Ilja Leonard Pfeijffer, Tom Dolby, Jaap van den Born, Anton Valens, David Ebershoff, Gavin Extence, Hideo Yokoyama, Raoul Schrott, Nanne Tepper

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Grand Hotel Europa

De anonimiteit en vluchtigheid die een verblijf in een hotel normaal gesproken kenmerken, die de sensatie van treurnis en opwinding teweegbrengen dat je tijdelijk in een niemandsland tussen vertrek van huis en thuiskomst verzeild bent geraakt, waar, omdat er niets gebeurt, net zo goed alles zou kunnen gebeuren, en die een man alleen tussen vreemde lakens na een whisky te veel, achterovergeslagen op een kruk aan de bar in de lobby met een laatste slappe grap voor de stoïcijns glazen polerende barman, op het idee kunnen brengen dat er geen haan naar zou kraaien als hij de nachtportier belde met de vraag of hij iemand kende die haar diensten aanbood, waarbij het alleen die whisky te veel is die hem ervan weerhoudt om dat ook echt te doen, zijn hier in Grand Hotel Europa bleke herinneringen aan een moderniteit die zich ver weg van hier afspeelt in een andere wereld.
Niet in nieuwerwetse vluchtigheid wordt hier vertrouwen gesteld, maar in beproefde traagheid, die mij in de stemming brengt om lange zinnen te schrijven. Ook de internetverbinding is overigens erg traag, maar dat terzijde. In plaats van anonimiteit trof ik op mijn eerste avond mijn foutloos gespelde naam aan die in de verzilverde servetring was gegraveerd die mijn vaste tafel in het restaurant markeerde. Het was geen massief zilver, en toch stelde ik het gebaar bijzonder op prijs. Het is natuurlijk ook een geraffineerde vorm van klantenbinding, want alleen al vanwege die servetring zou ik mij schuldig hebben gevoeld als ik voornemens was geweest mijn reis binnen luttele dagen voort te zetten. Maar dat was ik niet, evenmin als de andere gasten, die geen van allen de indruk wekten op doorreis te zijn.
Enkelen van hen heb ik inmiddels mogen ontmoeten. De grote Griek was de eerste die mij aan zijn tafeltje noodde, eergisteren, tijdens de merenda, die elke dag tussen vier en halfvijf wordt geserveerd in de Chinese kamer. Volonaki heet hij. Zijn voornaam is zoiets als Yannis, als ik het mij goed herinner. Ik zou hem beschrijven als omvangrijk en uitbundig, met expansieve gebaren die een gevaar vormen voor het glaswerk, en een dik hoofd dat speciaal is gemaakt om ruimte te biewie ook wat goed was voor hemzelf en de wereld.
Uit eigen beweging vertelde hij mij dat hij afkomstig is van het eiland Kreta, dat de Europese beschaving daar is ontstaan, dat dat geen toeval is, dat hij eigenaar is van een rederij en scheepswerf in Heraklion, dat dat hard werken is maar dat hij zich graag inspant voor de mensheid en dat hij de economische crisis goed was doorgekomen omdat hij anders dan de meesten van zijn concurrenten al jaren geleden had begrepen dat de toekomst buiten Europa lag.”den aan zijn brede lach. Hij zat erbij als een man die overduidelijk geen maaltijd oversloeg en die ook voor het overige beter wist dan wie ook wat goed was voor hemzelf en de wereld.”

 


Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Amerikaanse schrijver, filmmaker, essayist, journalist en redacteur Tom Dolby werd geboren op 17 januari 1975 in Londen. Zie ook alle tags voor Tom Dolby op dit blog.

