Nyk de Vries, André Aciman, Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, Look J. Boden, Anton van Duinkerken, Hans Herbjørnsrud, Jean-Bernard Pouy, Luc Decaunes

De Nederlandse dichter Nyk de Vries werd geboren in Noordbergum op 2 januari 1971. Zie ook alle tags voor Nyk de Vries op dit blog.

Uit: Renger

“Nadat we een dagje eropuit waren geweest, stond er opeens een schutting op twee meter afstand van onze schuur, vlak voor de gebogen gietijzeren ramen. Die namiddag barstte in ons huis de bom. Mijn vader was in alle staten. Hij kon niet stoppen met vloeken, ook de volgende dag niet, maar kraniger dan anders weigerde mijn moeder om zijn doemscenario’s te onderschrijven. ‘Ik heb van mijn vader geleerd,’ zei ze, ‘om kwaadwillende mensen niet te veel aandacht te schenken. Elk mens heeft zijn eigen motieven.’
Met betraande ogen verschool ik me in de grote stoel. Er kwam geen eind aan de opzwepende discussies. Nog nooit had ik mijn vader zo kwaad gezien. Mijn moeder huilde net als ik. Ze pleitte voor haar standpunt, maar er was geen beginnen aan. Mijn vader bleef maar schreeuwen en zwaaien met zijn vinger. Vanuit het niks stond hij op en ineens vreesde ik dat de situatie uit de hand zou lopen. Mijn moeder vluchtte naar de keuken en in een flits was ze terug met de oranje hapjespan die ze dreigend omhoog hield.
Mijn vader verdween naar de schuur. Even later kwam hij terug om te vragen of ik hem wilde helpen. Met gebogen hoofd volgde ik hem en lange tijd stond ik met betraand gezicht het nieuwe keukenraamkozijn te schuren. Terug in huis besprak ik met mijn moeder de noodsituatie, als twee volwassenen. ‘Volgens mij,’ zei ik ernstig, ‘zijn we op een beslissend punt aanbeland.’
Het leek me een uitgemaakte zaak dat mijn ouders uit elkaar zouden gaan, maar mijn moeder keek me verbaasd aan. ‘Wat moet ik dan?’ vroeg ze. ‘Moet ik in de nieuwbouw gaan wonen?’
Ze kende mijn vader beter dan ik. In de namiddag liep hij langs het raam. Toen hij terugkwam met de krant, schudde ze haar hoofd.
‘Kijk eens,’ verzuchtte ze, ‘nu loopt hij alweer te fluiten.’
Sinds die zomerdag probeer ik afstand van hem te nemen. Zijn onberekenbaarheid maakt me gek. Soms komt hij met ijsjes de tuin in. De volgende ochtend kan het opnieuw duiveldag zijn. Dan fantaseer ik over zijn verdwijning, maar ik zou niet weten hoe ik dat voor elkaar moet krijgen. Daarom verdwijn ik soms zelf maar.
Ik leg het boek van Orwell opzij en loop naar de schuur waar ik mijn fiets te voorschijn trek. Aan de overkant van de Rijksstraatweg rijd ik het bos in, zoals ik veel vaker doe om aan de drukkende sfeer te ontsnappen.”

 

 
Nyk de Vries (Noordbergum, 2 januari 1971)

 

De Amerikaanse schrijver, essayist en literatuurwetenschapper André Aciman werd geboren op 2 januari 1951 in Alexandrië in Egypte. Zie ook alle tags voor André Aciman op dit blog.

Uit: Alibis. Essays on Elsewhere

“Life begins somewhere with the scent of lavender. My father is standing in front of a mirror. He has just showered and shaved and is about to put on a suit. I watch him tighten the knot of his necktie, flip down his shirt collar, and button it up. Suddenly, there it is, as always: lavender.
I know where it comes from. An elaborately shaped bottle sits on the dresser. One day, when I’m having a very bad migraine and am lying on the living room sofa, my mother, scrambling for something to take my mind off the pain, picks up the bottle, unscrews the cap, and dabs some of its contents onto a handkerchief, which she then brings to my nose. Instantly, I feel better. She lets me keep the handkerchief. I like to hold it in my fist, with my head tilted slightly back, as if I’d been punched in a fistfight and were still bleeding—or the way I’d seen others do when they were feeling sick or crushed and walked about the house taking occasional sniffs through crumpled handkerchiefs in what looked like last-ditch efforts to avoid a fainting spell. I liked the handkerchief, liked the secret scent emanating from within its folds, liked smuggling it to school and taking furtive whiffs in class, because the scent brought me back to my parents, to their living room, and into a world that was so serene that just inhaling its scent cast a protective cloud around me. Smell lavender and I was sheltered, happy, beloved. Smell lavender and in came good thoughts—about life, about those I loved, about me. Smell lavender and, no matter how far from one another, we were all gathered in one warm, snug room stuffed with pillows, close to a crackling fire, with the patter of rain outside to remind us our lives were secure. Smell lavender and you couldn’t pull us apart.”

 

 
André Aciman (Alexandrië, 2 januari 1951)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Jimmy Santiago Baca werd geboren in Santa Fe, New Mexico, op 2 januari 1952. Zie ook alle tags voor Jimmy Santiago Baca op dit blog.

 

There Are Black

There are black guards slamming cell gates
on black men,
And brown guards saying hello to brown men
with numbers on their backs,
And white guards laughing with white cons,
and red guards, few, say nothing
to red inmates as they walk by to chow and cells.

There you have it, the little antpile . . .
convicts marching in straight lines, guards flying
on badged wings, permits to sting, to glut themselves
at the cost of secluding themselves from their people . .
Turning off their minds like watertaps
wrapped in gunnysacks that insulate the pipes
carrying the pale weak water to their hearts.

