Ilja Leonard Pfeijffer, Raoul Schrott

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Alkibiades

“lk heb niet de reputatie dat ik snel geneigd ben tot schaamte en hoewel ik begrijp dat ik deze reputatie met mijn daden vaker heb gevoed dan ontkracht, heb ik ooit een man gekend die in elk opzicht zo evident superieur aan mij was dat ik mij schaamde zodra ik hem zag en ik vraag jullie mij te geloven als ik zeg dat ik op sleutelmomenten in mijn leven, toen ik mij gedwongen zag beslissingen te nemen die bepalend waren voor mijn carrière en voor de toekomst van onze stad, zijn satyrkop met wijd opengesperde neusgaten en uitpuilende ogen voor mij zag en werd vervuld van schaamte bij het besef van mijn eigen ontoereikendheid. Nu ik het plan heb opgevat om deze momenten te herbeleven in gedachten en in geschrifte voor jullie uiteen te zetten welke strategie mij daarbij telkens voor ogen stond en op welke wijze ik, ook op die momenten waarop men in de straten en in de volksvergadering van Athene zeker meende te weten dat ik Athene verraden had, op mijn niet altijd even conventionele manier onophoudelijk de belangen van onze stad heb trachten te dienen, zie ik hem opnieuw levendig voor mij, hoewel hij op dit moment ver weg van mij onder jullie verkeert, en schaam ik mij niet alleen voor mijn tekortkomingen maar ook voor mijn overmoed om een trillende rietstengel op te pakken en mijn vertrouwen te stellen in de eloquentie van deze knisperende papyrus, terwijl hij nog nooit een woord geschreven heeft, hoewel zijn gedachten en redenaties de mijne en die van velen in Athene, in Hellas en in de grote rijken der barbaren tot banaliteiten doen verbleken. Maar deze zelfde man heeft mij ooit gezegd dat een leven dat niet wordt onderzocht niet de moeite van het leven waard is en hoewel hij daarmee met zekerheid niet heeft bedoeld dat deze analyse en beoordeling van het eigen leven op schrift met het volk van Athene gedeeld dienen te worden, is het idee dat ik gehoorzaam aan de geest van zijn voorschrift de enige gedachte die mij de moed verschaft om verder te schrijven. Waar ik mij op dit moment bevind, terwijl ik met het voornemen tot volmaakte oprechtheid het woord evenzeer tot mijzelf richt als tot jullie, zou ik om veiligheidsredenen beter verzwijgen. Sinds de recente gebeurtenissen is de klank van mijn naam in het gefluister over mijn huidige onderneming een signaal van hoop voor velen en jullie weten beter dan ik dat de hoop van velen de oorzaak is van afgunst bij sommigen. De belangen zijn groot, zoals vaak in mijn leven, en wanneer de inzet wordt verhoogd, neemt ook de verbetenheid van tegenstanders toe.”

 

Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Oostenrijkse dichter schrijver Raoul Schrott werd op 17 januari 1964 geboren in Landeck, Tirol (en volgens andere bronnen op een schip „São Paulo“ dat van Brazilië onderweg was naar Europa). Zie ook alle tags voor Raoul Schrott op dit blog.

 

Cefalù

Toen het de stad van de saracenen was dompelden vrouwen
Hun wasgoed in zoetwaterbekkens aan zee · golven vloeiden
de kanalen binnen en spoelden de zeep uit en
dropen schuimend weer af · boven de klont huizen
verrees de rots van schelpkalk en verhief
zijn vorm van een hoofd: en in zijn reliëf
lag het zuiverste wit · toevoeging van lood
aan het looi gaf een glans als van markasiet
verdigris kwam uit Griekenland en was als groenspaan
zout dat uit koper werd gewonnen · voor de moskeeën
kwam turkoois uit nishapur en spiegelde het groen
aan zee en van ver daar weer achter ook ultramarijn
fijngemalen lapislazuli uit de hindukush
dat boven het vuur tot wit glas werd geblust
fijn geraspeld uit takken van de indiase waid werd indigo
maar de wasvrouwen noemden het anders: al-nil
vanwege het poeder dat zo blauw was als de rivier die ze
nooit hadden gezien en de tinctuur uit smyma: al-azarah
sap uit de wortels van de meekrap · niets echter
was kostbaarder dan het secreet van een slakje: purper
dat aan de rode zee nog tot steen verstarde · rehj al-ghar
daarentegen was ertsstof en kwam in holen voor
verhit verdampte het domweg · op de golven en hun licht
daarentegen verpulverde het arseen nacht na nacht
tot het fijnkorrelige goudkleurige pigment
van de zon en de schreefjes waarmee elke soera hier begint
de zee tot ver in de verte een stukgelezen foliant
waarvan de pagina’s de klippen bleken · koud branden
in het kalk om de ochtend opnieuw zijn wit af te vangen.

toen het de stad van de saracenen was wrongen vrouwen
op stenen wasplanken de was uit · het opspannen
ervan gebeurde ergens hogerop in de tuinen
een beeld van de zomer · hitte vol schaduwschimmen
woorden die ver door de stille namiddag drongen
en nergens iemand om ze in woorden te vangen
een taal waarvan ik de vloeiende letters slechts leen –
met al die sierlijke staarten die ik teken als kustlijn
met havens als puntjes erboven – om jou te schrijven:
zoals anderen die misschien geen brieven schreven
maar van een reis kleine zakjes met kleuren toonden
om uit te drukken wat woorden niet konden
door de donkere kleurstof op een leeg blad uit te schudden
hun blik gericht op degene die ze als geliefde hadden

atelier sul mare 31 xii 00

 

Vertaald door Ard Posthuma

 

Raoul Schrott (Landeck, 17 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2019, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn blog van 17 januari 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Ilja Leonard Pfeijffer, Raoul Schrott

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Quarantaine Dagboek in tijden van besmetting

“DAG EEN
Genua, woensdag 11 maart 2020
Ik had nog nooit eerder gehamsterd. Maar omdat alle restaurants dicht zijn en steeds meer winkels sluiten, leek het mij verstandig een paar boodschappen te doen. Er mochten slechts tien mensen tegelijk binnen zijn in de supermarkt. De meeste schappen waren leeg. Bij de kassa waren strepen op de grond getrokken om de mensen in de rij op anderhalve meter afstand van elkaar te houden. Op het uur van het aperitief lag Piazza delle Erbe er postapocalyptisch bij. De rolluiken van alle bars waren gesloten. De terrastafeltjes lagen als dode insecten op hun rug. De gesloten parasols bungelden aan hun ophanging als lijkzakken. We kwamen onze vriendin Simona tegen, die in Caffè Letterario werkt als serveerster. Zij maakte zich zorgen over alles en ook over haar financiële situatie. Zolang de noodverordening van kracht is, heeft zij geen inkomen. ’s Avonds bij het haardvuur lazen we het bericht over de oudere dame in Borgo Santo Spirito, in de provincie van Savona, niet ver van Genua. Een paar nachten geleden was haar echtgenoot overleden. Hij lag dood op de grond. Zij had de hulpdiensten gebeld. Maar omdat haar man symptomen had vertoond van besmetting met het virus, moest er eerst een sample van zijn wangslijm naar het laboratorium in Rome worden gestuurd ter analyse voordat ze mochten beginnen na te denken over de verplaatsing van het lijk. En omdat zij mogelijkerwijs ook was besmet, moest ook zij worden getest en mocht zij in afwachting van de uitslag haar huis niet uit. De testresultaten uit Rome lieten op zich wachten. De oudere dame heeft drie dagen vastgezeten in haar krappe woning met het lijk van haar man op de vloer. Ze had zo veel mogelijk op het balkon gestaan om hem niet de hele tijd te hoeven zien.