Uit: The Sixth Form

“Before he met Todd, in those first few weeks at Berkley Academy, Ethan Whitley sought refuge in the cool calm of the art studios, amidst the smells of dried paint and eraser shavings. The heat had surprised him; Massachusetts in September was balmy, sweltering, mosquitoes buzzing around brackish pools, verdant lawns that spread for acres beyond the brick facades of Berkley’s Colonial campus. The advanced studios of the Stevenson Art Center were air-conditioned, a rare luxury for a school that prided itself on its Spartan, character-building accommodations. When he was working alone in these rooms, Ethan imagined that they protected him from all that lay waiting outside.
As he worked, he would think ahead to the next hour or two, safely tucking his portrait in his cubby, shuffling across the linoleum floor, walking upstairs, past the library, its fifty thousand volumes tempting him, across the inlaid marble of the school’s foyer, through its atrium of white columns and vaulted ceilings, out the French doors of the main building. His fellow classmates-he didn’t know their names; they were as anonymous as strangers in Grand Central Terminal-would lay sprawled on the grass under a cluster of birch trees like a clothing advertisement, a triple-page spread, their chlorinated blond locks falling lazily over their eyes, tanned legs, scratched in the right places (sports injuries, not clumsiness), skin free of blemishes. They lived in a world where people made witty remarks to each other, and no one worried too much about things like money or popularity or sex.
He was shocked then to find himself one evening, three weeks into the school year, sitting in a taxicab, a rattling old station wagon, barreling into town with Todd Eldon, a boy who lived on the floor above him. Five days earlier, Todd had burst into Ethan’s room with the force of a raid-Hands up! We know you have no friends, and we’re going to do something about it!-and asked him to summarize the week’s English reading, the first section of Jane Eyre. Since that evening, the friendship had progressed so effortlessly that Ethan had nearly forgotten those horrible weeks prior, the sitting alone in his room after check-in, staring at the Jackson Pollock poster he had tacked to the wall above his bed, dreading the mealtime ritual of finding people to sit with, making conversation, smiling politely even when everyone who was done got up to study or goof off in the dorms.”

 


Tom Dolby (Londen, 17 januari 1975)

 

De Nederlandse dichter, kunstenaar en illustrator Jaap van den Born werd geboren in Nijmegen op 17 januari 1951. Zie ook alle tags voor Jaap van den Born op dit blog.

Uit: Dubbele moraal

Jezus predikt ‘Hebt uw vijanden lief’

Wanneer men u in Mijn Naam zal belagen
Wanneer men u bespuugt, bespot, veracht
Dan moet u dat maar allemaal verdragen
Vergeef uw beul in vredig welbehagen
Als u om uw geloof wreed wordt geslagen
En daarna als een lam wordt afgeslacht

Matth. 5:44: ‘En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel.’

 

Jezus haat Zijn vijanden

Mijn tegenstanders die Mij steeds belagen:
Ze worden zeer intens door Mij veracht
Hun aanblik kan Ik nauwelijks verdragen
Ik zie dan ook met innig welbehagen
Hoe deze vuile kliek flink wordt geslagen
En daarna zeer vakkundig afgeslacht

Lucas 19:27: ‘En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.’

 

 
Jaap van den Born (Nijmegen, 17 januari 1951)
Nijmegen

 

De Nederlandse schrijver en schilder Anton Valens werd geboren op 17 januari 1964 in Paterswolde. Zie ook alle tags voor Anton Valens op dit blog.

Uit: Het compostcirculatieplan

“We gingen aan de slootkant zitten, onder de parasol. Om kwart over vier liepen twee mannen aan, de leptosoom (Max geheten) en een jongere gast een kop kleiner. Met een morose gezichtsuitdrukking en een grafstem maakte deze zich bekend als Herman. Hij had de torso en de armen van een gewichtheffer, vol tatoeages.
Nadat Max aan de hand van het bouwplan de werkzaamheden aan Herman had uitgelegd, pakten ze ieder een schep en vulden de kruiwagens met zand. Ze braken een strook van het oude terras af en stapelden de crimineel zware grindtegels op. De hitte was verzengend, ze trokken hun T-­shirt uit. Ik zag Jens gluren naar de zonverbrande, gladgeschoren en van zweet glimmende borstkas van Herman. Daaronder een sixpack.
Herman begon steeds donkerder te kijken, alsof zijn wenkbrauwen instortten. Hij had een gluiperige kop, vond ik. Dat leek Jens niet te kunnen schelen.
De dampkring betrok met een elektrisch geladen sluier, een vaal blauwgrijs waas, er hing een vreemde, broeierige windloosheid. Heel de namiddag en vooravond leek het alsof ieder moment een verschrikkelijk onweer kon losbarsten. Van tijd tot tijd loerde Jens met een bezorgde frons om het hoekje om te zien of ze opschoten, maar de stratenmakers kwamen langzaam op gang.
We aten om acht uur. Enigszins opgelaten zaten we tegenover elkaar aan de tafel bij de sloot. Zelfs Jens had geen vloeiende conversatie klaarliggen. Max, die de kip wegspoelde met bierglazen cola, had nog het meeste praats. Maar toen hij zijn collega, die ieder oogcontact uit de weg ging, jolig begon te sarren, zag Jens een mogelijkheid in te breken.
Jens: ‘Hoe oud ben je, Herman?’
‘Drieëndertig.’
Max: ‘Hij heeft nog een heel leven voor zich.’
‘Maar dat betekent ook dat hij nog vreselijk lang moet werken.’
Max mekkerde. Een torpedovormige Zware Jongen kleefde aan zijn onderlip.
Herman scheurde een stuk brood af, sopte het in de saus van de kip en antwoordde nurks: ‘Als ik er zat van ben, maak ik er ’n eind an.’