It gets bad when you see these same guards
carrying buckets of blood out of cells,
see them puking at the smell, the people,
their own people slashing their wrists,
hanging themselves with belts from light outlets;
it gets bad to see them clean up the mess,
carry the blue cold body out under sheets,
and then retake their places in guard cages,
watching their people maul and mangle themselves,

And over this blood-rutted land,
the sun shines, the guards talk of horses and guns,
go to the store and buy new boots,
and the longer they work here the more powerful they become,
taking on the presence of some ancient mummy,
down in the dungeons of prison, a mummy
that will not listen, but has a strange power
in this dark world, to be so utterly disgusting in ignorance,
and yet so proudly command so many men. . . .

And the convicts themselves, at the mummy’s
feet, blood-splattered leather, at this one’s feet,
they become cobras sucking life out of their brothers,
they fight for rings and money and drugs,
in this pit of pain their teeth bare fangs,
to fight for what morsels they can. . . .

And the other convicts, guilty
of nothing but their born color, guilty of being innocent,
they slowly turn to dust in the nightly winds here,
flying in the wind back to their farms and cities.
From the gash in their hearts, sand flies up spraying
over houses and through trees,

look at the sand blow over this deserted place,
you are looking at them.

 


Jimmy Santiago Baca (Santa Fe, 2 januari 1952)

 

De Amerikaanse dichter, criticus en historicus David Shapiro werd geboren op 2 januari 1947 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor David Shapiro op dit blog.

 

The Devil’s Trill Sonata (Fragment)

Dear cloud, free from moral guilt,
I see you dragged like a heap of small sacrificial cakes or
swerve
Streets tarry in one place, and satirical teeth bite and corrode
Stinging clouds are worse

Oh clouds I fall fighting against the whole Persian army
A pond’s another place where streetlights delight to roll
in gewgaws and larvae
Andromeda, make steady my steps
You who had but lately begun to exist, who existed
formerly

The sun is hot and scalds the little day.
The plane sails up, stalls slightly, drops its nose in a dive
Into a barrel of dimes.
What tree always has a partner?

What flower do most people go far to avoid?
You are beginning to find a bed very boring
Yet you are not allowed to sit up more than an hour at a
time.
Mother stands straight up at Green’s Five and Ten Cent
store.

A supply of white floating soap, and you are all ready
to carve up
This tray holds all I need;
It’s a nice clean occupation.
But I am not sure what these incalculable beasts may do.

You need a ticket of admission to my rooms.
Naomi and I make up contrite items and float them down
the stairs.
You are lying on your back in the honeysuckles—
choking.
My entire life was being decided by five nincompoops.

 

 
David Shapiro (Newark, 2 januari 1947)

 

De Nederlandse dichter, tekstschrijver en uitgever Look J. Boden werd geboren in Vlaardingen op 2 januari 1974. Zie ook alle tags voor Look J. Boden op dit blog.

 

Er was een keer iets raars gebeurd

Er was een keer iets raars gebeurd,
ik was in alle staten!
Het hele huis begon zowaar
te zingen en te praten.

De wasmachine zong heel schoon,
maar maakte het soms bont.
De oven had een warm verhaal
en sprak met volle mond.

De keukenla, die ratelde
-aan één stuk -stevig door.
De kastdeur wilde dichten
en het bankstel zong in koor.

De lamp begon met lichte stem
de muren aan te spreken.
Het vloerkleed gaf de grondtoon
met een kort maar helder teken.

Ik probeerde het geluid
met beide handen te bedwingen.
Zelfs toen ik wilde slapen
ging mijn bed nog wat bezingen.

De dag daarna was alles stil,
ik wist niet wat ik hoorde.
Ik dacht nog: ben ik gek of zo?
Dit is te gek voor woorden!

Maar toen kwam er een stemmetje
vanachter het behang:
Zeg, hoor jij váker stemmetjes?
En hoor je ze allang?

Toen moest ik stiekem lachen,
die stem, die was van mij.
Ik was er, in mijn eigen spel,
ontzettend gloeiend bij.

Ja, humor is echt overal
daarvoor geldt geen bepaling.
Maar wil je echt hard lachen?
Neem dan jezelf maar in de maling.

 

 
Look J. Boden (Vlaardingen, 2 januari 1974)
Cover

 

De Nederlandse dichter, essayist, redenaar en literair-historicus Anton van Duinkerken werd op 2 januari 1903 geboren in Bergen op Zoom. Zie ook alle tags voor Anton van Duinkerken op dit blog.

 

Mijn dochtertje zei: dood

Het woord, dat ik het zwaarst van al verdraag,
Dubbel onwelkom uit een kindermond,
Schrijnt mijn geheugen als een open wond,
Bloot voor de wind, naakt in een regenvlaag.

Hoe leert de kleuter, daar zij nooit iets derft,
Dit allerbitterste begrip verstaan?
Je vader weet wel, dat hij dood zal gaan,
En moeder weet het van zichzelf: zij sterft.

Grootmoeder sterft, je zusje sterft en zij,
Die aan het venster tikken of je komt,
Staan in hetzelfde doodsboek opgesomd,
Want niet één naam is voor doods fluistring vrij.

Namen van ouden noemt hij in de wind,
Als ’t regent en het eerste blad verdort,
Doch nu de lente bloeit, nu ’t zomer wordt,
Leert hij zijn eigen naam aan ’t staamlend kind.

Ik was het niet, noch ook mijn vrouw, die sprak
De donkre klank. Zij heeft hem nooit gehoord
Van anderen, zij vormde zelf dit woord
En trok het kinderlijke voorhoofd strak.

Zij zag mij aan. Haar ogen werden groot
Van een ontzetting, die zij ergens las.
En ik, die stil met haar aan ’t spelen was,
Weet nu voorgoed: mijn eigen kind gaat dood.

 

 
Anton van Duinkerken (2 januari 1903 – 27 juli 1968)
Standbeeld in Bergen op Zoom

 

De Noorse schrijver Hans Herbjørnsrud werd geboren op 2 januari 1938 in Heddal, Telemark. Zie ook alle tags voor Hans Herbjørnsrud op dit blog.

