasten. Ieder zijn steentje, zijn druppeltje zweet, dan komen we er allemaal doorheen. Zei men. Zong men, ’s avonds, op balkons en in de straat, op tien armlengtes van elkaar. We shall overcome. Op de tanden bijten. Niet evident, als je tandpijn had. Maar hij begreep het wel. Hij was absoluut aan boord, en de gezangen ontroerden hem, hoewel hij er zelf niet aan deelnam. Nooit een manifestatiemens geweest. En zingen kon hij niet. Toch: al die mensen van goede wil, al die solidariteit. Er was niets mooiers, en het hielp om elke dag in verzoening af te sluiten. 8 Zelfmoord: de gedachte bracht hem, terwijl hij behoedzaam in een beschuitje beet, zijn jongste reis naar Ierland in herinnering. Enniscorthy, County Wexford, het museum rond de opstand van 1798. Hoe de gids vertelde over gevangen rebellen die door de Britten de pitchcap kregen opgezet: een hoed gevuld met kokende teer, die zich meteen door haren en schedelhuid brandde en na stolling door de beul werd afgerukt, zodat het slachtoffer, al blind van de uitgesijpelde smurrie, ook nog eens gescalpeerd werd. Hoe sommigen na de behandeling, buiten hun zinnen van pijn, probeerden hun eigen hoofd in te slaan. Als stieren op een muur afstormden. Rule Britannia. We shall overcome. Dat soort pijn. Vroeger wikkelden mensen een touwtje rond een zere kies, knoopten het vast aan de deurklink, hieven de voet naar de deur en pats!”

 

Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Mangozaailing

Door de glazen ruit
In een modern kantoorgebouw
Zag ik, twee verdiepingen lager, op een wijd vooruitstekend
Betonnen overkapping een pas ontkiemde mangozaailing,
Paars, tweebladig, staande op de gesprongen
Zwarte dooier. Hij zwaaide helder naar zon en wind
Die zich tussen de regenbuien door, dagelijks
Op yam zaad verkwistten.
Voor hoelang?
Hoe lang het gelukkige zwaaien
Vanaf de afgrond van een door regen geteisterde sarcofaag?
Hoe lang het feest van het overgebleven meel
Op de bodem van de pot?
Misschien lag hij net als de weduwe
van oneindig geloof op de loer
voor de heilige man van het bos, met ruig haar,
met de macht tot eeuwige voleinding.
Of anders hoopte hij wel op Oude Schildpads wonderbaarlijke feestmaal
Op een steeds terugkerend stukje cocoyam,
Geplant in een grote kom groene groenten-
Op deze dag, de fabels voorbij, het geloof voorbij?
Toen zag ik hem
Bereid in moedige onpartijdigheid
Tussen de oeroude strijd van Aarde
En Hemel dapper proberen wortel te schieten
In objectiviteit, midden in de lucht, in steen.
Ik dacht dat de regen, drijvende kracht
Achter deze onderneming op een dag aan de macht zou komen
En zijn domein in een uitzinnige waterval
Op de aarde beneden zou loslaten. Maar elke regenachtige dag
Verzamelden zich kleine speelse stroompjes op de platte steen,
Dansten, gingen uiteen rond zijn voeten,
verenigden zich weer, baanden hun weg.
Hij ging van paars naar ziekelijk groen
Voordat hij stierf. Vandaag zie ik hem nog steeds-
Droog, ragdun in de zon en het stof van de droge maanden,
Monument op klein puin van hartstochtelijke moed.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)
Hier in 2002 met Nelson Madela (rechts) bij het ontvangen van een eredoctoraat van de universiteit van Kaapstad.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e november ook mijn blog van 17 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Anton Koolhaas, Chinua Achebe, Yves De Bosscher

