Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer, Franz Fühmann, Martha Saalfeld, Xu Zhimo

De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Zie ook alle tags voor Johannes Beilharz op dit blog.

 

Weltmannschaft

Elf Dichter aus aller Welt
begaben sich zum Turnier

War ein Andalusier dabei,
zurückgestrichnes schwarzes
Haar, ermordet: Garcia Lorca

War ein Amerigo-Engländer
dabei mit ernster Brille fürs
Mittelfeld: T. S. Eliot
Bolzte sich ein franko-
abessinischer Waffenhändler ein
mit Namen Rimbaud

Ein schmalbrüstiger und dürftig
bebarteter Österreicher zur
Abwehr: R. M. Rilke

Als Libero ein Franzose,
der auf schwarze Frauen
stand: Baudelaire

Im Sturm ein erblindeter
Bibliothekar aus Argentinien:
Borges

lm Tor einer aus Peru,
der Hungers starb in Paris:
César Vallejo

Ein Judeo-Russe für die
Verteidigung, in Sibirien ums
Leben gekommen: Mandelstam

 

 
Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)

Lees verder “Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer, Franz Fühmann, Martha Saalfeld, Xu Zhimo”

Osip Mandelstam, F. Springer, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook alle tags voor Osip Mandelstam op dit blog.

Bahnhofskonzert

Kein Atmen mehr. Das Firmament – voll Maden.
Verstummt die Sterne, keiner glüht,
Doch über uns, Gott siehts, Musik, dort oben −
Der Bahnhof bebt vom Aonidenlied,
Und wieder ist die Luft, zerrissen von Signalen,
Die Geigenluft, die ineinanderfließt.

Der Riesenpark. Die Bahnhofskugel, gläsern.
Die Eisenwelt – verzaubert, abermals.
Und feierlich, in Richtung Nebel-Eden,
Zu einem Klang-Gelage rollt die Bahn.
Ein Pfauenschrei, Klaviergetöse.
Ich kam zu spät. Ich träum ja. Mir ist bang.

Der Glaswald rings, ich habe ihn betreten.
Der Geigen-Bau – in Tränen, aufgewühlt.
Der Duft der Rosen in den Moder-Beeten;
Der Chor der Nacht, der anhebt, wild.
Der teure einst, der mitzog, er, der Schatten…
Sein Nachtquartier: ein gläsernees Gezelt…

Die Eisenwelt, sie schäumt, schäumt vor Musik −
Mir ist, als bebte sie am ganzen Leibe −
Ich steh im Glasflur, lehne mich zurück.
Wo willst du hin? Es ist die Totenfeier
Des Schattens, der dort ging. Noch einmal war Musik
.

 

Man gab mir einen Körper

Man gab mir einen Körper – wer
sagt mir, wozu? Er ist nur mein, nur er.

Die stille Freude: atmen dürfen, leben.
Wem sei der Dank dafür gegeben?

Ich soll der Gärtner, soll die Blume sein.
Im Kerker Welt, da bin ich nicht allein.

Das Glas der Ewigkeit – behaucht:
Mein Atem, meine Wärme drauf.

Die Zeichnung auf dem Glas, die Schrift:
Du liest sie nicht, erkennst sie nicht.

Die Trübung, mag sie bald vergehn.
Es bleibt die zarte Zeichnung stehn.

 

Vertaald door Paul Celan

 
Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)
Monument in Voronezj, Rusland

Lees verder “Osip Mandelstam, F. Springer, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Nederlandse schrijver en diplomaat F. Springer (eig. Carel Jan Schneider) werd geboren in Batavia op 15 januari 1932. Zie ook alle tags voor F. Springer op dit blog.

 

Uit: Over Tarzan, Flash Gordon en andere vroege helden

“In 1942 veegden de Japanse legers hardhandig en in de tijd gemeten in een vloek en een zucht de trotse maar ook gezapige kolonie Nederlands-Indië van de kaart. Wij woonden in Bandoeng, toen nog op oudvaderlandse wijze met oe geschreven. Mijn vader was leraar aan het Christelijk Lyceum in die stad. Hij gaf Duits, maar die taal werd op de scholen in Indië al snel na 10 mei 1940 taboe verklaard. Hoewel ook de taal van Goethe en Thomas Mann, diens zelfverklaarde plaatsvervanger op aarde, was Duits voortaan in Indië alleen nog maar de taal van de vijand. Mijn vader werd bijkans van vandaag op morgen hulpdocent Nederlands en gelukkig voor hem was het Lyceum christelijk en hij zelf ook, dus kon hij met godsdienstonderwijs zijn verplicht aantal lesuren halen. Hij was toen 35. Natuurlijk werd hij ook landstormsoldaat – iedere Europese man die in Indië kon lopen en fietsen werd opgeroepen – en vlak voor de komst van de Japanse troepen bombardeerde men hem zelfs nog tot reserve tweede-luitenant van het Kon. Ned. Ind. Leger. Hoewel militaire organisaties waar het dienstplichtigen betreft, vaak uitmunten in het zetten van de verkeerde man op de verkeerde plaats, kreeg mijn vader warempel zinvol en nuttig werk, en wel bij de cryptologische afdeling van het geallieerde hoofdkwartier (Nederlands-Indisch, Brits, Australisch) toen dat, op de terugmars uit Azië – voortgebezemd door de Japanners – enige tijd op Bandoeng bivakkeerde, op nog geen tien minuten van onze straat verwijderd. Daar was mijn vader, samen met anderen, belast met het coderen en decoderen van geheime telegrammen die de geallieerde bevelhebbers ter zee, te land en in de lucht met elkaar wisselden in die eindfase van de strijd om Nederlands-Indië, ach, van de strijd om geheel koloniaal Azië. Ik was trots op mijn vader als ik hem ’s morgens op zijn fiets zag wegrijden, in zijn groene uniform, kakiputtees om de kuiten, soldatenkistjes aan de voeten, bivakmuts schuin op het hoofd, een revolver op zijn heup bungelend, en een pakje brood onder de snelbinder.”

 


F. Springer (15 januari 1932 – 7 november 2011)

Hier met Adriaan van Dis (l) op de Tokyo International Book Fair in 2000

Lees verder “F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Nederlandse schrijver en diplomaat F. Springer (eig. Carel Jan Schneider) werd geboren in Batavia op 15 januari 1932. Zie ook alle tags voor F. Springer op dit blog.

Uit: Bougainville

‘Je bevindt je samen uitgerekend in zo’n afgelegen pestland en dan gebeurt zoiets. Ik weet dat hij vaak aan mij dacht, en ik heb hem vaak in mijn verhaaltjes gebruikt, zijn uiterlijk, dingen die hij vroeger zei, een paar gemeenschappelijke avonturen… Als ik was meegegaan naar Cox’s Bazaar die dag, had ik hem misschien kunnen redden. Weet je, Madeleen, dat ik deze gedachte nog nooit tegenover iemand heb uitgesproken…’

Nu keek ze me aan. Ik pakte haar hand en zo zaten we heel lang en ze huilde geluidloos.

‘Je hoeft je zelf niets te verwijten, Bo.’ Een glimlach door tranen heen. Ik keek naar haar vingers. Heel lichtroze gelakte nagels, geen ringen. Roerloos lagen ze in mijn hand.

‘Niemand weet,’ zei ze, ‘niemand weet dat ik hem nog gezien heb. In Amsterdam. Hij moest naar Wenen, maar eerst waren we nog samen. Vierentwintig uur, Bo, vierentwintig hele uren, Bo! Moet je daarop teren voor de rest van je leven, op vierentwintig uren? Ik dacht, een nieuw begin, en hij ook. Of niet? We hebben die dingen niet besproken. We hebben die dingen vroeger ook nooit besproken. De volgende dag hield ik het thuis niet meer uit, ben in het vliegtuig naar Engeland gestapt. Eerst heb ik nog geprobeerd hem op te bellen in zijn hotel. Hij was er natuurlijk niet. Maar ach, wat gaf dat – ik was blij, Bo! Zo had ik mij nog nooit gevoeld. En wachten, wachten op zijn brieven. Niets niets helemaal niets, nooit meer iets gehoord. Ach, ik nam het hem niet kwalijk. Zo was hij vroeger ook, zei ik tegen me zelf. Wekenlang stond hij dagelijks op de stoep, dan opeens twee maanden zelfs geen groet, dan opeens Amerika. En waarom ook niet? Zo was het tussen ons. We hebben er ook vroeger nooit over gesproken hoe het verder moest, dan krijg je die misverstanden…’

Moest ik nu met opa’s oude kasboek op tafel komen? Nú moest ik toch zeggen dat ik alles wist, dat ze niet verder hoefde te gaan, dat Tommie vanuit Wenen had gebeld, elke avond – maar hoe had hij in godsnaam kunnen weten dat ze redeloos van geluk het vliegtuig naar Engeland had genomen, en had ze zélf niet kunnen schrijven? Had ik het recht haar nog verdrietiger te maken dan ze al was door haar erop te wijzen dat ze door die vliegreis alles, alles… Had hij mij die verdomde memoires maar nooit gestuurd.“

F. Springer (15 januari 1932 –7 november 2011)

Lees verder “F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2008 en ook mijn blog van 15 januari 2009 en ook mijn blog van 15 januari 2010.