Uit: Kai Sandemo /Kai Sandmoser (Vertaald door Michael Baumgartner)

„Dann führe ich seine Beine Schritt für Schritt zum Fluß hinunter, der sachte dahingleitet, Heiligenscheine über tauchenden Enten entstehen läßt und kleine mahlende Vertiefungen bildet, die man hier in der Gegend Grübchen des Flusses nennt. Ich lasse diesen glücklichen Mann, der so frei von Sorgen, Melancholie und Schuld ist, mit seinem Glas und seiner Zigarre am Ufer des Flusses stehen, lange, sehr lange, während er auf das Rauschen des Windes im Schilf hört, das mich an ein erntereifes Haferfeld erinnert.
Uli Huber war leer und verlassen. Jetzt fülle ich ihn mit meinem Fleisch und Blut vollkommen aus. Ich bin seine Eingeweide. Er ist prall ausgestopft wie eine Wurst, nur mit mir. In seiner ausgefüllten Schale schwappen meine vier Körpersäfte. Meine Gedärme und mein Blinddarm sind seine Gedärme und sein Blinddarm. Die Eisenstange vom Scheitel bis zum Schritt, die seinen Oberkörper aufrechthält, ist mein Pfahl im Fleisch. Da mein Herz für ihn schlägt, ist er nicht herzlos.
Dieser Uli Huber ist von mir allein geschaffen und nicht von einer Frau geboren, daher hat er keinen Nabel. Dieser Mangel ist sein einziger Makel. Doch er gleicht ihn mit einem hübschen Tuschenabel aus, den er jedes Mal auf seinen blanken Bauch zeichnet, nachdem er im Bad gewesen ist. Selbst diese kleine charmante Eitelkeit habe ich ihm geschenkt. Ich gönne ihm das Beste. Da ich in ihm leben muß, liegt es in meinem Interesse, für ihn zu leben. Obschon er erschaffen wurde, ist er ebenso ein legitimes Kind der Evolution wie ich.
Uli Huber ist nur eine Schale. Da er meine Schale ist, bin ich seine inneren Organe. Er verzehrt mich, wie ich mich verzehre. Auch die Evolution frißt ihre Kinder. Ich bin gleichzeitig sein inneres Leben und seine wahre Natur. Er selbst nennt mich seine ewige Seele. Uli Huber möchte seelenvoll sein und mit flackernder Seele leben. Ich habe keine. Eine Seele braucht keine Seele.
Wenn Uli Huber sich selbst kennen würde, hieße er mich seinen Gott und fiele auf seine knarzenden Knie und betete zu seinen Eingeweiden. Aber er weiß nicht, daß er mein Reich in sich trägt.
Nun kennst du mein Geschöpf Uli Huber. Er hat nur einen Namen und ist eine vollständige Persönlichkeit. Gäbe es seine Seele nicht, könnte man sagen, er sei eine einfache Seele.
Vermutlich weißt du immer noch nicht, wer ich bin. Obwohl der Absender Deutscher ist und Uli heißt, kann der Schreiber dieses Briefes durchaus Schweizer sein und Kai heißen.
Wie du bald verstehen wirst – nimm dir nur die Zeit, die du brauchst – ist es Kai, ja, eben der Kai Sandmoser, dein alter Stallbruder und Knappe vom Nachbarhof, der sich nun in postulierter Vertrautheit an dich wendet.
Meinen Vornamen Kai trage ich für alle Zeiten wie ein Kainsmal auf der Stirn.“

 

 
Hans Herbjørnsrud (Heddal, 2 januari 1938)

 

De Franse schrijver Jean-Bernard Pouy werd geboren op 2 januari 1946 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jean-Bernard Pouy op dit blog.

Uit: Tout doit disparaître

« La Place des Invalides s’aplatissait dans le rose du soir. La circula-tion avait lentement dépéri, et les habitants de ce quartier anesthésié par le bon goût et l’ennui avaient soit déserté le lieu de travail minis-tériel, soit réintégré les appartements luxueux où le Journal Télévisé de 20 heures accaparait leurs regards désespérément inquiets. Seules, quelques limousines officielles glissaient sans bruit et stoppaient devant le Centre Culturel Canadien illuminé, flanqué de deux portiers en tenue rouge et blanc, sur leur sexe, peut-être, y a-t-il une feuille d’érable ?, et de plusieurs gardes du corps, éternelles gueules cassées voulant bien casser celles des autres. Ce soir, raout huppé et diplomatique, ouverture et inauguration du Festival Culturel Québécois, films, expositions, théâtre et tout le tremblement propre à agiter la gélatine intellectuelle des esquimos de Paris. De nombreux ambassadeurs sont là, avec leurs épouses enrubannées et parfois leurs familles empotichées, celui de Londres, Lord Bonington, Le Grand Chapeau Melon, régnant sur cette irréa-lité mondaine, journalistes et chroniqueurs, attachés et secrétaires d’Ambassade et de Consulat, le Ministre de la Culture et ainsi de suite jusqu’au vomissement de l’âme.
Les voitures s’arrêtent, en sortent des smokings déambulants, d’où surgissent des cartons d’invitation immaculés. Les casquettes por-tières se soulèvent et des bras à gants blancs poussent des barres de cuivre entraînant des portes vitrées d’une imparable luminescence. Un léger brouhaha et un vague fond sonore de verre teinté accueillent alors l’arrivant.”

 

 
Jean-Bernard Pouy (Parijs 2 januari 1946)

 

De Franse dichter en schrijver Luc Decaunes werd geboren op 2 januari 1913 in Marseille. Zie ook alle tags voor Luc Decaunes op dit blog.

 

Clair de lune

Lune qui joues avec le vent mouillé,
Avec les fleurs de la rivière;

Lune qui fais brûler le doigt des pierres
Dans la campagne hallucinée;
O somnambule solitaire
Par les landes et les marais,

Lune hagarde,
Confidente de la fontaine, amie des larmes,
Complice des arbres peureux,

Lune, lune, qui viens très tard
Ouvrir des veines de lumière

A la gorge des chemins creux;
Lune,
Fais chanter ma guitare !