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

Uit: Nieuwe maan

“Toen Enno met zijn lichtbundel zat te zwaaien, leek het wel of hij zelf een besluit moest nemen, of er nù iets opzienbarends zou gaan gebeuren, of dat het nog uitgesteld moest worden. Of het aardedonker zou blijven en hij leeg, op een vulling met volstrekte duisternis na, terug zou keren. Hij deed het licht uit en luisterde naar het zwart.
Hij zat ongemakkelijk en hij voelde het dak van de grot, of wat het uiteindelijk ook zou blijken te zijn, als een druk op zich. Ineens luisterde hij met al zijn macht – maar die was verminderend. Er was een soort geluid in het donker. Niet een incidentele tik of zoiets, of stromen of ruisen van water, of iets van een herkenbaar bewegen; maar het geluid van angst. Nog niet eens een angst die zich al uit; of een angst waar al de ritseling van vluchten in zit; of zelfs de angst die zich alleen maar verraadt door het heffen van een kop, of van mogelijk zelfs een groot aantal koppen; maar een angst van iets massaals, of van een massa afzonderlijke levens, die tot iets ontwaken, dat ze zelf nog niet kennen. Zoiets als van wezens der duisternis, die voor het eerst licht zien. Enigszins te vergelijken met vleermuizen op een heel donkere zolder, die om hun as beginnen te draaien, als er licht binnenvalt. Maar dit geluid was nog massaler dan dat van vleermuizen, ook al zijn het er duizenden en zolang ze niet expres ook nog lawaai maken. Bovendien was het beneden Enno en niet op ongeveer de hoogte van het dak, of de bovenkant van het zwart.

Je zou kunnen denken aan het langs elkaar schuiven van dekens, met doorgaans vaag gebeweeg en soms plotselinger en sneller. En met slapers er onder, die nog in een diepe oerslaap vertoefden en in het wollige donker van die slaap gehinderd werden door prikkels, waarvan ze zich de aard niet realiseerden, maar die de onzekerheid van ontwaken aankondigden.
Het was verschrikkelijk opwindend, dat geluid en hoe ondefinieerbaar het in zijn wollige zachtheid ook was, het had iets angstaanjagends.
Iemand die jacht maakt op iets, houdt zich stil om de prooi niet te laten vluchten. Maar van niets was hier zo weinig sprake als van het begrip prooi en Enno moest een schreeuw geven. Om zijn bestaan hier te bevestigen en om te weten van welke aard het geheim was, dat hij beneden zich hoorde.
Aan de terugkaatsing van zijn schreeuw was af te leiden, dat de gitzwarte ruimte achter de kam niet zo erg diep en veel smaller was dan die waarin zijn mand stond. Maar nu hij zijn toorts naar beneden richtte, tot vlak voor de voet van de rotskam, zag hij maar vaag grond en op die grond niets. Hij zette de lichtstraal daarom van gespreid op gericht, om op die manier de grond iets scherper te kunnen belichten. Maar hij zag ook nu niets speciaals. Voor zover het hem mogelijk was, tuurde hij in het licht, de wand zelf af, om te kijken of ook aan die kant donkere en lichtgrijze vlakken waren, die hem eventueel een afdaling in het donker mogelijk zouden maken. Het leek hem toe dat dit zou kunnen. Maar hij was nog niet aan dat besluit toe.”

 

Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Biafra, 1969

De eerste keer dat Biafra
Hier was, zo wordt ons verteld, was het een mooie
Figuur massief uitgehouwen in hardhout.

Vraatzuchtige witte mieren
Zaten erop en aten
Door zijn enorme neergezette voeten heen
Tot aan het grote hart en lieten
Een gegroefde, geleegde vogelverschrikker achter.

En zonovergoten golven kwamen en sloegen waanzinnig
Over zijn hol gegeten voeten
Totdat hij met zijn gezicht naar beneden in een miljoen fragmenten neerstortte.
Hij dreef vrolijk weg
Naar koude kusten – alleen cartografen
Markeerden de kustlijn
Van die vergeten massieve standplaats.

In onze tijd kwam hij terug
Met pijn en een bijtende geur
Van poeder. En woedende slopers,
Aangemoedigd door een half millennium
Van verovering, parasiterend
Op nieuwe oliedividenden, knijpen nu

Door zijn zwarte keel
Bloed en lymfe naar beneden, naar
Zijn handen en voeten,
Opgeblazen door kwashiorkor.

Moet Afrika
Voor de derde keer komen?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

De Vlaamse schrijver, dichter en politicus Yves De Bosscher werd geboren in Kortrijk op 16 november 1970. De Bosscher bracht zijn jeugd door in Harelbeke in de wijk Overleie. Op school en tijdens zijn vrije tijd was hij geëngageerd in natuur. Als vijftienjarige werd hij het jongste lid van het groencomité in Harelbeke. Later richtte hij samen met zijn vrienden een jongeren-natuurvereniging op. Zijn belangstelling voor natuur zette hij grotendeels om in poëzie en zo startte hij eerst met een reeks vogelgedichten. Hij studeerde industriële milieuzorg in hoger onderwijs en werd in 1992 milieuambtenaar bij de stad Harelbeke. De Bosscher werd in 2010 aangesteld als rivierdichter van de Zuid-West-Vlaamse milieu- en natuurverenigingen, met zijn werk tentoongesteld tijdens de voorstelling ‘Lange Leve de Leie’ van 3 tot 30 december 2010 in de openbare bibliotheek van Harelbeke. In hetzelfde jaar publiceerde hij in Cyclus Overleie een viertal gedichten over zijn jeugdherinneringen aan zijn thuishaven. Verder schreef hij meerdere verhalen over de oorsprong van De Gavers, van laaggelegen meersen tot grote vijver, waaronder het jeugdverhaal Lolo van het Natte Weidenland en Gabbar.

