De Nederlandse dichter, schrijver en criticus Hans Warren werd op 20 oktober 1921 geboren in Borssele. Zie ook alle tags voor Hans Warren op dit blog.
Uit: Geheim dagboek (Deel 2)
“3 jan. 1945 – Haar vader begroette mij met gedempte stem en gaf me met omzichtigheid een hand. Dat deed hij de laatste tijd wel vaker en ik had geen voorgevoelens. Alleen de kat Peet was er niet, de fluwelig zwarte met zijn ogen van lichtend groen vuur. Ettie snelde de trap op om Sibylle te roepen. Ze kwam binnen, bleek, er sprong niets over, het was de sleur. Ik vroeg alleen: ‘Waarom heb je niets van je laten horen?’
‘Heb je mijn brief dan niet ontvangen? Ik had je vóor Kerstdag geschreven en de brief met marechaussee S. meegegeven die juist naar Borssele moest.’
‘Die brief heb ik nooit gekregen, maar waarom ben je niet gekomen?’
‘Dat kan ik niet in twee woorden zeggen. Zullen we even omlopen? Het duurt nog wel een kwartier eer we gaan eten, kom je mee?’
Buiten hing een kille natte damp die soms tot spetters verdichtte, net op de grens van vorst. Ik schoof mijn arm onder de hare, maar nauwelijks hadden we onze passen geregeld of ze zei: ‘Geef me geen arm, dan zullen de mensen zeggen: die meid liep alweer gearmd door de stad!’
‘Wat is er dan toch?’
‘Wel, ik had het uitgeschreven en wilde toen niet meer naar jullie toekomen.’
Ik vatte niet onmiddellijk de betekenis van ‘uitgeschreven’.
‘In m’n brief stond dat ik het niet meer vol kon houden, ik kàn dat ook niet langer en dan is het beter nu te breken, direct.’
‘Je wilt dus zeggen dat je het uitmaakt tussen ons. Moet dat zo, in dit kwartier, hier op straat in dit ellendige weer, zonder enig verder overleg? Jij bent al met de gedachte vertrouwd, maar mij overvalt het. Luister, sta me dit nog toe. Het is vandaag de dertigste.
Ga vanavond mee naar Borssele, blijf een dag, of een paar voor de jaarwisseling, zoals je wilt, dan kunnen we alles nog eens bepraten.’
‘O, dat mag ik niet meer. Ze weten thuis dat ik het uitgemaakt heb en dan vinden ze het onbehoorlijk als ik met je meega, tegenover jou, je ouders. Bovendien: wat heeft het voor zin, alles nog eens en nog eens te overwegen. We weten het nu wel, het is toch altijd precies hetzelfde? Ik kàn het echt niet langer volhouden.’
O.’
Stilte. We liepen naast elkaar door het natte park. Zij had de handen in de zakken van haar bontjas, ik hield de mijne stijf op de rug. Ook m’n benen voelden stijf aan, ze schuurden onwillig over het grint, of ik er geen controle over had.
Haar gezicht stond diep ongelukkig. Ik vreesde geen stem te zullen hebben als ik weer wat zeggen wou. Eindelijk: ‘Weet je heel goed wat je doet?’
Ze knikte.
‘Hoe is het zo ineens gekomen?’
‘Niet ineens – het is toch al lang mis. Het zou misschien wel goed komen wanneer we altijd bij elkaar konden zijn, maar dat gaat immers niet, en dan nog jaren dit gedoe, met telkens onze vervreemdingen, de scènes, het is veel beter er nu direct een eind aan te maken.”
slips hom
Meinacht heet op het plein. Laurier.
Zie je, zei hij, ik vind die slips
voor mannen die echte mannen zijn
wel fijn staan, ik heb een witte
en een bleu marine, maar zie je,
ik heb zo vaak last van een stijve
door ’t wiegen in bus of trein, en ook
achter ’t stuur, en ze zijn
zo krap en smal.
Hij liet het sportwagentje open, strompelde,
waarschijnlijk met een stijve, naar de tabac,
kwam terug, met sigaretten, postzegels,
zijn hemd helemaal losknopend,
een veel te duistere filmheld, met een lachje
dat van alles kon betekenen, nutteloos.
De rand van het slipje, bijzonder wit
zichtbaar boven zijn knellende broek.
Mijn laatste hond
Hij stond op de steiger toen ik wegvoer,
mijn enorme afghaan, vast geplant, niet gelovend
dat ik wegging, niet écht gelovend.
De avondbries streek het haar in zijn gezicht
en zijn ogen, liefhebbender, hunkerender
dan ooit mensenogen, en ook mooier,
lonkten en straalden in de ondergaande zon.
Pas toen duidelijk was dat ik werkelijk wegging,
eens en voorgoed, weerklonk zijn wanhoopsgeblaf.
Nooit wil ik meer een hond.
De Franse dichter Arthur Rimbaud werd geboren op 20 oktober 1854 in Charleville. Zie ook alle tags voor Arthur Rimbaud op dit blog.
Au cabaret-vert, vijf uur ’s middags
Een week lang had ik mijn laarzen versleten
Op ’t grint toen ik Charleroi binnenkwam.
– Au Cabaret-Vert: ik vroeg om te eten
Wat boterhammen en halfkoude ham.
Toen ik mijn benen uitgestrekt had onder
De groene tafel, keek ik in mijn schik
Naar het naïef behang. – En een bijzonder
Rondborstig meisje met een felle blik
– Zo eentje die zich voor geen zoen zou schamen! –
Bracht opgewekt mijn boterhammen samen
Met lauwe ham in een gekleurde schaal,
Wat roos en wit doorregen ham die geurde
Naar look, – en schonk een pul die schuimend kleurde
Tot goud in een verlate zonnestraal.
Vertaald door Paul Claes
Zie voor nog meer schrijvers van de 20e oktober ook mijn blog van 20 oktober 2018 deel 1 en eveneens deel 2.