Zärtlicher als zärtlich 

Zärtlicher als zärtlich
Ist dein Gesicht,
Weißer als Weißes
Ist deine Hand,
Stets bliebst du fern
Der Welt, der gesamten,
Allem, was dein ist,
Niemand entkam.

All deiner Trauer
Niemand entkam,
Auch den nie erkaltenden
Fingern der Hand,
Auch dem nie verzagenden
Ruhigen Klang
Im Fernen
Der Reden
Und Augensterne.

 

Vertaald door Erich Boerner

 

A flame is in my blood

A flame is in my blood
burning dry life, to the bone.
I do not sing of stone,
now, I sing of wood.

It is light and coarse:
made of a single spar,
the oak’s deep heart,
and the fisherman’s oar.

Drive them deep, the piles:
hammer them in tight,
around wooden Paradise,
where everything is light.

 

Vertaald door A. S. Kline

 

Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)

 

Lees verder “Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer”

Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer, Willem de Clercq, Louis Guilloux

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2008 en ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

 

So wie Rauschgoldengel glühn

Tief im Wald die Weihnachtsbäume;

Im Gebüsch: der Spielzeugwölfe

Wilde Schreckensaugen schieln.

 

Meine Trauer ist so alt

Wie der Freiheit leises Rufen;

Unbelebter Himmelskuppel

Ewig lächelnder Kristall!

 

 

* * *

 

 

Nur noch Kinderbücher zu lesen,

Nur noch Kindergedanken zu hegen,

Alles Große ganz weit zu verwehen,

Aus tiefem Kummer stets aufzuerstehn.

 

Ich bin vom Leben so tödlich geschafft,

Dass ich von ihm nichts mehr annehmen werde,

Ich liebe jedoch diese kärgliche Erde,

Weil ich noch nie eine andere sah.

 

Ich schaukelte in einem Garten, weit fort,

Auf einer einfachen, hölzernen Schaukel.

Hohe Tannen am dunklen Ort

Sah ich, erinnernd, durch Traumnebel gaukeln.

 

 

Vertaald door Erich Boerner

 

 

Brothers, let us glorify freedom’s twilight 

 

Brothers, let us glorify freedom’s twilight –

the great, darkening year.

Into the seething waters of the night

heavy forests of nets disappear.

O Sun, judge, people, your light

is rising over sombre years

 

Let us glorify the deadly weight

the people’s leader lifts with tears.

Let us glorify the dark burden of fate,

power’s unbearable yoke of fears.

How your ship is sinking, straight,

he who has a heart, Time, hears.

 

We have bound swallows

into battle legions – and we,

we cannot see the sun: nature’s boughs

are living, twittering, moving, totally:

through the nets –the thick twilight – now

we cannot see the sun, and Earth floats free.

 

Let’s try: a huge, clumsy, turn then

of the creaking helm, and, see –

Earth floats free. Take heart, O men.

Slicing like a plough through the sea,

Earth, to us, we know, even in Lethe’s icy fen,

has been worth a dozen heavens’ eternity.

 

Vertaald door A. S. Kline

 

mandelstam_osip

Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)

 

De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Zum Stern

 

Zum Stern, der gerade aufgetaucht,

Der Weg ist lang und seicht,

Es viele tausend Jahre braucht

Bis uns sein Licht erreicht.

 

Vielleicht erlosch schon längst sein Schein

Durch blaue leuchtend’ Sterne,

Nur noch sein Strahl so schön und rein

Flimmert jetzt aus der Ferne.

 

Des toten Sternes Bild so nah

Erklimmt des Himmels Licht

Er war, als man ihn noch nicht sah,

Heut’ sehn wir ihn… ist nicht.

 

Gleich unsrer Wehmut, wie ein Dieb,

Verschwand im dunklen Glimmer

Das Licht der uns erloschnen Lieb,

Verfolgt uns heut noch immer.

 

 

Oh, Mutter…

 

Oh, Mutter, liebste Mutter, aus Nebeldunkelheit

Durch Blätterrauschen rufst mich in deine Ewigkeit;

Über die dunklen Schatten der heilig kalten Gruft

Schütteln Akazien Blätter gedrängt von Herbst und Luft,

Die Zweige rauschen leise, als sprächen sie dein Wort…

Sie ewig werden rauschen, du ewig ruhest dort.

 

Und wenn ich sterb’, Geliebte, so weine nicht um mich;

Den Zweig von unsrer Linde mit zartem Finger brich,

An meinem Haupt mit Sorgfalt den Zweig sollst du begraben

Und deine feuchten Tränen lass’ auf ihn runterfallen;

Ich werde seinen Schatten empfinden immerfort…

Und ewig wächst der Schatten, ich ruh’ an diesem Ort.

 

Doch wenn das Schicksal möchte, dass wir gemeinsam sterben,

Soll man uns nicht begraben in düstren Friedhofserden,

Das Grabe man uns schaufle am Bachesufer Rande

In einen Sarg, Geliebte, uns bette dort im Sande;

An meiner Brust für ewig wirst sein und immerfort…  

Der Bach wird uns beweinen, wir ruh’n an diesem Ort.

Vertaald door Christian W. Schenk

 

eminescu

Mihai Eminescu (15 januari 1850 – 15 juni 1889)
Borstbeeld in Boekarest

 

De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Zie ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Wer interessiert sich für mich?

                                      Gewidmet allen Poeten mit mehr Poeten als Publikum

 

Nach einem solchen Titel muss jetzt etwas vollkommen Unerwartetes kommen,
zum Beispiel etwas über die Binder grober Besen aus Birkenreisig.

 

Oder über die Wahr- oder Unwahrscheinlichkeit eines Krieges,
oder etwas über die Wahrheit, ihre Findung oder Verhüllung,

 

oder etwas über Gynäkologie, die immer desolater werdende Situation
der Reformhäuser in Deutschland (diese Altersmüdigkeit, diese

 

Verfehlung einst hehrer Ziele) oder den Verfall eines bestimmten
Mietshauses mit langweilig-klobigen Linien, gebaut in den

 

Neunzehnhundertsechzigern, zu finden östlich des Wagenburg-
tunnels in Stuttgart Ost. Sonne, auch heute bist du aufgegangen.

 

Beilharz

Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)

 

De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007  en ook mijn blog van 15 januari 2008 en ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Uit:  Le Tartuffe, ou l’Imposteur

ACTE I, Scène première

 

MADAME PERNELLE

Allons, Flipote, allons, que d’eux je me délivre.

ELMIRE

Vous marchez d’un tel pas qu’on a peine à vous suivre.

MADAME PERNELLE

Laissez, ma bru, laissez, ne venez pas plus loin:

Ce sont toutes façons dont je n’ai pas besoin.

ELMIRE

De ce que l’on vous doit envers vous on s’acquitte.

Mais, ma mère, d’où vient que vous sortez si vite?

MADAME PERNELLE

C’est que je ne puis voir tout ce ménage-ci,

Et que de me complaire on ne prend nul souci.

Oui, je sors de chez vous fort mal édifiée:

Dans toutes mes leçons j’y suis contrariée,

On n’y respecte rien, chacun y parle haut,

Et c’est tout justement la cour du roi Pétaut.

DORINE

Si…

MADAME PERNELLE

Vous êtes, mamie, une fille suivante

Un peu trop forte en gueule, et fort impertinente:

Vous vous mêlez sur tout de dire votre avis.

DAMIS

Mais…

MADAME PERNELLE

Vous êtes un sot en trois lettres, mon fils.

C’est moi qui vous le dis, qui suis votre grand’mère;

Et j’ai prédit cent fois à mon fils, votre père,

Que vous preniez tout l’air d’un méchant garnement,

Et ne lui donneriez jamais que du tourment.