DAG TWEE
Genua, donderdag 12 maart 2020
De draconische maatregelen hebben niet het gewenste effect gesorteerd. Italië heeft de rolluiken neergelaten, maar het virus blijft om zich heen grijpen. Daarom heeft de premier gisterenavond nog strengere regels afgekondigd. Vanaf vandaag zijn alle bedrijven en winkels gesloten, behalve apotheken en levensmiddelenzaken. De bars en restaurants, die tot gisteren om zes uur moesten sluiten, zijn nu de hele dag dicht. Van avondklok naar Sperrgebiet. Niemand mag zonder dwingende noodzaak de straat op. Mijn dwingende noodzaak was tabak hamsteren en sigaretten kopen voor Stella’s moeder, die al ruim een week het huis niet uit is geweest. De sigaretten zou ik achterlaten op de overloop voor haar voordeur. Ik bond een mondkapje voor en bereidde mij mentaal voor op de expeditie.”

 

Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Oostenrijkse dichter schrijver Raoul Schrott werd op 17 januari 1964 geboren in Landeck, Tirol (en volgens andere bronnen op een schip „São Paulo“ dat van Brazilië onderweg was naar Europa). Zie ook alle tags voor Raoul Schrott op dit blog.

 

DE FOTOGRAFE

men krijgt koude ogen · ze kijken in mijn lens
en presenteren zich – hun glimlach scheef
geestig of gevoelvol · dwaas · als ongeïnteresseerd afwezig
voor de eeuwigheid waarin ze zich met elke klik vastgelegd voelen
alsof het erop aankomt het leven door poseren te rechtvaardigen
terwijl ik zoek naar wat ze alleen zichzelf toestaan
het moment van het ongeveinsde heden
uit al dit de mimiek lezend
soms betrap ik hem erop dat hij zich afwendt
om daar het gezicht op te zien
dat ze verliezen: blozend · woedend · een soort passie
bij het falen · niets ongewoons en toch een pasfoto
van het particuliere · waaruit met een onvoorstelbare resolutie
iets van ons tevoorschijn komt bijna net zo mild
als licht het zilver zwart maakt
Ik hoef alleen maar op een uitsnede te letten
die deze glinstering ·vasthoudt – te observeren
hoe verborgen we zijn doet pijn
hoe nutteloos tegen deze achtergrond van muren en narcissen
en hoe beroerd we ons een houding weten te geven

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Raoul Schrott (Landeck, 17 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2019, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn blog van 17 januari 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Ilja Leonard Pfeijffer, Raoul Schrott

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Grand Hotel Europa

“Omdat Montebello, wie niets ontging, moet hebben gemerkt dat de conversatie niet wilde vlotten, begon hij uit zijn hoofd in het Frans poëzie te citeren, waarvan ik vermoedde dat het haar woorden waren. Ik kan niet alles letterlijk reproduceren en ik moet toegeven dat ik ook niet alles verstond, omdat ik niet was voorbereid op deze uitbarsting van Franse poëzie, maar ik verstond genoeg om te begrijpen dat het ging om een feministische visie op drie verlaten vrouwen uit de mythologie, Nausicaä, Medea en Dido, die volgens mij werden samengesmolten tot één modern personage in de gedaante van een zwerfster in de metro van Parijs, maar voor het laatste deel van deze interpretatie moet ik gezien de particuliere metaforiek een slag om de arm houden.
Deze indrukwekkende demonstratie van betrokkenheid van de kant van de majordomus had een onverwachte uitwerking op de gevleide dichteres. Ze begon te schateren, waarbij zichtbaar werd hoe haar tanden verankerd waren in de met roze tandvlees overtrokken mandibula van haar schedel. Het was bijna angstaanjagend hoe grappig zij de goedbedoelde declamatie van haar eigen meesterwerk achtte.
‘Er was een tijd,’ zei ze, ‘waarin troubadours vrouwen het hof maakten met hun gedichten. Je zou bijna heimwee krijgen naar dat verleden. Want zie mij aan, omstuwd door twee heren die in hun pogingen een vrouw genegen te stemmen niets beters kunnen verzinnen dan indruk op haar te maken met haar eigen woorden.’
Ze keerde ons haar rug toe en zweefde weg.
‘Welnu,’ zei Montebello tegen mij, ‘ik zou durven stellen dat deze ontmoeting naar omstandigheden voorspoedig verliep. Ze heeft zich zowaar verwaardigd enige woorden tot ons te spreken. Ze is lang niet altijd zo genereus.’
Ik complimenteerde hem met zijn indrukwekkende vertoon van bonhomie. Hij glimlachte verveeld.
‘Het is een essentieel onderdeel van mijn professie om zo veel mogelijk te weten over mijn gasten,’ zei hij. ‘Op uw gedichten studeer ik nog. Ik heb echter moeite met de klanken van uw moedertaal, dus ik vrees dat ik, wanneer de gelegenheid zich voordoet om iets van uw hand te citeren, mijn toevlucht zal moeten nemen tot de Engelse, Duitse of Italiaanse vertaling. Ik hoop dat u bij voorbaat de grootmoedigheid kunt opbrengen om mij dat te vergeven.’

 

Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Oostenrijkse dichter schrijver Raoul Schrott werd op 17 januari 1964 geboren in Landeck, Tirol (en volgens andere bronnen op een schip „São Paulo“ dat van Brazilië onderweg was naar Europa). Zie ook alle tags voor Raoul Schrott op dit blog.