 


Anton Valens (Paterswolde, 17 januari 1964)

 

De Amerikaanse schrijver David Ebershoff werd geboren op 17 januari 1969 in Pasadena, Californië. Zie ook alle tags voor David Ebershoff op dit blog.

Uit: The Rose City

“Chuck Paa, not five and a half feet tall, his eyes gold and set deep beneath the brow, asked, “What do you need, Mr. Boyal? Chips? Cake mix? Corn oil? Where’s your shopping list? Get out your list.”
Mr. Boyal, glasses slipping down his nose, pointed to the breast pocket of Chuck’s parka. Only a quarter of an hour before Chuck had picked up the list from the telephone table next to Mr. Boyal’s front door, zipping it into the parka and patting the flap for good measure. Then Chuck had forgotten all about it. He must have been thinking of something else at the time: his paycheck arriving in tomorrow’s mail; the red-and-black HELP WANTED sign in the window of the liquor store; the call he needed to place to Mr. Riley. Yes, something.
Now Mr. Boyal was leaning heavily on the shopping cart as he pushed it down the baked-goods aisle. It rolled slowly, its back wheels trembling, until Mr. Boyal seemed to lose track of what he was doing, steering the cart into a display pyramid of canned pickled beets. The pyramid collapsed on itself with an extended clatter, and Chuck Paa tried to look the other way.
But worse than the racket of the cans rolling down the aisle was the sight of Mr. Boyal himself. His knees were wobbling, his blue hand was grasping the cart’s handle, and Mr. Boyal was on the verge of crumbling into a heap. Here we go again, thought Chuck, moving to catch Mr. Boyal. More than once Chuck had told him it was time to buy a walker, preferably the kind with the little white skis. But Mr. Boyal had—as Chuck expected—resisted. Yet when Chuck mentioned the walker to Mrs. Boyal, Mr. Boyal’s sad-mouthed mother who lived far away in Pasadena, her tongue snapped across the phone line. “I couldn’t agree more. I just didn’t have the heart to bring it up myself.” “Well, I have the heart,” Chuck replied. And Mrs. Boyal, with her poof of silver-blond hair and pinched oily nose, said, “Oh, Chuck. Aren’t you kind to us all.”

 


David Ebershoff (Pasadena, 17 januari 1969)

 

De Engelse schrijver Gavin Extence werd geboren op 17 januari 1982 in Swineshead, Lincolnshire. Zie ook alle tags voor Gavin Extence op dit blog.