 

Anemone aeternam

Een sluitend vast tapijt
van witte anemonen
smoort wat late stuipen winter

In ranke stille stammen
borrelt levensstroom uit ondergrond,
nog geruisloos is de lente

Op het ruisen van de voorjaarswind
drijft het lonken en verlangen, sluipt
in warm bloed dat aan het paren slaat

strooit de zon gedempt licht in sporen
waarlangs de zomer al haar intree doet
en dra de regen spoelt in stromen

Straks zijn knoppen vol, tot barsten al bereid
komen koperwieken aangevlogen
in hun zog brengen ze herfst

Waarna alweer de sneeuw valt
die sluit als vast tapijt rond bomen
waaronder anemoon noch hyacint

op een dag
geen lente meer zal komen

 

Papaver

Ik had je lief,
ik had je liever,
dat staat nu toch zo goed als vast,
dan jij mij

Toen je mij die klaproos gaf,
frêle blaadjes rond het naaktste hart
en ik vreesde voor het breken
sloten lippen zich voor eeuwig
rond de letters van je naam.

Nooit nog had ik iemand liever
dat staat nu toch zo goed als vast,

gezegd waar het op stond.

 

Yves De Bosscher (Kortrijk, 16 november 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Guido van Heulendonk, Chinua Achebe

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.

Uit: Vrienden van de poëzie

“Het was in die donkere dagen dat mensen elkaar gedichten begonnen te sturen. Ook hij kreeg de kettingmail binnen, op een morgen dat hij met een zeurende kies was ontwaakt en het vooruitzicht trachtte te verwerken misschien op zoek te moeten naar een tandarts, in een zieltogend land waarin niets nog functioneerde.
Toen hij het gordijn wegtrok verrees zijn stad, net als de dagen ervoor, als een foto uit een brochure over stedelijke architectuur: stil, koud, kleurloos, met spaarzame silhouetten die langs de gevels slopen. Scherpe schaduwen in de ochtendzon, waarbij zich, toen hij het raam openduwde, de auditieve skyline van een verre sirene voegde.
Een stad zonder winkels, cafés, musea.
Een stad vol ziekenhuizen.
Ook de tandartsen werkten niet meer, wist hij, op enkele noodkabinetten na, strategisch verdeeld over de natie, op geheime plekken, slechts te traceren via speciale nummers. Alleen ‘wie dringend hulp nodig had’ kon er terecht, na strenge triage, en werd dan geholpen door astronauten. Hij had de beelden gezien op tv.
Zover was hij nog niet. Zijn kies zeurde alleen maar, lichtjes protesterend tegen de druk van zijn tastende tong, die hij niet kon verhinderen telkens even te checken of het al niet wat beter ging, zoals een moeder dwangmatig haar hand op het voorhoofd van een koortsig kind legt.
Enkel als je radeloos grommend in je kussen beet.
Enkel dan mocht je bellen.
Stelde hij zich voor.
Als je razend rond de tafel beende, de zelfmoord nabij.
Niet eerder, om land en maatschappij niet nodeloos te belasten. Ieder zijn steentje, zijn druppeltje zweet, dan komen we er allemaal doorheen.
Zei men. Zong men, ’s avonds, op balkons en in de straat, op tien armlengtes van elkaar. We shall overcome. Op de tanden bijten.
Niet evident, als je tandpijn had.
Maar hij begreep het wel. Hij was absoluut aan boord, en de gezangen ontroerden hem, hoewel hij er zelf niet aan deelnam. Nooit een manifestatiemens geweest. En zingen kon hij niet. Toch: al die mensen van goede wil, al die solidariteit. Er was niets mooiers, en het hielp om elke dag in verzoening af te sluiten.”

