Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Tilligte vroeger

Een vader fietst door ’t boerenland
in de vroege ochtendmist
en hij heeft achterop zijn fiets
een kleine houten kist.

Daar ligt de nieuwe wereld in
waarop hij had gehoopt:
zijn zoontje dat gestorven is
voordat het werd gedoopt.

Vader begraaft het kereltje
in ongewijde grond.
Daarboven lopen Onze Heer
de tranen langs de mond.

 

Oude en nieuwe steden

Je voelt je razendsnel vertrouwd
met oude steden, fraai gebouwd
om torens heen:
al kende je daar heg noch steg,
na een klein uur vind je de weg
heel goed alleen.

Maar neem een wijk uit onze tijd:
je raakt er vaak de weg nog kwijt
na honderd keer.
Zelfs in één bouwwerk, één kantoor,
zoek je je rot, de jaren door
en telkens weer.

Ach, architecten van vandaag,
ik zoek een antwoord op de vraag
waarom u faalt:
waarom is bijna elk ontwerp
zo zonder hart en zo onscherp
dat men verdwaalt?

 

Sander

Voor een blinde jongen

Een lichaam dat op warmte wacht,
de zuiverheid van wenkbrauwbogen,
de lijnen van een mond, die lacht,
de wimpers boven meisjesogen,
je zult het zien, zo goed als ieder ander,
Sander.

De lieve lijnen van haar keel,
de witte parels van haar tanden,
je zult het zien in je gestreel
van je twee fijnbesnaarde handen,
je zult het zien, zo goed als ieder ander,
Sander.

Je voelt een haarlok, aait een oor,
en je tien vingers wachten even
en lopen dan brutaalweg door
tot de twee borsten die daar leven.
Je zult ze zien, intens als ieder ander,
Sander.

En als je wat verdwaald mocht wezen
en niet meer weet waar je moet gaan,
dan moet je ’t brailleschrift maar lezen
rondom de tepels die daar staan.
Jij kent dat eigenlijk veel beter dan een ander,
Sander.

Met je twee handen en je mond
krijg je een antwoord op je dromen,
tot je die kleine driehoek vond,
die woning waar je thuis kunt komen
en waar je één kunt worden met die ander,
Sander.

 


Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

 

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog.

 

Harmonie

II
Het Heerlijke

In slappe sneeuw ontbindt de straat,
in winter heel uw warm gelaat,
in leegte smelt mijn wens.

Het land wordt kleiner en de tijd,
en samenkrimpend waar hij bijt
ben ik een muizenmens.

Maar zie ‘k de struise beukenlaan
bruin in het rosse zonvuur staan,
ze is schoon en rijp voor mijn gezicht

En luistren naar een lijn die stijgt
van klanken, en weer nedernijgt,
voleinding die mijn geest verblijdt.

Uw volontbloeide ogen zien
met diep daarin het hart der ziel,
is schaduwloos volkomen licht.

En vlees aan vlees aaneen gegloeid
als lust voltooid in slaap vervloeit,
is heerlijkheid, is heerlijkheid.


III
Uw leden gaven aan mijn lichaam vrede,
verzadigden mijn leden met hun maat.
Stilte, die nu in slapen overgaat,
vrede van al uw leden in mijn leden.

Slapen, waarin ik niet meer binnentreden
noch uit ontwaken mag, en stille staat
van onbeweeglijke en volmaakte daad,
zijnde gebed binnen de legerstede.

 

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

 

De Amerikaanse schrijfster Anne Tyler werd geboren op 25 oktober 1941 in Minneapolis, Minnesota. Zie ook alle tags voor Anne Tyler op dit blog.

