Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Hugo Borst, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, Olivier Guez, Emma Cline, Hannah van Wieringen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: De tienduizend dingen

“Op het eiland in de Molukken was nog een enkele ‘thuyn’ overgebleven uit de tijd van de specerijperken, een enkele maar, er waren er trouwens nooit veel geweest; en op dit eiland had men ook vroeger niet over ‘perken’ gesproken, altijd over ‘thuynen’. De tuinen lagen nu, zoals toen hier en daar verspreid aan de beide baaien, buitenbaai of binnenbaai, met hun bosjes van specerijbomen, soort bij soort: kruidnagel bij kruidnagel, nootmuskaat bij nootmuskaat; enkele hoge schaduwbomen ertussenin, kenaribomen meestal; en aan de baaikant voor de windvang kokospalmen of platanen.
Van de huizen stond er niet één meer in zijn geheel overeind, zij waren ingestort bij een aardbeving en daarna opgeruimd; er was nog wel eens een stuk van een oud huis blijven staan: een vleugel, een kamer alleen, daar werd dan later weer tegenaan gebouwd, een paar armoedige houten vertrekken meestal. Wat was er over van alle glorie?
Toch scheen er soms op die tuinen iets te zijn achtergebleven van het oude voorbijgegane, van wat al zo lang geleden was.
Op een zonnige plek tussen de kleine bomen, het gaat er zo sterk naar specerijen ruiken als het warm wordt.
In zo’n stille, vervallen kamer, met nog een echt Hollands opschuifraam en een diepe vensterbank.
Op een stukje strand onder de platanen, waarop de golfjes van de branding uitvloeien: drie golfjes achter elkaar, achter elkaar, achter elkaar.
Wat was het?
Een herinnering aan iemand, aan iets wat gebeurde, kan ergens bijna tastbaar blijven hangen; misschien is er nog iemand die ervan weet, aan denkt soms, dat was nog anders: zonder ergens enig houvast, enige zekerheid. Niet meer dan een vraag, een wellicht?
Hebben twee gelieven van toen elkaar vastgehouden, en ‘voor eeuwig’ gefluisterd of hebben zij elkaar juist losgelaten en ‘adieu’ gezegd tussen de nootmuskaatboompjes?
Heeft een kind met haar pop in de vensterbank zitten spelen?
Wie stond op het strand toen en staarde over de drie golfjes van de branding heen en over de baai heen en waarheen?
Een stilte als antwoord, een stilte van gelatenheid en verwachting tegelijk; van voorbij en niet voorbij.”

 

Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
De tienduizend dingen als Salamander klassiek, 1998, de eerste druk verscheen in 1955



De Amerikaanse schrijver Christian Bauman werd geboren op 15 juni 1970 in Easton, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Christian Bauman op dit blog.

Uit:The Ice Beneath You

“Two hours later the driver pulls the bus to the side of the Ohio Turnpike. Four in the morning, so cold outside, so cold, old black snow on the ground—isn’t even winter anymore and that snow doesn’t know to go away. The driver pulls the Greyhound to the side of the turnpike and opens the door, wind rushing in, Jones’s body shakes, waking up, wondering Where the hell did the heat go? The driver opens the door and three big men, all denim and flannel and boots, pull a little brown man by the collar, lifting him right out of his seat, legs kicking in surprise. They take him out the door to the side of the turnpike and beat the living shit out of him. It takes less than a minute. They go around and around with him, his face is such a mess. He’s not making much noise, only a high-pitch almost-wail. Jones’s face pressed sideways against the tinted glass of the bus window, so cold, he’s sure he’s still sleeping, his eyes open watching this right beneath him. They ditch the man head and chest forward into that old black snow, one guy driving his boot into the little man’s side, a final good-bye, and they all get back on the bus, the driver closes the door, then pulls away. The little brown man was Pakistani, Jones was pretty sure of that. There was a Pakistani infantry company in Somalia, living in a row of khaki tents in the far southern corner of the Mogadishu seaport—they’d been a friendly group, trading little tin plates of hot curried mutton for dog-eared copies of Penthouse and Hustler. When Jones first got on the Greyhound, the day before, he’d been sitting forward in the bus, where the brown man would finally end up, next to a skinny, sickly woman who had three kids scattered around the bus, two boys and a girl. Her old man had put her and the kids on the Greyhound in Allentown; he’d meet up with them at her mom’s house in Laramie sometime later in the year.”

 

Christian Bauman (Easton, 15 juni 1970)
Cover


De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Die Ausgestorbenen

Es sind die Pflanzen in den Schlagzeilen, nicht die auf der Wiese,
in Wäldern und Sümpfen, Gärten und Parks.
Es sind die Pflanzen, die in den Konjunktiv gezogen sind,
weil wir sie umtopften in imaginäre Parks,
Erdgeschichte, Kapitel. Jene, die Neubaugebieten
gewichen sind, Umgehungsstraßen und Kraftwerken,
im Paralleluniversum riechen sie wunderbar,
in diesem nur nach Papier und Listen,
schlechtem Gewissen und hohem Gewinn.
Wir befinden uns tief im Gestrüpp von Schuld,
das über verlorene Schmuckstücke wächst, weggeworfene Ringe,
Fußkettchen aus angelaufenem Silber. Vergeblich verhandeln wir
alte Gefühle, suchen nach Bildern, die sich im Traum bewegen.
In meinem Brustkorb funkelt mein Herz wie ein versteckter
Kressesamen, ein Blättchen Löwenzahn.
Schwaches Licht fällt auf etwas, das an die Wand gezeichnet ist,
und ich sehe, es sind Bilder der ausgestorbenen Pflanzen.
Für einen Augenblick flüstern alle ihre Namen gleichzeitig,
und ihre Farben leuchten noch einmal auf,
leuchten und leuchten, addieren sich zum Frühling,
wie es ihn kaum je gegeben hat,
wie er kaum jemals in Öl existierte oder auf Hochglanzpapier,
wie er niemals in Fabriken hergestellt wird oder Industrieparks,
gebaut auf dem Areal, das einst das ihre war, jetzt
so wild überwuchert von etwas Neuem.

 

Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)


De Nederlandse schrijver, redacteur en radio- en televisiepresentator Hugo Borst werd geboren in Rotterdam op 15 juni 1962. Zie ook alle tags voor Hugo Borst op dit blog.

Uit: Ma

“Twee weken geleden vroeg de tandarts me na het polijsten van mijn gebit of mijn moeder soms met klachten rondloopt. We bezoeken deze tandarts al een paar jaar. Uit een röntgenfoto blijkt dat er bij ma linksboven een ontsteking zit.
‘Ik ga het haar vragen,’ zeg ik.
Wij mantelzorgers zijn met z’n vieren. Mijn broer Laurens, schoonzus Jackie, mijn vrouw Karina en ik. Twee van ons menen ma te hebben horen klagen over haar gebit. Maar niet
vaak.
Wanneer ik het diezelfde dag aan ma zelf vraag, schudt ze haar hoofd. ‘Nee hoor, ik heb geen last.’
Drie dagen later wijst ze spontaan naar een kies. Aan de linkerkant.
‘Daar doet het pijn.’
‘Erg, ma?’
Ze knikt.
‘Echt heel erg?’
Ze haalt haar schouders op.
Ik leg het de tandarts voor. Ze zegt: ‘Tja. Ik kan je moeder maar beter verlossen. Ik bedoel, de pijn kan veel erger worden.’
Mijn moeders tanden en kiezen hebben de crisisjaren en de oorlog overleefd. Op oude foto’s is te zien dat mijn moeder het gebit had van een filmster. Eén voortand stond een graadje of twee uit het lood. Die onvolkomenheid maakte het zo eigen.
Ik heb als kind verliefd gestaard naar die eigenwijze voortand.
In tegenstelling tot mijn vader, die al rond zijn vijfendertigste een kunstgebit had en dat in een hermetisch afgesloten badkamer reinigde, poetste mijn moeder haar tanden met de deur wagenwijd open. Het was een uitnodiging om te komen kijken, een demonstratie, een feest. Zo moet het, jongen van me! Niet horizontaal poetsen, die voortanden van je, maar op en neer! En masseer je tandvlees goed, dan krimpt het later minder! Wat zou ik graag een achtmillimeterfilmpje zien van mijn jonge moeder die voor me staat en vrolijk en geduldig mijn melkgebit poetst.”