Uit: The Universe Versus Alex Woods

“They finally stopped me at Dover as I was trying to get back into the country. I was half expecting it, but it still came as kind of a shock when the barrier stayed down. It’s funny how some things can be so mixed up like that. Having come this far, I’d started to think that I might make it the whole way home after all. It would have been nice to have been able to explain things to my mother. You know: before anyone else had to get involved.
It was 1 a.m., and it was raining. I’d rolled Mr Peterson’s car up to the booth in the ‘Nothing to Declare’ lane, where a single customs officer was on duty. His weight rested on his elbows, his chin was cupped in his hands, and, but for this crude arrangement of scaffolding, his whole body looked ready to fall like a sack of potatoes to the floor. The graveyard shift–dreary dull from dusk till dawn–and for a few heartbeats it seemed that the customs officer lacked the willpower necessary to rotate his eyeballs and check my credentials. But then the moment collapsed. His gaze shifted; his eyes widened. He signalled for me to wait and spoke into his walkie-talkie, rapidly and with obvious agitation. That was the instant I knew for sure. I found out later that my picture had been circulated in every major port from Aberdeen to Plymouth. With that and the TV appeals, I never stood a chance.
What I remember next is kind of muddled and strange, but I’ll try to describe it for you as best I can.
The side door of the booth was swinging open and at the same moment there washed over me the scent of a field full of lilacs. It came on just like that, from nowhere, and I knew straight away that I’d have to concentrate extra hard to stay in the present. In hindsight, an episode like this had been on the cards for a while. You have to bear in mind that I hadn’t slept properly for several days, and Bad Sleeping Habits has always been one of my triggers. Stress is another.
I looked straight ahead and I focussed. I focussed on the windscreen wipers moving back and forth and tried to count my breaths, but by the time I’d got to five, it was pretty clear that this wasn’t going to be enough. Everything was becoming slow and blurry. I had no choice but to turn the stereo up to maximum. Handel’s Messiah flooded the car–the ‘Hallelujah’ chorus, loud enough to rattle the exhaust. I hadn’t planned it or anything. I mean, if I’d had time to prepare for this, I’d have chosen something simpler and calmer and quieter: Chopin’s nocturnes or one of Bach’s cello suites, perhaps.”

 

 
Gavin Extence (Swineshead, 17 januari 1982)

 

De Japanse schrijver Hideo Yokoyama werd geboren op 17 januari in Tokio. Zie ook alle tags voor Hideo Yokoyama op dit blog.

Uit: Seventeen

“The wheels on the old-fashioned train clanked to a stop.
Doai Station on the Japan Railways Joetsu Line was in the far north tip of Gunma Prefecture. The platform was in a deep underground tunnel, with 486 steps to climb to reach daylight. Perhaps “scale” would have been a better word than “climb,” given how much his legs were having to work. It was fair to say that the ascent of Mount Tanigawa began right here.
Kazumasa Yuuki began to feel pain as the tips of his toes pressed against his climbing boots. Pain-free, it would have been enough of a challenge to get to the top of the steps in one go. He reached the landing at the three hundredth step (the number was painted on it) and took a breather. He was struck by the same thought he’d had all those years before. He was being tested; maybe this was what separated the men from the boys. But if climbing stairs was enough to leave him out of breath, perhaps he didn’t have what it took to make an assault on Devil’s Mountain. Seventeen years ago, the excesses of a newspaper reporter’s lifestyle had left him struggling for breath; now, his fifty-seven years on this earth were taking their toll on his heart rate.
He was going to climb the Tsuitate rock face.
He felt his determination beginning to waver, but Kyoichiro Anzai’s twinkling eyes were still there in the back of his mind. He could still hear him, too—particularly one phrase that the veteran rock climber had casually dropped into conversation: “I climb up to step down.”
Yuuki raised his head and began once again to climb the stairs.
“I climb up to step down.” He had always wondered about the meaning of this riddle. He believed he had the solution, but the only person who knew the definitive answer wasn’t around anymore to ask.
Ground level at last. He stood a moment, bathed in the gentle early autumn sunshine. It had just turned two in the afternoon, and the wind felt a little cold on his cheek. Takasaki City, farther south in Gunma Prefecture, where Yuuki had lived most of his life, was nothing like this. The temperature and the way the air smelled were completely different here.
He set off walking north along Route 291, leaving the red, pointed roof of the station building behind him. He passed over a level crossing, through a snow-break tunnel, and then, on his right, was a large swath of lawn. Doai Cemetery.”

 

 
Hideo Yokoyama (Tokio, 17 januari 1957)

 

De Oostenrijkse dichter schrijver Raoul Schrott werd op 17 januari 1964 geboren in Landeck, Tirol (en volgens andere bronnen op een schip „São Paulo“ dat van Brazilië onderweg was naar Europa). Zie ook alle tags voor Raoul Schrott op dit blog.