Uit: Klokkendans (Vertaald door Barbara de Lange)

“Willa Drake en Sonya Bailey gingen de deuren langs om snoeprepen te verkopen. Dat was voor het orkest van hun lagere school, de Herbert Malone-school. Als ze er genoeg verkochten kon het orkest naar het streekconcours in Harrisburg. Willa was nog nooit in Harrisburg geweest, maar de harde, gruizige klank van de naam sprak haar aan. Sonya was er wel geweest, maar kon zich er niets van herinneren omdat ze toen nog een baby was. Ze zwoeren allebei dat hun leven voorbij was als ze er nu niet naartoe konden.
Willa speelde klarinet. Sonya speelde blokfluit. Ze waren elf jaar. Ze woonden twee straten bij elkaar vandaan in Lark City in Pennsylvania, maar eigenlijk was Lark City geen stad, zelfs geen provinciestadje, en er waren niet eens stoepen, behalve in die ene straat waar de winkels waren. In Willa’s verbeelding was een stoep iets geweldigs. Ze had zich voorgenomen om als ze groot was nooit ergens te gaan wonen waar geen stoepen waren.
Vanwege die ontbrekende stoepen mochten ze niet in het donker op straat komen. Daarom gingen ze ’s middags op pad met een doos repen, die Willa bij zich hield terwijl Sonya de manilla envelop had voor het geld dat ze hoopten te verdienen. Ze vertrokken vanuit Sonya’s huis, waar ze eerst hun huiswerk hadden gemaakt. Ze moesten Sonya’s moeder beloven meteen terug te komen zodra de zon – die toch al zo waterig was in februari – achter de sprietige bomen op Bert Kane Ridge zakte. Sonya’s moeder was erg bezorgd, veel bezorgder dan Willa’s moeder.
Het was hun bedoeling ver weg te beginnen, bij Harper Road, en dan in hun eigen buurt te eindigen. Aan Harper Road woonde niemand van het orkest, en ze hoopten daar hun slag te kunnen slaan als ze er eerder waren dan de anderen. Het was maandag, de allereerste dag van de snoepverkoopactie; de meeste anderen zouden waarschijnlijk tot het weekend wachten.
De beste drie verkopers kregen een driegangendiner aangeboden met meneer Budd, hun muziekleraar, in een restaurant in Harrisburg, helemaal gratis.”

 

 
Anne Tyler (Minneapolis, 25 oktober 1941)

 

De Turkse schrijfster Elif Shafak (eigenlijk Elif Şafak) werd geboren in Straatsburg op 25 oktober 1971. Zie ook alle tags voor Elif Shafak op dit blog.

Uit: De stad aan de rand van de hemel (Vertaald door Frouke Arns en Manon Smits)

“Istanbul, 22 december 1574
Het was na middernacht toen hij een woest gebrul hoorde vanuit de diepste duisternis. Hij herkende het direct: het kwam van de grootste katachtige van het paleis van de sultan, een Kaspische tijger met amberkleurige ogen en een gouden vacht. Zijn hart sloeg over en hij vroeg zich af door wat — of door wie — het dier gestoord zou kunnen zijn. Op dit late tijdstip hoorden ze allemaal diep in slaap te zijn — de mensen, de dieren, en de djinns. In de stad van de zeven heuvelen waren nu, behalve de nachtwakers op hun ronde, maar twee soorten mensen wakker: zij die aan het bidden waren, en zij die aan het zondigen waren. Ook Jahan was nog op — hij was aan het werk. Werken is als bidden voor ons soort mensen’, zei zijn meester vaak. `Het is onze manier om met God te communiceren.’ `En hoe antwoordt Hij ons dan?’ had Jahan een keer gevraagd, langgeleden, in zijn jonge jaren. `Door ons meer werk te geven, natuurlijk.’ Als hij dat moest geloven, was hij nu vast een behoorlijk hechte band aan het smeden met de Almachtige, had Jahan bij zichzelf gedacht, want hij werkte twee keer zo hard omdat hij twee banen had in plaats van één. Hij was zowel mahout als tekenaar. Hij ambieerde twee ambachten, al was er maar één leraar die hij respecteerde, bewonderde en heimelijk voorbij hoopte te streven. Zijn meester was Sinan, de koninklijke hoofdarchitect. Sinan had honderden leerlingen, duizenden arbeiders en nog veel meer aanhangers en volgelingen. Niettemin had hij slechts vier gezellen. Jahan was er trots op dat hij er daar een van was; trots, maar diep van binnen snapte hij het niet goed. De meester had hem gekozen — een eenvoudige bediende, een nederige olifantenverzorger — terwijl er volop begaafde beginnelingen waren op de paleisschool. In plaats van dat hij er meer zelfvertrouwen door kreeg, werd hij juist onzeker door dat besef. Bijna onwillekeurig werd hij geplaagd door de gedachte dat hij misschien de enige persoon in zijn leven die in hem geloofde zou teleurstellen. Zijn nieuwste opdracht was een hamam ontwerpen. De specificaties van de meester waren duidelijk: een verhoogd marmeren bassin dat van onderaf verwarmd zou worden; leidingen in de muren waardoor de rook naar buiten kon; een koepel die op pendentieven rustte; twee deuren die uitkwamen op twee verschillende straten aan weerszijden van het gebouw zodat mannen en vrouwen elkaar niet zouden tegenkomen. Daaraan zat Jahan te werken in deze onheilspellende nacht, aan een ruw uitgehakte tafel in zijn schuur midden in de menagerie van de sultan.”