 

 
Luc Decaunes (2 januari 1913 – 13 maart 2001)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e januari ook mijn blog van 2 januari 2017 en ook mijn blog van 2 januari 2016 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Nyk de Vries, André Aciman, Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, Look J. Boden, Anton van Duinkerken, Hans Herbjørnsrud, Jean-Bernard Pouy, Luc Decaunes

De Nederlandse dichter Nyk de Vries werd geboren in Noordbergum op 2 januari 1971. Zie ook alle tags voor Nyk de Vries op dit blog.

Uit: Renger

“Als ik thuiskom van school pak ik de roman 1984 van George Orwell van mijn bureau. Voor het vak Engels moeten we de komende tijd een hele stapel boeken lezen. Ik begin aan het eerste hoofdstuk, maar mijn gedachten dwalen af. Sinds afgelopen weekend woon ik als enig kind nog thuis – mijn jongste zus is naar de nieuwbouw verhuisd. Wanneer ik eraan denk, schiet er een rilling door me heen.
Afgelopen zomer heeft de situatie in huis een dieptepunt bereikt. Na de verhuizing van mijn broer probeerde mijn moeder de verbouwing van het huis weer op de agenda te krijgen. Die was na mijn geboorte gestopt. Als een van de weinige gezinnen in het dorp hadden we geen douche en ook geen warm water. Ook was er niks aan de oude keuken gedaan. Het oude aanrecht van mijn grootmoeder was veel te laag voor mijn moeder die last van haar rug kreeg door het vele bukken.
Volgens mijn moeder was mijn vader sowieso veel te laat met de verbouwing van ons huis begonnen. Terwijl mijn oom Matheüs een bungalow bouwde, was hij rondom in de buurt aan het beunen. Uiteraard was mijn vader niet de enige. Elke bouwvakker met een beetje spirit ging ’s avonds klussen in de buurt. Maar hij was wel erg fanatiek. ‘Eerst heeft hij de hele omgeving verbouwd,’ zei mijn moeder. ‘Pas toen was ons eigen huis aan de beurt.’
Na lang aandringen overtuigde ze mijn vader ervan om de zaak af te maken, te beginnen bij de keuken. In die tijd werkte hij bij een grote bouwcorporatie in Leeuwarden. Ik kon zien dat hij het er zwaar had. De jaren dat hij zich drie slagen in de rondte beunde lagen achter hem. Hij had last van zijn rug en wanneer hij aan het eind van de dag thuiskwam, plofte hij neer in zijn stoel. ‘Arbeid is te duur geworden,’ verzuchtte hij. ‘Vroeger was er tijd voor het draaien van een sigaret, we konden een praatje maken. Nu racen we van klus naar klus om maar te kunnen concurreren.’
Ik vermoed dat hij snakte naar vakantie, maar wegens de verbouwing maakten we alleen dagtochtjes. Begin juli begon hij met het uithakken van het aanrecht. Terwijl ik hem in wolken van stof op het graniet in zag slaan, moest ik denken aan een van zijn motto’s: ‘Ha ha! Wat er ook gebeurt, we moeten wel op vakantie!’ Ik keek naar zijn gezicht en eerlijk gezegd maakte het me bang. Vermoedelijk was ik niet de enige. Naast ons was een jonge buurman komen wonen met wie mijn vader aanvankelijk goed kon opschieten. Ze kletsten vaak bij de heg, maar plotseling hadden ze ruzie gekregen, hoewel ik geen idee had waarover.”

 
Nyk de Vries (Noordbergum, 2 januari 1971)

Lees verder “Nyk de Vries, André Aciman, Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, Look J. Boden, Anton van Duinkerken, Hans Herbjørnsrud, Jean-Bernard Pouy, Luc Decaunes”

Nyk de Vries, Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, Look J. Boden, Anton van Duinkerken, Hans Herbjørnsrud, Jean-Bernard Pouy, Luc Decaunes, Ernst Barlach

De Nederlandse dichter Nyk de Vries werd geboren in Noordbergum op 2 januari 1971. Zie ook alle tags voor Nyk de Vries op dit blog.

 

In de Alpen

Het ergste wordt altijd overschaduwd door iets wat nog weer erger is. Nadat haar been was overreden, hoorden we Hansje nooit meer over haar koortslip. Maar het gezeur zat in de familie en toen ik haar in de Alpen over de paden reed, zag ik haar hand toch weer richting mond gaan. Vliegensvlug dook ik naar voren en voor ik het wist kusten we elkaar, zo hevig als ik nooit eerder iemand had gekust. Een bijzonder moment, daar in die Alpen, al werd het helaas verknald. Juist op dat ogenblik keerde Jezus Christus terug op aarde.

 

Ik dook in een baai

Ik dook in een baai. Ik dook in een baai waarvan het water zo troebel was dat ik geen hand voor ogen zag. Ik dook dieper. Ik zwom tot ik licht ontdekte, me naar de oppervlakte bewoog en boven kwam in een klein meer. Op de kant zat een man. Zijn haar was grijs, zijn ogen waren gesloten. Zijn handen hield hij gevouwen in zijn schoot en pas toen ik heel dichtbij hem was, keek hij op. Ik geloof niet dat hij schrok. Hij was ook niet triest. Hij zei: ‘Dit is nou wijsheid. Een huis ga ik er niet van kopen. Een mooie wagen evenmin. Maar op een dag hoop ik er een krab van te tekenen. De mooiste krab die men ooit op de wereld zag.

 

 
Nyk de Vries (Noordbergum, 2 januari 1971)

Lees verder “Nyk de Vries, Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, Look J. Boden, Anton van Duinkerken, Hans Herbjørnsrud, Jean-Bernard Pouy, Luc Decaunes, Ernst Barlach”

Nyk de Vries, Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, André Aciman, Look J. Boden, Anton van Duinkerken, Hans Herbjørnsrud

De Nederlandse dichter Nyk de Vries werd geboren in Noordbergum op 2 januari 1971. Zie ook alle tags voor Nyk de Vries op dit blog.