 

Hugo Borst (Rotterdam, 15 juni 1962)


De Mexicaanse dichter Ramon Lopez Velarde werd geboren op 15 juni 1888 in Jerez. Zie ook alle tags voor Ramon Lopez Velarde op dit blog.

 

The Tear

Beyond
the lily obliquely
embellishing the mortuary pillow;
beyond
the bachelor’s callous sorrow
at lying like a callow novice
while cats caterwaul and bristle
and shape a hair-raising nation;
beyond
a never-sated appetite,
and the lime
that leaches licentious consciences,
and the professional disenchantment
with which commercial enchantresses
spring from their beds;
beyond
the marriage-broker ingenuity
and the calamity no one expects;
beyond
the bone yard and the nest …
the salty tear I have imbibed.
Tear of infinity,
you made the rite of love eternal;
tear in whose oceans
my anchor pleasures in its castaway’s plunge
as I gather the singular fleece
of a penitent flock;
tear whose glory refracts
the faithful iris of my exact passion;
tear through which bannerless masts
sail in disquietude;
saline tear with which my gratitude
hoped to salt Paradise;
O tear, I shall immerse myself in you,
in sepulchral delectation,
like a sentinel
stationed in your briny, morbose lighthouse.

 

Vertaald door Margaret Sayers Pedan

 

Ramon Lopez Velarde (15 juni 1888 – 19 juni 1921)
De slaapkamer van de dichter in het Museo Casa del Poeta Ramón López Velarde in Mexico-Stad


De Franse schrijver en journalist Roland Dorgelès (eig. Roland Lécavelé) werd geboren op 15 juni 1885 in Amiens. Zie ook alle tags voor Roland Dorgelès op dit blog.

Uit: Les Croix de bois

« Le nouveau s’est présenté à moi — Gilbert Demachy… Je faisais mon droit… Et je me suis fait connaître : — Jacques Larcher. J’écris… Dès son arrivée, j’ai compris que Gilbert serait mon ami, je l’ai compris à sa voix, à ses mots, à ses manières. Tout de suite je lui ai dit « vous » et nous avons parlé de Paris. Enfin, je trouvais quelqu’un avec qui m’entretenir de nos livres, de nos théâtres, de nos cafés, des jolies filles parfumées. Rien que les noms que je prononçais me faisaient revivre un instant tout ce bonheur perdu. Je me rappelle que Gilbert, assis sur une brouette, avait posé ses pieds déchaussés sur un journal, en guise de tapis. Nous parlions, fiévreusement — Vous vous souvenez… Vous vous souvenez ?… Les copains aidaient les nouveaux à s’installer dans l’écurie où couchait l’escouade et empilaient leurs sacs avec les nôtres dans la mangeoire. Quand ils eurent fini, Gilbert tendit deux billets de cent sous pour offrir à boire. — C’est ça, plein la vue… grogna Pouillard jaloux. Les autres, reconnaissants, retournèrent à l’écurie pour soigner la place du nouveau. Ils brassèrent sa paille pour la rafraîchir et lui firent un rebord aux pieds. Broucke avait pris respectueusement l’oreiller de caoutchouc de Demachy et s’amusait à le gonfler, comme un jouet, avec une peur secrète de l’user. Ceux qui devaient changer de coin, pour faire de la place, déménageaient, en se volant mutuellement de la paille. — Toi, gras du ventre, dit Pouillard à Bouffioux, tu coucheras là-haut, dans la soupente. Comme j’couche juste en dessous, tu feras attention de n’pas m’tomber dessus au milieu d’Ia noie, les souliers sur la gueule ; j’ai l’sommeil léger. Sulphart ne lâchait pas le nouveau, qu’il étourdissait de conseils inutiles, de recettes saugrenues, un peu par complaisance naturelle, un peu pour remercier du vin offert, mais surtout pour se faire valoir. Tous étaient joyeux, comme s’ils avaient déjà bu. Vairon, en corps de chemise, se mit à faire l’hercule forain, lançant le boniment d’une voix grasse et canaille qui sentait la barrière. Rangés autour, nous faisions la foule. Jaloux de son succès, Sulphart tira Lemoine par la manche. — Viens avec moi, on Va se marrer. — Pourquoi foutre que j’irais avec toi ? fit Lemoine, toujours prêt à contredire le rouquin avant de l’imiter. — Viens toujours. Tout en protestant, Lemoine le suivit dans l’escalier. »

 

Roland Dorgelès (15 juni 1885 – 18 maart 1973)
Cover


De Franse journalist en schrijver Olivier Guez werd geboren op 15 juni 1974 in Straatsburg, Zie ook alle tags voor Olivier Guez op dit blog.

Uit: La Disparition de Josef Mengele

« La quête de notoriété d’Eichmann exaspère Gregor, si prudent depuis son arrivée : il n’a révélé sa véritable identité et la nature de ses activités à Auschwitz qu’à ses rares intimes. À tous les autres, il donne une version très évasive de son parcours : médecin militaire, allemand, parti au Nouveau Monde changer de vie. À mesure qu’il le croise, Gregor méprise l’ancien commerçant inculte, le fils de comptable qui n’a pas achevé ses études secondaires et jamais connu l’épreuve du front. Eichmann est un pauvre type, un raté de première, même la laverie qu’il a ouverte à Olivos a déjà fermé, et c’est un homme de ressentiment qui jalouse sa jolie maison, sa vie de célibataire et sa nouvelle voiture, un superbe coupé allemand Borgward Isabella.
Eichmann n’en pense pas moins. Gregor ou Mengele, peu lui importe, est un fils à papa froussard : une sous-merde basanée
Gregor retire la photo du cadre et la brûle à une fenêtre, bientôt il ne reste du portrait qu’un petit amas de cendres. Une bourrasque les disperse dans l’air tiède de Buenos Aires. Irene exige le divorce afin d’épouser le marchand de chaussures de Fribourg. Gregor appelle Haase et Rudel, il lui faut un bon défenseur argentin qui entrera en contact avec son avocat à Günzburg. L’argent n’est pas un problème mais il veut multiplier les intermédiaires, les paravents, et il ne fera aucune fleur à son ex-femme. Le divorce est prononcé à Düsseldorf, le 25 mars 1954.
« Une excellente nouvelle, lui écrit sèchement Karl senior, enfin tu nous débarrasses de cette garce. Tu vas cesser de ruminer sa reconquête, à ton âge, c’est indécent. » Le divorce satisfait le patriarche Mengele qui a un plan machiavélique en tête. Un coup à trois bandes : sa chère entreprise, Josef, et une autre chipie qui le tracasse, Martha, veuve de Karl junior et héritière des parts de l’entreprise de son mari décédé. Depuis quelque temps, Martha est amoureuse : Karl senior craint qu’elle ne se marie avec l’étranger qui entrerait forcément au conseil d’administration. Il propose à Josef d’épouser sa belle-sœur afin que la société reste aux mains du clan Mengele, puis de céder toutes ses parts à Martha après leur mariage : si un mandat d’arrêt était finalement lancé contre lui, l’entreprise ne serait pas paralysée. Quoi qu’il arrive, Josef dicterait à Martha ses décisions au conseil d’administration. »

Olivier Guez (Straatsburg, 15 juni 1974)


Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse schrijfster Emma Cline werd geboren in 1989 in Sonoma in Californië. Zie ook alle tags voor Emma Cline op dit blog.