 


Elif Shafak (Straatsburg, 25 oktober 1971)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en biograaf Daniel Mark Epstein werd geboren op 25 oktober 1948 in Washington, D.C. Zie ook alle tags voor Daniel Mark Epstein op dit blog.

Uit: The Loyal Son

“A new floor of planks had been laid from the North Gate up the middle of the half-acre space to those steps and covered with woven matting. Immense galleries had been erected on either side, up to the beams, three levels seating thousands of specta-tors. Fifty-two chandeliers, each surmounted by an imperial crown of gold, were ready to light a postcoronation banquet with a thousand candles. There were few Americans in London, fewer who could witness the coronation of their sovereign, and only one who was entitled to walk in the procession. He was William Franklin, the thirty-one-year-old son of the famous American scientist Benjamin Franklin. The older Frank-lin sat on a plank in the packed gallery. He had purchased his place in the open market, where they were changing hands for five guineas or more (a workingman’s wage for a fortnight). Ben Franklin gazed down at the privileged ranks of bedecked, be-dizened, and bejeweled humanity: judges in scarlet robes, choirboys with scarlet mantles, heralds in tabards, and all the nobility in their robes of state, their coronets in their hands. And there on the edge of that rainbow of heraldry stood his son, William, in his drab coat of broadcloth, his tricorn hat in his hand. Benjamin Franklin regarded this scene with that blend of intense curi-osity and amusement that often animated his bright blue eyes. He was by temperament and practice an observer of life as much as an actor in the human drama, both critical and self-aware. William, his only son, a keen observer and student of manners him-self, was more naturally a man of action, a confident frontier soldier, a man of law, a scientist in his own right, and—as his father’s aide—a colonial advocate. Pennsylvania had sent father and son to England on a fateful mission. Proprietor Thomas Penn’s refusal to pay taxes on his vast property had crippled defenses on the colony’s western fron-tier. Success for the Franklins with Parliament would mean safety for their countrymen; failure would mean more Indian raids, more mas-sacres. Success depended upon their harmonious collaboration. It would also depend upon the grace of the new king.”

 


Daniel Mark Epstein (Washington, 25 oktober 1948)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Peter Rühmkorf werd geboren op 25 oktober 1929 in Dortmund. Zie ook alle tags voor Peter Rühmkorf op dit blog.

 

Elegie

Gruß aus Köln – die bleiche Trauerkarte,
die am Rand noch grad die Fassung wahrt,
würde- und bedeutungsvoll:
ah-was-soll
all das dämliche Getanke und Gestarte
für das bißchen Fahrt?

Staub zu Staub und Schaum zu Schaum:
Diese Knöchel oft umschlossen,
dieser Hintern tief geliebt,
haltlos durch ein Totenhemd gesiebt,
ausgeflossen
in den sterneleeren Kofferraum.

Efeu schleppt sich lautlos durch die Jahre;
immergrün und unbegrenzt
deckt er diesen früh entschlafnen Schoß;
knochenlos
trete ich vor deine Abendbahre,
zart wie ein Gespenst.

Hark ich dir die Erde vom Gesicht,
laß die Blumen von den Ketten
– himmelstrebend, hochgehanft –
Dich in mein entfliehendes Gedicht
u m z u b e t t e n
(Ruhe sanft!)
Da ist Silber – da ist Gold – ist Licht.