 

Sant Apollinare in Classe

die schritte hallen durch steinkiefern · in felseichen
und kiesrosen die zwischen marmornen strandlilien
in den verlorenen wald reichen
sommerschneeblumen unter den vigilien
seiner nadelkronen · nichts schreckt die steinhühner
aus dem moos · sie tragen ihre strophen vor
zu denen die meerbrise ein kehlen anstimmt um sich am gras
als tau niederzulegen · ihr blau wird immer grüner
um in einem wiesenflor
dem sonnengelb zu weichen · o sancta simplicitas
in der nur die bäume in den himmel ragen
aus deren steinfrüchten man licht gewinnt
und die felstauben sich mit dem bebenden schlagen
ihrer seelen in der luft halten · im rotgold gottes ein papagei
an dessen gefieder aus malachit jeder regen abrinnt

 

Ein Strassenbauarbeiter

kies in schotterkoffer schaufeln · heissen teer ausrechen
damit der walzenzug ihn planiert
eine fahrbahn wird nie eben ­ erst bombiert
fliesst das wetter ab · pfosten setzen · an den leitblechen
distanzstücke montieren: jeder folgt einem mittelstreifen
und fährt ins irgendwo oder vor
etwas davon · die trassierungen reichten zusammen um den äquator
mögliche schlaglöcher werden von uns im frühjahr repariert
spritzwasser und sirrende reifen
das leben aber verläuft im schritttempo und die galerien die ich baue
zeigen allerorts die gleiche ansicht:
postkarten von wächten und lawinenhängen · das rauhgraue
von gneis der talwärts rutscht · eine tagesschicht
die hände dreckig und voll schwielen arbeite ich
ohne ein ende zu erkennen · alle strassen führen
auch stets zurück · nichts wird jemals fertig · hunger spüren
und trockenen munds weitermachen
der himmel ölig schillernd in lachen
die luft wie sie nach rost schmeckt · spitzwegerich
wuchernd an der böschung und holunder
das aufblitzen ihrer staubig weissen dolden ist mir genug an wunder

 

 
Raoul Schrott (Landeck, 17 januari 1964)

 

De Nederlandse schrijver, popjournalist en muzikant Nanne Tepper werd geboren in Hoogezand op 17 januari 1962. Zie ook alle tags voor Nanne Tepper op dit blog.

Uit: De lijfbard van Knut de verschrikkelijke

“Men kan mij veel wijsmaken — en vice versa — maar zodra ik een kunstwerk verklaard zie door zijn schepper, in volzinnen en in voetnoten, word ik argwanend. Nu is dat niet helemaal koosjer, want ten eerste begrijp ik de behoefte van sommige kunstenaars om eindeloos over hun geheimenis te spreken volkomen (vraag maar aan mijn buren), ten tweede kan ik me voorstellen dat het moeilijk is om niet toe te geven aan met roem gepaard gaande interesse van derden naar beweegredenen en bewijsvoering, en ten slotte valt het me — hoe obsceen, dat wel — licht te begrijpen dat men een kunstenaar bij wie men aan zijn gerief gekomen is, het hemd van het lijf wil vragen. Voyeurisme Es tenslotte, in tegenstelling tot wat sommige auteurs graag beweren, ziekte en zondeval ineen, ‘in deze tijd van deze eeuw’. Niet zo heel erg lang geleden hoorde ik een beroemd auteur op de televisie zeggen dat zijn schrijverschap ontstaan was op het toilet uit zijn kinderjaren, alwaar hij, niet persend maar stuitend en genietend van een zekere aandrang achter het staartbeen, klontering van zielenroerselen meende te constateren. Sindsdien beschouwde hij al wat aan hem kleefde als materiaal. Inspiratie, sprak de man, was hem vreemd. De kunst der verdichting kon hij in zijn eentje rooien. Ik bewonder enkele werken van deze schrijver zeer, maar zijn her en der gedeponeerde autobiografie heb ik altijd een aanfluiting gevonden. Juist het onontkoombare lot dat schrijvers die hun leven als materiaal beschouwen delen — men loopt elkaar wel eens tegen het lijf in elkanders werk, in een pishok of een cul-de-sac — maakte dat ik mij schaamde voor zijn zichtbaar ingestudeerde ontboezeming. Een schrijverschap kent geen geboorte, of men moet de geboorte van het kind dat ooit zal schrijven als aanstichtster of verwekster willen zien. Een schrijverschap kent de vondst van bronnen, en daarin ligt het mysterie. Men kan het vinden van die bronnen achteraf — in vlagen van melancholie, of tijdens zittingen van Mnemosyne en muzen — betichten van grote betekenis, van het neerdalen van een geest of het opgaan van een lichtje, maar mij komt zo een herschepping van je levensloop voor als moedwillige vervalsing. Die bronnen — ach, je ruikt ze wel eens als je, op leeftijd geraakt, op een avond in augustus een laan afloopt en overvallen wordt door een alchimie van geuren, schaduwen en banale beslommeringen: de door de spiegel gestapte dubbelganger van het déjà vu, de zachte duw tegen je zielenleven, iets van daar en ooit en eens; een kluwen, toen al onontwarbaar door het spoken van de tijd die garen spint van onze levens.”