 

Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Lazarus

Het adembenemende
van zijn zussen toen het woord
zich verspreidde: Hij is opgestaan! Maar een
man die een vol leven heeft geleefd
zal met anderen rekening
moeten houden naast zijn
zussen. Zeker die ondergeschikte
met zijn scherpe blik die is doorgeschoven
naar zijn bureau op kantoor, voor
hem is opstanding een verschrikkelijke
kwelling. De ongelukkige
mensen van Ogbaku kenden de
verschrikkingen die dag waarop het tweekoppige
kwaad over hun snelweg schreed. Het
kan niet gemakkelijk zijn geweest
om de met bloed bespatte
knuppels weer op te pakken
die ze hadden weggegooid; of zich
af te wenden van het gehavende lichaam
van de advocaat die naast zijn
gehavende limousine lag om hun eigen man
af te maken, die zich nu plotseling roerde
in opstanding met de ogen wijd open. Hoe goed
begrepen ze die dorpelingen
met hun grimmige gezichten die hun karmozijnrode
wapens nogmaals hanteerden dat op het uur
van zijn verrijzenis hun bloedverwant,
door moord gewroken, zich van hen af zou keren
in gehoorzaamheid aan andere
broederschappen, feitelijk veranderen zou
in hun eigen aanklager en in één
adem hun pleidooi en rechtvaardiging
zou vernietigen! Dus vermoordden ze
hem een tweede keer die dag op de
drempel van een veelbelovende opstanding.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e november ook mijn blog van 17 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Anton Koolhaas, Chinua Achebe

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

Uit: De hond in het lege huis

“Doorgaans hadden ze een hond bij zich. In het hotel kenden ze die hond wel. Hij was uit het dorp en behoorde niet aan het paar, maar kennelijk voegde hij zich bij hen als ze op het eiland waren en hun zomerhuis betrokken hadden, aan de andere kant van het eiland, waar de rotsen ronder en vriendelijker waren, de oceaan gebroken was en blauw, heel aangenaam voort golfde naar land in de verte. Aan die kant van het eiland waren ook de strandjes. Er liep van het dorp een weg dwars door het oude fort, dat vroeger het eiland verdedigd had en vrijwel ongenaakbaar maakte en dat later als opslagplaats van allerlei soorten van gevangenen gediend had. Het was tussen het open vissersdorp en de weg langs de bruine rotsen en de strandjes een sombere passage; maar gelukkig was er vaak zon, die de kilheid van de hoge, drukkende muren wat verzachtte. Maar niet die van het ravijn midden in het fort waar een bruggetje overheen liep, waarlangs de kou uit de diepte, als een sombere kermisattractie omhoog leek te blazen.
In zekere zin was dat fort een voorbeeld van de ellende die mensen altijd over zich zelf heen weten te halen. Hier was nu een eiland, dat niets vreesaanjagends had, in een zee, die afgezien van het barre jaargetijde op een rijke manier het eiland een gelukzalig isolement verschafte, maar midden er op hadden de mensen weer een fort moeten maken, dat geschoten had en beschoten was, verdedigd, veroverd en teruggewonnen, tot het allemaal onzin was gebleken. En toen had het dan die ellendige gevangenen geborgen en hun verzuurde bewakers. Een plaats van dood en stuiptrekkingen, waar iedereen die op het eiland woonde of het bezocht, doorheen moest. Een donkere klimop overwoekerde de muren en verlaten gangen en deuren die nooit meer opengingen, maar van rijkswege om de zoveel tijd werden geschilderd als een nutteloze manie om een kwaad in stand te houden.
Het fort lag aan de ene kant van het eiland en het vreemde hotel aan de andere, maar daartussen was een vervullend bestaan. De hond uit het dorp, die inderdaad zijn intrek nam in het huis van het paar, als dat zijn twee maanden per jaar op het eiland doorbracht, was er een symbool van. De man pakte het slapend dier soms in zijn nekvel, als het in de zon lag en zei dan: ‘Heb je het weer zo lekker, groebes?’ De hond kreunde dan vol welbehagen. Inderdaad, hij had het lekker en als de man hem zo in de dikke plooi van zijn nek pakte en die lekker robbelde, dan ging hij op zijn rug liggen met zijn poten opgetrokken en dan bestond er niets dan dadenloze volmaaktheid.”