 

ISAAC NEWTON-PRINCIPIA

het was een dinsdag · de wit geschilderde tafel
en de stoelen stonden in het gazon en ik zat
met mijn stiefzusters te eten · het was warm

en vanwege de pest de faculteit gesloten · een glas
water naast het bord en de gefileerde vis
deed me walgen: de dunne darm

het zwart gestolde bloed · we babbelden wat
ik zag hun monden geluidloos bewegen
en achter haar rug iets als een vleugel

maar aan de randen bijgesneden · een aanraking
zonder opzet alsof een engel je gedachten wilde overwegen
toen viel er ineens een appel van zijn tak

en de wereld was in zichzelf geborgen · de heuvels
het huis het hek · geen begin vond
meer het einde op een vooraf bepaald punt – weerstond

zijn natuurlijke drang naar orde · een last
lag op de dingen en van hun massa ging een zwaarte
uit die ze van elkaar afstootte · het onbestemde in

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Raoul Schrott (Landeck, 17 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2019, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn blog van 17 januari 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Ilja Leonard Pfeijffer, Raoul Schrott

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Grand Hotel Europa

“Uit eigen beweging vertelde hij mij dat hij afkomstig is van het eiland Kreta, dat de Europese beschaving daar is ontstaan, dat dat geen toeval is, dat hij eigenaar is van een rederij en scheepswerf in Heraklion, dat dat hard werken is maar dat hij zich graag inspant voor de mensheid en dat hij de economische crisis goed was doorgekomen omdat hij anders dan de meesten van zijn concurrenten al jaren geleden had begrepen dat de toekomst buiten Europa lag. Ik vroeg of hij inmiddels van zijn welverdiende pensioen genoot. Hij beloonde mijn belangstelling met een bulderende lach, waarbij hij zich bijna verslikte in een garnalensoesje. Ik vroeg mij af of ik hem op zijn schouder moest slaan, maar hij deed dat al bij mij, terwijl hij hikkend van plezier zei dat er voor een man met een missie, zoals hij was, helaas niets anders op zat dan in het harnas te sterven en dat hij mij grappig vond. Deze conclusie, zijn verklaring van plichtsbesef en de resten van zijn garnalensoesje spoelde hij weg met een grote slok zoete witte wijn, terwijl ik bleef zitten met de vraag hoe hij vanuit dit geïsoleerde hotel, dat op honderden kilometers van zee lag, leiding gaf aan een intercontinentaal georiënteerd maritiem bedrijf, maar ik durfde het niet te vragen, want hij had alweer een nieuw soesje in zijn mond gestopt. Bovendien wilde ik niet al mijn kruit verschieten bij onze eerste ontmoeting, want ik vermoedde dat er nog vele gelegenheden zouden volgen, waarbij ik het voorrecht zou hebben alle details te vernemen van zijn talrijke successen.
Toen stootte hij mij aan met zijn elleboog. Ik verloor bijna mijn evenwicht. Hij knipoogde vet en gebaarde zogenaamd opvallend met zijn dikke hoofd in de richting van de deur, waar op dat moment de frêle gedaante van een lange, magere vrouw in een lange, witte jurk de Chinese kamer binnenzweefde. Ze had een hautaine, zowel gekwetste als neerbuigende blik, alsof ze een dichteres was die zich met tegenzin onder het ongevoelige gepeupel begaf. ‘Française,’ fluisterde de grote Griek en hij keek mij aan met een veelbetekenende blik, waarvan ik niet goed wist wat die betekende.
De volgende dag, gisteren dus, werd ik door meneer Montebello aan haar voorgesteld. Ze blijkt daadwerkelijk een dichteres te zijn. Ze heet Albane. Dat was haar voornaam, dan wel een soort artiestennaam. In elk geval achtte zij mij haar achternaam niet waardig. Montebello zei dat hij discretie beschouwde als een heilig gebod en dat hij nimmer de aanvechting zou hebben om er blijk van te geven dat hij ervan op de hoogte was dat zij en ik collega’s waren als hij niet gedreven werd door de overtuiging dat hij ons beiden daarmee een plezier zou doen. Ik zei dat het een eer voor mij was haar te ontmoeten. Zij beaamde dat met een knikje.
Nu ik haar schaamteloos kon aankijken omdat zij voor mij stond, zag ik mijzelf genoodzaakt te concluderen dat zij niet echt mooi was, althans niet op de banale manier waarop mooie vrouwen doorgaans mooi zijn. Zij grossierde niet bepaald in vormen. Met haar benige, tanige en uitgemergelde gestalte was zij meer iemand van duidelijke en consequente lijnen. Maar zij was in haar etherische hardheid onmiskenbaar fascinerend. Ik kon mij voorstellen dat haar poëzie compromisloos experimenteel zou zijn, en van een aantrekkelijke eenzelvige gekte, die in feite een getormenteerde en door geen criticus begrepen verschijningsvorm was van passie die woedde als een uitslaande brand.”

 

Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Oostenrijkse dichter schrijver Raoul Schrott werd op 17 januari 1964 geboren in Landeck, Tirol (en volgens andere bronnen op een schip „São Paulo“ dat van Brazilië onderweg was naar Europa). Zie ook alle tags voor Raoul Schrott op dit blog.

 

Sant’Apollinare in Classe

de stappen klinken door parasoldennen · in rotseiken
en grindrozen die tussen de gemarmerde strandlelies
zich tot in het verloren bos voortzetten
siberisch edelweiss onder de vigiliën
van zijn naaldkronen. Niets jaagt steenpatrijzen
uit het mos op · ze reciteren hun strofen
waarbij de zeewind een keel opzet om op het gras
te gaan liggen als dauw · hun blauw wordt groener
om in een bloemenweide
plaats te maken voor zonnegeel · o sancta simplicitas
waarin alleen de bomen naar de hemel reiken
uit wiens steenvruchten men licht kan halen
en de rotsduiven elkaar met het bevende
slaan van hun ziel in de lucht houden · in het rode goud van god een papegaai
van wiens verenkleed van malachiet alle regen afsijpelt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Raoul Schrott (Landeck, 17 januari 1964)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2019, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn blog van 17 januari 2016 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Ilja Leonard Pfeijffer, Tom Dolby, Jaap van den Born, Anton Valens, David Ebershoff, Gavin Extence, Hideo Yokoyama, Raoul Schrott, Nanne Tepper

De Nederlandse dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer werd geboren op 17 janauari 1968 in Rijswijk. Zie ook alle tags voor Ilja Leonard Pfeijffer op dit blog.