 


Nanne Tepper (17 januari 1962 – 10 november 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2018, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn drie blogs van 17 januari 2016.

Ilja Leonard Pfeijffer, Tom Dolby, Nanne Tepper, Jaap van den Born, Anton Valens, Diana van Hal, David Ebershoff, Gavin Extence, Roel Houwink

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

 

De taal van de eilanders

er wordt vee geslacht
in de taal van de eilanders
elk woord vloekt
als een horzel een halve nap zure melk
uit een balkend scharminkel geknepen
tussen lippen gespleten van distels
wordt een verleden verzwegen
op een tong als een zinderend grintpad
verwijt men de dag met een rochel
gemolken uit brandende rotsen
er wordt met geen woord
over morgen gesproken

niemand spreekt
de taal van de eilanders
maar wie verstaat niet
wat hun doorgesneden kelen
dichtschroeit ik althans
begreep maar al te goed
wat ze mij knarsend toebeten en tandenloos
voor de voeten spogen ik wist
op de eerste boot hals over kop terug
te ontkomen het gelijk bleef zinderen
op hun kade en kiezelstranden.

 

Noenuur

het uur is uur van knekelbrand die sist
in de open wond van de dag als hitst de noen
van trillicht in distels hitte blind blaast loom
lekkend soezen over stoute goden en herders
in de heuvels zij vrezen dit uur zij spelen panisch
fluit in rusteloos gestruik van lommer vrezen
moerbezie en tamarinde verhitte boze bijen
vrezen bijen vrezen dromen van bijen
die zoemen als doornen vol honing
want dit is het uur dat dooft en denken smelt
in pikwit licht van zinderende heuvels

heuvels die dansen als phyllis voor ogen
kom zegt ze lieg me de lach in mijn ogen
boter mij zacht met de tong van je handen
mij mag je zingen en mij zul je smachten en smelten
dronken van phyllis en zon in de heuvels

heuvels die branden als phyllis in ogen
kom liegt ze lik me een lied in de distels
min jezelf week van gemis in je handen
mij zul je zingen en bloeden en krijten als krekels
trillend van phyllis in kreunende heuvels

 

 
Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

Lees verder “Ilja Leonard Pfeijffer, Tom Dolby, Nanne Tepper, Jaap van den Born, Anton Valens, Diana van Hal, David Ebershoff, Gavin Extence, Roel Houwink”

Nanne Tepper, Tom Dolby, Ilja Leonard Pfeijffer, David Ebershoff, Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Roel Houwink, Raoul Schrott

De Nederlandse schrijver, popjournalist en muzikant Nanne Tepper werd geboren in Hoogezand op 17 januari 1962. Zie ook alle tags voor Nanne Tepper op dit blog.

