Ida Gerhardt, Andre Rudolph

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook alle tags voor Ida Gerhardt op dit blog.

 

De slachtlammeren

(voor de kinderen in Noorwegen)

De hondsdagen met rosse hitte,
van onweer drachtig, en geladen
met onbestemde haat en angsten,
voorzeggen dat het onderweg is.
– En in de nacht tevoren is er
dat vragend blaten van de lammeren
en het schorre antwoord van de ooien,
een voorgevoel van naderend onheil.
– En, steeds weer overrompelend, is het
er ’s morgens, het vervaarlijk schreeuwen,
het driftig klappen van de hekken,
het nors cordon dat stokkenzwaaiend
de lammeren opeist, de onnozelen.
En onder duizendvoudig blaten
van de beangste moederschapen
en het hinniken van schichtige paarden
wordt gemelijk het bevel voltrokken;
tot aan de ontdekte allerlaatste,
de kleine smekende verstekeling,
gehaast in het wagenkrat geworpen.

En zij zijn weg gelijk zij kwamen,
de mannen met de dorenstokken.

Om huis en stallen hangt beklemmend
een stank van zweet en mest en modder;
wij mijden zwijgend, als bij afspraak,
het drassig land vol wagensporen.

Volgen, als steeds, de twee etmalen
des aanklagens, het koor der ooien.
Om hen die niet meer zijn weent Rachel.
En op de derde morgen, steevast,
of er geen kindermoord geschied was,
is heel de kudde aan het grazen.
Doch als wij trachten door de modder
ons stap voor stap een weg te banen,
is bij het hek de wacht betrokken.
Twee machtige rammen. Vast voornemens
hun horens door ons heen te stoten.

 

Scherzo

Zachte argelooze vreugd
die ons éénmaal werd beschoren,
toen wij in den dans verloren
deelden in het spel der jeugd.

In de lichte snelle rei
werden wij ook meegenomen,
in den dans voert de volkomen
zorgeloosheid heerschappij.

Helder klonk de korte slag
van de handeklap, – de paren
neigden spelend tot elkaar en
weken weer met schaterlach.

In dit dansen werd een licht,
tintelend geluk geboren, –
zingt het nu nog, onverloren,
zingt het nog in mijn gedicht?

Een herinneren, een glans
in mijn sober werk gebleven, –
soms een glinstering, en èven
de figuren van den dans.

 

Moment

De kleine hof ligt in het middaglicht,
de bijen zwermen om de bloesemboomen;
– een arbeiden in de natuur, in mijn gedicht –
dan zie ik langs het dalend pad haar komen

in zon – en als een vlam doorlicht het oogenblik
mij hel. Dit licht, haar nadering, het stuwend lenteleven,
– bloei en bevruchting – en daarmee verweven
ons beider eenheid en het scheppend ik.

En eens, in stiller dagen van het jaar,
vervulling van dit uur, voldragen leven:
beladen takken en van mij en haar
het overvele in mijn werk geschreven.

 

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)

 

De Duitse dichter en schrijver Andre Rudolph werd geboren in Warschau op 11 mei 1975 en groeide op in Leipzig. Zie ook alle tags voor Andre Rudolph op dit blog.

 

deze afgescheurde strook

deze afgescheurde stroken grijs schuurpapier
waarop nu in beide richtingen
de auto’s voorbij racen
heb je gedoneerd

het is jouw huid!
en je stelt ze aan ons ter beschikking
hoe onzelfzuchtig van je

de twee tunnels daar: het materiaal
voor hun bekleding stamt
uit je binnenoor
dat hoor je

lichten aan. Lichten uit
ook het licht kun je horen
(oefen dat)

het landschap dat je zo mooi neergezet
hebt zouden we trouwens
helemaal niet nodig hebben gehad
toch bedankt

de hele middag grijpen
links en rechts de vangrailklauwen naar ons

(we hebben geluk, en
ontsnappen …)

dit alles maakt jou blijkbaar niets
uit, er valt niets aan je
te merken

(pas later in bed dan)
de halve nacht

het trilalarm van je handen

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Andre Rudolph (Warschau, 11 mei 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e mei ook mijn blog van 11 mei 2020 en eveneens mijn blog van 11 mei 2019 en ook mijn blog van 11 mei 2018.