 

OrangeOperaMoliere1_WEB

Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)
Borstbeeld bij de Opera van Orange

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Grillparzer werd geboren in Wenen op 15 januari 1791. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Uit: Tagebuch auf der Reise nach Deutschland

 

Komisch war anzusehen, wie eine Station vor Iglau der Schmied des Ortes den Kondukteur auf den Bruch der Achse aufmerksam machte. Der Mann hatte auf eine fast unbegreifliche Weise das am unteren Teile der Achse befindliche Gebrechen im Vorbeigehen sogleich bemerkt. Kaum aber hatte er es ausgesprochen, als alles über ihn herfiel, ihn mit Schimpfworten überhäufte, seine angebotenen Dienste zurückwies, und doch war die Achse wirklich gebrochen und wir waren ihm eher Dank schuldig. Ich erkundigte mich und erfuhr nun, daß der Mann, wie gesagt, Schmied des Ortes, und wohl oft ohne Arbeit, sich ein eigenes Geschäft daraus mache, den ankommenden Wagen aufzulauern und den Leuten die gute Laune durch Entdeckung eines Gebrechens an denselben zu verleiden. Daher ist der Mann bekannt und verhaßt. Niemand läßt etwas bei ihm reparieren, sondern man fährt aus Abgunst lieber mit Gefahr eine Station weiter, und doch set
zt der Schmied sein odiöses Geschäft immer fort.

Ich bewunderte, wie ruhig er fortging, wie er auf alle Schmähungen nicht ein Wort erwiderte, als ob die anderen ein Recht hätten, sie ihm zu sagen. Er souteniert wenigstens seinen Charakter,

In Iglau zwei Stunden, während der Wiederherstellung der Achse herumgeschlendert. Die Stadt nicht übel, der Menschenschlag hübsch. Ein Haus nahe dem Thor von oben bis unten mit beinahe ganz geschwärzten Malereien bedeckt. Oben und unten biblische Geschichten, in der mittleren Reihe den Einzug eines großen Herrn darstellend, Karls V., wie man mir sagte. Das ganze recht gut gemalt; besonders scheinen in dem Festzuge die Gesichter all dieser Ritter und Herren meist mehr Ausgedrücktes und Bezeichnendes gehabt zu haben, als von einer solchen Schilderei zu erwarten ist.

 

Franz_Grillparzer_Aquarell

Franz Grillparzer (15 januari 1791 – 21 januari 1872)
Aquarel van M.M. Daffinger, 1827

 

De Nederlandse dicher en (dagboek)schrijver Willem de Clercq werd geboren in Amsterdam op 15 januari 1795. Zie ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Uit: Dagboek van Willem de Clercq 1811-1830

 

Woensdag 8 Juny 1814

Afreis Eindelijk weder op reis. Dus sprak ik in mij- zelven toen ik de eerste voetstap buiten de Haarlemmerpoort deed. Het weder was gunstig alles was bekoorlijk. Na een vrij levendig discours in de trekschuit met een ex garde d’honneur en een geangliseerde hollander bereikte ik Kenaus wallen. Eene visite bij den heer Walré afleggende geraakte ik met zijn E. in zulk een langdurig letterkundig gesprek dat ik na meer dan twee uren onderhoud mij eindelijk los moest rukken. Toen stapte ik met de stok in de hand de poort uit en deed met het uiterste genoegen de wandeling na Leyden over Hillegom Lis en Sassenheim. In de eersten herinnerde mij nog ieder plekje aan genotene genoegens. Overheerlijk is deze weg tot zulk een togt geschikt. Schone lustplaatsen bomen in ’t kort steeds

afwisseling. Voorbij Sassenheim sloeg ik den weg naar Warmond in en deze beviel mij uitstekend. Een brede zandweg door buitenplaatsen omzoomd door schone bomen beschaduwd voerde mij door het aangename Warmond tot aan een brug over de vaart gelegen waarvan het gezigt treffend is.

Eindelijk genaakte ik Leyden en het gelukte mij het huis van den Heer Kemper op te sporen. Hetzelve is overheerlijk gelegen op die statige Breestraat zeker een der schoonste straten van ons land en vlak tegenover het stadhuis een ouderwetsch gebouw met torens en klokkespel. De professor ontving mij met open armen. De goede man was overstroomd met werk en verzoekschriften van amptbegerige supplianten.

Wij zagen in schemeravond eene boekenverkoping die juist al weinig te betekenen had. Hij maakte mij burger in zijne uitgebreide bibliotheek en hiermede was ook het werk van dien dag geeindigd.“

 

Willem_de_Clercq_door_HW_Couwenberg

Willem de Clercq (15 januari 1795 – 4 februari 1844)
Portret door HW Couwenbergh

 

De Franse schrijver Louis Guilloux werd geboren op 15 januari 1899 in Saint-Brieuc. Zie ook mijn blog van 15 januari 2009.

 

Uit: Le sang noir

 

“Il avait traîné jusqu’à la porte ses pas entravés et souriait vaguement, debout sur le seuil, géant difforme à la tête trop petite, aux bras et aux jambes trop longs. Un vieux veston de chasseur en velours marron, criblé de taches d’encre et de graisse, auquel manquaient plus de la moitié des boutons. Autour de son cou s’enroulait un cache-nez rouge dont il avait rejeté un pan sur l’épaule, comme le pan d’hermine de sa robe d’agrégé, les jours de distribution solennelle des prix, ou quand on enterrait un collègue. Au bout d’une ficelle pendait sur sa poitrine un petit sifflet d’un sou qui lui servait pour rappeler sa chienne Mireille qui aimait tant courir au loin, sauter, bondir, au risque de se faire mordre par un chien enragé ou couvrir par un bâtard. Son pantalon gris, ravaudé, mal retenu par une ceinture en cuir, s’affaissait sur ses pantoufles. Et sous le veston, un petit gilet noir et démodé s’ouvrait, montrant une chemise que les puces avaient abondamment tachée.”

(…)

 

” Son petit chapeau de toile rabattu sur l’œil, sa peau de bique flottante, sa canne tenue comme une épée, et cet effort si pénible à chaque pas pour arracher comme d’une boue gluante ses longs pieds de gugusse, (il) avait l’air dans la rue d’un somnolent danseur de corde. Sa myopie accusait le côté ahuri de son visage, donnait à ses gestes un caractère ralenti, vacillant, d’ivrogne ou de joueur à colin-maillard. Il avait toujours l’air de lutter contre un coup de vent et, sur le trottoir, il avançait en rasant les murs, le menton pointé comme un éperon, fouettant l’air derrière lui avec sa canne comme pour chasser d’invisibles monstres acharnés à ses trousses. Ses lèvres remuaient comme celles de qui récite des prières, peut-être des exorcismes. Et sous son coude, il serrait une serviette noire, sa vieille serviette d’étudiant devenue sa serviette de professeur…”

 

Guilloux

Louis Guilloux (15 januari 1899 – 14 oktober 1980)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e januari 2009 ook mijn vorige blog van vandaag.

Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Johannes Beilharz, Molière, Franz Grillparzer, Willem de Clercq, Louis Guilloux, Franz Fühmann, Martha Saalfeld, Xu Zhimo, Walter Serner, Alexander Moszkowski, Aleksandr Gribojedov, Sidonia Zäunemann, Peter Christen Asbjør

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007 en ook mijn blog van 15 januari 2008.

De Wolf

 

Terwille van de luidruchtige faam van toekomstige eeuwen,
Terwille van het verheven mensdom
Ben ik beroofd van mijn beker aan de dis der vaderen,
Van mijn levensvreugde en mijn eer.

 

Ik word besprongen door een wolfshond – mijn tijd,
Maar ik heb niet het bloed van een wolf;
Stop mij maar liever als een bontmuts in een mouw
Van de warme bontjas van de Siberische steppen,

 

Zodat ik geen lafaards hoef te zien, geen weke vuiligheid
En geen bloederige botten in het rad,
Maar lichtblauwe poolvossen, die de hele nacht
Schitteren in hun ongerepte schoonheid.

 

Voer mij weg naar de nacht waar de Enisej stroomt
En de sparren tot de sterren reiken,
Omdat ik niet het bloed van een wolf heb
En alleen een gelijke mij zal doden.

 

 

 

What shall I do with this body they gave me

What shall I do with this body they gave me,
so much my own, so intimate with me?

For being alive, for the joy of calm breath,
tell me, who should I bless?

I am the flower, and the gardener as well,
and am not solitary, in earth’s cell.

My living warmth, exhaled, you can see,
on the clear glass of eternity.

A pattern set down,
until now, unknown.

Breath evaporates without trace,
but form no one can deface.

 

 Rome

Rome is but nature’s twin, which has reflected Rome.
We see its civic might, the signs of its decorum
In the transparent air, the firmament’s blue dome,
The colonnades of groves and in the meadow’s forum. 

osip_mandelstam

Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)

 

De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007.

 

Sonette I

Es herbstet schon. Die welken Blaetter wehen,
Und schwere Tropfen prallen an die Scheiben;
Du liest in alten, laengst vergilbten Schreiben
Und suchst den Sinn des Lebens zu verstehen.