 

Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Gieren

In de grauwe miezerigheid
van een dageraad, waarin nergens
een voorbode van de zonsopgang
viel te bekennen, zat een gier
hoog op gebroken knekels van
een dode boom, naast zijn wijfje,
zijn gladde gedeukte kop, een kiezel
op een stengel wortelend in een hoop
slordige veren, liefdevol neigend
naar die van haar. Gisteren pikten ze
de ogen uit van een opgezwollen
lijk in een volgelopen loopgraaf
en aten ze de dingen in zijn
ingewanden. Volgevreten keerden ze
terug naar hun tak, het uitgeholde
restant ruim binnen bereik houdend
van koude telescoopogen…

Vreemd, dat liefde,
in andere opzichten toch zo
kieskeurig, een hoek in dat knekelhuis
uitzoekt, die aan kant maakt en daar
zich nestelt, misschien zelfs in-
slaapt – met haar gezicht naar de muur!
… Zo blijft de commandant van Bergen-
Belsen die van zijn werk komt
met in zijn harige neusgaten
de hardnekkige stank van menselijk
gebraad, staan bij een snoepkraam
en koopt een chocolaatje voor
zijn lieve kroost dat wacht
tot vader thuiskomt …
Prijs de vrijgevige
voorzienigheid, zo je wilt
die zelfs een mensenetende reus
van een glimwormpje tederheid
voorziet, ingekapseld in ijzige
spelonken van een wreed hart,
of anders, vervloek het lot
want juist daar, in die kiem
van de liefde voor de zijnen
schuilt de onuitroeibaarheid
van het kwaad.

 

Vertaald door Joris Iven

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Guido van Heulendonk, Chinua Achebe

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.

Uit: De afrekening

“Mannen met humorrr. Mijn taxi kiest de Boulevard de Ménilmontant en ik denk aan de laatste keer dat ik een mop vertelde. Ik kan het me amper te binnen brengen. Zo gaat dat in de derde leeftijd: het begint met het groeiende onvermogen moppen te kun-nen smaken, zaait dan uit naar geen moppen meer kunnen onthouden, en bereikt zijn overtreffende trap wanneer je zelfs niet meer weet waar het ook al weer was dat je voor aap stond, toen je vastliep in een mop waarvan je dacht de pointe nog te kennen. Lorenzo’s verjaardag? De pointe schiet me vreemd genoeg wel te binnen. De terdoodveroordeelde die struikelt op de trap naar het schavot en moppert: ‘Een mens zou hier nog zijn nek breken ook: Eigenlijk heb ik nooit van moppen gehouden. En nog minder van moppenvertellers. Ik denk dat hier de reden ligt voor mijn menwlyfailumja, dat moet het zijn.
Wat ik me wel nog herinner is de laatste keer dat ik dacht: oké, hier stopt het, ik ga nu naar mijn bureau en download dat formulier. Het was na zo’n tweet van de pas verkozen Trump. November vorig jaar dus. Een van die kreten over hoe fantastisch The Donald zichzelf wel niet vond. Welk geschenk voor de mensheid Donald Potus beloofde te zijn. De Amerikaanse mensheid in de eerste plaats. Ik kan me de concrete inhoud niet meer herinneren, maar ik las die tweet, op de site van The New Yorkergeloof ik, en dacht: genoeg is genoeg. Een Zeno-moment. Zeno van Citium: ik kreeg de oude filosoof zelfs even in beeld, volgens de overlevering ook al gestruikeld, zij het niet op de trappen van het schavot maar op die van de Atheense school. Ik zag hem daar en, stomend van ergernis uit elke rimpel, niet zozeer omdat hij bij de val zijn teen had gebroken, als wel omdat hij dat zelf niet had georganiseerd. Hij had hulp noch signalen nodig, vond hij, zou zelf wel bepalen wanneer het laatste bedrijf begon. Dus hield hij foeterend zijn adem in tot hij stierf. Zegt men. Zo voelde ik me ook: klaar met deze planeet en zijn clowns.
Nauwelijks verkeer, nauwelijks mensen. Een stad in versuffing. De chauffeur neuriet een deuntje dat ik ken, maar niet kan thuisbrengen. Johnny Hallyday? In ieder geval niet Tour moi la vie va commencer Edith Piaf? In ieder geval niet ‘Non, je ne regrette rien’. Lichte aanslag op de voorruit. De chauffeur draait de ventilatie hoger.
Wat wellicht evenzeer een rol speelde: we hadden net oom Ferdinand begraven. De laatste van alle ooms en tantes die ik ooit heb gehad, en dat waren er een boel. Allemaal, zowel van moeders- als van vaderskant, product van een lang achter de horizon verzonken, lichtjes naar stalmest meurend Vlaanderen, toen echtelieden vanaf de preekstoel nog met hel en verdoemenis werden bedreigd als ze niet elk ongeboren zieltje de kans gaven op menswording en dus op een entree in Gods rijk.”