Uit: De meisjes (Vertaald door Tjadine Stheeman)

“Ze keken op van het felle keukenlicht als wasberen die betrapt worden in de vuilnisbak. Het meisje slaakte een gilletje. De lange slungelige jongen richtte zich op. Ze waren maar met z’n tweeën. Mijn hart bonkte in mijn keel, maar ze waren nog zo jong: kinderen uit de buurt, nam ik aan, die inbraken in vakantiehuizen. Mijn laatste uur had nog niet geslagen.
‘Wat de fuck?’ De jongen zette zijn bierflesje neer, het meisje bleef vlak bij hem. De jongen schatte ik een jaar of twintig. Hij had een bermuda aan, halflange witte sokken, roze acne onder een beginnend baardje. Het meisje was nog een ukkie. Vijftien, zestien, witte benen met een blauwige weerschijn.
Ik probeerde zo veel mogelijk gezag uit te stralen, terwijl ik de onderkant van mijn t-shirt tegen mijn bovenbenen drukte. Toen ik zei dat ik de politie zou bellen, snoof de jongen ongelovig.
‘Ga je gang.’ Hij trok het meisje naar zich toe. ‘Bel de politie maar. Weet je wat?’ Hij pakte zijn mobieltje. ‘Ik bel ze zelf wel.’
Van het ene moment op het andere zakte het scherm van angst in mijn borst.
‘Julian?’
Ik wilde in lachen uitbarsten – de laatste keer dat ik hem had gezien was hij dertien, mager en onvolgroeid. De enige zoon van Dan en Allison. Als een prinsje was hij van het ene celloconcours naar het andere gereden, geen afstand te groot. De leraar Mandarijn op donderdag, het zuurdesembrood en de kleverige vitaminepillen, ouderlijke dekking tegen mislukking. Het had allemaal niet mogen baten en hij was uiteindelijk terechtgekomen op een wat mindere universiteit, in Longbeach of Irvine. Daar was iets voorgevallen, herinnerde ik me. Hij was van de universiteit getrapt, of misschien was het iets minder ergs: het advies om eerst een jaar junior college te doen. Julian was destijds een verlegen, overgevoelige jongen, die als de dood was voor autoradio’s en onbekend eten. Nu had hij iets hards, de tatoeages die waarschijnlijk onder zijn shirt verder kropen. Hij wist niet meer wie ik was, en waarom zou hij ook? Ik was een vrouw die buiten zijn seksuele belangstelling viel.”

 

Emma Cline (Sonoma, 1989)


De Nederlandse dichteres en schrijfster Hannah van Wieringen werd geboren in 1982 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Hannah van Wieringen op dit blog.

 

Sterfbed

ik wil heel graag van je winnen
met werkelijkheidsmemory

dus om je te vergeten denk ik veel aan je
zoals staren naar een blinde vlek

het werkt ik ontweet voortdurend van alles
draai ik het kaartje met solipsisme

ben ik de belg in de mop met de bananenschil
oh jee daar ga ik weer

ik drink ook veel ter ondersteuning
om het scherpe schedel te verzachten

dansen ja als ik mij lang genoeg omdraai
verjaag ik je als een soufi of zoals ouroubouros hapt

want in de ochtend als ik het slapen haal
matrassen draai dan lig je daar

in ’t volle licht dan lig je daar
fluister je – niet eens boosaardig:

en nog een jaar en nog een jaar

 

Hannah van Wieringen (Haarlem, 1982)


Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2018 en ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Hugo Borst, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, François-Xavier Garneau, Emma Cline, Hannah van Wieringen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: Nog pas gisteren

“In de voortuin was niet veel anders te zien dan de scheve boom met het beeld eronder, en aan de wegkant een laag muurtje van afgebrokkelde grijze blokken steen. De weg lag diep uitgesleten tussen de twee steile groene bermen, waarop de bomen stonden, een soort sparren met kromme takken en lange grijsgroende naalden, die ruisten in de wind. Het was een vreemde weg, zo nauw en ingezakt onder de bomen, zo stil en verlaten, er kwam bijna nooit iemand langs de weg. Wie zou er langs de weg hebben moeten komen? Aan de achterkant van het huis, kijkende uit het raam van de woonkamer – daar was een hele wereld -, vlak achter het huis een ravijn, een groot, diep en groen ravijn vol boomvarens, en verderop begon een bos, en overal groen bergruggen. Maar over dat alles heen – verweg en in de diepte – lag de vlakte, als opengevouwen, lichtgeel, wazig en zonnig. En uit die vlakte rezen twee bergen op – zo ineens , ten voeten uit, naast elkaar. Overdag schenen zij soms verdwenen achter de warme heiige lucht; maar in de middag als het helder werd, waren zij er weer – leikleurig of blauw of paars – naast elkaar, oprijzende uit de vlakte, uit hun nevels. De tweelingen van de oude meneer.
Er was iets met hem, Riek had het nooit begrepen. Familie van mama, en toch weer niet, hij was korte tijd met haar moeder getrouwd gweest, maar die leefde al lang niet meer, hij was ook haar vader niet. Mama zei nooit iets anders dan – meneer – tegen hem, en als zij over hem sprak – de oude meneer zoals iedereen. Zo erg oud was hij niet eens, maar wel mager en geel; en mama zei dat hij een kwaal had en dikwijls pijn, en hij rook soms naar een scherpe medicijn, net teer. Zijn dun zwart haar werd wit aan de slapen, en opzij van zijn neus liep langs de mond tot aan de kin, aan beide zijden gelijk, een diepgegroefde rimpel, alsof iemand het er met een griffel ingekrast had.
Hij was erg knap, hij sprak goed Javaans – hoog en laag en midden -, hij wist alles van planten en kruiden, en de geschiedenis en alle verhalen van vroeger, van het Hindoerijk – het oude Rijk-, zei hij. En dan deed hij ook nog aan hokus-pokus, dat zei papa. Het was iets met een kalender die hij gemaakt had. ‘De dag waarop je moet trouwen, of doodgaan, of een kind krijgen, of uit stelen gaan zonder gepakt te worden’, zei papa, ‘is het niet zo, An?’ Maar mama gaf er geen antwoord op, zij vond het niet prettig als papa daarover sprak.
Eenmaal was de oude meneer zelf over de hokus-pokus begonnen.”

 


Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Christian Bauman werd geboren op 15 juni 1970 in Easton, Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Christian Bauman op dit blog.

Uit: Not Fade Away

« I read a small pile of books in that little room—long hours pregnant with time to kill—but only one left an impression, Hemingway’s posthumous Garden of Eden. It’s a joke to say I read Hemingway on these nights, in Africa, away to war. They should take away my writing license for saying such a thing. It’s a joke. But not really. I didn’t know it was a joke. Instead of college I’d studied dishwashing (among other ineffective ways of attempting to support a young family) before finally giving up to join the army. I was twenty-two years old in Somalia, but still a year shy of reading A Farewell to Arms and For Whom the Ben Tolls. I’d read “Old Man at the Bridge” and “Soldier’s Home” in high school but was three months shy of reading them again and understanding. So I read Hemingway at 2 A.M. in an African war zone, blameless and innocent, as reading should be. It was a hardback of the first printing of Garden of Eden, with a torn jacket and $1.00 sticker. My mother bought it at a library sale and mailed it to me along with a pound of beef jerky and film for my camera. I was twenty-two and didn’t know anything about anything, about this novel and its place in the scheme or Hemingway himself or who thought what about this or that. None of it colored me as I opened the cover and cracked the spine, nothing shading my view as I read the front leaf then the back then the copyright page then the first sentence. The first sentence became the second then the third then it was just me and David and none of that other stuff, just me and the story. They were on the Mediterranean coast and the quiet, sad tale unfolded in colors of salt and white sky with a mouthful of dark wine and sharp, strong marinated olives. David was remembering Kenya and just months before I’d been where he’d been, briefly, and now his world was falling apart and oh I’d been there, too. He would swim and fish in the sun and I would stretch, washing down a stale MRE cracker with a cup of cold coffee, wiping my mouth and listening to the French whispers down the hall then finally back on the floor to my place on the page. “

 

 
Christian Bauman (Easton, 15 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe. Zie ook alle tags voor Silke Scheuermann op dit blog.

 

Zweite Schöpfung

Wie wir es schaffen, hat keine Bedeutung.
Wir hatten seit letztem Sommer schon dicht
am Ziel geforscht. Nur der letzte Schritt fehlte.
Ich zitterte, als ich sagte: Ein Zwergmammut wird
unseren Sohn herumtragen, Sibirische Tiger unsere
Töchter beschützen. Ein Tag wird wie der andere sein,
wenn wir die Hirne der Großsäuger knacken: ekstatisch,
verträumt, voller Verluste. Zweihundert Milliarden
Nervenzellen, aufgelöst, ineinander vertäut wie
Boote im offenen Meer. Gehirn, Seele und Sinne
fahren zusammen hinaus, eine Flotte in Formation.
Nenn es Krieg, nenn es Wahnsinn: Dies ist
die Freiheit der Liebe: neue Wesen zu schaffen,
sie uns zur Seite zu stellen. Dies ist die Freiheit
unserer Art, neue, andere Arten zu machen.
Gott hat uns mit einem Bausatz beschenkt.