Mit teuerem Kleinkram sich die Zeit vertreiben
Und klopft es an die Tuer, nicht oeffnen gehen;
Liegt dann auch schon Morast auf den Allen,
Ist’s schoener noch, am Offen traeumen bleiben.

So sitz auch ich, und die Gedanken schweifen
Zur schoenen Fee ins alte Land Legende,
Und Nebel wachsen um mich, Reif um Reifen;

Auf einmal ist’s als teilten sich die Waende,
Ich hoere einen Saum den Boden streifen…
Und meine Augen schliessen kuehle Haende.

 

Vertaald door Dieter Roth

Mihai_Eminescu

Mihai Eminescu (15 januari 1850 – 15 juni 1889)
Brons, door Lazar Dubinovschi

 

De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Hij studeerde Engels en Romaanse talen in Regensburg en vanaf 1977 Engelse literatuur en Creative Writing aan de University of Colorado in Boulder, Colorado. Tot 1985 woonde hij in de VS.  Sinds 1978 publiceert hij gedichten en verhalen. Daarnaast vertaalde hij gedichten van o.a John Ashbery, Barbara Guest, Derek Walcott, Christine Lavant, Ingeborg Bachmann, Hugo von Hofmannsthal en Erwin Einzinger.

 

Tiefgekühlt

 

Mit derartigen Augen, ausdruckslos wie ein irdener Topf,
einer dieser grauen mit grober Haut,
werde ich immer angeschaut.

 

Ein runder schwarzer Punkt, unbewegt, sicher mit
meinem Spiegelbild drin, aber so nahe komme
ich nicht.

 

“Man tut sich immer alles selbst an,” hast du mir
einmal gesagt, doch dann gleich wieder negiert:
“man kennt nur die eigene Grube, bei anderen

 

vermutet man meist die falsche Tiefe.”
Aufgelöst und dann doch auch wieder konzentriert
habe ich diesen Abend mit dir verbracht.

 

beilharz2

Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)

 

De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007  en ook mijn blog van 15 januari 2008.

 

Uit: L’ÉCOLE DES FEMMES

 

CHRYSALDE

  Vous venez, dites-vous, pour lui donner la main?

 

ARNOLPHE

  Oui, je veux terminer la chose dans demain.

 

CHRYSALDE

  Nous sommes ici seuls, et l’on peut, ce me semble,

Sans craindre d’être ouïs, y discourir ensemble.

  Voulez-vous qu’en ami je vous ouvre mon cœur?

Votre dessein, pour vous, me fait trembler de peur;

Et de quelque façon que vous tourniez l’affaire,

Prendre femme, est à vous un coup bien téméraire.

 

ARNOLPHE

  Il est vrai, notre ami. Peut-être que chez vous

  Vous trouvez des sujets de craindre pour chez nous;

Et votre front, je crois, veut que du mariage,

Les cornes soient partout l’infaillible apanage.

 

CHRYSALDE

  Ce sont coups du hasard, dont on n’est point garant;

Et bien sot, ce me semble, est le soin qu’on en prend.

Mais quand je crains pour vous, c’est cette raillerie

  Dont cent pauvres maris ont souffert la furie:

Car enfin vous savez, qu’il n’est grands, ni petits,

Que de votre critique on ait vus garantis;

Que vos plus grands plaisirs sont, partout où vous êtes,

  De faire cent éclats des intrigues secrètes…

 

Moliere

Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Grillparzer werd geboren in Wenen op 15 januari 1791. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007.

 

Uit: Ein treuer Diener seines Herrn

 

Erster Diener.
Ach Herr, mein Herr!
Sie werfen Sand und Steine nach dem Fenster!

Bancbanus.
So mach es auf; die Scheiben kosten Geld;
Sind sie geöffnet, schaden keine Würfe.
Den Kalpak reiche du, ich muß aufs Schloß.
Der König will mit Tagesanbruch fort.
Was ist die Glocke?

Zweiter Diener.
Vier Uhr!

Bancbanus.
Hohe Zeit.
Sieh du nach meiner Frau.

Erster Diener(am Fenster).
Dort stehen sie!

Bancbanus.
Laß stehn! laß stehn!

Erster Diener.
Der Prinz inmitten drin.

Bancbanus.
Was Prinz?

Erster Diener.
Ich hab’s gesehn!

Bancbanus(mit halb gezücktem Säbel).
Gesehen, Schuft?
Hätt’ ich’s gesehn mit diesen meinen Augen,
Weit eher glaubt’ ich, daß ich wachend träume,
Als Übles von dem Schwager meines Herrn!
Geh fort! – Muß ich hier toben wie ein Fant,
Scheltwort’ ausstoßen – und – bei toll und unklug! –
Ein Rat des Königs! – Nu, ein feiner Rat!
Ei wollt’ ich doch, du wärst auf Farkahegy.
Zwölf Steine über dir! – Ei, dies und das!
Geh sag ich, geh! Ich will nicht weiter sprechen.

(Dienerin kommt mit einem Becher.)

Was bringst nun du?

Dienerin.
Den Frühtrunk, gnäd’ger Herr!

Franz_Grillparzer_Aquarell

Franz Grillparzer (15 januari 1791 – 21 januari 1872)

 

De Nederlandse dicher en (dagboek)schrijver Willem de Clercq werd geboren in Amsterdam op 15 januari 1795. Hij was secretaris en later directeur (vanaf 1831) van de in 1824 opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), de voorganger in rechte lijn van de Algemene Bank Nederland. Daarnaast is hij bekend als voorman van het protestantse Réveil in Nederland. Reeds in 1801 begon hij aantekeningen te maken die resulteren in een dagboek van 36.000 bladzijden dichtbeschreven papier. Aanvankelijk was het de bedoeling dat hij tot predikant zou worden opgeleid, maar hij werd opgenomen in de zaak, en leerde daarvoor Duits, Frans en Grieks.  In 1816 reisde hij per koets naar Sint-Petersburg en deed verslag van het landschap en het sociale en culturele leven in de Noord-Duitse en Baltische havensteden, enkele jaren nadat Napoleon was verslagen en verre reizen weer mogelijk waren geworden. Na het plotselinge overlijden van zijn vader Gerrit de Clercq kwam hij in 1817 aan de leiding te staan van het familiebedrijf. Juist in die tijd kwam De Clercq in contact met de tot het christendom bekeerde joodse dichter Isaäc da Costa. Er groeide tussen hen een innige vriendschap en onder invloed van Da Costa bekeerde De Clercq zich tot het orthodoxe calvinisme.

Uit: Naar zijn dagboek

9 october 1833

Tegen den avond met Laatsman bij Karel Westendorp had ik ontzettend opgezien, en zie ook hier werden de bergen vlak gemaakt. Toen ik om acht uur kwam, vond ik Laatsman reeds met da Costa in gesprek…. Ik vond het eerst zooals gewoonlijk bij dergelijke vereenigingen, vrij stijf. Een woord over
den zegen, dat Bilderlijks laatste geschriften door velen gelezen werden, bracht da Costa op eens op zijn paardje, dat nu ten volle draafde, ten voordeele van land en Oranje, en tegen hetgeen dat Laatsman gisteren bij hem had gezegd, dat de vromen niet meer voor het land konden bidden. Da Costa sprak zoo krachtig, zoo welsprekend, dat Laatsman, hoe knap hij is, er maar geen woord tegen in kon brengen, en maar zeggen moest, dat het eene partikuliere overtuiging van da Costa was, waarvoor hij eerbied had. Nu werd Laatsman verzocht eene preek voor te lezen. Hij las die van Ruth, die recht goed was, en waarop geen aasje aan te merken viel, zoodat da Costa hem met de grootste innigheid de hand drukte. Alles werd nu meer en meer open en de hand Gods was met ons, want ik gevoelde hoe innig lief ik hen had. Mochten wij elkander dragen in de liefde. Da Costa deed het gebed, waarin ik zoodanig mocht medegaan als dit in geen tijd het geval was geweest. En nu mocht ik ook nog improviseeren over Ruth met een overvloeiend harte. Gods werk was het, dat wij allen zoo mochten gevoelen op denzelfden grond te staan…. Zoo was ik in geen tijden ter ruste gegaan. ’s Middags gevoelde ik mij nog zwak, en zie, het geestelijke had ons genezen. Ik zag nu in Laatsman niet meer den reus van Rheede, gewapend met een zwaard om al hetgeen hier geestelijk door ons genoten wordt weg te maaien en af te kappen, maar den broeder in Kristus, die, al denken wij dan ook over de eene of andere zaak verschillend, in de eenigheid des geloofs met ons staat…. Gezegend is ook weder de afloop der koffijveiling geweest. Er zijn nu 10 millioen pond in 5 dagen verkocht, hetgeen inderdaad bij ons niet gehoord is. De Heer bevestige aan ons zijne zegeningen.’