Uit: Grand Hotel Europa

De anonimiteit en vluchtigheid die een verblijf in een hotel normaal gesproken kenmerken, die de sensatie van treurnis en opwinding teweegbrengen dat je tijdelijk in een niemandsland tussen vertrek van huis en thuiskomst verzeild bent geraakt, waar, omdat er niets gebeurt, net zo goed alles zou kunnen gebeuren, en die een man alleen tussen vreemde lakens na een whisky te veel, achterovergeslagen op een kruk aan de bar in de lobby met een laatste slappe grap voor de stoïcijns glazen polerende barman, op het idee kunnen brengen dat er geen haan naar zou kraaien als hij de nachtportier belde met de vraag of hij iemand kende die haar diensten aanbood, waarbij het alleen die whisky te veel is die hem ervan weerhoudt om dat ook echt te doen, zijn hier in Grand Hotel Europa bleke herinneringen aan een moderniteit die zich ver weg van hier afspeelt in een andere wereld.
Niet in nieuwerwetse vluchtigheid wordt hier vertrouwen gesteld, maar in beproefde traagheid, die mij in de stemming brengt om lange zinnen te schrijven. Ook de internetverbinding is overigens erg traag, maar dat terzijde. In plaats van anonimiteit trof ik op mijn eerste avond mijn foutloos gespelde naam aan die in de verzilverde servetring was gegraveerd die mijn vaste tafel in het restaurant markeerde. Het was geen massief zilver, en toch stelde ik het gebaar bijzonder op prijs. Het is natuurlijk ook een geraffineerde vorm van klantenbinding, want alleen al vanwege die servetring zou ik mij schuldig hebben gevoeld als ik voornemens was geweest mijn reis binnen luttele dagen voort te zetten. Maar dat was ik niet, evenmin als de andere gasten, die geen van allen de indruk wekten op doorreis te zijn.
Enkelen van hen heb ik inmiddels mogen ontmoeten. De grote Griek was de eerste die mij aan zijn tafeltje noodde, eergisteren, tijdens de merenda, die elke dag tussen vier en halfvijf wordt geserveerd in de Chinese kamer. Volonaki heet hij. Zijn voornaam is zoiets als Yannis, als ik het mij goed herinner. Ik zou hem beschrijven als omvangrijk en uitbundig, met expansieve gebaren die een gevaar vormen voor het glaswerk, en een dik hoofd dat speciaal is gemaakt om ruimte te biewie ook wat goed was voor hemzelf en de wereld.
Uit eigen beweging vertelde hij mij dat hij afkomstig is van het eiland Kreta, dat de Europese beschaving daar is ontstaan, dat dat geen toeval is, dat hij eigenaar is van een rederij en scheepswerf in Heraklion, dat dat hard werken is maar dat hij zich graag inspant voor de mensheid en dat hij de economische crisis goed was doorgekomen omdat hij anders dan de meesten van zijn concurrenten al jaren geleden had begrepen dat de toekomst buiten Europa lag.”den aan zijn brede lach. Hij zat erbij als een man die overduidelijk geen maaltijd oversloeg en die ook voor het overige beter wist dan wie ook wat goed was voor hemzelf en de wereld.”

 


Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk, 17 janauari 1968)

 

De Amerikaanse schrijver, filmmaker, essayist, journalist en redacteur Tom Dolby werd geboren op 17 januari 1975 in Londen. Zie ook alle tags voor Tom Dolby op dit blog.

Uit: The Sixth Form

“Before he met Todd, in those first few weeks at Berkley Academy, Ethan Whitley sought refuge in the cool calm of the art studios, amidst the smells of dried paint and eraser shavings. The heat had surprised him; Massachusetts in September was balmy, sweltering, mosquitoes buzzing around brackish pools, verdant lawns that spread for acres beyond the brick facades of Berkley’s Colonial campus. The advanced studios of the Stevenson Art Center were air-conditioned, a rare luxury for a school that prided itself on its Spartan, character-building accommodations. When he was working alone in these rooms, Ethan imagined that they protected him from all that lay waiting outside.
As he worked, he would think ahead to the next hour or two, safely tucking his portrait in his cubby, shuffling across the linoleum floor, walking upstairs, past the library, its fifty thousand volumes tempting him, across the inlaid marble of the school’s foyer, through its atrium of white columns and vaulted ceilings, out the French doors of the main building. His fellow classmates-he didn’t know their names; they were as anonymous as strangers in Grand Central Terminal-would lay sprawled on the grass under a cluster of birch trees like a clothing advertisement, a triple-page spread, their chlorinated blond locks falling lazily over their eyes, tanned legs, scratched in the right places (sports injuries, not clumsiness), skin free of blemishes. They lived in a world where people made witty remarks to each other, and no one worried too much about things like money or popularity or sex.
He was shocked then to find himself one evening, three weeks into the school year, sitting in a taxicab, a rattling old station wagon, barreling into town with Todd Eldon, a boy who lived on the floor above him. Five days earlier, Todd had burst into Ethan’s room with the force of a raid-Hands up! We know you have no friends, and we’re going to do something about it!-and asked him to summarize the week’s English reading, the first section of Jane Eyre. Since that evening, the friendship had progressed so effortlessly that Ethan had nearly forgotten those horrible weeks prior, the sitting alone in his room after check-in, staring at the Jackson Pollock poster he had tacked to the wall above his bed, dreading the mealtime ritual of finding people to sit with, making conversation, smiling politely even when everyone who was done got up to study or goof off in the dorms.”

 


Tom Dolby (Londen, 17 januari 1975)

 

De Nederlandse dichter, kunstenaar en illustrator Jaap van den Born werd geboren in Nijmegen op 17 januari 1951. Zie ook alle tags voor Jaap van den Born op dit blog.

Uit: Dubbele moraal

Jezus predikt ‘Hebt uw vijanden lief’

Wanneer men u in Mijn Naam zal belagen
Wanneer men u bespuugt, bespot, veracht
Dan moet u dat maar allemaal verdragen
Vergeef uw beul in vredig welbehagen
Als u om uw geloof wreed wordt geslagen
En daarna als een lam wordt afgeslacht

Matth. 5:44: ‘En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel.’

 

Jezus haat Zijn vijanden

Mijn tegenstanders die Mij steeds belagen:
Ze worden zeer intens door Mij veracht
Hun aanblik kan Ik nauwelijks verdragen
Ik zie dan ook met innig welbehagen
Hoe deze vuile kliek flink wordt geslagen
En daarna zeer vakkundig afgeslacht

Lucas 19:27: ‘En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.’

 

 
Jaap van den Born (Nijmegen, 17 januari 1951)
Nijmegen

 

De Nederlandse schrijver en schilder Anton Valens werd geboren op 17 januari 1964 in Paterswolde. Zie ook alle tags voor Anton Valens op dit blog.