 

Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Gieren

In de grauwe miezerigheid
van een dageraad, waarin nergens

een voorbode van de zonsopgang
viel te bekennen, zat een gier
hoog op gebroken knekels van
een dode boom, naast zijn wijfje,
zijn gladde gedeukte kop, een kiezel
op een stengel wortelend in een hoop
slordige veren, liefdevol neigend
naar die van haar. Gisteren pikten ze
de ogen uit van een opgezwollen
lijk in een volgelopen loopgraaf
en aten ze de dingen in zijn
ingewanden. Volgevreten keerden ze
terug naar hun tak, het uitgeholde
restant ruim binnen bereik houdend
van koude telescoopogen…
Vreemd, dat liefde,
in andere opzichten toch zo
kieskeurig, een hoek in dat knekelhuis
uitzoekt, die aan kant maakt en daar
zich nestelt, misschien zelfs in-
slaapt – met haar gezicht naar de muur!

… Zo blijft de commandant van Bergen-
Belsen die van zijn werk komt
met in zijn harige neusgaten
de hardnekkige stank van menselijk
gebraad, staan bij een snoepkraam
en koopt een chocolaatje voor
zijn lieve kroost dat wacht
tot vader thuiskomt …
Prijs de vrijgevige
voorzienigheid, zo je wilt
die zelfs een mensenetende reus
van een glimwormpje tederheid
voorziet, ingekapseld in ijzige
spelonken van een wreed hart,
of anders, vervloek het lot
want juist daar, in die kiem
van de liefde voor de zijnen
schuilt de onuitroeibaarheid
van het kwaad.

 

Vertaald door Joris Iven

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e november ook mijn blog van 17 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Anton Koolhaas, Chinua Achebe

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

Uit: Vanwege een tere huid

“Alle ramen van het huis van de eerste geliefde hebben de eigenschap, dat zij zelf er onverhoeds voor kan verschijnen. Die vensters zijn daardoor rusteloos als een te dunne huid, die bij iedere emotie bloost of juist helemaal wit wordt, of vlekkerig als er spanning is. Ze zijn onaandoenlijk en tegelijkertijd onheilspellend als zij niet voor het raam van haar eigen kamer staat.
Wáár, waar in godsnaam is zij in dat huis? In vreselijke omstandigheden, omdat ze niet op de gewone plaats is voor haar altijd open raam in niet eindigende zomer? Hoe kan een raam zo ver open zijn, alsof er eigenlijk helemaal geen raam met houten randen is? En dat haar toch omlijst, als ze er iedere dag staat, als de jongen – altijd op hetzelfde uur en op dezelfde manier – langs komt fietsen.
Waarom is het altijd zomer? Ze hebben elkaar nog nooit iets gezegd; amper een teken gegeven zelfs. Ze zijn niet van dezelfde school. Niettemin staat zij daar, als hij uit de zijne komt, alsof ze nooit iets te doen heeft en altijd daar op die plaats kan zijn, om haar ogen door de zijne te laten vangen als hij gehuld in een diepvriezer van vrees dat ze er vandaag niet zal zijn passeert; zijn gezicht zonder enig teken erop in haar richting heft, vol benauwenis wel en van àl zijn herinneringen sedert zijn geboorte eigenlijk alleen nog maar weet hoe adembenemend groot dìt venster is. Hoe zonder grenzen groot, zoals de zomer zonder grenzen is, toch omraamd door bloesems en takken en klimop en van alles dat niet op kan en niet weg. En hoe blond ze daar staat: voor altijd de enige die kan beantwoorden aan de vraag en aan de spanning die achter die vraag perst, of er tussen de geboorte en de dood een ander wezen bestaat van niets dan liefde. Vandaag is het hele leven.
De werkelijkheid mag zijn dat ze welbeschouwd kort, gebobt, maar glad stroogeel haar heeft en dat er in hetzelfde raam een drooglijntje is gespannen met een kleur eraan die te drogen hangt. Zoals een vlam vaak juist pas even boven de pit of de brander begint, is het met de liefde: in de tussenruimte tussen de vergankelijke werkelijkheid van de pit en de vlam, waar dus niets is, bestaat die. Er is niets te zien, niettemin is vlak daarboven de vlam; loeiend soms.
De jongen heet Jokke. Een straf zo’n naam, in een klas. Naar de een of andere grootvader natuurlijk, die misschien nog wel turf stak in een moeras. Het meisje heette Takkie de Koning. Dat zal tenminste wel, want Jokke is één keer omgekeerd na het raam gepasseerd te hebben, om het naambordje op de deur te lezen en daar stond A.G.J.M. de Koning, arts, op. Van een andere jongen op school had hij gehoord dat ze Takkie heette (aangenomen dat ze dezelfde bedoelden).”