Ida Gerhardt, Andre Rudolph

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook alle tags voor Ida Gerhardt op dit blog.

 

Kosmos

Het spel van lijn en kleur en van schakeering
dat leeft in de natuur, het donker en het licht,
– wetten van wisseling en wederkeering –
ik vind het terug in het voltooid gedicht.

De groeiwijs van de plant, het levend zich ontvouwen
van vorm na vorm, weer rustend in de regelmaat
die fijn vertakt door bloem en blad en stengel gaat,
is mij een teeken dat het stil, geduldig bouwen

van woord aan woord gehoorzaamt aan eenzelfde streven.
– Wij luist’ren: hoorbaar, op ons ademen bewogen,
stuwende en gestadig is het eigen leven

verborgen arbeidend; totdat het diepst verlangen
tot rust wordt in het woord. Dan ligt voor onze oogen
de vorm, waarin het trillende is ingevangen.

 

Het veerhuis

Als langs de duisterende waterbaan
de veerboot aan de meerpaal is gebracht,
begint het rijkste wat ik ken: te nacht
hoor ik het water aan de schoeiing slaan.

Diep ingenesteld in het donker huis
lig ik te luist’ren naar die trage klop;
en een verbeiden richt zich langzaam op,
speurend – het hart wordt in de stilte thuis.

En wéér hervindt het, door de stroom bespeeld,
zijn ondoorgrondelijk en diep bezit, –
van hemel en rivierland rijst het beeld;
de dag is heerlijk, heerlijker is dit

verholene, wat de daggezichten bindt:
één blinde kern, die schoksgewijs ontstaat, –
en het vertragen dan tot diep beraad
als woord na woord te fluisteren begint.

Daarbuiten leeft de stroom, waarover wijd
der sterrebeelden pracht is opgegaan;
door ’t venster waait een reuk van water aan,
ik weet geen naam voor dèze zaligheid.

 

Zueignung

Dag Pegasus! – Wat doe jij hier in het gebouw?
Ik ben met zaterdagse thema’s nagebleven.
Kijk niet: mijn kleren zijn vol krijt, mijn ogen grauw;
en rode inkt blijft altijd aan m’n vingers kleven.

Ja, dit is zogezegd de school. – War wil je nou?
Ik heb mezelf al zoveel maanden afgeschreven…
Of dacht je dat we – God, wat is het buiten blauw!
door de kapotte tuimelramen konden zweven?

Jij hoort daarbuiten, Pegasus, en hier hoor ik.
O, doe dát niet, kniel niet op deze planken vloer
vol stof – en dat voor mij, mijn trots, mijn prachtig dier.

Pegasus – laat mij, dat ik in je manen snik.
Wist jij dan hoeveel malen ik mijzelf ontvoer,
nochtans, om deze kind’ren? – Dráág mij: ik ben hier.

 

Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)



De Duitse dichter en schrijver Andre Rudolph werd geboren in Warschau op 11 mei 1975 en groeide op in Leipzig. Zie ook alle tags voor Andre Rudolph op dit blog.

 

het echte troje ligt binnen

een keer,
tijdens een van die staten van beleg
waar wij ons lichaam
door overvloedig cocktailmisbruik,

in stortten, alsof
we zeevarenden of hoeren waren
en niet alleen in onze dromen,

werd je zo benaderbaar
dat mijn ogen er van bloedden

de stad lag er zo vredig bij als altijd
en merkte niet eens
dat zij net beschoten werd

hele straten werden intussen weggevaagd;
wij waren de enigen die het zagen

maar we zaten vast
en wachtten tot het voorbij was

toen borrelde buiten
uit de afgehakte hoofden van de brandkranen

nieuw leven op
en overspoelde alles

weet je nog, beste christoph 
hoe we naar buiten gingen,
jij met je eigenaardige hoed
en ik met een paar konijnenoren

maar we hebben het gehaald,
de lantaarns bogen naar ons toe
met hun kromme nek,
vreedzame dinosauriërs

ze vraten het licht
uit onze handen,

en ik vertelde jou
dat ik de laatste tijd mediteer
tegen de dodelijke nervositeit
die mijn hele leven beheerst.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Andre Rudolph (Warschau, 11 mei 1975)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e mei ook mijn blog van 11 mei 2019 en ook mijn blog van 11 mei 2018.