 

Das Dorf

In meinen Erinnerungen ist immer Winter. Sie sagten,
eine Märchengestalt hätte das Dorf erträumt.
Schwäne und Schimmel sollten hier leben. Einzelne Menschen,
weißgekleidet, kalt. Menschen, die ohne Licht leben können.
Die die frische Flockendecke nicht zerstören. Es schien mir damals alles
richtig, intakt. Nur das Mädchen, das irgendwo in einem der Häuser saß
und mit dem Finger, von innen, die Eisblumen im Fenster berührte, war
nicht vorgesehen.
Ich war in hellblauen Briefen unterwegs zu dir,
aber die Schneekönigin hatte dich lange zuvor erwischt.

Ich träumte
von den Tatzen des Eisbärs,
er griff einfach durch deinen Körper
hindurch, nahm sich den kalten
Splitter und ließ
dein Herz unversehrt.
Im Traum gelang es ihm
dich mit der Wärme seines Körpers aufzutauen.
Gestohlene Zeit tropfte auf den
Boden, gefror erneut. 

 

 
Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

De Nederlandse schrijver, redacteur en radio- en televisiepresentator Hugo Borst werd geboren in Rotterdam op 15 juni 1962. Zie ook alle tags voor Hugo Borst op dit blog.

Uit: Ma

“Mijn vader hoopte dat ik net zo boodschappen zou doen als hij deed. Die hoop, een eis was het niet, bevreemdde me, omdat hij me nooit iets had opgelegd. Anders dan ma gaf hij me vrijblijvende adviezen en als ik die in de wind sloeg, nam hij daar geen aanstoot aan.
Zo niet die vrijdag. Het boodschappenlijstje dat hij me in handen had gedrukt, getuigde van militaire precisie. De producten stonden in de volgorde van de ideale looproute door de Plus in winkelcentrum Binnenhof in Ommoord. Op de een of andere manier vond ik dat poëtisch.
Ook de caissière zei mijn vader persoonlijk gedag. Hij groette haar terug op de wijze waarop hij dat die dag bij iedereen had gedaan: hartelijk, uit de grond van zijn tot op de draad versleten hart. Dat de conditie ervan zo slecht was, wisten we op dat moment niet.
Ik was druk bezig zijn schitterende hartelijkheid goed in mij op te nemen. Ik vond het wonderlijk. Gedag zeggen is in de kern een alledaagse, routinematige handeling. Maar mijn vader maakte mij die dag inzichtelijk dat het ook anders kan.
Hij begroette in de Plus mensen alsof hij oprecht blij was ze weer te zien, met een warmte die je in de grote stad niet meer ontmoet.
Bij onze terugkeer met de gevulde boodschappentrolley vond ik mijn moeder aan de strenge kant. Mijn vader had te veel gehakt meegenomen voor twee personen. Terwijl zij hem vermanend toesprak, snapte ik de ernst waarmee mijn vader zich had gekweten van mijn inwijding. Ma was kritisch en veeleisend, ze verdroeg improvisatie slecht. Pa had me die vrijdag willen zeggen: maak er geen potje van, neem het boodschappen doen niet te licht op, je moeder pikt dat niet.
Zes dagen later moest hij onder het mes. De ingreep slaagde, maar zijn hart was niet sterk genoeg. Hij raakte in coma. Twaalf dagen na mijn officiële inwijding stierf hij.
Sinds de dood van pa doen mijn vrouw en ik om beurten boodschappen voor mijn moeder. Het laatste jaar is ma’s boodschappenlijstje met de week onvollediger geworden.
Toen het bibberig beschreven papiertje nauwelijks nog houvast bood, zijn we zelf het lijstje maar gaan samenstellen, ma’s oorspronkelijke voorkeuren indachtig. We kijken in de koelkast, we kijken in de voorraadladen, we kijken in de kast waar de lekkernijen staan. We maken de balans op.”

 

 
Hugo Borst (Rotterdam, 15 juni 1962)
Cover

 

De Mexicaanse dichter Ramon Lopez Velarde werd geboren op 15 juni 1888 in Jerez. Zie ook alle tags voor Ramon Lopez Velarde op dit blog.

 

Song Of The Heart

This intimate music will never cease as,
consumed in an embrace of gold,
Charity and Love exchange a kiss.

Do you hear the heart’s diapason?
Hear in its multiple note the din of
those to come and those long gone?

My brothers from throughout the ages
in me find their common silent note,
their shared laments, their self-same rages.

I am the voice of leaves that covered
the germinal bosom of the druid bard
who took the woods as goddess and lover.

I am the pool where Scheherazade,
a pearl beneath ajeweler’s loupe,
swims her crystalline glissade.

And I become an aspiring Christian
when I page through the beatitudes
of the virgin who was my catechism.

And the new delight that accommodates
the tango-colored hypnotism
of the price of fashion and the fashion plate.

I stun the rotundity of Creation,
courting all objects and all women
with a pagan and Nazarene dedication.

0 Psyche, o my soul, sound the start
of a modem, a jungle, an orgiastic song:
the song of Mary, the song of the heart!

 

Vertaald door Margaret Sayers Pedan

 

 
Ramon Lopez Velarde (15 juni 1888 – 19 juni 1921)
Cover

 

De Franse schrijver en journalist Roland Dorgelès (eig. Roland Lécavelé) werd geboren op 15 juni 1885 in Amiens. Zie ook alle tags voor Roland Dorgelès op dit blog.

Uit: Les Croix de bois

“— Ce qu’il est lourd, fit-il. Qu’est-ce que tu as pu foutre là-dedans… Tu y as mis des pavés ?
— Juste ce qu’on m’avait dit.
— C’est les cartouches qui pèsent, intervint le caporal… Ils vous en ont donné combien ?
— Deux cent cinquante… Mais je ne les ai pas dans mon sac.
— Où ça alors ?
— Dans ma musette. Vous comprenez, j’aime mieux ça. Si tout d’un coup on était attaqués.
— Attaqués ?
Les autres le regardèrent, étonnés. Puis, tousensemble partirent à rire, d’un rire énorme qu’ils forçaient encore, étouffant, gesticulant, échangeant de lourdes claques sur les épaules comme des caresses de battoirs.
— Attaqués, qu’il dit… Tu parles d’un mec qui s’en ressent.
— Mais non, il a les foies…
— Attaqués, qu’il dit… Au fou… Lâchez les chiens !
Cette candeur inouïe nous faisait rire jusqu’à la suffocation. Le père Hamel en pleurait. Fouillard lui, ne riait pas. Il haussait les épaules, tout de suite hostile, regardant déjà de travers ce soldat trop propre qui parlait poliment.
— Un gars aux sous qui veut nous en mettre plein la vue, dit-il à Sulphart.
Le rouquin, uniquement préoccupé de parler plus que les autres, considérait le nouveau avec compassion.
— Mais, mon pauvre gars, lui dit-il, tu ne crois pas qu’on se bat comme ça ; c’était bon le premier mois. On ne se bat plus maintenant. Tu ne te battras peut-être jamais.
— Sûrement, approuva Lemoine, tu ne te battras pas, mais t’en baveras tout de même.
— Tu n’tirero jamais un coup de fusil, prophétisa Broucke, le « ch’timi » aux yeux d’enfant.
Le nouveau ne répliqua rien, pensant sans doute que les anciens cherchaient à l’épater. Mais l’oreille tendue, sans entendre Sulphart discourir, il écoutait le canon qui ébranlait le ciel à grands coups de bélier, et il aurait voulu être déjà là-bas, de l’autre côté descoteaux bleus, dans la plaine inconnue où se jouait la guerre au parfum de danger.”

 

 
Roland Dorgelès (15 juni 1885 – 18 maart 1973)
Affiche voor de gelijknamige film uit 1932

 

De Canadese dichter en schrijver François-Xavier Garneau werd geboren op 15 juni 1808 in Ville de Québec. Zie ook alle tags voor François-Xavier Garneau op dit blog.

 

Le Voltigeur – Souvenir de Châteauguay

Sombre et pensif, debout sur la frontière,
Un Voltigeur allait finir son quart ;
L’astre du jour achevait sa carrière,
Un rais au loin argentait le rempart.
Hélas, dit-il, quelle est donc ma consigne ?
Un mot anglais que je ne comprends pas :
Mon père était du pays de la vigne,
Mon poste, non, je ne te laisse pas.