 

Natuur

Het beeldscherm had me dusdanig geconditioneerd dat ik soms, wanneer ik een boek las, een ouderwets boek, ik in een van de hoeken keek hoe laat het was, Eens, toen ik door de natuur liep, merkte ik dat ik wegdroomde en met mijn hand probeerde de flora en fauna weg te klikken, Een paar maanden geleden op een feestje, tijdens de karaoke, legde een expert me uit dat het niet heel lang meer hoefde te duren voor het zover was. Hij huilde toen hij het me vertelde. Hij hield ervan, van die gekke ouwe natuur.

 

Goedkoop

Dure woorden zeiden me niks. Ik hield van de goedkope metafoor: een woeste man die in zijn leven een rivier volgt en aan het eind ervan uitkomt bij de zee. Ik was sowieso een goedkoop type. Ook in de liefde moest het altijd voor een prikje. Ik ging met vrouwen die zelf ook weinig uittrokken voor hun liefdesleven. En wanneer ik het toch een keer duur speelde, wanneer ik toch eens een kast van een huis binnendrong, dan doorzagen de lui van de beau monde me al snel. Ze merkten dat ik ver-kleed ging, zodat ik zonder pardon weer naar buiten werd getrapt. Ik was een aap – iemand uit de natuur. Nog steeds eigenlijk.

 

 
Nyk de Vries (Noordbergum, 2 januari 1971)

Lees verder “Nyk de Vries, Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, André Aciman, Look J. Boden, Anton van Duinkerken, Hans Herbjørnsrud”

Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, André Aciman, Nyk de Vries, Look J. Boden, Hans Herbjørnsrud, Anton van Duinkerken, Christopher Durang

De Amerikaanse dichter en schrijver Jimmy Santiago Baca werd geboren in Santa Fe, New Mexico, op 2 januari 1952. Zie ook alle tags voor Jimmy Santiago Baca op dit blog.

 

The Day Brushes It’s Curtains Aside

to a dark stage.
I lie there awake in my prison bunk,
in the eye-catching silence
of prison night.

I study the moon out my grilled window.
I figure this and that,
not out, just figure, figuring more,
the inner I go, through illimitable tunnels,

roaring great, myself back back back.

I lie still, listening to water drops
clink and pap pap pap
in the shower stall next to my cell.

In that airy place we call the heart,
I move like a magician
in the colorful stage lights of my moods,
my bright dreams, and blue light
circles a tear on my cheek, and lips with her name.

>From flowers in my hands
her face appears. In cards
she is the queen. These are tricks
and I am the magician.

Tomorrow morning I will crawl out of bed
knowing I cannot escape the chains
they’ve wrapped around me.

I will crawl out of bed tomorrow,
as though I had stepped out of a box
on stage. It was no illusion,
when the sword plunged into the box,
I smiled at the crowd,
as it went deeper and deeper into my heart.

 

 
Jimmy Santiago Baca (Santa Fe, 2 januari 1952)

Lees verder “Jimmy Santiago Baca, David Shapiro, André Aciman, Nyk de Vries, Look J. Boden, Hans Herbjørnsrud, Anton van Duinkerken, Christopher Durang”

Jimmy Santiago Baca, Christopher Durang, David Shapiro, André Aciman, Nyk de Vries, Hans Herbjørnsrud, Anton van Duinkerken

De Amerikaanse dichter en schrijver Jimmy Santiago Baca werd geboren in Santa Fe, New Mexico, op 2 januari 1952. Zie ook alle tags voor Jimmy Santiago Baca op dit blog.

Cloudy Day

It is windy today. A wall of wind crashes against,
windows clunk against, iron frames
as wind swings past broken glass
and seethes, like a frightened cat
in empty spaces of the cellblock.

In the exercise yard
we sat huddled in our prison jackets,
on our haunches against the fence,
and the wind carried our words
over the fences,
while the vigilant guard on the tower
held his cap at the sudden gust.

I could see the main tower from where I sat,
and the wind in my face
gave me the feeling I could grasp
the tower like a cornstalk,
and snap it from its roots of rock.

The wind plays it like a flute,
this hollow shoot of rock.
The brim girded with barbwire
with a guard sitting there also,
listening intently to the sounds
as clouds cover the sun.

I thought of the day I was coming to prison,
in the back seat of a police car,
hands and ankles chained, the policeman pointed,
“See that big water tank? The big
silver one out there, sticking up?
That’s the prison.”

And here I am, I cannot believe it.
Sometimes it is such a dream, a dream,
where I stand up in the face of the wind,
like now, it blows at my jacket,
and my eyelids flick a little bit,
while I stare disbelieving. . . .

The third day of spring,
and four years later, I can tell you,
how a man can endure, how a man
can become so cruel, how he can die
or become so cold. I can tell you this,
I have seen it every day, every day,
and still I am strong enough to love you,
love myself and feel good;
even as the earth shakes and trembles,
and I have not a thing to my name,
I feel as if I have everything, everything.

 
Jimmy Santiago Baca (Santa Fe, 2 januari 1952)

Lees verder “Jimmy Santiago Baca, Christopher Durang, David Shapiro, André Aciman, Nyk de Vries, Hans Herbjørnsrud, Anton van Duinkerken”

Christopher Durang, David Shapiro, Jimmy Santiago Baca, André Aciman, Nyk de Vries, Hans Herbjørnsrud, Anton van Duinkerken

De Amerikaanse toneelschrijver Christopher Durang werd geboren op 2 januari 1949 in Montclair, New Jersey. Zie ook alle tags voor Christopher Durang op dit blog.