DeQlercq

Willem de Clercq (15 januari 1795 – 4 februari 1844)

 

De Franse schrijver Louis Guilloux werd geboren op 15 januari 1899 in Saint-Brieuc. In de jaren dertig maakte hij furore als een proletarisch auteur die bevriend was met Gide (wiens metgezel hij was op zijn reis door de Sovjet Unie) en Malraux en zich afzette tegen de kleinburgers. In 1967 kreeg hij de le Grand Prix National des Lettres voor zijn hele œuvre. Van zijn roman Le sang noir verscheen in 2000 nog een Nederlandse vertaling door Mirjam de Veth.

 

Uit: Coco perdu

 

„Faut pas y penser
“C’est comme les fêtes. J’y pense jamais. Ca m’a valu des histoires avec Fafa, mais je m’en fous. Tiens ! Elle est peut être déjà arrivée à Paris ou pas loin d’arriver. Faut pas y penser. L’almanach ! Je serais même pas foutu de dire ce que représente l’image. C’est vrai que j’ai pas mis longtemps à le choisir. J’ai pris le premier venu et je lui ai donné ses mille balles, à Charlot. J’avais surtout envie qu’il soit plus là. Je l’aime pas c’gars-là. Il a une façon, ce salaud-là, quand il voit que je guette son passage devant ma porte de me crier :
– Zéro la barre! Ceinture, quoi !
Moi, je trouve pas ça drôle du tout. Mais c’est ma faute, aussi. Pourquoi je le guette ? Je reçois jamais de lettres. Ou bien c’est des prospectus. La publicité, quoi ! Une fois il m’a dit en partant :
-On veut pas d’vous!
Je sais bien.”

 

guilloux

Louis Guilloux (15 januari 1899 – 14 oktober 1980)

 

De Duitse dichter en schrijver Franz Fühmann werd geboren op 15 januari 1922 in Rochlitz (in het huidige Tsjechië) als zoon van een apotheker. Hij diende in de Wehrmacht, als krijgsgevangene bezocht hij een antifascistische school in Rusland en hij keerde als marxist naar Duitsland terug. In zijn gedichten uit de jaren vijftig verwerkte hij zijn ervaringen uit de oorlog en met het nationaalsocialisme. In de jaren zestig richtte hij zich meer op kinder- en jeugdboeken.  Na het neerslaan van de Praagse lente in 1968 begon hij, net als vele andere DDR schrijvers kritischer om te gaan met het „reële socialisme“.

 

Die Richtung der Märchen

 

Die Richtung der Märchen: tiefer, immer
zum
Grund zu, irdischer, näher der Wurzel der Dinge,
ins Wesen.

 

Wenn die Quelle im Brunnen nicht springt
und ratlos die Bürger sich stauen:
Held Hans hebt den Stein, der im Wasser liegt,
da hockt eine Kröte darunter,
die Kröte muß man töten,
dann springt der Quell wieder rein.

 

Die Spindel fiel in den Brunnen,
das Mädchen sprang in die Tiefe,
unten tat sich ein Pfad auf,
der führte zur weisen Frau,
die lohnte gerecht mit Gold und Pech
im Lande tief unter dem Brunnen.

 

Als er gegen den Drachen zog,
mußte der Held den Schacht hinab,
den Drachen in der Höhle zu treffen.

 

Er sagte: “Laßt mich hinunter, und wenn ich
vor Angst an den Strängen zerre, und je mehr ich zerr, desto
tiefer laßt mich hinunter.” Und
sie ließen ihn hinunter, und er zerrte, und sie ließen ihn
tiefer hinab,
und er kam, zerrend, in die Höhle,
und er besiegte den Drachen.

 

Dem Grund zu, die Richtung der Märchen,
dem Grund zu, wir zerrn an den Strängen,
dem Grund zu, wir zerrn an den Strängen,
dem Grund zu: Wir zerrn an den Strängen…

 

Fuehmann

Franz Fühmann (15 januari 1922 – 8 juli 1984)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Martha Saalfeld werd geboren op 15 januari 1898 in Landau. Tijdens WO I werkte zij als verpleegster in een veldhospitaal. In 1921 kon zij het gymnasium voltooien. Vervolgens studeerde zij filosofie en kunstgeschiedenis in Heidelberg. In 1931 publiceerde zij haar eerste dichtbundel. Een jaar later volgde de eerste opvoering van haar tragikomedie Beweis für Kleber.  Tijdens WO II kreeg zij een publicatieverbod. In 1948 verhuisde zij naar Bad Bergzabern. Daar volgde een zeer productieve tijd, waarin zij in rap tempo gedichten, verhalen en romans schreef. In 1994 stelde het land  Rheinland-Pfalz de Martha-Saalfeld-Förderpreises in.

 

O traurig ist der Sterbende…

 

O traurig ist der Sterbende und hart

Ist ihm das Blaue aufzugeben und

Die sanfte Birne, nahe seinem Mund,

Und ach den kleinen Schatz den er verscharrt. –

 

Doch Gott – der wartet schon; er braucht den Platz,

Er braucht die Leichen, denn sein Feld ist arm,

Sein Herz ist kalt und wird erst wieder warm

Wenn dieses innehält und ein Ersatz

 

Sich willig bietet: Gott ist überaus

Geschickt die Schmerzen zu begründen die

Er einem schafft, doch es gelingt ihm nie

Die Ärmsten zu getrösten bis nach Haus.

 

Sie sagen es ihm alle ins Gesicht –

Da aber ist er tot und hört sie nicht…..

 

saalfeld

Martha Saalfeld (15 januari 1898 – 14 maart 1976)

 

De Chinese dichter Xu Zhimo werd geboren op 15 januari 1897 in de provincie Zhejiang. Xu Zhimo is een van de belangrijkste Chinese dichters van deze eeuw. Tijdens zijn studies in Amerika en Engeland werd hij zwaar beïnvloed door de Europese romantiek. Bekendst is hij voor zijn korte liefdesgedichten.

 

A Snowflake’s Happiness

 

If I were a snowflake,
Drifting suavely in mid-air,
I would recognize my direction —
Soaring, soaring, soaring —
The ground below holds my direction.

Avert the cold lonely valleys,
Evade the dreary mountains,
Elude the melancholic streets —
Soaring, soaring, soaring —
My destiny it shall be!

Dancing gracefully in mid-air,
Perceiving the enchanting dwelling.
Waiting for her arrival in the garden —
Soaring, soaring, soaring —
Sigh, her pleasant aroma fills the air!

Quietly, my buoyant body floats,
Landing on her with gentle care,
Sensing her love and passion —
Fading, fading, fading —
I fade into the warmth of her heart

 

Zhimo

Xu Zhimo (15 januari 1897 – 19 november 1931)

 

De Duitse schrijver Walter Serner werd op 15 januari 1886 als Walter Seligmann uit geassimileerde Joodse ouders geboren in de Tsjechische plaats Karlsbad(Bohemen) Zijn vader, eigenaar van een plaatselijk krant, stuurde hem naar de beste scholen van de stad. Met steun van zijn ouders ging hij daarna studeren in Wenen. Na een aantal semesters onderbrak hij zijn studie om door Duitsland te reizen. Zo leerde hij onder andere het nachtleven en de casino’s in München en Berlijn kennen en vond hij in de laatste stad aansluiting bij een groep jonge linkse intellectuelen. In het blad “Die Aktion” probeerde deze groep (waartoe o.a. Heinrich en Thomas Mann behoorden) alternatieven te bieden voor de in hun ogen “verpeste” gevestigde kunst die zich slechts bezighield met het bevestigen van de heersende status quo. Na het uitbreken van WO I trok hij naar Zürich, waar hij in contact kwam met de dada beweging rond Tristan Tzara. In 1918 schreef hij het dadaistische manifest Letzte Lockerung, maar toen het in 1920 werd gepubliceerd betitelde Tzara hem als een grootheidswaanzinnige buitenstaander en Serner keerde zich al snel van dada af.