 

Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Vluchtelinge met kind

Geen Madonna met Kind die zich hiermee meten kon,
het beeld van deze moeder, vol tedere aandacht
voor een zoon die ze spoedig zou moeten vergeten.

Overal hing de lucht van de diarree
van ongewassen kinderen die met uitstekende ribben
en verschrompelde billen, met houterige stappen
rondliepen, achter hun opgezwollen, lege buikjes aan.
De meeste moeders daar kon het allang niets
meer schelen, maar deze wel. Met de schim
van een glimlach tussen haar tanden en met
in haar ogen de schim van moederlijke trots,
kamde ze het schamele roestbruine haar
dat zijn hoofdje nog bedekte, en toen
– terwijl er een lied verscheen in haar ogen –
begon ze te zoeken naar luizen… In een ander leven
was dit een vluchtige routine geweest,
voor zijn ontbijt en naar school gaan;
maar nu deed ze het alsof ze bloemen schikte
op een heel klein graf.

 

Vertaald door Joris Iven

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.

Guido van Heulendonk, Chinua Achebe

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Zie ook alle tags voor Guido van Heulendonk op dit blog.

Uit: Niemand uit België

`Kijk,’ zegt Cynthia. Hij kijkt: een dikke vrouw stapt uit de Ford voor hen, strekt de benen en richt een camera op de passagier. Ze roept iets en drukt af. `Nee!’ zegt Cynthia als de flits door de wagon bliksemt. Haar stem klinkt als zullen zo meteen alle alarmen afgaan, waarna de trein zal stilvallen en aanstormend boordpersoneel iedereen naar een druipende noodtunnel zal leiden, waar het Kanaalwater hoorbaar achter de wand klotst. `Rustig,’ zegt hij. ‘Er gebeurt niets.’ Dat klopt. De vrouw wringt zich weer in de schommelende wagen en de trein snelt even gemoedelijk verder als daarnet. Alleen het kerstmannetje op de hoedenplank valt om wanneer het portier dichtklapt. `Hoe is het mogelijk!’ zegt Cynthia. ‘Hoe kun je nu zo zijn?! Hoe kun je nu zo met de levens van mensen spelen?’ Je overdrijft, schat,’ zegt Blancke. Hij neemt haar hand vast. `Het is uitdrukkelijk omgeroepen: geen flitslampen. Kan interfereren met branddetectoren. Zijn zij dan doof?’ `Ze kennen misschien geen Engels, of Frans. Kijk.’ Hij wijst naar het Sloveense kenteken op de Ford. Cynthia schudt haar hoofd, zakt terug in de stoel, neemt de krant weer op die ze net van hem heeft overgenomen. Maar ze leest niet verder. The Guardian heeft ook weinig vrolijks te melden. Klimaatverandering, twintig miljoen vluchtelingen in de wereld, volgend jaar parlementsverkiezingen in het Verenigd Koninkrijk: 7 mei 2015 – ‘147 DAYS TO GO!’ Dat de zittende premier zus, dat Labour zo, voor Europa, tegen Europa, dat LibDem, de Schotten, uKIP… Blancke ziet haar blik spoedig over de bovenrand van de pagina kruipen, terug richting Slovenië. Arme schat, denkt hij. Hij weet wat ze doorstaat, al sinds haar paniekaanval onder de Mont Blanc tijdens hun verlovingstrip naar Aosta. Tunnelangst — er was een tijd dat het aan oedipale tektoniek werd geweten. Broeierig gerommel in de spelonken van de kindertijd. Dromen van een witte eenhoorn, galopperend door een holle weg: ook daarover waren hem ooit vragen gesteld, tijdens lang vervlogen examens. Grondbeginselen van de psychologie, gedoceerd door een gastdocent wiens naam hij niet meer aan de oppervlakte krijgt. Blancke spant zich in, maar alleen die van Koornhert komt terug. Geschiedenis van de Angelsaksische wereld, Hastings. ‘IJ heeft dat zeer goed begrepen, meneer Blancke.’ Zijn eerste examen aan de universiteit. Hij belde meteen naar huis: dat de professor hem gecomplimenteerd had. Zijn moeder moest iets wegslikken. Proficiat, jongen, doe zo verder. Wanneer het cijfer hem uiteindelijk bereikt, blijkt het een negen-plus te zijn. Een fucking negen-plus! Op twintig, niet eens een voldoende.”