Ida Gerhardt, Jo Gisekin, Karl-Markus Gauß, Gaby Hauptmann, Tor Jonsson, Michael Basse, Dolce far niente

 

Dolce far niente

 

 
La Mélancolique door Jules Pascin, 1909

 

Kwade dagen

Ga niet naar anderen als dat leed u slaat
dat een mens kromt, of als een wig u splijt;
ga niet naar anderen: raak uw kracht niet kwijt,
die harde kern, waarmee u het bestaat.
En houd uw huis in stand, gelijk altijd.

Ga niet naar anderen: hun blik verraadt
weigering, te beseffen wat er is.
Straks woedt hún onrust om in uw gemis.
Mijd hun bedisselen, hun ergernis
dat ge u blijkbaar niét gezeggen laat.

Zoek het bij een goede vriend, u toegewijd,
één die u niets verwijt, niets vraagt, niets raadt,
maar u verdraagt met uw beschreid gelaat.
Die, zelf zwijgzaam, u kent voor wie ge zijt
en merkt dat het, nog bevend, berg-op gaat.

 

 
Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)
Gorinchem, de geboorteplaats van Ida Gerhardt

 

De Vlaamse dichteres Jo Gisekin werd geboren in Gent op 14 mei 1942. Zie ook alle tags voor Jo Gisekin op dit blog.

 

De nacht is veel te groen

De nacht is veel te groen
om krekels van het
blauw te onderscheiden

waar is het licht
dat leeggezogen weiden
uit hun stramme schaduw dwingt?

Je hoort geen stilte
die luider snikt
dan legers meeldraden
– ze vechten voor wat licht –

schrijf met glazen woorden
de scherven op hun dode bloemenmond.

de tijd eet geld met hopen
en af en toe
zich rond.

 

Moedervlek

Soms is het kind een wimper in je oog
of noem het maar
een vleselijk schandaal
een slak of een worm je durft het
niet zeggen
de deur staat open

Je schrijft een naam op zijn buik
een landschap met honderd gebaren
want je bent sprakeloos
als vaders met open oren
en naakt als een zeehond
die rilt in zijn huid

Waar komt het buurmeisje vandaan
dat met hoofdletters spreekt
ik zou haar cacao willen geven
en een moestuin met mussen bijvoorbeeld

Je denkt: het is een prins
met wollen wangen
en jurkjes uit valenciennekant
misschien had het geen vader
en opa, dat moet je noteren
al jarenlang weg

dus
zwijg je maar
over zijn oortjes
die lieflijk als zwemvliezen zijn
nagels die je nooit hebt geknipt

toch is het geboren met gembergeel
de moedervlek

 

 
Jo Gisekin (Gent, 14 mei 1942)

 

De Oostenrijkse schrijver, essayist en uitgever Karl-Markus Gauß werd geboren op 14 mei 1954 in Salzburg. Zie ook alle tags voor Karl-Markus Gauß op dit blog.