Uit: De kunst is mijn slagveld

“Groningen 6 april 1993
Beste Marc,
Ben weer eens in een periode van zware neuralgie geraakt. Bezocht voor het eerst in tien jaar een dokter en die gaf mij pilletjes tegen ‘overgevoeligheid’, slappe hemelsblauwe tabletjes die nog het beste werken als men ze inneemt met een dubbele borrel. Morgen ga ik naar mijn oude zielenknijper, om te voorkomen dat ik straks weer rijp ben voor het gesticht. De oorzaak van dit alles? Geluk, en een overdosis aan inspiratie; nu ja, sta je ervoor, dan moet je erdoor, zegt Ome Gerard. Heb ondertussen wel twee prachtverzen geschreven en deze hedenochtend naar Tirade gestuurd, dit blad had ik nog niet eerder met mijn geloei bestookt. Baat het niet dan schaadt het zeker.
Bright Lights, Big City vind ik ook maar een matig boekje, wat dat betreft is Gimmick! even mank: het blijft in goede bedoelingen steken. Neen, dan de laatste van de Ier, Brightness Falls, dat is andere oude wijven, wel een totale rip-off van Tender is the Night van Scott Fitz., maar de eerste helft is magistraal, ondanks de rommelige stijl, op de helft echter – typisch Amerikaans – klaart de stijl op en stort het boek ineen. Toch een diepe buiging voor Jay M. Word strontjaloers van zulke prestaties. Wat echter naar mijn onbescheiden mening Het Meesterwerk
tot dusverre is is Less Than Zero. Dat boek grijpt je bij je kloten en laat je een jaar lang krom lopen van de pijn. Heb nu American Psycho liggen, vertaald door een zeer zachtaardige Limburger, die hier in mijn geboortedorp Hoogezand is ondergedoken, en met wie ik wel
eens in de kroeg zat toen hij deze klus aan het klaren was. Hij werd er op zijn minst zo af en toe een beetje misselijk van. Ik moet nog zien of ik dit boek wel aandurf, gezien mijn huidige staat van ontbinding.
Gaat Zwagerman zich op de Bijlmer werpen? Na een Boeing nu een zweefvliegtuigje. Engagement, tja, kom d’r maar ’s om. Toch is het een aardige jongen. Toen ik hem eens een schop onder zijn kloten verkocht, op papier dan, kreeg ik een uiterst correct briefje terug, dat
vind ik wel van ballen getuigen. Maar mijn proza dat ik naar de Belt stuurde heb ik nooit weer gezien; taal noch teken. Tijdens Herfstschrift, enkele jaren terug, mocht Zwagerman tegen Reugenbrink cq aanzeiken, en omgekeerd. (Met Reugenbrinkcq heb ik schoolgegaan,
hierzo, en zelfs nog toneelgespeeld (Borak valt, van Lodewijk de Boer) – wij waren in die tijd geen liefhebbers van elkander maar die wolkenlucht is later redelijk opgeklaard, zo meen ik althans te moeten denken – zijn redacteurschap bij De eenentwintigste Geeuw heeft me er wel altijd van weerhouden iets naar dat blad te sturen, dom natuurlijk, maar daar zat ook de slechtste schrijver van Nederland, Joost N. en die ging over het proza.”

 
Nanne Tepper (17 januari 1962 – 10 november 2012)

Lees verder “Nanne Tepper, Tom Dolby, Ilja Leonard Pfeijffer, David Ebershoff, Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Roel Houwink, Raoul Schrott”

Nanne Tepper, David Ebershoff, Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Lukas Moodysson, Raoul Schrott

De Nederlandse schrijver, popjournalist en muzikant Nanne Tepper werd geboren in Hoogezand op 17 januari 1962. Zie ook alle tags voor Nanne Tepper op dit blog.

Uit: De lijfbard van Knut de verschrikkelijke

“En daarbij: ik weet dat ik stervende ben (wil ik hiermee zeggen dat ik mij tot de hemelse dwazen reken? welzekerl), mijn duizelingen overtreffen die van de man met de eeuwige kater, mijn dagen zijn geteld, niet zozeer ben ik murw gebeukt als wel tot op mijn ziel afgekloven, maar ik ben nog altijd schrijver, een mislukte voorlopig, maar een schrijver ben ik, en een van de voornaamste taken van schrijvers is, naast het voortbrengen van schoonheid om de mens te kalmeren, het uit de doeken doen van raadsels waarop enkel individuele antwoorden mogelijk zijn, om de mens te verontrusten, om zichzelf te ontlasten, om, kortom, toch nog iets met de hele kolerezooi aan te vangen, al was het maar om de moderne gedachte dat de fut uit de menselijke geest is te logenstraffen.
Nog één boek moet ik schrijven voor ik doodgeduizeld ben. Hierin zal ik mijn raadsel presenteren. Uiteraard heb ik al zeven jaar een titel in mijn hoofd: Waarheen, waarvoor en waarvandaan? Maar deze dekt geenszins de lading. In feite is er voor zo’n lading ook geen titel te bedenken; daarom heb ik de volgende verkozen: Howto cope after you’re dead.
Mijn eigen oude credo zeg ik nu vaarwel, hoezeer ik er ook aan verslingerd ben geraakt. Geen salvo’s meer uit mijn six-gun, losjes uit de heup, in het wil-de weg, niemand ontziend. De kruitdampen die voortaan van mijn bladzijden zullen slaan zijn afkomstig van zwavel en vuunNerk, van een incidentele onweersbui en soms, heel soms, van de klappertjes van mijn van de zolder gehaalde klappertjespistool. En mijn oude credo? Ach, u raadt het al, ’t was Fuck ’Em All!”