Uit: Laughing Wild

“Woman: I want to talk to you about life. It’s just too difficult to be alive, isn’t it, and try to function? There are all these people to deal with. I tried to buy a can of tuna fish in the supermarket, and there was this person standing right in front of where I wanted to reach out to get the tuna fish, and I waited a while, to see if they’d move, and they didn’t—they were looking at tuna fish too, but they were taking a real long time on it, reading the ingredients on each can like they were a book, a pretty boring book if you ask me, but nobody has; so I waited a long while, and they didn’t move, and I couldn’t get to the tuna fish cans; and I thought about asking them to move, but then they seemed so stupid not to have sensed that I needed to get by them that I had this awful fear that it would do no good, no good at all, to ask them, they’d probably say something like, “We’ll move when we’re goddam ready you nagging bitch” and then what would I do? And so then I started to cry out of frustration, quietly, so as not to disturb anyone, and still, even though I was softly sobbing, this stupid person didn’t grasp that I needed to get by them, and so I reached over with my fist, and I brought it down real hard on his head and screamed: “Would you kindly move asshole!!!”
And the person fell to the ground, and looked totally startled, and some child nearby started to cry, and I was still crying, and I couldn’t imagine making use of the tuna fish now anyway, and so I shouted at the child to stop crying—I mean, it was drawing too much attention to me—and I ran out of the supermarket, and I thought, I’ll take a taxi to the Metropolitan Museum of Art, I need to be surrounded with culture right now, not tuna fish.”

Christopher Durang (Montclair, 2 januari 1949)

Lees verder “Christopher Durang, David Shapiro, Jimmy Santiago Baca, André Aciman, Nyk de Vries, Hans Herbjørnsrud, Anton van Duinkerken”

Christopher Durang, David Shapiro, Jimmy Santiago Baca, Hans Herbjørnsrud, Anton van Duinkerken, André Aciman

De Amerikaanse toneelschrijver Christopher Durang werd geboren op 2 januari 1949 in Montclair, New Jersey. Zie ook mijn blog van 2 januari 2007 en ook mijn blog van 2 januari 2008 en ook mijn blog van 2 januari 2009 en ook mijn blog van 2 januari 2010.

 

Uit: Sister Mary Ignatius Explains It All For You 

 

„SISTER. But are you living properly?

ALOYSIUS. Yes.

SISTER. And you’re married?

ALOYSIUS. Yes.

SISTER. And you don’t use birth control?

ALOYSIUS. No.

SISTER. But you only have two children. Why is that? You’re not spilling your seed like Onan, are you? That’s a sin, you know.

ALOYSIUS. No. It’s just chance that we haven’t had more.

SISTER. And you go to mass once a week, and communion at least once a year, and confession at least once a year? Right?

ALOYSIUS. Yes.

SISTER. Well, I’m very pleased then.

ALOYSIUS. I am an alcoholic. And recently I’ve started to hit my wife. And I keep thinking about suicide.

SISTER. (thinks for a moment) Within bounds, all those things are venial sins. (to audience) At least one of my students turned out well. (to Aloysius) Of course, I don’t know how hard you’re hitting your wife; but with prayer and God’s grace …

ALOYSIUS. My wife is very unhappy.

SISTER. Yes, but eventually there’s death. And then everlasting happiness in heaven. (with real feeling) Some days I long for heaven. (to Gary) And you? Have you turned out all right?

GARY. I’m okay.

SISTER. And you don’t use birth control?

GARY. Definitely not.

SISTER. That’s good. (looks at him) What do you mean, “Definitely not”?

GARY. I … don’t use it.

SISTER. And you’re not married. Have you not found the right girl?

GARY. In a manner of speaking.

SISTER. (grim, choosing not to pursue it) Okay. (walks away, but can’t leave it, comes back to him) You do that thing that makes Jesus puke, don’t you?“

 

 

Christopher Durang (Montclair, 2 januari 1949)

 

Lees verder “Christopher Durang, David Shapiro, Jimmy Santiago Baca, Hans Herbjørnsrud, Anton van Duinkerken, André Aciman”

Jean-Bernard Pouy, Hans Herbjørnsrud, Peter Redgrove, Isidoor Teirlinck, Gerhard Amanshauser, Luc Decaunes

De Franse schrijver Jean-Bernard Pouy werd geboren op 2 januari 1946 in Parijs. Zie ook mijn blog van 2 januari 2009.

 

Uit: Sur le quai

« Peu à peu, il revint près du quartier du Petit-Maroc. Sous la façade vieillotte d’une ancienne usine, sur un étal en plein vent, de jeunes pêcheurs vendaient des huitres très vertes qu’ils servaient avec un petit verre de vin blanc acide. Yorgos les trouva délicieuses. C’était une fracture dans son malheur diffus, cette fraîcheur coulant dans le palais. […]

 

« Il s’enfonça dans le petit bourg de Penhoet, en bout de port, très près des Chantiers, longeant une cale vide de paquebot, avec ses plots, au fond, comme des bubons de béton. Les grosses et antiques grues étaient maintenant très proches et inaccessibles en même temps. Elles ne paraissaient même pas assez fortes pour soulever le poids qui engourdissait encore sa poitrine. Et des jardins, des sablières, et ce décor industriel et paisible à la fois, comme s’il était en construction et que les maçons étaient partis. Un navire dans l’estuaire, remontant vers Nantes. Des oiseaux, par milliers, constellant le ciel laiteux.

 

« Il fit en tremblant quelques croquis mais ils lui semblèrent tous ratés. Il marcha vite et longtemps, refit une nouvelle fois le tour du port et de la zone navale, reconnaissant le paysage et le découvrant comme au premier jour, c’était ça la poésie de Saint-Nazaire, rien pour attirer l’œil, mais tant d’images que l’on n’oubliera jamais. Il évoqua tous ces marins pour qui c’était le quotidien des ports. Il pensa un moment à Spilliaert, ce peintre qu’il avait découvert, un jour, en passant par Ostende. »

 

jean-bernard-pouy

Jean-Bernard Pouy (Parijs 2 januari 1946)

 

De Noorse schrijver Hans Herbjørnsrud werd geboren op 2 januari 1938 in Heddal, Telemark. Hij werkte een tijd als leraar en bestiert sinds 1976 de boerderij van zijn ouders in de buurt van Notodden. Daamee zet hij een lange traditie van zijn land voort en leidt hij een dubbelleven als boer en schrijver. Op zijn relatief late debuut in 1979 met de prozabundel Vitner volgden zes dunne boekjes met verhalen van verschillende lengte. Gold hij eerst nog als een geheime tip en als een „schrijvers schrijver“, nu krijgt hij voor zijn werk in heel Scandinavië waardering. Ook is zijn werk vertaald in het Duits, Engels, Frans, Russisch, Tsechisch, Sloveens, Hongaars, Hindi en Bangla.