 

Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Liefdescyclus

Bij zonsopgang trekt
de zon langzaam zijn
lange mistige armen terug uit
de omhelzing. Gelukkige geliefden

van wie de inspanningen
geen nasmaak of sentiment achterlaten
van de verbranding van liefde; Aarde ,
geparfumeerd in dauwdruppel-
geur wordt wakker

door het gefluister
van licht met zachte ogen …
Later zal hij
zijn kalmte verliezen
bij het ploegen van de uitgestrekte hectares
van de hemel en zich

op haar uitleven in brandende
pijlen van woede. Al lang
gewend aan zulke grillen
wacht zij geduldig

op de avond wanneer gedachten
aan een andere nacht
zijn zachtheid zullen herstellen
en haar macht
over hem.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e november ook mijn blog van 17 november 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Anton Koolhaas, Chinua Achebe

De Nederlandse schrijver Anton Koolhaas werd op 16 november 1912 in Utrecht geboren. Zie ook alle tags voor Anton Koolhaas op dit blog.

Uit: Fame, Fortune and the Ant (Vertaald door Iain Macintyre)

“He woke up in the middle of the night and at first had no idea where he was. But he soon remembered es erg thing. Often things that are still more or less formless when we fall asleep are suddenly equipped with a clear solution the next morning.
He would push the sugar cube to the biggest anthill in the world, make his entrance unannounced, and show all the ants in the anthill once and for all what an ant can do! Yes, it would be an incredible achievement. First, he would have to shift it halfway across the city (the Supreme Court was right in the middle), then make his way down the long road to the forest, to where the biggest anthill in the world was (right in the middle again). In fact, it was a plan that only the strongest ant in the world could have countenanced. Sugar is energy, which was just as well. Once he had made his plans, he ate some sugar from the cube and was soon impatient to start his journey. He decided to keep pushing at the short end of the sugar cube, because if he bumped into some obstacle or other he wouldn’t have to run along the full length of the cube to see what it was, but just part of the short side! And he would only eat from the place where he was pushing. That would create a little hollow, of course, but most of the ants who saw him arrive would hardly accuse him of any deception, since the chance that they had ever even seen an entire double sugar cube was extremely remote, and those who had would doubtless find the whole affair that much more interesting, because they could point this out to the others. At half past six in the morning the ant dis-lodged the sugar cube from the bottom step and began to push against the narrow side, off towards the road that led to the forest. It was a year later when he reached the road. Already he was slightly deformed from all the pushing. His poor legs. always braced with all their might at loll stretch, had developed balloon-like calves – something never seen even on the most industrious ant; his eyes were glazed over. the extent of his terrible experiences far eclipsed those of any soldier at the front. The only way he could count himself lucky was that the great highway was no longer concrete. It had been asphalted some time before. But in the meantime he had eaten so much sugar from the area where he was pushing that a hole had been created, in which he had disappeared, so deep that only two legs still protruded as he pushed against the asphalt he now encountered. He had to eat away at the floor of the hole to regain the use of all his legs. This made the sugar cube a rather sorry sight, and not just to the expert eye. On the other hand, on his travels through the city, he had come across several hundred ants who had quizzed him about his purpose for the past two months, and some of them had even come up to him and said: ‘Sir, you must be the ant who is on his way with the double sugar cube,’ ‘Indeed, I am’ – had been his only response.”

 

Anton Koolhaas (16 november 1912 – 16 december 1992)

 

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Vlinder

Snelheid is geweld
Macht is geweld
Gewicht is geweld

De vlinder zoekt veiligheid in lichtheid
In gewichtloze, golvende vlucht

Maar op een kruispunt waar gevlekt licht
Van bomen op een onbezonnen nieuwe snelweg valt
Ontmoeten onze convergerende territoria elkaar

Ik met genoeg kracht voor twee
En de tere vlinder biedt
Zichzelf aan als felgele offergave
Op mijn harde siliconen schild.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Chinua Achebe (16 november 1930 – 21 maart 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e november ook mijn blog van 16 november 2018 en eveneens mijn blog van 16 november 2014 deel 2.