Uit: Het compostcirculatieplan

“We gingen aan de slootkant zitten, onder de parasol. Om kwart over vier liepen twee mannen aan, de leptosoom (Max geheten) en een jongere gast een kop kleiner. Met een morose gezichtsuitdrukking en een grafstem maakte deze zich bekend als Herman. Hij had de torso en de armen van een gewichtheffer, vol tatoeages.
Nadat Max aan de hand van het bouwplan de werkzaamheden aan Herman had uitgelegd, pakten ze ieder een schep en vulden de kruiwagens met zand. Ze braken een strook van het oude terras af en stapelden de crimineel zware grindtegels op. De hitte was verzengend, ze trokken hun T-­shirt uit. Ik zag Jens gluren naar de zonverbrande, gladgeschoren en van zweet glimmende borstkas van Herman. Daaronder een sixpack.
Herman begon steeds donkerder te kijken, alsof zijn wenkbrauwen instortten. Hij had een gluiperige kop, vond ik. Dat leek Jens niet te kunnen schelen.
De dampkring betrok met een elektrisch geladen sluier, een vaal blauwgrijs waas, er hing een vreemde, broeierige windloosheid. Heel de namiddag en vooravond leek het alsof ieder moment een verschrikkelijk onweer kon losbarsten. Van tijd tot tijd loerde Jens met een bezorgde frons om het hoekje om te zien of ze opschoten, maar de stratenmakers kwamen langzaam op gang.
We aten om acht uur. Enigszins opgelaten zaten we tegenover elkaar aan de tafel bij de sloot. Zelfs Jens had geen vloeiende conversatie klaarliggen. Max, die de kip wegspoelde met bierglazen cola, had nog het meeste praats. Maar toen hij zijn collega, die ieder oogcontact uit de weg ging, jolig begon te sarren, zag Jens een mogelijkheid in te breken.
Jens: ‘Hoe oud ben je, Herman?’
‘Drieëndertig.’
Max: ‘Hij heeft nog een heel leven voor zich.’
‘Maar dat betekent ook dat hij nog vreselijk lang moet werken.’
Max mekkerde. Een torpedovormige Zware Jongen kleefde aan zijn onderlip.
Herman scheurde een stuk brood af, sopte het in de saus van de kip en antwoordde nurks: ‘Als ik er zat van ben, maak ik er ’n eind an.’

 


Anton Valens (Paterswolde, 17 januari 1964)

 

De Amerikaanse schrijver David Ebershoff werd geboren op 17 januari 1969 in Pasadena, Californië. Zie ook alle tags voor David Ebershoff op dit blog.

Uit: The Rose City

“Chuck Paa, not five and a half feet tall, his eyes gold and set deep beneath the brow, asked, “What do you need, Mr. Boyal? Chips? Cake mix? Corn oil? Where’s your shopping list? Get out your list.”
Mr. Boyal, glasses slipping down his nose, pointed to the breast pocket of Chuck’s parka. Only a quarter of an hour before Chuck had picked up the list from the telephone table next to Mr. Boyal’s front door, zipping it into the parka and patting the flap for good measure. Then Chuck had forgotten all about it. He must have been thinking of something else at the time: his paycheck arriving in tomorrow’s mail; the red-and-black HELP WANTED sign in the window of the liquor store; the call he needed to place to Mr. Riley. Yes, something.
Now Mr. Boyal was leaning heavily on the shopping cart as he pushed it down the baked-goods aisle. It rolled slowly, its back wheels trembling, until Mr. Boyal seemed to lose track of what he was doing, steering the cart into a display pyramid of canned pickled beets. The pyramid collapsed on itself with an extended clatter, and Chuck Paa tried to look the other way.
But worse than the racket of the cans rolling down the aisle was the sight of Mr. Boyal himself. His knees were wobbling, his blue hand was grasping the cart’s handle, and Mr. Boyal was on the verge of crumbling into a heap. Here we go again, thought Chuck, moving to catch Mr. Boyal. More than once Chuck had told him it was time to buy a walker, preferably the kind with the little white skis. But Mr. Boyal had—as Chuck expected—resisted. Yet when Chuck mentioned the walker to Mrs. Boyal, Mr. Boyal’s sad-mouthed mother who lived far away in Pasadena, her tongue snapped across the phone line. “I couldn’t agree more. I just didn’t have the heart to bring it up myself.” “Well, I have the heart,” Chuck replied. And Mrs. Boyal, with her poof of silver-blond hair and pinched oily nose, said, “Oh, Chuck. Aren’t you kind to us all.”

 


David Ebershoff (Pasadena, 17 januari 1969)

 

De Engelse schrijver Gavin Extence werd geboren op 17 januari 1982 in Swineshead, Lincolnshire. Zie ook alle tags voor Gavin Extence op dit blog.

Uit: The Universe Versus Alex Woods

“They finally stopped me at Dover as I was trying to get back into the country. I was half expecting it, but it still came as kind of a shock when the barrier stayed down. It’s funny how some things can be so mixed up like that. Having come this far, I’d started to think that I might make it the whole way home after all. It would have been nice to have been able to explain things to my mother. You know: before anyone else had to get involved.
It was 1 a.m., and it was raining. I’d rolled Mr Peterson’s car up to the booth in the ‘Nothing to Declare’ lane, where a single customs officer was on duty. His weight rested on his elbows, his chin was cupped in his hands, and, but for this crude arrangement of scaffolding, his whole body looked ready to fall like a sack of potatoes to the floor. The graveyard shift–dreary dull from dusk till dawn–and for a few heartbeats it seemed that the customs officer lacked the willpower necessary to rotate his eyeballs and check my credentials. But then the moment collapsed. His gaze shifted; his eyes widened. He signalled for me to wait and spoke into his walkie-talkie, rapidly and with obvious agitation. That was the instant I knew for sure. I found out later that my picture had been circulated in every major port from Aberdeen to Plymouth. With that and the TV appeals, I never stood a chance.
What I remember next is kind of muddled and strange, but I’ll try to describe it for you as best I can.
The side door of the booth was swinging open and at the same moment there washed over me the scent of a field full of lilacs. It came on just like that, from nowhere, and I knew straight away that I’d have to concentrate extra hard to stay in the present. In hindsight, an episode like this had been on the cards for a while. You have to bear in mind that I hadn’t slept properly for several days, and Bad Sleeping Habits has always been one of my triggers. Stress is another.
I looked straight ahead and I focussed. I focussed on the windscreen wipers moving back and forth and tried to count my breaths, but by the time I’d got to five, it was pretty clear that this wasn’t going to be enough. Everything was becoming slow and blurry. I had no choice but to turn the stereo up to maximum. Handel’s Messiah flooded the car–the ‘Hallelujah’ chorus, loud enough to rattle the exhaust. I hadn’t planned it or anything. I mean, if I’d had time to prepare for this, I’d have chosen something simpler and calmer and quieter: Chopin’s nocturnes or one of Bach’s cello suites, perhaps.”

 

 
Gavin Extence (Swineshead, 17 januari 1982)

 

De Japanse schrijver Hideo Yokoyama werd geboren op 17 januari in Tokio. Zie ook alle tags voor Hideo Yokoyama op dit blog.