Un bruit soudain vient frapper son oreille :
Qui vive… point. Mais j’entends le tambour.
Au corps de garde est-ce que l’on sommeille ?
L’aigle, déjà, plane aux bois d’alentour.
Hélas, etc.

C’est l’ennemi, je vois une victoire !
Feu, mon fusil : ce coup est bien porté ;
Un Canadien défend le territoire,
Comme il saurait venger la Liberté.
Hélas, etc.

Quoi ! l’on voudrait assiéger ma guérite ?
Mais quel cordon ! ma foi qu’ils sont nombreux !
Un Voltigeur, déjà prendre la fuite ?
Il faut encor, que j’en tue un ou deux.
Hélas, etc.

Un plomb l’atteint, il pâlit, il chancelle ;
Mais son coup part, puis il tombe à genoux.
Le sol est teint de son sang qui ruisselle.
Pour son pays, de mourir qu’il est doux !
Hélas, etc.

Ses compagnons, courant à la victoire,
Vont jusqu’à lui pour étendre leur rang.
Le jour, déjà, désertait sa paupière,
Mais il semblait dire encor en mourant :
Hélas ! c’est fait, quelle est donc ma consigne ?
Un mot anglais que je ne comprends pas :
Mon père était du pays de la vigne.
Mon poste, non, je ne te laisse pas.

 

 
François-Xavier Garneau (15 juni 1809 – 2 februari 1866)
De bibliotheek in het François-Xavier Garneau.Huis in Québec

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse schrijfster Emma Cline werd geboren in 1989 in Sonoma in Californië. Zie ook alle tags voor Emma Cline op dit blog.

Uit: The Girls

“Every day after school, we’d click seamlessly into the familiar track of the afternoons. Waste the hours at some industrious task: following Vidal Sassoon’s suggestions for raw egg smoothies to strengthen hair or picking at blackheads with the tip of a sterilized sewing needle. The constant project of our girl selves seeming to require odd and precise attentions.
As an adult, I wonder at the pure volume of time I wasted. The feast and famine we were taught to expect from the world, the countdowns in magazines that urged us to prepare thirty days in advance for the first day of school.
Day 28: Apply a face mask of avocado and honey.
Day 14: Test your makeup look in different lights (natural, office, dusk).
Back then, I was so attuned to attention. I dressed to provoke love, tugging my neckline lower, settling a wistful stare on my face whenever I went out in public that implied many deep and promising thoughts, should anyone happen to glance over. As a child, I had once been part of a charity dog show and paraded around a pretty collie on a leash, a silk bandanna around its neck. How thrilled I’d been at the sanctioned performance: the way I went up to strangers and let them admire the dog, my smile as indulgent and constant as a salesgirl’s, and how vacant I’d felt when it was over, when no one needed to look at me anymore.
I waited to be told what was good about me. I wondered later if this was why there were so many more women than men at the ranch. All that time I had spent readying myself, the articles that taught me life was really just a waiting room until someone noticed you—the boys had spent that time becoming themselves.”

 

 
Emma Cline (Sonoma, 1989)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Hannah van Wieringen werd geboren in 1982 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Hannah van Wieringen op dit blog.

 

Over wat poëzie

de hele grote onmogelijkheid van het enorme volle alles
die knappende ballon in je uitklappende gogogadget borstkas
die de aardbol omvat inclusief wereldzeeën
woestenijen van ver voor onze tijden
ver voor de eerste kikkervis

dat ontsnapte gas van oermaterie
dat neer te halen met een mazig vlindernetje
koddige schep uit de lucht hop

en dan
die opgeschepte onmogelijke veelheid
verbinden aan het verbijsterend kleine niets
laten we zeggen

aan het sneeuwklokje in het aardewerken potje
dat in een vensterbank licht staat te verzamelen
als een pietà

bedaard het sneeuwklokje laten openklappen
pop zegt het klokje
open de tijd
adem uit

de stilte daarna
de afwezigheid van
dat geluid

 

 
Hannah van Wieringen (Haarlem, 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e juni ook mijn blog van 15 juni 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Hugo Borst, Ramon Lopez Velarde

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: Nog pas gisteren

“Dan kwamen zij bij de bergpas, eindelijk!
Daar hielden zij stil, de paarden werden uitgespannen, want nu kwamen er karbouwen voor de postwagen, gespannen aan een houten juk. Zij deden onrustig en wilden naar de paarden stoten en bliezen door hun neusgaten, maar de mannen hielden hen vast en spanden hen in voor de wagen met hun touwen. De karbouwen waren niet groot, maar breed en grauw en sterk, en liepen wat schuin naast elkaar onder het juk om hun grote hoorn. De linker van de een en de rechter van de ander staken over elkaar heen. De koetsier zat nog wel op de bok, maar hij hoefde geen teugels vast te houden, de mannen leidden de karbouwen, duwden telkens het juk recht, schreeuwen – rrt – rrrrrrt, klakten met de tongen, klapten met de zwepen. Het ging langzaam voetje voor voetje. Links was een ravijn. Paarse aardorchideeën groeiden er in het gras, er was een heg van wilde rozen om een hellend veldje heen. Een beek murmelde. Een straffe wind woei koud en schraal.
Boven werden de karbouwen weer uitgespannen, die waren alleen voor de steile bergpas en zij reden weer verder met de paardem. Maar al gauw hielden zij stil en stapten zij uit. Zij moesten een eind een zijweg inlopen, de mannen droegen de koffers, tot zij bij een klein wit huis kwamen in een tuin.
Voor het huis stond onder een oude scheefgegroeide boom een grijs stenen beeld van een zittende olifant, opzij was een laantje van moeibeibomen. Daar woonde de oude meneer op zijn landje.
‘Een klungellandje!’ zei papa, maar hij hield niet van de oude meneer.
Het huis was van bamboe en hout, en op palen – zoals een groot kamponghuis – , maar alles zat netjes in de verf. Er was ook niet meer dan één woonkamer, met een glazen wand om naar buiten te kunnen kijken, een paar slaapkamers, en de bijgebouwen achter het huis; overal kraakten de vloeren. De oude meneer had maar twee bedienden, alleen een oude kokkin, die ook het huis opruimde, en een jongen om de tuin te vegen. Voor de bloemen zorgde hij zelf; overal stonden bloemen, en om het hele huis heen groeide een brede strook heliotrope, waarvan de geur zwaar en zoet in de kamers hing.”

 

 
Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
Cover 

Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Hugo Borst, Ramon Lopez Velarde”

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, François-Xavier Garneau, Hannah van Wieringen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: Nog pas gisteren

“Mama keek eerst rond of er onder de passagiers niet iemand was die zij kende, dan praatte en lachte zij wel; anders zat zij rechtop, keek naar buiten door de hor en wees telkens iets aan: ‘Kijk eens Riek!’ alsof Riek het niet zelf zag, en fluisterde: ‘Je moet niet naar vreemde mensen kijken, Riek.’ Na een paar uur stapten zij uit, daar moesten zij overstappen, en ’s middags laat kwamen zij in een grote plaats en sliepen een nacht in een hotel. De volgende morgen stond er een postwagen te wachten.
Een echte postwagen!
Het leek op een tentvvagen, maar er waren vier paarden voor, wel kleine magere, maar toch vier. Een gewone koetsier op de bok en dan nog twee lopers, die stonden achter op een plank als palfreniers. Maar zodra de weg steil werd, sprongen zij eraf en liepen naast de paarden, lieten de korte zwepen knallen, klakten met de tongen, riepen ‘rrrt’, als een roffel op een trom, en schreeuwden. Soms grepen zij de voorste paarden bij de toom en sjorden en trokken mee. Als er een vlak stuk kwam, bleven zij even staan en sprongen weer op de plank om uit te rusten, maar hun adem bleef nog lang zo zwaar gaan, met horten en stoten. Onderweg stonden zij stil om te verspannen. Riek en mama bleven in de postwagen zitten en aten wat uit hun mandje. Opzij van de weg onder de hoge tamarindebomen was een klein winkeltje; de koetsier en de lopers, ook de mannen die de verse paarden gebracht hadden, en Oerip op haar sloffen stonden ervoor en dronken koffie en aten een koekje. Daarna hurkten de mannen neer om te praten en strootjes te roken, maar Oerip klom weer in de wagen, zij zat tegenover Riek en mama op de kleine bank; als zij ging zitten, zei zij: ‘Vergeving mevrouw.’
Dat hoorde zo.
Bij het winkeltje stond het ineens vol met Javaanse kinderen die naar hen keken; één stak een hand uit en vroeg om snoepgeld, dat maakte Oerip boos.
‘Hinder de grote mevrouw en de grote juffrouw niet,’ maar mama zei: ‘Ach kassian Oerip,’ en gaf hun toch wat. En zij reden weer verder.
Het was een lange weg en steil. Het werd ook veel kouder. De nieuwe paarden liepen langzamer, zij werden moe, er stond schuim op hun flanken. In de korte pozen rust ging de adem van de lopers knarsend als een zaag.”