 

Uit: Letzte Lockerung

 

„Andernfalls suche man sich eine stille Ecke in einem Café oder einer Bar und bestelle außerdem gleichzeitig einen Grand Marnier, Ruban rouge, und Cerises jubilé, die man so lange unberührt stehenlasse, bis das Zeichen zum Konsum gegeben wird. Hierauf entzünde man sich sein Lieblingsrauchwerk und beginne mit der Lektüre. Nach jedem Fragment pausiere man drei Minuten, trinke ein wenig und rauche. Nach jedem der sechs Abschnitte lege man das Buch fünf Minuten aus der Hand und blicke auf den Plafond.
Die Lektüre des ersten Teils dürfte nicht mehr als eine Stunde beanspruchen und einen Zustand außerordentlicher Unternehmungslust verursachen. Man folge dieser nur insoweit, als man das Lokal wechsle, und warte mit der Verwendung ihres wichtigeren Restes (Dame), bis das Zeichen dazu gegeben wird.
Jeder, der durch Eltern, Fibel, Bibel und Bonzen mühselig ist und mit Minusgefühlen beladen, deshalb nicht nur in hitzigen Nachtstunden davon träumt, jenes tyrannische Pack zu stäupen, sondern auch voll grimmiger Phantasien darin schwelgt, Glücksritter seines Leibes zu werden und des Lebens, spare monatelang, wenn es anderswie nicht zu erreichen sein sollte, um vor der Lektüre jenes Diner sich servieren lassen und, falls er über keine Dame gebietet, sich eine kaufen zu können. Wer dieser vorgeschriebenen Vorbereitung zuwiderhandelt, wird die Wirkung dieses Buches sich so schmälern, daß dessen Zweck, ihn für immer aufzulockern und zu dem zu machen, was er im Grunde ist, verfehlt werden dürfte.“

 

serner

Walter Serner (15 januari 1886 – augustus 1942)

 

De Duitse schrijver en satiricus Alexander Moszkowski werd geboren in Pilica, Polen, op 15 januari 1851. Hij groeide op in Breslau (toen tot Pruisen behorend). Later trok hij naar Berlijn, waar hij van 1877 tot 1886 werkte voor het satirische tijdschrift Berliner Wespen van Julius Stettenheim. Na onenigheid met Stettenheim begon hij zijn eigen tijdschrift Lustige Blätter“, dat in de republiek van Weimar een hoge oplage bereikte.

 

Der Lyriker und die Umsatzsteuer: 1 1/2 Prozent

 

Vorausgesetzt, er findet einen Verleger,

Vorausgesetzt, der Mann ist ganz integer,

Vorausgesetzt, besagter Lyrikus

Erhält ein Honorar beim Rechnungsschluß;

Vorausgesetzt, daß ihn die Muse heiligt

Mit lyrischem Gefühl, das in ihm brennt, — —

So ist der Fiskus auch daran beteiligt,

Und zwar genau mit 1 1/2 %.

 

Es stieg empor aus seiner Seelen Grüften

Ein Ahnen in beseligtem Moment,

Er sang von Rosen und von Frühlingsdüften,

Vom Duften zahlt er 1 1/2 %;

Er sah der Liebsten in die keusche Seele,

Die Nachtigall bewies ihr Tontalent,

Und die besagte holde Philomele

Wird eingeschätzt mit 1 1/2 %.

 

Er singt vom Zephyr und vom Sturmeswüten,

Vom Lotoskelch im fernen Orient,

Der Fiskus ist bei seinen Lotosblüten

Sein Sozius mit 1 1/2 %.

Er jauchzt, er weint, er schwelget in Genüssen,

Ein Freudenkuß hebt ihn zum Firmament,

Und jeder einzelne von den Küssen

Stellt dar pro fisco 1 1/2 %.

 

Wie schön, daß so die ganze deutsche Lyrik

Sich einheitlich zu dem Tarif bekennt;

Ist auch die Rechnung manchmal etwas schwierig,

Das Grundmaß bleibt doch 1 1/2 %;

 

Und ist trotz aller Kunst des Silbenfalles

Der lyrische Poet meist insolvent,

Der Staat beteiligt sich an seinem Dalles

Unweigerlich mit 1 1/2 %.

 

alexandermoszkowskismsm

Alexander Moszkowski (15 januari 1851 – 26 september 1934)

 

De Russische schrijver Aleksandr Sergejevitsj Gribojedov werd geboren in Moskou op 15 januari 1795. Gribojedov studeerde aan de Staatsuniversiteit van Moskou van 1810 tot 1812, toen hij werd opgenomen in een huzarenregiment. Hij verliet de dienst in 1816 om diplomaat te worden en hij werd in 1818 benoemd tot secretaris van de Russische ambassade in Perzië, die hem vervolgens een standplaats
in Georgië gaf. In 1823 keerde Gribojedov terug naar Sint-Petersburg om zijn meesterwerk Lijden door Verstand aan de censuur te onderwerpen. Toen zijn werk echter afgekeurd werd, keerde Gribojedov verbitterd terug naar Georgië. Gribojedov begon al vroeg met schrijven. Reeds in 1816 werd een toneelstuk (Jonge echtgenotes) opgevoerd in Moskou. Zijn meesterwerk is echter zonder twijfel Lijden door Verstand (Горе от ума), waarin Gribojedov via zijn hoofdpersoon Tsjatski een aanklacht laat horen tegen de Russische maatschappij. Het toneelstuk, dat volledig op rijm is gesteld, wordt nog regelmatig opgevoerd, en is het meest opgevoerde toneelstuk aller tijden in Rusland. Veel van de uitspraken zijn inmiddels een soort spreekwoord geworden in de Russische taal.

 

Uit: WOE FROM WIT (Lijden door verstand, vertaald door A.S.Vagapov)

 

A sitting room with a big clock in it, to the right is Sofia’s bedroom door, the sound of a piano and a flute come from Sofia’s room, and then the music ceases. Lizzie is asleep hanging down from the armchair (It is morning. The day is just about to break)

 

L i z i e (wakes up suddenly, raises from the chair, looks around)

It’s dawning ! . .. Oh! How fast

The night has passed !

They didn’t let me go to bed

‘In expectation of a friend’.

I had to be on the alert,

It’s only now that I could doze

Sitting like this, in such a pose !

I could have fallen from the chair !

It’s dawn . . . They must be unaware . . .

(knocks at Sofia’s door)

Sir ! Madame ! What a plight !

You have been chattering all night,

Sir, are you deaf ? Ma’am, do you hear ?

No, they do not seem to fear.

(walks away from the door)

Look out, uninvited guest !

The father may appear ! I serve a loving woman, yes !

( moves to the door again)

It’s time to part. Stop that conversation !

( S o f i a ‘ s v o i c e )

What time is it ?

L i z i e

The house is all in agitation.

S o f i a (from her room)

What is the time ?

L i z i e

It is about seven, eight or nine . . .

S o f i a (from the same place)

It isn’t true.

 

gribojedov

Aleksandr Gribojedov (15 januari 1795 – 11 februari 1829)

 

De Duitse dichteres Sidonia Hedwig Zäunemann werd geboren op 15 januari 1714 in Erfurt. Zij toonde al vroeg de neiging uit de toen gangbare rol voor vrouwen uit te breken. Zij leerde zich zelf Frans en Latijn en was een van de eerste vrouwen die ooit een mijn bezochten. In 1838 verleende de universiteit van Göttingen haar de titel kaiserlich gekrönte Dichterin.

 

Wer ruhig schlafen will, der muß die Sorgen meiden

 

Wer ruhig schlafen will, der muß die Sorgen meiden;

Wer frölich sterben will, der geb den eitlen Freuden

Und Sorgen dieser Welt bei Zeiten gute Nacht;

So schläft er sanfte ein, und einsten froh erwacht.

 

zaeuneman

Sidonia Zäunemann (15 januari 1714 – 11 december 1740)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 15 januari 2007.

 

De Noorse schrijver Peter Christen Asbjørnsen werd geboren op 15 jamuari 1812 in Kristiania, tegenwoordig Oslo.

Osip Mandelstam, Molière, Franz Grillparzer, Mihai Eminescu, Peter Christen Asbjørnsen

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007.

Petropolis

From a fearful height, a wandering light,
but does a star glitter like this, crying?
Transparent star, wandering light
your brother, Petropolis, is dying.

From a fearful height, earthly dreams are alight,
and a green star is crying.
Oh star, if you are the brother of water and light,
your brother, Petropolis, is dying.

A monstrous ship, from a fearful height,
is rushing on, spreading its wings, flying.
Green star, in beautiful poverty,
your brother, Petropolis, is dying.

Transparent spring has broken, above the black Neva’s hiss
the wax of immortality is liquefying.
Oh if you are star – your city, Petropolis,
your brother, Petropolis, is dying.

 

This night is irredeemable

This night is irredeemable.
Where you are, it is still bright.
At the gates of Jerusalem,
a black sun is alight.

The yellow sun is hurting,
sleep, baby, sleep.
The Jews in the Temple’s burning
buried my mother deep.

Without rabbi, without blessing,
over her ashes, there,
the Jews in the Temple’s burning
chanted the prayer.

Over this mother,
Israel’s voice was sung.
I woke in a glittering cradle,
lit by a black sun.

osip-mandelstam

Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)

 

 

De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007.

 

Uit: Les précieuses Ridicules

SCÈNE IV

 

GORGIBUS : Que me vient conter celle-ci?