 

Uit: Die Brunnen (Vertaald door Ulrich Sonnenberg)

 

„Ich muss mich beeilen, um diese Geschichte zu schreiben. Ich muss bald hier raus. Heute Abend kommen meine Schwiegertochter Ting Ting und mein Enkel Man Lok zu Besuch. Anna wird sie um 20:45 Uhr am Busbahnhof abholen, sie sollen hier in meinem Arbeitszimmer im Backhaus wohnen.

Bis sie kommen, muss meine Geschichte fertig sein. Es eilt. Ich muss raus. Die Zeit ist knapp. Ich laufe und schreibe und laufe.

6:04:53, die Uhr zeigt 6:04:53, ich biege von der Treckerspur ab, hebe beide Arme vors Gesicht und kämpfe mich durch das dichte Fichtengehölz hinunter zu dem kleinen Fluss. An der Böschung vor dem Biberdamm bleibe ich einen Augenblick stehen, verschnaufe und beiße mir auf die Zungenspitze.

Es eilt. Mir bleibt doch nur der heutige Tag für meine Geschichte. Ich habe am Telefon gehört, dass Man Lok inzwischen ein Zweibeiner geworden ist und in Oslo über den Fußboden wackelt.

Sie müssen den Hörer auf den Boden gelegt haben, denn die taumeligen Schritte unseres Enkelkindes dröhnten mir direkt ins Ohr. Es eilt, ich breite die Arme aus und balanciere vorsichtig über den Biberdamm; mit dem Joggingstein in der geballten Faust über den blanken Wasserspiegel des Weihers, und mit gespreizten Fingern über das Durcheinander aus Zweigen und Ästen an der Unterseite der Böschung. Bei jedem meiner Schritte zeigen sich leichte Wellen auf dem reglosen Wasser des Tümpels.

Dann bin ich auf der anderen Seite und laufe den Pfad durch den Erlenwald bis zur Heddøla. 6:06:13, ich folge dem Weg flussaufwärts und laufe jetzt immer schneller, obwohl der Fluss reißender wird und ich gegen den Strom laufe. Mou, keiwai und gwei, murmele ich. Sie haben mir erzählt, dass Man Lok ein chinesisches Bilderbuch bekommen hätte und er die Wörter seiner Eltern nachzuahmen versucht,

während er sich die Bilder ansieht. Er kann bereits drei Wörter Chinesisch, haben sie gesagt und mir erklärt, mou bedeutet niemand, keiwai heißt merkwürdig und gwei ist ein Gespenst.“

 

Herbjørnsrud

Hans Herbjørnsrud (Heddal, 2 januari 1938)

 

De Britse dichter Peter William Redgrove werd geboren op 2 januari 1932 in Kingston upon Thames, Surrey. Hij werd opgeleid aan Taunton School, and Queens’ College, Cambridge, waar hij de dichters Ted Hughes en Harry Guest ontmoette. Hij doceerde aan de University van Buffalo in 1961/2, en was Gregory Fellow aan de University of Leeds.

 

Tapestry Moths

 

I know a curious moth, that haunts old buildings,

A tapestry moth, I saw it at Hardwick Hall,

‘More glass than wall’ full of great tapestries laddering

And bleaching in the white light from long windows.

I saw this month when inspecting one of the cloth pictures

Of a man offering a basket of fresh fruit through a portal

To a ghost with other baskets of lobsters and pheasants nearby

When I was amazed to see some plumage of one of the birds

Suddenly quiver and fly out of the basket

Leaving a bald patch on the tapestry, breaking up as it flew away.

A claw shifted. The ghost’s nose escaped. I realised

 

It was the tapestry mohts that ate the colours like the light

Limping over the hangings, voracious cameras,

And reproduced across their wings the great scenes they consumed

Carrying the conceptions of artists away to hang in the woods

Or carried off never to be joined again or packed into microscopic eggs

Or to flutter like fragments of old arguments through the unused kitchens

Settling on pans and wishing they could eat the glowing copper

 

The lamb-faced moth with shining amber wool dust-dabbing the pane

Flocks of them shirted with tiny fleece and picture wings

The same humble mask flaming in the candle or on the glass bulb

Scorched unwinking, dust-puff, disassembled; a sudden flash among the hangings

Like a window catching the sun, it is a flock of moths golden from eating

The gold braid of the dress uniforms, it is the rank of the family’s admirals

Taking wing, they rise

Out of horny amphorae,
pliable maggots, wingless they champ

The meadows of fresh salad, the green glowing pilasters

Set with flowing pipes and lines like circuits in green jelly

Later they set in blind moulds all whelked and horny

While the moth-soup inside makes itself lamb-faced in

The inner theatre with its fringed curtains, the long-dressed

Moth with new blank wings struggling over tapestry, drenched with its own birth juices

 

Tapestry enters the owls, the pipistrelles, winged tapestry

That flies from the Hall in the night to the street lamps,

The great unpicturing wings of the nightfeeders on moths

Mute their white cinders . . . and a man,

Selecting a melon from his mellow garden under a far hill, eats,

Wakes in the night to a dream of one offering fresh fruit,

Lobsters and pheasants through a green fluted portal to a ghost.

 

Redgrove1

Peter Redgrove (2 januari 1932 – 16 juni 2003)

 

De Vlaamse schrijver Isidoor Teirlinck werd geboren in Zegelsem op 2 januari 1851. Zie ook mijn blog van 2 januari 2008 en ook mijn blog van 2 januari 2009.