 
Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, François-Xavier Garneau, Hannah van Wieringen”

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, Hannah van Wieringen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit: Over Mataram

“Zijn achterkleinzoon Senăpati zou pas de eerste sultan van Mataram worden, maar Sélŏ heette toch zeker – grote heer -. Hij zal toen al in een kraton gewoond hebben (nog niet in die van Kotta-Gedeh) maar toch in een kraton, met een muur eromheen, en op de voorhof waringinbomen, en een olifant met een rottan om zijn poot aan een paal gebonden, en een paar panters in een hok, of een koningstijger, voor de buffelgevechten. Er zal een laag open voorvertrek geweest zijn, waar op feestdagen de gamelan bespeeld wordt; misschien was het de gamelan – de grote heer Moenggang – die zo heilig is, dat er op geen andere gong geslagen mag worden, terwijl hij bespeeld wordt, zelfs niet in een moskee, of er moet boete voor betaald worden.
En achter het open voorvertrek weer een hof, en het ‘binnenste’: de afgesloten vrouwenverblijven. Het rood en gouden statievertrek, met een verguld uitgesneden houten praalbed vol kleine stijve rode kussens en rolkussens, met zilveren platen aan weerszijden versierd; langs de wanden vergulde Palembangse kastjes en bontgeverfde kisten op houten wielen, waarin kleren en sieraden bewaard worden.
Er zullen slechts een paar kleine vensteropeningen geweest zijn, met een verguld houten traliewerk afgesloten; daar komt niet veel licht door, en niemand kan erdoor van buiten naar binnen kijken.
’s Nachts branden er oliepitten in de omgekeerde glazen stolpen, die aan lange kettingen van de balken van het plafond afhangen. Zo is het er dag en nacht schemerdonker, besloten, koel.
En in die stilte staan op vergulde rekken en standaards de ‘heilige zaken’. Zij dragen alle namen en titels, waarmee zij eerbiedig aangesproken worden; zij hebben ieder hun geschiedenis:
Wapens – krissen en pieken – vaandels, weefsels, gongs en trommen. Zij worden goed verzorgd, op tijd gebaad, gezalfd, weer in bonte zijden hoezen gewikkeld, en op hun voetstukken neergezet, met bloemslingers behangen. Voor sommigen kringelt in een dunne spiraal een wierookwolkje omhoog.”

Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)
De Heerenstraat te Pekalongan, 1923

 

Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Ramon Lopez Velarde, Roland Dorgelès, Hannah van Wieringen”

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Ramon Lopez Velarde

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

Uit:De tienduizend dingen

“Zij zat rustig in haar stoel, het waren ook geen honderd dingen, veel meer dan honderd dingen, en niet alleen van haar, honderd keer ‘honderd dingen’, naast elkaar, los van elkaar, elkaar rakende, hier en daar in elkaar vervloeiende, zonder ergens enige binding, en tegelijkertijd voor altijd met elkaar verbonden…
Een verbondenheid die zij niet goed begreep; dat hoefde niet, het viel niet te begrijpen, haar voor een ogenblik gegeven om te aanschouwen boven het maanverlichte water.
Zij had niet gemerkt dat Sjeba en haar man Hendrik de koeherder, om het huis heen waren komen lopen en nu links en rechts van haar stoel stonden.
‘Waarom komt u niet slapen?’ vroeg Sjeba brommerig en tegelijk bezorgd en zij schudden beiden hun hoofden over haar. ‘Waarvóór zit u hier? De maan schijnt mooi, maar wat heeft een mens eraan, hij wordt er maar ziek van! Er is versgezette koffie in de keuken en komt u nu maar.’
Toen stond mevrouw van Kleyntjes die Felicia heette, gehoorzaam op uit haar stoel, en zonder meer om te kijken naar de binnenbaai in het maanlicht – die bleef daar wel, altijd – liep zij met hen onder de bomen door mee naar binnen om haar kopje koffie te dingen en om opnieuw te proberen verder te leven.’

 
Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)

Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Ramon Lopez Velarde”

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Roland Dorgelès

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

 

Uit: De tienduizend dingen

 

“‘Het witte Steentje uit de ‘mooie la’, haar kindje aan de hand; drie jonge mannen naast elkaar, Beertje, Domingoes, de Portugese matroos; het aardige kleine kind Sofie met de groene bètèt die zij haar gegeven had, haar kindermeisje dat zelf een kind was achter haar aan; een jonge Javaanse jongen tekende een prauw in de golven en hij heette Radèn Mas Soeprapto; een allerslankste Javaanse vrouw in een koetsiersjas met drie capes boven elkaar keek er naar, ‘Je hebt weer de ballast vergeten,’ zei zij – wie was zij? mevrouw van Kleyntjes kende haar niet, en waarom zij zij dat? – het Binongko-meisje van de bloemen zoog op haar bloedende lip en luisterde; op de Portugese werf aan de overkant werd aldoor getimmerd; de drie kleine meisjes, de echte, stonden op een rij, zij hadden de Slangesteen in de hand waarop de Heer Jezus stond, het mes van de matroos, en Marregie hield het ‘posthoorentje’ klaar om op te blazen; gekleurd koraal, vissen, krabben, de drie jonge zeeschilpadden; de Voordanseres met de Schelp, de witte ‘Doeckhuyve’ hoog omhoog in het maanlicht, vogels, vlinders.
De ooievaar, de vogel Lakh-Lakh met zijn lange snavel en vuurrode poten was er, en de briezende jonge leeuwen; tussen hen in zat het jongetje Himpies op zijn mat en keek toe met zijn grote verrukte ogen, en overal de kleine zilveren golven, en een stem zei langzaam met lange tussenpozen van ver weg: de baai – de binnenbaai – je zult toch – nooit – de binnenbaai – vergeten – o ziel – van – ?
Wat gebeurde er met haar, ging zij dood, waren dit haar ‘honderd dingen’?”

 

 

 

Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)

In 1958

Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Roland Dorgelès”

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Roland Dorgelès, Ramon Lopez Velarde, François-Xavier Garneau, Trygve Gulbranssen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook alle tags voor Maria Dermoût op dit blog.

 

Uit: Toeti

„Nog meer ingespannen dan tevoren, haar gezicht donker, haar zwarte ogen bedroefd, de mond getrokken. “Ach,” zei zij, en toen, “ach ja, je hebt wel gelijk dat wij alleen… maar zeg dat maar niet hardop, waarvóór eigenlijk, het doet zoveel verdriet om alleen te zijn hé Tsjalie, en soms,” haar hele gezicht oplichtend in haar glimlach, “soms even zijn wij toch niet alleen, als wij…” Zij zweeg, verschrikt voor het grote woord liefhebben.’

(…)

‘Een ogenblik bleven Charles en zij achter in de binnengalerij, zij liepen naast elkaar; zonder iets te zeggen nam Charles haar hand in de zijne, hield die vast zoals mensen dat doen die straks afscheid van elkaar zullen nemen. “Toeti,” zei hij tegen haar naast hem. Hij liet haar hand weer los voordat zij de achtergalerij inliepen. Hij dacht – waarom wist hij zelf niet -aan een ander afscheid, en hoe zijn moeder gezegd had “trouw moet blijken”. Hij herinnerde het zich heel duidelijk alsof het nu was: hij hoorde de woorden, zó was het! Hij keek even naast zich, en dít was het’.