Uit: Seventeen

“The wheels on the old-fashioned train clanked to a stop.
Doai Station on the Japan Railways Joetsu Line was in the far north tip of Gunma Prefecture. The platform was in a deep underground tunnel, with 486 steps to climb to reach daylight. Perhaps “scale” would have been a better word than “climb,” given how much his legs were having to work. It was fair to say that the ascent of Mount Tanigawa began right here.
Kazumasa Yuuki began to feel pain as the tips of his toes pressed against his climbing boots. Pain-free, it would have been enough of a challenge to get to the top of the steps in one go. He reached the landing at the three hundredth step (the number was painted on it) and took a breather. He was struck by the same thought he’d had all those years before. He was being tested; maybe this was what separated the men from the boys. But if climbing stairs was enough to leave him out of breath, perhaps he didn’t have what it took to make an assault on Devil’s Mountain. Seventeen years ago, the excesses of a newspaper reporter’s lifestyle had left him struggling for breath; now, his fifty-seven years on this earth were taking their toll on his heart rate.
He was going to climb the Tsuitate rock face.
He felt his determination beginning to waver, but Kyoichiro Anzai’s twinkling eyes were still there in the back of his mind. He could still hear him, too—particularly one phrase that the veteran rock climber had casually dropped into conversation: “I climb up to step down.”
Yuuki raised his head and began once again to climb the stairs.
“I climb up to step down.” He had always wondered about the meaning of this riddle. He believed he had the solution, but the only person who knew the definitive answer wasn’t around anymore to ask.
Ground level at last. He stood a moment, bathed in the gentle early autumn sunshine. It had just turned two in the afternoon, and the wind felt a little cold on his cheek. Takasaki City, farther south in Gunma Prefecture, where Yuuki had lived most of his life, was nothing like this. The temperature and the way the air smelled were completely different here.
He set off walking north along Route 291, leaving the red, pointed roof of the station building behind him. He passed over a level crossing, through a snow-break tunnel, and then, on his right, was a large swath of lawn. Doai Cemetery.”

 

 
Hideo Yokoyama (Tokio, 17 januari 1957)

 

De Oostenrijkse dichter schrijver Raoul Schrott werd op 17 januari 1964 geboren in Landeck, Tirol (en volgens andere bronnen op een schip „São Paulo“ dat van Brazilië onderweg was naar Europa). Zie ook alle tags voor Raoul Schrott op dit blog.

 

Sant Apollinare in Classe

die schritte hallen durch steinkiefern · in felseichen
und kiesrosen die zwischen marmornen strandlilien
in den verlorenen wald reichen
sommerschneeblumen unter den vigilien
seiner nadelkronen · nichts schreckt die steinhühner
aus dem moos · sie tragen ihre strophen vor
zu denen die meerbrise ein kehlen anstimmt um sich am gras
als tau niederzulegen · ihr blau wird immer grüner
um in einem wiesenflor
dem sonnengelb zu weichen · o sancta simplicitas
in der nur die bäume in den himmel ragen
aus deren steinfrüchten man licht gewinnt
und die felstauben sich mit dem bebenden schlagen
ihrer seelen in der luft halten · im rotgold gottes ein papagei
an dessen gefieder aus malachit jeder regen abrinnt

 

Ein Strassenbauarbeiter

kies in schotterkoffer schaufeln · heissen teer ausrechen
damit der walzenzug ihn planiert
eine fahrbahn wird nie eben ­ erst bombiert
fliesst das wetter ab · pfosten setzen · an den leitblechen
distanzstücke montieren: jeder folgt einem mittelstreifen
und fährt ins irgendwo oder vor
etwas davon · die trassierungen reichten zusammen um den äquator
mögliche schlaglöcher werden von uns im frühjahr repariert
spritzwasser und sirrende reifen
das leben aber verläuft im schritttempo und die galerien die ich baue
zeigen allerorts die gleiche ansicht:
postkarten von wächten und lawinenhängen · das rauhgraue
von gneis der talwärts rutscht · eine tagesschicht
die hände dreckig und voll schwielen arbeite ich
ohne ein ende zu erkennen · alle strassen führen
auch stets zurück · nichts wird jemals fertig · hunger spüren
und trockenen munds weitermachen
der himmel ölig schillernd in lachen
die luft wie sie nach rost schmeckt · spitzwegerich
wuchernd an der böschung und holunder
das aufblitzen ihrer staubig weissen dolden ist mir genug an wunder

 

 
Raoul Schrott (Landeck, 17 januari 1964)

 

De Nederlandse schrijver, popjournalist en muzikant Nanne Tepper werd geboren in Hoogezand op 17 januari 1962. Zie ook alle tags voor Nanne Tepper op dit blog.

Uit: De lijfbard van Knut de verschrikkelijke

“Men kan mij veel wijsmaken — en vice versa — maar zodra ik een kunstwerk verklaard zie door zijn schepper, in volzinnen en in voetnoten, word ik argwanend. Nu is dat niet helemaal koosjer, want ten eerste begrijp ik de behoefte van sommige kunstenaars om eindeloos over hun geheimenis te spreken volkomen (vraag maar aan mijn buren), ten tweede kan ik me voorstellen dat het moeilijk is om niet toe te geven aan met roem gepaard gaande interesse van derden naar beweegredenen en bewijsvoering, en ten slotte valt het me — hoe obsceen, dat wel — licht te begrijpen dat men een kunstenaar bij wie men aan zijn gerief gekomen is, het hemd van het lijf wil vragen. Voyeurisme Es tenslotte, in tegenstelling tot wat sommige auteurs graag beweren, ziekte en zondeval ineen, ‘in deze tijd van deze eeuw’. Niet zo heel erg lang geleden hoorde ik een beroemd auteur op de televisie zeggen dat zijn schrijverschap ontstaan was op het toilet uit zijn kinderjaren, alwaar hij, niet persend maar stuitend en genietend van een zekere aandrang achter het staartbeen, klontering van zielenroerselen meende te constateren. Sindsdien beschouwde hij al wat aan hem kleefde als materiaal. Inspiratie, sprak de man, was hem vreemd. De kunst der verdichting kon hij in zijn eentje rooien. Ik bewonder enkele werken van deze schrijver zeer, maar zijn her en der gedeponeerde autobiografie heb ik altijd een aanfluiting gevonden. Juist het onontkoombare lot dat schrijvers die hun leven als materiaal beschouwen delen — men loopt elkaar wel eens tegen het lijf in elkanders werk, in een pishok of een cul-de-sac — maakte dat ik mij schaamde voor zijn zichtbaar ingestudeerde ontboezeming. Een schrijverschap kent geen geboorte, of men moet de geboorte van het kind dat ooit zal schrijven als aanstichtster of verwekster willen zien. Een schrijverschap kent de vondst van bronnen, en daarin ligt het mysterie. Men kan het vinden van die bronnen achteraf — in vlagen van melancholie, of tijdens zittingen van Mnemosyne en muzen — betichten van grote betekenis, van het neerdalen van een geest of het opgaan van een lichtje, maar mij komt zo een herschepping van je levensloop voor als moedwillige vervalsing. Die bronnen — ach, je ruikt ze wel eens als je, op leeftijd geraakt, op een avond in augustus een laan afloopt en overvallen wordt door een alchimie van geuren, schaduwen en banale beslommeringen: de door de spiegel gestapte dubbelganger van het déjà vu, de zachte duw tegen je zielenleven, iets van daar en ooit en eens; een kluwen, toen al onontwarbaar door het spoken van de tijd die garen spint van onze levens.”