Uit: Der Alltag der Welt

„Vor jeder der zahllosen Türen blieb ich stehen, auf der Suche nach dem Zimmer mit der Nummer Abt. VII, 1.21, in dem ich mit meiner Unterschrift genehmigen würde, was notfalls auch gegen meinen Willen erzwungen werden könnte, dass nämlich die Oberleitung des städtischen Busses, der durch meine Straße fährt, eine neue Verankerung in der Fassade unseres Wohnhauses erhalte, direkt neben unserem Küchenfenster im zweiten Stock. Kein Mensch war zu sehen, offenbar war der Amtsverkehr mit und ohne Oberleitung erloschen, fast schon, dass ich die Sehnsucht verspürte, einer der Inspektoren oder Adjunkten von früher, wie längst keine mehr existieren, würde aus seinem Zimmer stürmen, mich anherrschen und mit dem mündlichen Bescheid, dass ich schon wieder die Frist übersehen habe, mein Anliegen gebührenpflichtig einzureichen, von der Schwelle scheuchen. Mit der eilfertigen Beflissenheit, mit der ich immer alles richtig zu machen versuche und die alles in allem das ist, was ich in meinem Leben seit jeher falsch mache, schlich ich über den Gang und bemühte mich, so leise wie möglich aufzutreten und einzuatmen. In der vollkommenen Ämterstille aber fehlte etwas, das es vor den zwanzig Jahren, als ich das letzte Mal hier gewesen war, noch gegeben hatte. Erst auf dem Nachhauseweg fiel mir ein, was es war: das Klappern der Schreibmaschinen. Damals hatte es aus allen Zimmern geklappert, selbst durch geschlossene Türen und dicke Wände, die sonst jedes Lebenszeichen verschluckten, war es zu hören gewesen, und dieses Klappern war monoton, aber nicht gleichmäßig und nicht eintönig, denn es kannte Takte, in denen es sich beschleunigte, und Pausen, in denen es abrupt stockte, und je schneller es voranging, umso höher schien die Tonlage zu werden, während die von ungelenker Hand nur sporadisch gesetzten Anschläge bedeutungsschwer tief klangen.Wer damals einen Behördengang zu erledigen hatte, ging wie durch eine vormittägliche Musikschule, in deren Übungsräumen die Schüler an Ersatzklavieren klappernd immer dieselben Etüden spielten. Die Schreibmaschine ist aus den Büros verschwunden, und der Zeitschrift, die ich herausgebe, schicken nur mehr zwei Mitarbeiter ihre Texte nicht als elektronische Dateien, sondern auf dem Postweg als Typoskripte zu, die mit Schreibmaschine verfertigt wurden und die sie mit etlichen handschriftlichen Korrekturen versehen. Größere Passagen korrigieren sie mithilfe jenes weißen Plättchens, das man zwischen Papier und Farbband fixieren musste, damit man die falschen Buchstaben und fehlerhaften Worte wieder entfernen konnte, und ich muss Hermann Schreiber und Hansjörg Graf, die beiden neunzigjährigen Münchener aus Österreich, einmal fragen, woher sie diese Plättchen noch beziehen oder ob sie seinerzeit einfach so viele Tipp-Ex im Voraus gekauft haben, dass es für ihr Leben und viele tausend Manuskriptseiten reichen mag.“

 


Karl-Markus Gauß (Salzburg, 14 mei 1954)

 

De Duitse schrijfster Gaby Hauptmann werd geboren op 14 mei 1957 in Trossingen. Zie ook alle tags voor Gaby Hauptmann op dit blog.

Uit: Plötzlich Millionärin – nichts wie weg!

„Ich hätte auf meine Vorahnung hören sollen. Wieso habe ich das nicht getan? Ich habe sie beiseite gewischt. Aber hinterher ist man immer schlauer – wer weiß das nicht!
Jetzt sitze ich auf diesem Flughafen, mitten in Afrika, und schüttle nur noch den Kopf: über mich, über das Schicksal, überhaupt darüber, dass die Dinge nie so sind, wie sie scheinen.
Wenn man zu einem Zeitpunkt, da einem das Wasser bis zum Hals steht, im Lotto gewinnt, dann wendet sich doch alles zum Guten. Glaubt man. Ja, eigentlich sollte man das glauben.
Gleichzeitig beginnen aber die Dinge um einen herum, ein dynamisches Eigenleben zu entwickeln. Denn eines ist sicher: Kaum hast du Geld, kommt die Gier der anderen. Und ich habe es nicht bemerkt.
Aber jetzt stecke ich mittendrin und habe Entscheidungen zu treffen, von denen ich vor Kurzem nicht einmal geträumt hätte. Wozu auch. Ich hatte ja kein Geld und war deshalb uninteressant für die meisten Menschen. Jetzt habe ich Geld, und einiges hat sich geändert. Für manche Menschen bin ich jetzt interessant. Sehr interessant.
Vor allem für meine eigene Familie.
Immerhin habe ich nun Zeit zum Nachdenken, denn ich habe meinen Weiterflug verpasst und bin gestrandet. Nachts in Nairobi. Und Hunderte von Fluggästen mit mir, weil unser Flugzeug von Johannesburg Verspätung hatte und der Anschluss nach Bangkok pünktlich war – also weg. Folglich sind wir nun alle hier, hier in Nairobi. Und stehen alle in einer langen Schlange vor einem einzigen Schalter, denn alle müssen übernachten. Das bedeutet, raus aus dem Flughafen. Aber bevor man Kenia betreten darf, braucht man ein Transit-Visa-Tagesticket. Die gelben Formulare sind angesichts der Menge an Menschen aber ausgegangen. Die weißen Formulare sind die falschen. So stehen nun alle in der Schlange und warten. Es sind noch zwei weitere Schalter besetzt: Dort aber steht niemand an, denn zwei Schilder »First Class« und »Diplomaten« zeigen uns, dass wir eben nur einfache Economics sind. Ein Herr mit Aktentasche probiert es trotzdem und wird von einer gähnenden Beamtin zurück in die lange Schlange geschickt.“

 


Gaby Hauptmann (Trossingen, 14 mei 1957)
Cover

 

De Noorse dichter, schrijver en journalist Tor Jonsson werd geboren op 14 mei 1916 in Lom, Oppland. Zie ook alle tags voor Tor Jonsson op dit blog.