 

Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)

Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Roland Dorgelès, Ramon Lopez Velarde, François-Xavier Garneau, Trygve Gulbranssen”

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Roland Dorgelès, Ramon Lopez Velarde, François-Xavier Garneau, Trygve Gulbranssen

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook mijn blog van 15 juni 2007 en ook mijn blog van 15 juni 2008 en ook mijn blog van 15 juni 2009 en ook mijn blog van 15 juni 2010.

 

Uit: De tienduizend dingen

„Het woei daarboven altijd.
De koeien van mevrouw van Kleyntjes werden in de heuvels geweid, en de wilde hertjes kwamen er stilletjes grazen.
De drie kleine meisjes speelden daar wel, ’s middags in de zon, als er niemand was — de afgevallen rozenblaadjes hadden weer overal in het rond gelegen! — zei de koeherder, ‘laat ze maar’ zei mevrouw van Kleyntjes.
En soms, niet dikwijls, zaten zij alle drie naast elkaar gehurkt op het strandje aan de binnenbaai onder de plataanbomen, een eind van het huis af, om te kijken wat voor horentjes er aangespoeld waren? Zij krabbelden het zand wat weg (dat was later duidelijk te zien) horentjes verstoppen zich wel — ssst.“

(…)

“Felicia kwam met de lege melkprauw mee terug uit de stad aan de buitenbaar. Er was post: een brief van Himpies. Hij schreef bijna nooit en dan ineens een ellenlang epistel over alles en nog wat: hij zette wel eens ten eerste, ten tweede voor aan een regel als om het voor zich zelf uit elkaar te houden.

Ten eerste was hier: nu geef ik u te raden! Mingoes teruggevonden na bijna twintig jaar (nou meneer Himpies, zo lang is het nog niet). Hij zegt wel eens toean Himpies in plaats van toean luitnant tot groot vermaak van de rest. Zonder toean gaat het blijkbaar niet; waarom eigenlijk niet?

Hij is nu onze door een ieder geëerbiedigde sergeant!”

 

Maria Dermoût (15 juni 1888 – 27 juni 1962)

Lees verder “Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Roland Dorgelès, Ramon Lopez Velarde, François-Xavier Garneau, Trygve Gulbranssen”

Maria Dermoût, Christian Bauman, Silke Scheuermann, Roland Dorgelès, Ramon Lopez Velarde, Trygve Gulbranssen, François-Xavier Garneau, Bernard Wesseling

De Nederlands-Indische schrijfster Maria Dermoût (eigenlijk Helena Anthonia Maria Elisabeth Dermoût-Ingerman) werd geboren in Pekalongan, Java, op 15 juni 1888. Zie ook mijn blog van 15 juni 2007 en ook mijn blog van 15 juni 2008 en ook mijn blog van 15 juni 2009.

Uit: De goede slang

„Dan komen de andere dieren.
‘Het dwerghertje, slim!’ en haar vingers stappen nog stijver, nog omzichtiger dan tevoren.
‘Het civetkatje, de mungo, met zijn lange pluimstaart, zijn oogjes zien lichtrood,’ zegt zij, en snuift even door haar neus; en wij ook ruiken de vreemde doordringende muskuslucht in de kamer, meteen weer vervlogen.
Zo gaat zij verder, één voor én, langzaam, en noemt de kleine dieren van de wildernis.
‘De leguaan, als een klein groen draakje.
Het honingbeertje, zachtjes grommende.
De boskat, vals, die gele ogen van hem.
De kleine luiaard, veel te lui om hard te lopen.’
Wanneer zij zegt ‘Bottol-muntji’, dat zijn de dwergen, breekt ineens de jongen de ban, de bijna te grote spanning.
‘Hoe zien z’er uit Louisa?’
Het is jammer, ook Louisa is gestoord, zij kijkt om zich heen.
‘Ach,’ zegt zij na een tijd ongeduldig, ‘dat weet je toch wel, met rood haar en vooruitstekende tanden, net als een eekhoon, maar dan zonder staart en ze lopen rechtop!” De jongen en het meisje kijken elkaar even aan- natuurlijk!
‘Je moet stil zijn,’ fluister ik. ‘Luister toch.’
Louisa sluit haar ogen, spreekt niet en dan, langzaam, heft zij haar ene hand weer op, de andere, beweegt de vingers op en neer, gespannen, gespannen, klauwtjes-pootjes-voetjes, en zij neemt ons weer mee terug in de wildernis, in het duistere stille bos, met de vogels, de dieren, al de andere, die aan komen lopen, trippelen, springen, schuifelen, sluipen, er is ook een klein bosspookje met groene ogen waarvan de voetjes achterste voren staan, en dat met scheve sprongetjes lopen moet, zó; zij zijn voorzichtig, o zo voorzichtig, omdat zij bang zijn, bang voor elkaar, bang voor het donker, bang voor honger en pijn en dood, bang voor onnoembare dingen.“

MariaDermout

 

De Amerikaanse schrijver Christian Bauman werd geboren op 15 juni 1970 in Easton, Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 15 juni 2009.

Uit: Not Fade Away

I’d be hard pressed to tell you exactly what I did in the war—ten years gone and it fades, man, it fades—but I can still tell you what I read there.

Most of my time in Somalia I was outdoors, shirtless and sweating in a dusty white-hot port compound near the southern city of Kismaayo. But the end of my tour—a week? two? it fades, man, it fades—was spent in a cramped, second-floor room in the port’s headquarters building, awake all night, every night. There was a radiophone on the room’s only table; it rang every few hours. My mission was to take a message.

I’d requisitioned a folding chair but it was so uncomfortable I skipped it completely and took to the floor, stretched out with a book on the gritty concrete. I would stand every half hour, wiping dust from my pants and concrete burns from my arms. I couldn’t leave the room for more than a few minutes at a time, but I’d step into the stuffy, dark hallway lined with sleeping staff soldiers, boots peeking out from under the poncho liners they used for blankets. Down to my right the open door of an office and a constant, quiet conversation in French; my Belgian army equals, two of them minding the radio in there over a stack of Penthouse magazines. They never stopped talking, those two. Perhaps they worried what might happen if they did. To my left, the offices were all as dark as the hall, almost everyone sleeping. There was an American colonel at the end of the hall, and he watched CNN on satellite all night. As far as I could tell, it was his job“.

ChristianBauman
Christian Bauman (Easton, 15 juni 1970)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Silke Scheuermann werd geboren op 15 juni 1973 in Karlsruhe.

Der Tag an dem die Möwen zwe istimmig sangen

Während das Wasser zurückgeht und Quallen liegenbleiben
unbehelligt vom Salz
von der Oxydation und der Sonne
neidest du den Kindern die mit in den Sand gestoßenen
Fersen nach Muscheln stochern ihre Sicherheit
mit einer dich vollkommen
verblüffenden Gewalt
Dein Auge ist gereinigt hat jetzt schärfere Pupillen
während die Brandung sich ins Meer zurück frißt
fehlt dir etwas
einige Jahre
in Happen klein wie die Rückseite einer Briefmarke
weiß wie Oktopusfleisch haben die Möwen mitgenommen
Da ist ein Schmerz mit gekappter Verbindung zum Kopf
Sehnige Schlieren aus Öl bedecken
die Wellen führen durch Schaumränder

nach früher
und in
die Zeit
in der du langsam zerzaust die Treppe des Abschieds
heruntergegangen bist bis an den Strand hier
– Schwimmen kannst du noch, aber du schwimmst dich
nicht mehr frei –
Ich weiß dich erstaunt an den Quallen
die Fähigkeit häßlich und dennoch durchsichtig zu sein
und ich weiß daß du gleich
schreiend die Auskunft verlangst was ich anderswo suche
in der Hoffnung ich fragte zurück

Silke_Scheuermann
Silke Scheuermann (Karlsruhe, 15 juni 1973)

 

De Franse schrijver en journalist Roland Dorgelès (eig. Roland Lécavelé)  werd geboren op 15 juni 1885 in Amiens.

Uit: Les Croix de bois

« Entre deux salves, on vit quelque chose s’agiter dans les trous d’obus, une forme se relever, un des survivants avait dénoué sa ceinture de flanelle, une large ceinture rouge, et, agenouillé sur le bord de son trou, à trente pas des Allemands, il agitait son fanion, le bras levé très haut.

– Rouge ! Il demande qu’on allonge le tir, cria la tranchée.