Uit: Arm Vlaanderen

„De zon daalde lager aan de westerkim en wierp eenen valen, treurigen glans over het stille landschap. Overal schudd’en de boomen hunne gele bladeren af en het avondwindje, dat zich zachtjes verhief, ritselde geheimzinnig door loover en twijgen. Hier en daar stapten de paarden langzaam, met gebogen kop – hun slavenleven schier bewust – vóor den ploeg en trokken lange, rechte voren door de naakte velden.

In het Meierboschje kleurden zich, met de bonte najaarstinten, de bladeren van het kreupelhout, en de bramen en hagedoornen hingen er hunne zwartviolette en roode beziën tusschen.

Aan den voet van eenen der populieren hield een boer zich reeds zoolang roerloos, alsof hij er dood stonde. Hij was op zijn zondagsch uitgedost, had eenen zwaren eiken stok in de rechterhand en een pakje in den blauwen neusdoek aan den linkerarm. Hij zag er buitengewoon zuiver en zindelijk uit. Zijn blauwe kiel was versch gewasschen en gestreken; hagelblank keek zijn hemd aan den hals uit; zijne hooge schoenen met lederen snoeren blonken als spiegels; en men mocht vermoeden, dat hij de zwart en geel gestreepte broek zoo kort droeg om ze niet te bevuilen.

Alhoewel zijn gelaat glad geschoren was, toch schuilde er, onder de grove haren pet, een aangezicht, dat zeker aan weinige lieden bevallen kon. Het groote hoofd was als tusschen de sterke schouders gedrukt. De diepliggende oogen zaten vol wantrouwen en ontevredenheid. Dat alles maakte, met het donkerrood, dik gelaat, den buitengewoon breeden stompneus tusschen de bolle wangen, de zware, hangende onderlip iets waarlijk terugstootends.

De man hield den strakken blik onafgewend naar den boomgaard der groote hoeve, die een weinig verder, lager naar het dorpje toe, zich verhief. Kalkoenen, hanen en hennen zworven er kakelend en kraaiend rond; een levenslustig veulen liep hinnikend tusschen de fruitboomen; een pauw liet op eene korenmijt zijnen helderen gorgelkreet hooren. Doch de man had slechts aandacht voor eenen appelaar, die ver boven de andere uitstak.“

Teirlinck_Isidoor

Isidoor Teirlinck (2 januari 1851 – 27 juni 1934)

 

De Oostenrijkse schrijver Gerhard Amanshauser werd geboren op 2 januari 1928 in Salzburg. Zie ook mijn blog van 2 januari 2007 en ook mijn blog van 2 januari 2009.

 

Uit: Ein Unbekannter aus Österreich: Gerhard Amanshauser als Lyriker (Door Dante Andrea Franzetti)

 

„In den allermeisten der fünfzig Gedichte schwingt verhaltene Trauer über die Vergänglichkeit der Dinge und des Lebens mit. Die blitzende Ironie, der bissige Humor, die Aggression auch, die manchmal in den essayistischen Schriften auftauchen, scheinen einer sanften Schwermut gewichen zu sein. Man spürt: diese Gedichte sind eng verbunden mit dem eigenen Erleben und Erdulden einer vanitas, mundi, in der sich doch nur die vanitas hommi spiegelt: „Und wieder die Rinne / mit Blättern verstopft; / und wieder glitzernd im Wind / verwildertes Wasser / am Fenster vorbei / und hinab: ein verschleudertes Jahr” („November”).

Andere Gedichte handeln von den „Feldgrauen” und „Veteranen”, die mit ihren lauthalsen Umzügen „die Toten schänden”; wieder andere sind Stadtimpressionen, in denen sich, heimlich und hinterhältig, der Tod ankündigt im „Staub, darin Bombenschutt aufweht”, oder auch nur Verlorensein, Orientierungslosigkeit, wie in „Trambahnfahrt”: „Im Wagen weint schon lang ein Kind; / der Betrunkene ist eingeschlafen / und hat vergessen, wo wir sind”. Und im Gedicht „Paris” tritt einem die Vergeblichkeit allen menschlichen Bemühens in Gestalt der Bettler entgegen, die sich auf den Gittern über dem Schacht der Untergrundbahn wärmen, während die Stadt altert und vergeht.

Gerhard Amanshauser hat mit diesen Gedichten, von denen einige – welchen anderen Begriff verwenden? – von vollkommener Schö
nheit sind, erneut bewiesen, wie sehr er sich jeder Kategorisierung entzieht. Philosoph, Essayist, Erzähler, Romanautor – und jetzt auch Lyriker. Wer diese Gedichte gelesen hat (und dazu die anderen Bücher Amanshausers), der mag hinter keine dieser Bezeichnungen mehr ein Fragezeichen setzen.“

 

Amanshauser

Gerhard Amanshauser (2 Januar 1928 – 2 September 2006)

 

 

De Franse dichter en schrijver Luc Decaunes werd geboren op 2 januari 1913 in Marseille. Zie ook mijn blog van 2 januari 2009.

 Nocturne

 Toutes les bêtes de la nuit
Qui se viennent brûler aux lampes,
Toutes les bêtes de la nuit
À la nuit la nuit se ressemblent :
Ne savent rien de l’existence,
Ne savent rien du feu qui mord;
Elles n’ont d’autre espérance
Que leur flambante agonie.
On les croirait folles d’oubli.
Du bout de la nuit aspirées
Par cette pompe de lumière,
Du profond de l’ombre accourant
En tourbillonnantes mêlées,
Elles se jettent durement
À la gueule du feu sans larmes;
Et le feu les emplit d’extase,
Les consume, les accomplit,
Dans l’éclat d’une fausse aurore :
Bêtes d’amour, bêtes dupées
Par le clair manchon de la mort.

 

Decaunes

Luc Decaunes (2 januari 1913 – ? 2001)