MAGDELON : Mon père, voilà ma cousine qui vous dira, aussi bien que moi, que le mariage ne doit jamais arriver qu’après les autres aventures. Il faut qu’un amant, pour être agréable, sache débiter les beaux sentiments, pousser le doux, le tendre et le passionné, et que sa recherche soit dans les formes. Premièrement, il doit voir au temple, ou à la promenade, ou dans quelque cérémonie publique, la personne dont il devient amoureux ; ou bien être conduit fatalement chez elle par un parent ou un ami, et sortir de là tout rêveur et mélancolique. Il cache un temps sa passion à l’objet aimé, et cependant lui rend plusieurs visites, où l’on ne manque jamais de mettre sur le tapis une question galante qui exerce les esprits de l’assemblée. Le jour de la déclaration arrive, qui se doit faire ordinairement dans une allée de quelque jardin, tandis que la compagnie s’est un peu éloignée ; et paroît à notre rougeur, et qui, pour un temps, bannit l’amant de notre présence. Ensuite il trouve moyen de nous apaiser, de nous accoutumer insensiblement au disocurs de sa passion, et de tirer de nous cet aveu qui fait tant de peine. Après cela viennent les aventures, les rivaux qui se jettent à la traverse d’une inclination établie, les persécutions des pères, les jalousies conçues sur de fausses apparences, les plaintes, les désespoirs, les enlèvements, et ce qui s’ensuit. Voilà comme les choses se traitent dans les belles manières et ce sont des règles dont, en bonne galanterie, on ne sauroit se dispenser. Mais en venir de but en blanc à l’union conjugale, ne faire l’amour qu’en faisant le contrat du mariage, et prendre justement le roman par la queue! encore un coup, mon père, il ne se peut rien de plus marchand que ce procédé ; et j’ai mal au coeur de la seule vision que cela me fait.

GORGIBUS : Quel diable de jargon entends-je ici? Voici bien du haut style.

CATHOS : En effet, mon oncle, ma cousine donne dans le vrai de la chose. Le moyen de bien recevoir des gens qui sont tout à fait incongrus en galanterie? Je m’en vais gager qu’ils n’ont jamais vu la carte de Tendre, et que Billets-doux, Petits-Soins, Billets-Galants et Jolis-Vers sont des terres i
nconnues pour eux. Ne voyez-vous pas que toute leur personne marque cela, et qu’ils n’ont point cet air qui donne d’ abord bonne opinion des gens? Venir en visite amoureuse avec une jambe toute unie, un chapeau désarmé de plumes, une tête irréglière en cheveux, et un habit qui souffre une indigence de rubans!… mon Dieu, quels amants sont-ce là! Quelle frugalité d’ajustement et quelle sécheresse de conversation! On n’y dure point, on n’y tient pas. J’ai remarqué encore que leurs rabats ne sont pas de la bonne faiseuse, et qu’il s’en faut plus d’un grand demi-pied que leurs hauts-de-chausses ne soient assez larges.

 

moliere

Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Franz Grillparzer werd geboren in Wenen op 15 januari 1791. Zie ook mijn blog van 15 januari 2007.

 

Der Halbmond glänzet am Himmel

Der Halbmond glänzet am Himmel,
und es ist neblicht und kalt.
Gegrüßet sei du, Halber, dort oben,
wie du, bin ich einer, der halb.

Halb gut, halb übel geboren,
und dürftig in beider Gestalt,
mein Gutes ohne Würde,
das Böse ohne Gewalt.

 

Halb schmeckt ich die Freuden des Lebens,
nichts ganz als meine Reu;
die ersten Bissen genossen,
schien alles mir einerlei.

 

Halb gab ich mich hin den Musen,
und sie erhörte mich halb;
hart auf der Hälfte des Lebens,
entfloh’n sie und ließen mich alt.

 

Und also sitz ich verdrossen,
doch läßt die Zersplitterung nach;
die leere Hälfte der Seele
verdrängt die noch volle gemach.

 

grillparzer

Franz Grillparzer (15 januari 1791 – 21 januari 1872)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 15 januari 2007.

De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz.

De Noorse schrijver Peter Christen Asbjørnsen werd geboren op 15 jamuari 1812 in Kristiania, tegenwoordig Oslo.

 

Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Franz Grillparzer, Molière, Peter Christen Asbjørnsen

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste Russische dichter van de 20ste eeuw. In zijn essay Het humanisme en de huidige tijd wees hij op het gevaar dat oude humanistische waarden verloren dreigden te gaan in de nieuwe Sovjet-staat. Na de publicatie van zijn gedichtenbundel Tristia kwam hij als onafhankelijke dichter in conflict met de machthebbers. Hij weigerde zich te plooien naar de richtlijnen van de overheid. In 1934 schreef hij een hekeldicht op Stalin en werd prompt verbannen naar de provinciestad Voronezj. Drie jaar later mocht hij terugkeren naar Moskou maar werd opnieuw opgepakt. Hij stierf uiteindelijk op 27 december  1938 in een Siberisch doorgangskamp.

De afgod sluimert binnen in de berg

De afgod sluimert binnen in de berg
In ruime, koesterende, zwaar bewaakte zalen.
En op zijn borst druipt vet, halskettingmerg,
Het tij beschermend van zijn slaap en ademhalen.

Toen hij een jongen was en speelde met een pauw,
Kreeg hij vaak Indiase regenboog te eten.
Men gaf hem melk van roze klei – hij dronk het trouw,
De cochenille werd geen dag vergeten.

Zijn opgevouwen botten slapen o zo zacht,
Vermenselijkt de knieën, schouders, leden.
Hij trekt zijn stille mond wijd open als hij lacht,
Voelt met zijn voorhoofd, denkt met heel zijn beendervracht
En weet nog vaag dat hij een mens verbeeldde.

 

De heerser

Wij leven zonder onder onze voeten ons land te voelen
Onze woorden zijn niet verder dan op tien pas te horen
Maar waar nog een half gesprekje plaats vindt,
Wordt de Kremlin-bewoner uit de bergen * vermeld, de wurger en boerendoder.
Zijn dikke vingers zijn vet als wormen
En zijn woorden zijn onwrikbaar als loden gewichten.
Zijn kakkerlakkensnor lacht
En zijn beenkappen glanzen.
Hij is omgeven door een bende slankhalzige leiders
En hij maakt gebruik van de slavendiensten van halfmensen.
Zij fluiten, miauwen of janken,
Alleen hij oreert en port met zijn vinger.
Hij smeedt series besluiten als hoefijzers
Die hij mikt op je voorhoofd, je kruis of je oog.
En iedere terechtstelling is een traktatie
Voor de Osseet* met de brede borstkas.

 

* Stalin was Georgiër, geboren uit het Kaukasische bergvolk van de Osseten.

mandelstam

Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)

 

De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz,. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste dichter uit de Roemeense Romantiek. Zijn bekendste werken zijn Luceafărul, Mai am un singur dor en de 5 Scrisori. Eminescu studeerde filosofie in Wenen en Berlijn. Na terugkeer in zijn vaderland werkte hij als bibliotheekdirecteur, leraar Duits, schoolinspecteur en journalist bij de krant Timpul. Vanaf 1883 takelde hij als gevolg van syfilis geestelijk af. Eminescu was actief in de literaire sociëteit Junimea en lid van de Roemeense conservatieve partij.

Der See

Auf dem blauen See im Walde
Schweben gelbe Wasserrosen,
Während hell die Wellen kräuseln,
Bebend einen Kahn umkosen.  

Und ich wandle an dem Ufer,  
Harre lauschend und verschwiegen,
Daß sie jäh dem Schilf entsteige,
Sich an meine Brust zu schmiegen,  

Daß ins kleine Boot wir springen,  
Wo um uns die Wasser lallen,
Bis das Steuer ich verliere
Und die Ruder mir entfallen;  

Daß wir gleitend fliehn, vom milden  
Mond verzückt, in Zauberträume –
Windhauch rausche sacht im Schilfe,
Wellensang uns zart umschäume! –  

Doch sie kommt nicht – und ich seufze  
Fruchtlos, meinem Gram ergeben,
Einsam an dem blauen Weiher,
Wo die Wasserrosen schweben.  