 


Nanne Tepper (17 januari 1962 – 10 november 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e januari ook mijn blog van 17 januari 2018, mijn blog van 17 januari 2017 en ook mijn drie blogs van 17 januari 2016.

Nanne Tepper, Tom Dolby, Ilja Leonard Pfeijffer, David Ebershoff, Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Roel Houwink, Raoul Schrott

De Nederlandse schrijver, popjournalist en muzikant Nanne Tepper werd geboren in Hoogezand op 17 januari 1962. Zie ook alle tags voor Nanne Tepper op dit blog.

Uit: De kunst is mijn slagveld

“Groningen 6 april 1993
Beste Marc,
Ben weer eens in een periode van zware neuralgie geraakt. Bezocht voor het eerst in tien jaar een dokter en die gaf mij pilletjes tegen ‘overgevoeligheid’, slappe hemelsblauwe tabletjes die nog het beste werken als men ze inneemt met een dubbele borrel. Morgen ga ik naar mijn oude zielenknijper, om te voorkomen dat ik straks weer rijp ben voor het gesticht. De oorzaak van dit alles? Geluk, en een overdosis aan inspiratie; nu ja, sta je ervoor, dan moet je erdoor, zegt Ome Gerard. Heb ondertussen wel twee prachtverzen geschreven en deze hedenochtend naar Tirade gestuurd, dit blad had ik nog niet eerder met mijn geloei bestookt. Baat het niet dan schaadt het zeker.
Bright Lights, Big City vind ik ook maar een matig boekje, wat dat betreft is Gimmick! even mank: het blijft in goede bedoelingen steken. Neen, dan de laatste van de Ier, Brightness Falls, dat is andere oude wijven, wel een totale rip-off van Tender is the Night van Scott Fitz., maar de eerste helft is magistraal, ondanks de rommelige stijl, op de helft echter – typisch Amerikaans – klaart de stijl op en stort het boek ineen. Toch een diepe buiging voor Jay M. Word strontjaloers van zulke prestaties. Wat echter naar mijn onbescheiden mening Het Meesterwerk
tot dusverre is is Less Than Zero. Dat boek grijpt je bij je kloten en laat je een jaar lang krom lopen van de pijn. Heb nu American Psycho liggen, vertaald door een zeer zachtaardige Limburger, die hier in mijn geboortedorp Hoogezand is ondergedoken, en met wie ik wel
eens in de kroeg zat toen hij deze klus aan het klaren was. Hij werd er op zijn minst zo af en toe een beetje misselijk van. Ik moet nog zien of ik dit boek wel aandurf, gezien mijn huidige staat van ontbinding.
Gaat Zwagerman zich op de Bijlmer werpen? Na een Boeing nu een zweefvliegtuigje. Engagement, tja, kom d’r maar ’s om. Toch is het een aardige jongen. Toen ik hem eens een schop onder zijn kloten verkocht, op papier dan, kreeg ik een uiterst correct briefje terug, dat
vind ik wel van ballen getuigen. Maar mijn proza dat ik naar de Belt stuurde heb ik nooit weer gezien; taal noch teken. Tijdens Herfstschrift, enkele jaren terug, mocht Zwagerman tegen Reugenbrink cq aanzeiken, en omgekeerd. (Met Reugenbrinkcq heb ik schoolgegaan,
hierzo, en zelfs nog toneelgespeeld (Borak valt, van Lodewijk de Boer) – wij waren in die tijd geen liefhebbers van elkander maar die wolkenlucht is later redelijk opgeklaard, zo meen ik althans te moeten denken – zijn redacteurschap bij De eenentwintigste Geeuw heeft me er wel altijd van weerhouden iets naar dat blad te sturen, dom natuurlijk, maar daar zat ook de slechtste schrijver van Nederland, Joost N. en die ging over het proza.”

 
Nanne Tepper (17 januari 1962 – 10 november 2012)

Lees verder “Nanne Tepper, Tom Dolby, Ilja Leonard Pfeijffer, David Ebershoff, Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Roel Houwink, Raoul Schrott”

Nanne Tepper, David Ebershoff, Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Lukas Moodysson, Raoul Schrott

De Nederlandse schrijver, popjournalist en muzikant Nanne Tepper werd geboren in Hoogezand op 17 januari 1962. Zie ook alle tags voor Nanne Tepper op dit blog.

Uit: De lijfbard van Knut de verschrikkelijke

“En daarbij: ik weet dat ik stervende ben (wil ik hiermee zeggen dat ik mij tot de hemelse dwazen reken? welzekerl), mijn duizelingen overtreffen die van de man met de eeuwige kater, mijn dagen zijn geteld, niet zozeer ben ik murw gebeukt als wel tot op mijn ziel afgekloven, maar ik ben nog altijd schrijver, een mislukte voorlopig, maar een schrijver ben ik, en een van de voornaamste taken van schrijvers is, naast het voortbrengen van schoonheid om de mens te kalmeren, het uit de doeken doen van raadsels waarop enkel individuele antwoorden mogelijk zijn, om de mens te verontrusten, om zichzelf te ontlasten, om, kortom, toch nog iets met de hele kolerezooi aan te vangen, al was het maar om de moderne gedachte dat de fut uit de menselijke geest is te logenstraffen.
Nog één boek moet ik schrijven voor ik doodgeduizeld ben. Hierin zal ik mijn raadsel presenteren. Uiteraard heb ik al zeven jaar een titel in mijn hoofd: Waarheen, waarvoor en waarvandaan? Maar deze dekt geenszins de lading. In feite is er voor zo’n lading ook geen titel te bedenken; daarom heb ik de volgende verkozen: Howto cope after you’re dead.
Mijn eigen oude credo zeg ik nu vaarwel, hoezeer ik er ook aan verslingerd ben geraakt. Geen salvo’s meer uit mijn six-gun, losjes uit de heup, in het wil-de weg, niemand ontziend. De kruitdampen die voortaan van mijn bladzijden zullen slaan zijn afkomstig van zwavel en vuunNerk, van een incidentele onweersbui en soms, heel soms, van de klappertjes van mijn van de zolder gehaalde klappertjespistool. En mijn oude credo? Ach, u raadt het al, ’t was Fuck ’Em All!”