 

 
Nanne Tepper (17 januari 1962 – 10 november 2012)

Lees verder “Nanne Tepper, David Ebershoff, Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Lukas Moodysson, Raoul Schrott”

David Ebershoff

De Amerikaanse schrijver David Ebershoff werd geboren op 17 januari 1969 in Pasadena, Californië. Hij studeerde aan de Brown University de University of Chicago en aan de Keio University in Tokio. In 1995 begon hij aan zijn carrière in de literatuur door middel van een stage bij Random House. Het jaar daarop kreeg hij een fulltime baan in de marketing van de uitgever moderne bibliotheek. In 1998 werd hij gepromoveerd tot de Publishing Director van de moderne bibliotheek. Ebershoff werd in 2000 beroemd door zijn eerste roman “The Danish Girl” over Lili Elbe, een van de eerste transseksuelen die een geslachtsveranderende operatie onderging. Het boek won in 2001 de Rosenthal Foundation Award van de American Academy of Arts and Letters en de Lambda Literary Award in de categorie transgender literatuur. De roman “The Danish Girl” werd in 2015 verfilmd door Tom Hooper met Eddie Redmayne in de rol van Lili Elbe. In 2001 publiceerde Ebershoff zijn eerste verhalenbundel “The Rose City,”. Het won de Ferro-Grumley Award en werd uitgeroepen tot een van de beste boeken van het jaar door de Los Angeles Times. Zijn tweede roman “Pasadena” verscheen in 2002 en was een New York Times bestseller. Zijn derde roman “The 19th Wife”, gepubliceerd in 2009, was een internationale bestseller. De roman gaat over een van meerdere echtgenotes van Brigham Young, Ann Eliza Young, en over polygamie in de Verenigde Staten vandaag. In 2010 werd van dit boek een tv-film gemaakt met dezelfde naam. Eberhoffs werk is intussen vertaald in achttien talen. Daarnaast heeft hij schrijven gedoceerd aan NYU en Princeton en doceert hij momenteel literatuur aan de Columbia University. Ook is Ebershoff is vicevoorzitter en uitvoerend redacteur bij Random House.

Uit:The 19th Wife

“In the one year since I renounced my Mormon faith, and set out to tell the nation the truth about American polygamy, many people have wondered why I ever agreed to become a plural wife. Everyone I meet, whether farmer, miner, railman, professor, cleric, or the long-faced Senator, and most especially the wives of these-everyone wants to know why I would submit to a marital practice so filled with subjugation and sorrow. When I tell them my father has five wives, and I was raised to believe plural marriage is the will of God, these sincere people often ask, But Mrs. Young-how could you believe such a claim?
Faith, I tell them, is a mystery, elusive to many, and never easy to explain.
Now, with the publication of this autobiography, my enemies will no doubt suspect my motives. Having survived attempts on both my life and character, however, I stand unconcerned by their assaults. I have chosen to commit my memories to the page neither for fame, the trough from which I have drunk and would be happy never to return to, nor fortune, although it is true I am without home and have two small boys to care for. Simply, I wish to expose the tragic state of polygamy’s women, who must live in a bondage not seen in this country since the abolishment of slavery a decade ago; and to reveal the lamentable situation of its children, lonely as they are.  

I promise my Dear Reader I shall recount my story truthfully, even when it distresses me to do so. In these pages you will come to know my mother, who by religious duty welcomed four wives into her husband’s bed. You will encounter the old woman forced to share her husband with a girl one-fifth her age. And you shall meet the gentleman with so many wives that when one approaches him on the street, he answers, “Madame, do I know you?”
I can, and will, go on.
Under what circumstances does such outrage thrive? The Territory of Utah, glorious as it may be, spiked by granite peaks and red jasper rocks, cut by echoing canyons and ravines, spread upon a wide basin of gamma grass and wandering streams, this land of blowing snow and sand, of iron, copper, and the great salten sea-Utah, whose scarlet-golden beauty marks the best of God’s handiwork-the Territory of Utah stands defiant as a Theocracy within the borders of our beloved Democracy, imperium in imperio.“

 
David Ebershoff (Pasadena, 17 januari 1969)