 

Elegie

Groet uit Keulen – deze fletse nochtans zwarte
rouwrand houdt zich maar met moeite fiks,
waardig, vol betekenis:
ah-wat-is
dit voor zinloos tanken, starten,
voor een rit van niks?

Stof tot stof en schuim tot schuim:
deze ooit omarmde leden.
deze kont zo diep doorleefd,
door een doodshemd uitgezeefd,
weggegleden,
in het sterrenlege kofferruim.

Klimop sleept zich zwijgend door de jaren,
eeuwig groen en grenzeloos,
dekt je vroeg ontslapen schoot;
bot-ontbloot,
treed ik voor je avondbaar en
als een spook zo broos.

Hark ik zacht de aarde weg uit je gezicht,
blaas de bloemen van de keien
– hemelopwaarts, hennepvracht –
Jou, te bed in mijn gehaast gedicht,
neer te vlijen
(O rust zacht!)
Daar is zilver, daar is goud, is licht.

 

Vertaald door Ard Posthuma

 

 
Peter Rühmkorf (25 oktober 1929 – 8 juni 2008)

 

De Duitse schrijver en arts Jakob Hein werd geboren op 25 oktober 1971 in Leipzig. Zie ook alle tags voor Jakob Hein op dit blog.

Uit: Die Orient-Mission des Leutnant Stern

“Später erfuhr Stern, dass es auf dem Frankfurter Tele-grafenamt Bedenken gegeben hatte, die ursprüngliche Nachricht des Vaters aufzugeben, zudem hatte man die-sem gesagt, dass in der bestehenden Lage nicht mehr davon auszugehen sei, dass die Nachricht vom Amt in Brüssel weitervermittelt werde. Darum hatte sich Sterns Vater einen Trick ausgedacht und gehofft, dass seinem Sohn auch unter dem reformierten, sogenann-ten Frankfurter Lehrplan am Goethe-Gymnasium genü-gend Griechisch beigebracht worden war, seine leicht verschlüsselte Botschaft zu verstehen: » Empfehle sofor-tige Heimkehr – Polemos«. Dass er diese Nachricht als Telegramm aufgegeben hatte, fügte der Nachricht auto-matisch ein Ausrufezeichen bei. »Mein lieber Herr Generalkonsul«, sagte Stern, nach-dem er das Telegramm zweimal gelesen hatte, »ich fürchte, wir werden unverzüglich abreisen müssen.« Bedauernd legte er die Pintura vorzeitig im Aschenbecher ab, wo sie ausgehen würde, während er seine Koffer packte. Sterns Vater neigte als Besitzer einer großen Textilfabrik mit gut zweihundert Arbeitern nicht zur Übertreibung. Immer wieder ereigneten sich Probleme in der Fabrik, ein kleiner Brand, der ausbrach, ein Lie ferant, der falsche oder fehlerhafte Stoffe lieferte, der Ausbruch von Ruhr unter den Arbeiterinnen, der die Produktion für Tage stilllegte. Vater Stern hatte bei sal chen Ereignissen niemals Zeichen besonderer Unruhe gezeigt, sondern war immer ruhig zur Tat geschritten »Schritt für Schritt« war gewissermaßen sein motto Dass er nun einTelegrammverfasste und dies auch noch das griechische Wort für »Krieg« enthielt, ließ bei Stern keinen Zweifel daran aufkommen, dass eiliges Handeln geboten war. Vor ein paar Wochen war bei ihrem Umstieg im Brüs-seler Gare Central die Aufregung nach den Schüssen von Sarajevo noch spürbar gewesen. Die Zeitungen über-schlugen sich mit den wildesten Gerüchten, die sich wie Epidemien verbreiteten. Aber in der hübschen Bimmel-bahn, die sie an der Küste entlang zu ihrem Badeort fuhr, verstummte das wilde Summen spätestens hinter Ost-ende und machteder guten Luft und der Vorfreude Platz.”

 


Jakob Hein (Leipzig, 25 oktober 1971)
Cover

 

De Nederlandse dichteres Hélène Swarth werd geboren op 25 oktober 1859 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Hélène Swarth op dit blog.