 

 
Nanne Tepper (17 januari 1962 – 10 november 2012)

Lees verder “Nanne Tepper, David Ebershoff, Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Lukas Moodysson, Raoul Schrott”

Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Lukas Moodysson, Raoul Schrott, Ilja Leonard Pfeijffer, Roel Houwink

De Engelse schrijver Gavin Extence werd geboren op 17 januari 1982 in Swineshead, Lincolnshire. Zie ook alle tags voor Gavin Extence op dit blog.

Uit: The Universe Versus Alex Woods

“In case you didn’t know, in secondary school – especially in the early years of secondary school – diversity is not celebrated. In secondary school, being different is the worst crime you can commit. Actually, in secondary school, being different is pretty much the only crime you can commit.Most of the things the UN considers crimes are not considered crimes at secondary school. Being cruel is fine. Being brutal is fine. Being obnoxious is fine. Being superficial is especially fine. Explosive acts of violence are fine. taking pleasure in the humiliation of others is fine. Holding someone’s head down the toilet is fine (and the weaker the someone, and the dirtier the toilet, the finer it is). None of these things will hurt your social standing. But being different – that’s unforgivable. Being different is the fast-track to
Pariah Town. a pariah is someone who’s excluded from mainstream society. And if you know that at twelve years of age, you’re probably an inhabitant of Pariah Town.”
(…)

“If you’re a boy, any display of sensitivity is gay. Compassion is gay. Crying is supergay. Reading is usually gay. Certain songs and types of music are gay. ‘Enola Gay’ would certainly be thought gay. Love songs are gay. Love itself is incredibly gay, as are any other heartfelt emotions. Singing is gay, but chanting is not gay. Wanking contests are not gay. Neither is all-male cuddling during specially designated periods in football matches, or communal bathing thereafter. (I didn’t invent the rules of gay – I’m just telling you what they are.)”

 

 
Gavin Extence (Swineshead, 17 januari 1982)

Lees verder “Gavin Extence, Ib Michael, Anton Valens, Lukas Moodysson, Raoul Schrott, Ilja Leonard Pfeijffer, Roel Houwink”

Ib Michael, Anton Valens, Lukas Moodysson, Raoul Schrott, Ilja Leonard Pfeijffer, Roel Houwink, Anne Brontë

De Deense schrijver Ib Michael (eig. Ib Michael Rasmussen) werd geboren op 17 januari 1945 in Roskilde. Zie ook alle tags voor Ib Michael op dit blog.

Uit: Der Papst von Indien (Vertaald door Sigrid Engeler)

„Don Felipe stockt. Das ist mehr geschmeichelt als wahr. Aber tritt er schon zu Beginn hart auf, werden sich die feinen Herren bloß mit einer trägen Handbewegung vom Lesen des übrigen befreien, und Reformen hat es immerhin gegeben. Hier will er den besten der Vizekönige zu Wort kommen lassen.
Er denkt lange über die Fortsetzung nach. Er hat gehört, der König sei ein Sammler, der mit Vergnügen seine Kunstkammern füllt. Deshalb macht er sich auf der Stelle an die Illustrationen, die den Brief begleiten sollen. Als Chronikschreiber weiß er ausgezeichnet, wie sehr Bilder das Aneignen der trockenen Schrift erleichtern.
Er spitzt die Feder und taucht sie in die eigenhändig angerührte Mischung. Die Tinte ist nach dem Rezept seines alten Lehrmeisters hergestellt; schwarz oder braun, je nach Grad der Verdünnung. Sie hat sich bewährt – die Jahre haben gezeigt, daß die Buchstaben unendlich langsamer verblassen, als sein eigener Körper verfällt. Die Haut hat ihre Falten und Krähenfüße, die sich nur auf eine Weise lesen lassen, aber die Schrift besteht. Er muß alles niederschreiben, solange das Herz noch stark ist und der Verstand klar.
Don Felipe benutzt zum Schreiben den großen Federhalter, der von der Schwungfeder des Kondors stammt. Damit geht ihm auch nicht so schnell die Tinte aus. Ihm ist klar, daß er den Brief nicht beenden kann, ehe nicht alle wichtigen Punkte angesprochen sind. Ausgestattet mit dem guten Gedächtnis eines langen Lebens, stürzt er sich mit der Beharrlichkeit, die ihn sein Leben lang ausgezeichnet hat, in die Arbeit. Und wenn es bis Pfingsten dauern sollte, er wird nicht eher lockerlassen, als bis er auch noch die letzte Ungerechtigkeit notiert hat, die den Bauern in den Provinzen, in denen er sein Leben lang wechselnde Ämter bekleidet hat, widerfahren ist.“

 
Ib Michael (Roskilde, 17 januari 1945)

Lees verder “Ib Michael, Anton Valens, Lukas Moodysson, Raoul Schrott, Ilja Leonard Pfeijffer, Roel Houwink, Anne Brontë”

Ib Michael, Raoul Schrott, Lukas Moodysson, Ilja Leonard Pfeijffer, Roel Houwink

De Deense schrijver Ib Michael (eig. Ib Michael Rasmussen) werd geboren op 17 januari 1945 in Roskilde. Zie ook alle tags voor Ib Michael op dit blog.

 

Uit: Orbit (Vertaald doorJohn Mason)

From out at sea he could only see the chimney sticking up above the cliff. It looked like a beacon. He came flying across the surface of the water, his light carbon fibre wing paddle flashing in the sunlight, water droplets running down his arms. Now he broke his rhythm, rested on his paddle as the kayak lost speed and drifted on wind and current. He remained sitting there and laid back his head.
The cliff rose up out of the landscape. Under the turf at the very top the earth had given way in layers of shale and clay, and a hollow with chalk walls opened into the dark. Birds circled on the thermal, gulls and cormorants.
They cried as he approached, and their cries redoubled in the vault of sky above him.
He let himself drift towards land with the swell, felt the rear being lifted up as he steered lightly with the carbon fibre blade. He rounded the bluff and caught sight of a set of steps. It was made of wood and snaked down in a zigzag from the house that lay concealed somewhere up there on Fyrbakken. Some portions of the stairway had collapsed under an earth slip, a longer section had been contorted and looked like a ladder that had been twisted. The whole construction was held together by the handrail, which was intact all the way up.
He stared a moment too long, then the swell tugged at the kayak. A crest came rushing in under its silky sheen, which tore apart the moment it broke and flung the fragile craft sideways. The swell pounded itself to foam on the granite slabs of the breakwater.
He leaned into the rush with his paddle, edged himself off by the skin of his teeth, the bows facing the breakers, and paddled away. He rode into the surge. It foamed over the cockpit, which was tied off.”

 

Ib Michael (Roskilde, 17 januari 1945)

Lees verder “Ib Michael, Raoul Schrott, Lukas Moodysson, Ilja Leonard Pfeijffer, Roel Houwink”