Secs, tragiques, des coups de mauser claquèrent. Le soldat s’était recouché, touché peut-être… Des obus piochèrent encore le point maudit, arrachant un tourbillon de terre dans la fumée lourde. Anxieux, nous attendions que le nuage s’écartât…

Non, il n’était pas mort. L’homme se redressait en levant le bras très haut, il agitait sa ceinture d’un grand geste rouge. Encore une fois les Boches tirèrent. Le soldat retomba…

On hurlait…

– Salauds ! Salauds !

– Il faut attaquer, criait Gilbert hagard.

Entre deux bordées de tonnerre, le soldat se relevait toujours, son fanion au poing, et les balles ne le faisaient coucher qu’un instant. « Rouge ! Rouge ! » répétait la ceinture agitée. Mais notre artillerie prise de folie continuait de tirer, comme si elle eût voulu les broyer tous. Les obus encerclaient le groupe terré, se rapprochaient encore, allaient les écraser…

Alors, l’homme se leva tout droit, à découvert, et d’un grand geste fou, il brandit son fanion, au-dessus de sa tête, face aux fusils. Vingt coups partirent. On le vit chanceler et il s’abattit, le corps cassé, sur les fils acérés dont les liens le reçurent. »

croix-bois-roland-dorgeles
Roland Dorgelès (15 juni 1885 – 18 maart 1973)
Cover

 

Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 15 juni 2007 en ook mijn blog van 15 juni 2008 en ook mijn blog van 15 juni 2009.

 

De Mexicaanse dichter Ramon Lopez Velarde werd geboren op 15 juni 1888 in Jerez. Zie ook mijn blog van 15 juni 2007 en ook mijn blog van 15 juni 2008 en ook mijn blog van 15 juni 2009. 

Because of this Modest Style

It’s how she spreads, without a sound, her scent
of orange blossom on the dark of me,
it is the way she shrouds in mourning black
her mother-of-pearl and ivory, the way
she wears the lace ruff at her throat, and how
she turns her face, quite voiceless, self-possessed,
because she takes the language straight to heart,
is thrifty with the words she speaks.
It’s how
she is so reticent yet welcoming
when she comes out to face my panegyrics,
the way she says my name

mocking and mimicking, makes gentle fun,
yet she’s aware that my unspoken drama
is really of the heart, though a little silly;
it’s how, when night is deep and at its darkest,
we linger after dinner, vaguely talking
and her laughing smile grows fainter and then falls
gently on the tablecloth; it’s the teasing way
she won’t give me her arm and then allows
deep feeling to come with us when we walk out,
promenading on the hot colonial boulevard. . .

Because of this, your sighing, modest style
of love, I worship you, my faithful star
who like to cloud yourself about in mourning,
generous, hidden blossom; kindly
mellowness who have presided over
my thirty years with the self-denying singleness
a vase has, whose half-blown roses wreathe with scent
the headboard of a convalescent man;
cautious nurse, shy
serving maid, dear friend who trembles
with the trembling of a child when you revise
the reading that we share; apprehensive, always timid
guest at the feast I give; my ally,
humble dove that coos when it is morning
in a minor key, a key that’s wholly yours.

May you be blessed, modest, magnificent;
you have possessed the highest summit of my heart,
you who are at once the artist
of lowly and most lofty things, who bear in your hands
my life as if it was your work of art!

O star and orange blossom, may you dwindle
gently rocked in an unwedded peace,
and may you fade out like a morning star
which the lightening greenness of a meadow darkens
or like a flower that finds transfiguration
on the blue west, as it might on a simple bed.

 

Vertaald door Michael Schmidt

Velarde
Ramon Lopez Velarde (15 juni 1888 – 19 juni 1921)

 

De Noorse schrijver Trygve Emanuel Gulbranssen werd geboren in Oslo op 15 juni 1894. Zie ook mijn blog van 15 juni 2007.

Uit: Heimkehr nach Björndal

es war noch dunkel, als Mekkal, der Holzfäller, sich auf den Weg machte. Schnell und so leise wie möglich ging er über das Doppelfeld des abgeernteten Ackers. Er musste sich fest auf seinen Stock stützen, um über den Graben zu kommen, und als er mit einem weiteren Schritt auf der Fahrstraße landete, krachte das Eis der gefrorenen Wasserpfützen zu laut, dass er vor Schrecken beinahe in den Graben gefallen
wäre. Vorsichtig ging er auf der Gras kannte neben dem Weg weiter, wandte jedoch den Kopf immer wieder lauschend zum Hof zurück. Aber kein anderer Laut war hörbar als das Knistern des steifgefrorenen Glases, durch das seine Füße streiften, in der Windhauch, wie er in stillen Spätherbstlichnächten eigen ist. Zwar vermeinte er die Dachgiebel des Hofes gegen den Himmel zu erkennen, aber es war so dunkel, dass er dies wohl eher glaubte als wirklich sah. Die Stille rings um ihn und der Gedanke, dass er ungehindert und unbemerkt zu Landstraße hinuntergelangt war, ließen ihn nun nach der Spannung zur Ruhe kommen, und er blickte wehmütig zu den Häusern zurück, die in der Dunkelheit verborgen lagen….

Gulbranssen

Trygve Gulbranssen (15 juni 1894 – 10 oktober 1962)

 

De Canadese dichter en schrijver François-Xavier Garneau werd geboren op 15 juni 1808 in Ville de Québec.

Chanson Québec

Partout on dit, l’oeil fixé sur les flots,
L’esquif brisé s’abîme sous l’orage.
O Canada ! ton nom n’a plus d’échos,
Et tes enfants chéris ont fait naufrage.
Mais non, ils ne périront pas,
Une voix tout-à-coup s’écrie :
Le soleil dore au bout des mâts
Le vieux drapeau de la patrie,
De la patrie.

Canadien, tu connus cette voix ;
Le ciel pour nous, souvent l’a fait entendre :
Dans nos malheurs, hélas, combien de fois
Nous avons cru notre Ilion en cendre ?
Enfants jetés hors des berceaux,
On nous expose sur le Tibre,
Mais Rome sortit des roseaux…
Et Rome aussi bientôt fut libre,
Bientôt fut libre.

Mais si la nue éclipsa dans les cieux,
Plus d’une fois notre étoile sacrée ;
Après l’orage à son front radieux
On reconnut sa gloire à l’empyrée.
Phare qui ne s’éteint jamais,
Elle éblouit la tyrannie,
Qui droit sur l’écueil des forfaits
Ira jeter sa barque impie,
Sa barque impie.

francois-xavier-garneau

François-Xavier Garneau (15 juni 1809 – 2 februari 1866)
Standbeeld in Ville de Québec.

 

Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 15 juni 2009.

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse dichter Bernard Wesseling (Amsterdam, 1978) woont en werkt als podiumdichter in Amsterdam. In 2004 won hij de VU poëzieprijs. Bernard Wesseling heeft met zijn debuutbundel Focus de C. Buddingh’-prijs voor nieuwe Nederlandstalige poëzie 2007 gewonnen. Eerder verscheen van hem de roman De favoriet. Zie ook mijn blog van 3 april 2006.

Breng je helden om

Sta ze tegen een muur
op volgorde van grootte, goed en kwaad wat jij wil
blinddoek ze niet je moet ze recht in de kokkers zien
je gaat hier je bankroet teniet doen

goed
laat ze nog één keer:
– horloge en lucht controleren alsof er nog iets aankomt waar jij niet bij kan
– met de laars een peuk opsteken, de lege colt aaien
– een gitaar in de hens zetten
– dassen schikken, sikken strijken, kop in de nek gooien en bulderen
– iets ongekend bijdehands roepen dat je nog geen boterhamzak durft op te blazen
of iets Amerikaans met
Saiofuckinnara op het eind

beheersing, behéérsing-
richt. je. afgewogen. vuurwapen. en. vuur.
vuur!
vuur een zee
vuur met ogen dicht desnoods
vuur de engelen die ze komen halen ondersteboven
vuur de aarde rond en voel de kogels in je eigen rug terug

en kijk:
staande gebleven ben je zelf
ongenadig, rokend

vanaf de vlakte ziet er een omhoog naar je zwavelomzwachtelde bokkenpoten.

wesseling

Bernard Wesseling (Amsterdam, 1978)