 

Als ’t kindje komen zal

Loom laat zij vallen ’t hemdje vlinderlicht –
En dromig ziet ze, aan morgenblauwe trans,
Met wapperlokken zweven rond een krans
Van engelkopjes, blond en blank, belicht
Door lente-zon, in slepende cadans.
Op wie zal ’t kindje lijken? – En ’t gezicht
Houdt, blij en vroom, ze op ’t wolkenspel gericht,
Waar hemelkindren dansen hemeldans.

Het duizlend kopje in ’t kussen, dat haar man,
Met teedre streelhand, schoof onder ’t hoofd,
Blijft stil zij turen, tot de rei vervloot.
Verwonderd, wijl zij nog niet raden kan
’t Gelaat der vreugd, door liefde haar beloofd:
Haar eigen kind, nog sluimrend in haar schoot.

 

Grafrozen

Een schone dodendroom heb ik gedroomd:

Diep onder marmerblank en bloemgeboomt,
Sliep kalm en koel mijn moegemarteld lijf.
Toen zag mijn ziel, vanuit haar blauw verblijf,
Een meisjesgroep in klederen leliewit.
En éen maagd, blond met vliegend haar, zei dit:
– ‘Zij die daar rust gaf liedren ons, in ruil
Willen wij winden rozen rond haar zuil.’
En zingend slingerde om het marmerblank
De meisjesrei een smijd’ge rozenrank.
En de éne roos was blank als duivendons,
Als maagden-onschuld – Jonkvrouw, bid voor ons! –
Als sneeuw op aarde en vederig wolkje in ’t blauw.
En rood was de andre als ’t vlammend hart der vrouw.

 

 
Hélène Swarth (25 oktober 1859 – 20 juni 1941)
Portret door Rosa Spanjaard, 1919

 

De Nederlandse schrijver en dichter François Désiré Pauwels werd geboren in Amsterdam op 25 oktober 1888. Zie ook alle tags voor François Pauwels op dit blog.

 

En nu de groene deur-schaduwe rust.

En nu de groene deurschaduwe rust
Op rein-geschuurde donker-blauwe vloeren,
Nu lokt weer niets mijn tong tot smakenslust,
En wil mijn hand den pap niet ommeroeren…

’t Is de ûre straks, dat uit het lage huis
Een klaarte valt, en Jesus aan komt kloppen,
En na ’t uitsterven van mijn deur-geruisch
Me vraagt zijn steenen pijp te mogen stoppen.

En als dan in den bedde-peluwput
Mijn haar verwarrelt en mijn ooren suizen,
Dan voel ik Jesus die mijn herte schudt
En vreemde kriebels in mijn lichaam huizen.

 

Hooglied

Zóó goed als ge zijt had ik u nóoit dúrven droomen,
Ge kwamt me ’t scheem ‘ren uw oog slechts biên
En ál de dingen zijn in wondren glans gekomen
En ‘k heb de wereld vól geluk gezien!

Ik heb de heerlijkheid gekend te mogen luistren
Naar de aanzwellende muziek uwer stem,
En toen uw wónder-zang verging in ’t teerste fluistren
Versmolt mijn hart in innigheid met hem…

In dien nacht is úw tong de mijne komen raken,
En een fontein van liedren werd mijn mond
U ten dank; in den morgen, bij mijn vroeg ontwaken
Liep ik zingens-dronken, dansend, mijn tuinen rond.

 

 
François Pauwels (25 oktober 1888 – 8 januari 1966)
V.l.n.r. Victor van Vriesland, Adriaan Roland Holst, Francois Pauwels en J. C. Bloem. De foto werd genomen op Pauwels 70ste verjaardag in 1958

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e oktober ook mijn blog van 25 oktober 2016 en eveneens mijn blog van 25 oktober 2015 deel 2.

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Ben Ali Libi

Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord,
dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.

Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.

Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.

Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

In ’t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.

En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.

Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.

 

Het menselijk geluk

De huur betaald. De stoep geschuurd.
Een goeie visboer in de buurt.
Een meid die als ze naast je gaat,
loopt te zingen over straat.