 

Vertaald door:  Zoltan Franyo

eminescu
Mihai Eminescu (15 januari 1850 – 15 juni 1889)

 

Franz Grillparzer werd geboren in Wenen op 15 januari 1791  Grillparzer werd in Wenen geboren als zoon van een advocaat. Hij bezocht op zijn tiende het gymnasium en leerde er klassieke talen, met de bedoeling rechten te gaan studeren, wat hij dan ook deed aan de Wiener Universität, in 1807. Twee jaar later stierf zijn vader; Grillparzer beëindigde zijn studies in 1811, en nam diverse jobs aan, onder meer als bibliothecaris en kamergeleerde. Hij raakte betrokken bij het keizerlijke hof, en zou uiteindelijk in 1818 voor vijf jaar als keizerlijke toneeldichter worden aangesteld. Desondanks kwam hij geregeld met de censuur in aanvaring. Grillparzers werk wordt tot de Biedermeier gerekend: ondanks de spanningen in zijn persoonlijke leven en zijn nerveuze karakter, ademt het werk een burgerlijke kalmte. Grillparzer is in zekere zin de toneel-evenknie van Adalbert Stifter. In 1818 werd hij tot directeur van het Burgtheater benoemd, na de successen van zijn toneelstukken Die Ahnfrau en Sappho.

 

Uit: Der Traum ein Leben

 

Ländliche Gegend mit Felsen und Bäumen. Links im Vorgrunde eine Hütte. Neben der Tür eine Bank. Sommerabend. Hörnertöne erschallen aus der Ferne.

 

Mirza (kommt aus der Hütte).

 

Horch! War das nicht Hörnerschall?
Ja, er ist’s! Er kommt! Er naht!

…………………..

 

Abend ist’s, die Schöpfung feiert,
Und die Vögel aus den Zweigen,
Wie beschwingte Silberglöckchen,
Läuten aus den Feierabend,
Schon bereit, ihr süß Gebot,
Ruhend, selber zu erfüllen.
Alles folgt dem leisen Rufe,
Alle Augen fallen zu;
Zu den Hürden zieht die Herde,
Und die Blume senkt in Ruh’
Schlummerschwer das Haupt zur Erde.

 

Ferneher vom düstern Osten
Steigt empor die stille Nacht;
Ausgelöscht des Tages Kerzen,
Breitet sie den dunkeln Vorhang
Um die Häupter ihrer Lieben
Und summt säuselnd sie in Schlaf.

 

Alles ruht, nur er allein
Streift noch durch den stillen Hain,
Um in Berges dunkeln Schlünden,
Was er hier vermißt zu finden.
Und mich martert hier die Sorge,
Und mich tötet hier die Angst.

 

Jener Jäger, Kaleb ist’s,
Sieh, sein Weib eilt ihm entgegen
Mit dem Kleinen an der Brust.
Wie er eilt sie zu erreichen!
Und der Knabe streckt die Hände
Jauchzend nach dem Vater aus.

 

Ihr seid glücklich! – Ja, ihr seid’s!

 

Grillparzer

Franz Grillparzer (15 januari 1791 – 21 januari 1872)

 

De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Hij werkte tijdens zijn leven creatief samen met componisten als Marc-Antoine Charpentier, Jean Baptiste Lully en Henry Purcell. In zijn komedies had hij kritiek op de edelen en de geestelijken, die zeer bevoorrecht leefden. Dat vond niet iedereen goed. Lodewijk XIV vond de kritiek wel go
ed en steunde het gezelschap van Molière door geld over te maken en ze op te laten treden in zijn eigen Palais-Royal. Met name na de afbraak van het oude theater, Petit-Bourbon, wegens uitbreiding van de Oostelijke vleugel van het Louvre, speelden zij vaker op deze locatie. Zijn meest bekende werken zijn Don Juan, Tartuffe en L’Avare (De Vrek). Hij overleed na de 4de voorstelling van zijn laatste komedie, Le malade imaginaire, waarin hij zoals gewoonlijk de hoofdrol vertolkte. In 1680, zeven jaar na zijn dood, werd bij decreet door Lodewijk XIV de Comédie Française opgericht waarvan Molière als de wegbereider mag beschouwd worden. De lokale clerus ontzegde hem een begrafenis op gewijde grond, maar na bemiddeling van lokale notabelen werd hij uiteindelijk begraven bij de ongedoopte kinderen.

 

Uit:  Le Misanthrope

ACTE I, Scène première

 

ALCESTE

Non, je ne puis souffrir cette lâche méthode
Qu’affectent la plupart de vos gens à la mode;
Et je ne hais rien tant que les contorsions
De tous ces grands faiseurs de protestations,
Ces affables donneurs d’embrassades frivoles,
Ces obligeants diseurs d’inutiles paroles,
Qui de civilités avec tous font combat,
Et traitent du même air l’honnête homme et le fat.
Quel avantage a-t-on qu’un homme vous caresse,
Vous jure amitié, foi, zèle, estime, tendresse,
Et vous fasse de vous un éloge éclatant,
Lorsque au premier faquin il court en faire autant?
Non, non, il n’est point d’âme un peu bien située
Qui veuille d’une estime ainsi prostituée.
Et la plus glorieuse a des régals peu chers,
Dès qu’on voit qu’on nous mêle avec tout l’univers:
Sur quelque préférence une estime se fonde,
Et c’est n’estimer rien qu’estimer tout le monde.
Puisque vous y donnez, dans ces vices du temps,
Morbleu! vous n’êtes pas pour être de mes gens;
Je refuse d’un cœur la vaste complaisance
Qui ne fait de mérite aucune différence;
Je veux qu’on me distingue; et pour le trancher net,
L’ami du genre humain n’est point du tout mon fait.

PHILINTE

Mais, quand on est du monde, il faut bien que l’on rende
Quelques dehors civils que l’usage demande.

ALCESTE

Non, vous dis-je, on devrait châtier, sans pitié,
Ce commerce honteux de semblants d’amitié.
Je veux que l’on soit homme, et qu’en toute rencontre
Le fond de notre cœur dans nos discours se montre,
Que ce soit lui qui parle, et que nos sentiments
Ne se masquent jamais sous de vains compliments.

PHILINTE

Il est bien des endroits où la pleine franchise
Deviendrait ridicule et serait peu permise;
Et parfois, n’en déplaise à votre austère honneur,
Il est bon de cacher ce qu’on a dans le cœur.
Serait-il à propos et de la bienséance
De dire à mille gens tout ce que d’eux on pense?
Et quand on a quelqu’un qu’on hait ou qui déplaît,
Lui doit-on déclarer la chose comme elle est?

moliere

Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)

 

De Noorse schrijver Peter Christen Asbjørnsen werd geboren op 15 jamuari 1812 in Kristiania, tegenwoordig Oslo. Als student maakte hij kennis met Jørgen Moe, met wie hij door heel Noorwegen reisde en volkse verhalen verzamelde en optekende. Zij publiceerden deze verhalen vanaf 1841. Geïnspireerd door Jacob Grimm probeerden zij dat, wat zij hoorden, zo origineel mogelijk weer te geven. Daardoor maakten zij zich zeer verdienstelijk voor de Noorse taal. De publicaties van Asbjørnsen bereikten een groot publiek en versterkten het nationale zelfbewustzijn van de Noren. Asbjørnsen hield echter op met dit werk en was van 1858 tot 1876 boswachter. Daarnaast schreef hij nog natuurwetenschappelijke werken.

 

Uit: Per Gynt

 

„In alten Zeiten lebte in Quam ein Schütze, der hieß Per Gynt. Er lag beständig droben im Gebirge und schoß dort Bären und Elche, denn damals gab es noch mehr Wälder auf den Bergen, und in ihnen hielten sich derartige Untiere auf. In einem Jahre nun, spät im Herbst, nachdem das Vieh schon längst von den Bergweiden herabgetrieben war, wollte Per Gynt wieder einmal hinauf ins Gebirge. Mit Ausnahme von drei Sennerinnen hatten schon alle Hirtenleute das Gebirge verlassen. Als Per Gynt die Hövringalm erreichte, wo er in einer Sennhütte übernachten wollte, war es schon so dunkel, daß er die Hand nicht vor den Augen sehen konnte. Da fingen die Hunde plötzlich so fürchterlich zu bellen an, daß es Per Gynt ganz unheimlich zumute wurde. Plötzlich stieß sein Fuß am etwas an, und als er es befühlte, war es kalt und groß und schlüpfrig, da er aber nicht vom Wege abgekommen zu sein glaubte, konnte er sich gar nicht erklären, was das sein könnte; aber es kam ihm gar nicht geheuer vor.

“Wer ist denn das?” fragte Per Gynt, denn er fühlte, daß es sich bewegte.

“Ei, ich bin der Böig, der Krumme,” lautete die Antwort.

Damit war aber Per Gynt so klug wie vorher. Er ging nun daran entlang, “denn schließlich muß ich doch daran vorbeikommen,” dachte er.

Im Weitergehen stieß er plötzlich wieder an etwas, und als er es anfühlte, war es wieder kalt und groß und schlüpfrig.

“Wer ist das?” fragte Per Gynt.

“Ich bin der Krumme,” lautete aufs neue die Antwort.“

 

ASBJOENSEN

Peter Christen Asbjørnsen (15 januari 1812 – 6 januari 1885)