 

Oktober

ik kreeg van daag
een vreemde brief:

‘ik mag je graag,
heus,
ik vind je best lief.

maar houden van,
dat gaat niet.
maar echte liefde
gaat niet’

ik kreeg vandaag
zo’n rare brief.
zo’n brief.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, François Pauwels”

Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer

De Nederlandse dichter, schrijver en zanger Willem Andries Wilmink werd geboren in Enschede op 25 oktober 1936. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2010 en eveneens ook alle tags voor Willem Wilmink op dit blog.

 

Voorspoken

De boer schrok zich die avond lam:
een trein die door zijn weiland kwam
had hij gehoord.
Toen was het weg. Het was niet waar.
Pas twee jaar later is er daar
een trein ontspoord.

Ook iemand zag, terwijl hij sliep
een auto zinken in het diep,
een heel gezin.
Precies de plek heeft hij gezien:
de auto reed een dag nadien
het water in.

Soms is er vage lampenschijn
uit ramen waar geen huizen zijn,
alleen maar grond.
Al wat bestaat heeft steeds bestaan
en wat vergaat is al vergaan
eer het bestond.

 

Spelende meisjes

Vol sombere doemgedachten
geraakte ik in een straat
waar meisjes aan ’t spelen waren
en we kwamen aan de praat.

Turkse en Surinaamse
en sommige autochtoon
en ze hadden er nauwelijks weet van,
ze speelden daar gewoon.

Mijn sombere visioenen
van een wereld die verging,
vervaagden in ’t licht van die kinderen
tot een herinnering.

Want die meisjes met aardige ogen
en met hun prachtige haar
zullen de kinderen baren
voor de komende duizend jaar.

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)

Lees verder “Willem Wilmink, Christine D’haen, Anne Tyler, Elif Shafak, Daniel Mark Epstein, Peter Rühmkorf, Jakob Hein, Hélène Swarth, Geoffrey Chaucer”

Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant, Geoffrey Chaucer

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010.

 

Roos
Prélude

Schaamte van zoovele vrouwen, hoe zou
wistet gij heden reeds al jet ontbladeren
morgen, o roos, bij uw verouden
het blozen vermeerderen van uwe aderen!

Uw blos, o roos, het wederbeeld
van die mij steeg naar keel en wang,
onthullend wat tot hun verheeld:
hartstochtelijkheid en tegendwang.

Eenmaal ontplooid, o roos, verwacht
geen wederkeer: diep in den nacht
blijft heel uw hart ontbloot, en slaat uw geur
mij tegen aan de kamerdeur.

Uw lippen willen alles, roos, verkonden,
en ik moet zwijgende de mijne sluiten;
alles verzwijgt gij woordloos met uw monden,
al het verborgene wil ik uiten, uiten.

Een geil, o roos, een zeer geheime
vergun mij voor mijn stil vervoeren:
zij vinden slechts die u bezoeken
volmaaktheid in uw omslagdoeken.

Uw lippen wil ik pletten tusschen tanden,
u eten en uw geurig vleesch aanranden,
dat zoeter is naarmate witter,
het witte zoet, het roode bitter.

Vervulling overstelpend, volte
van onverwoordbaarheid, geheel
uw lichaam ligt rond en holten
onthullend nauwlijks uw teveel.

Menschelijker dan andere bloemen
omdat gij met meerdere lippen zwijgt:
vegetaler ik door u niet te noemen.

Uw zilveren floers op purperlak
Uw grein van fijne maas en twijn
Uw ongefronst geglimd fustein
Uw gouden huive en paarlen jak.

Gij uw gedorend halsje buigt
door uw extremen overstelpt.
Gij bergt uw fonklende overmoed
deemoedig in uw bottelzoet.

Verbrand van regen is uw blad
verrot uw kleedsel en verdord uw hart
de storm vermorzelde u met overmacht
geen letsel hebt gijzelf u toegebracht.

Orgasme o roos binnen zooveel lippen
verborgen betooverd tot zooveel droom
van zoovele oogleden slapend geloken
met tranen bepareld hun zachtste zoom.

 

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

Lees verder “Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant, Geoffrey Chaucer”

Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant

De Vlaamse dichteres en prozaschrijfster Christine D’Haen werd geboren in Sint-Amandsberg op 25 oktober 1923. Zie ook alle tags voor Christine D’Haen op dit blog en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010.

 

Son-net

Klimmend naar ’t zenit zoekt zij die haar licht
in ’t lichaam stort, blind van gestolde glans,
met bevende transgressie naar zijn trans,
doch voelt door bijstere nacht zijn blik gericht

op zijn in zich verzengd eigen gezicht
weerkaatsend hun oorspronkelijk dubbelnaakt,
of ’t oog gesperd de waterspiegel raakt
waar de beminde knaap verdronken ligt,

dan duikt hij naar haar schimmige tweeling-vacht,
of splijt hij met zijn vlijm gesloten schacht,
met gouden tong likkend een duister gras

ondersteboven in een woudmoeras,
of daar in zilveren ketenen gekneld
met goud bespat verzonken vrouwenspeld.

 

De weg

Onder de boom van verlichting zat
Siddhãrta, toen de schande ontsluierd was
van ouderdom, van ziekte, en van dood.

Ãtman zag hij, elk mens voorbij; het Licht
ging schemeren in een ledig vergezicht,
een glimlach lichaamloos achter het Rad.

Maar daar zij licht,daar weze hemel, zee,
licht dag, nacht duister, aarde, spruitend gras,
bomen met zaad, tot bakens lichten groot
en kleine, wemelende zielen, paarsgewijs,
vogels gevleugeld, kruipend dier, wild, vee.
En al het kruid zij man en vrouw tot spijs.
In ’t zweet uws aanschijns eet gij brood.

 

Carmen

Als hij met zich (bevrijd van mij, van jou)
(zo wit blauw, vol en hol) zich onderhoudt,
zich lip op lip en keel aanschouwt,
ontvouwt zich tussen lippen klaar de ware
Narkissos’ zang en tegenzang de hare.

 

 
Christine D’haen (25 oktober 1923 – 3 september 2009)

Lees verder “Christine D’haen, John Berryman, Hélène Swarth, Harold Brodkey, Karl Emil Franzos, Benjamin Constant”

John Berryman, Christine D’haen, Hélène Swarth, Karl Emil Franzos, Benjamin Henri Constant

De Amerikaanse dichter en schrijver John Allyn Berryman (eig. John Allyn Smith) werd geboren op 25 oktober 1914 in McAlester, Oklahoma. Zie ook mijn blog van 25 oktober 2008 en ook mijn blog van 25 oktober 2009 en ook mijn blog van 25 oktober 2010

 

Dream Song 6: A Capital at Wells

During the father’s walking—how he look

down by now in soft boards, Henry, pass

and what he feel or no, who know?—

as during hís broad father’s, all the breaks

& ill-lucks of a thriving pioneer

back to the flying boy in mountain air,

Vermont’s child to go out, and while Keats sweat’

for hopeless inextricable lust, Henry’s fate,

and Ethan Allen was a calling man,

all through the blind one’s dream of the start,

when Day was killing Porter and had to part

lovers for ever, fancy if you can,

while the cardinals’ guile to keep Aeneas out

was failing, while in some hearts Chinese doubt

inscrutably was growing, toward its end,

and a starved lion by a water-hole

clouded with gall, while Abelard was whole,

these grapes of stone were being proffered, friend.

 

Dream Song 7: ‘The Prisoner of Shark Island’ with Paul Muni

Henry is old, old; for Henry remembers

Mr Deeds’ tuba, & the Cameo,

& the race in Ben Hur,—The Lost World, with sound,

& The Man from Blankey’s, which he did not dig,

nor did he understand one caption of,

bewildered Henry, while the Big Ones laughed.

Now Henry is unmistakably a Big One.

Fãonnee; he don’t féel so.

He just stuck around.

The German & the Russian films into

Italian & Japanese films turned, while many

were prevented from making it.

He wishing he could squirm again where Hoot

is just ahead of rustlers, where William S

forgoes some deep advantage, & moves on,

where Hashknife Hartley having the matter taped

the rats are flying. For the rats

have moved in, mostly, and this is for real.


John Berryman (25 oktober 1914 – 7 januari 1972)

Lees verder “John Berryman, Christine D’haen, Hélène Swarth, Karl Emil Franzos, Benjamin Henri Constant”