 

I am sorrow and joy

Shape me not anew with shadow.
I wish to be the one I became.
I am sorrow in white clothing,
I am joy dressed in black.

Shape me not anew with joy.
I became who I wished to be:
Ruler of an unknown kingdom,
Slave in my own time.

 

 
Tor Jonsson (14 mei 1916 – 14 januari 1951)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Basse geboren op 14 april 1957 in Bad-Salzuflen / Nordrhein-Westfalen. Zie ook alle tags voor Michael Basse op dit blog.

Uit: Ein einziges lyrisches Missverständnis

„Doch damit sind die Parallelen nahezu erschöpft. Während Borchardt in Lucca mit Vorliebe königliche Hoheiten empfing, avancierte Rapallo unter Pound zum internationalen Treff für Musiker und Komponisten (von Igor Strawinsky bis George Antheil), und Dichter (von W. B. Yeats bis T. S. Eliot). Während Borchardt, der zu Beginn des Ersten Weltkriegs noch vom “Untergang des alten autonomen Europas und seiner kulturellen Übernahme durch das deutsche Imperium” träumte, auch danach noch an der deutschen Mission festhielt und einen aggressiven Chamberlain-Hitler-Pakt gegen Franco favorisierte, schwor Pound – vom ersten Weltkrieg gründlich desillusioniert – allen imperialistischen Visionen ab, mutierte zum Kriegsgegner und Internationalisten und schrieb seinen “Mauberly”-Zyklus. Hitler hielt er von Anfang an für einen “epileptischen Hinterwäldler”, während ihm der Duce – wie vielen italophilen Ausländern – der einzige Garant für ein kulturell fortschrittliches Europa zu sein schien. Mit anderen Worten: während Pound selbst noch als angeklagter “Hochverräter” seinen republikanischen Überzeugungen treu blieb und den Faschismus in seiner italienischen Spielart nur insoweit goutiert hatte, als er die res publica “fortschrittlicher” (und das hieß für ihn “gemeinnütziger und friedlicher”) organisierte als der wild gewordene Kapitalismus, der zu Weltkrieg und Börsenkrach geführt hatte, huldigte Borchardt unverdrossen einem untergegangenen deutschen Wilhelminismus samt seinen imperialen Ansprüchen. Borchardts überstrapazierter Leitbegriff hieß nicht “Republik” sondern “deutsche Nation”, und zwar eine, die im Zweifelsfall über alles ging (also auch über Leichen).”

 

 
Michael Basse (Bad-Salzuflen, 14 april 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e mei ook mijn blog van 14 mei 2018 en eveneens mijn blog van 14 mei 2017 deel 2.

Cecilia Quílez, Ida Gerhardt, J. H. Leopold, Sandra Hoffmann, Dolce far niente

 

Dolce far niente

 


The hallucinations of poets (dandelion) door Hernan Bas, 2010

 

PLASMASCHERM EN VIER GEDICHTEN

Iemand kwam het witte geheugen binnen
in de roerloosheid van het hart. Onder de mist zie ik een licht
en de zachtheid van de dwaling doet me de ogen sluiten
                                                                Antonio Gamoneda

Vier gaten van oneindige schittering
houden ons vanuit het halfduister in het oog.
De andere storingen zijn te wijten
aan een plaag van verveelde zeekreeften
die op virtuele hallucinaties van
frontale beelden kauwen.

Een ontwrichte liefde heeft geen plaats
en geen nooduitgangen.
Tijdens de lange trajecten drinken
de lichamen niet horizontaal.
De goede nachten ontsnappen niet
met een automatische kleurenbediening.

Ik verdwijn in de versgravures
ontdaan van witte oden en keer opgesmukt
terug van een verwerpelijke wijsheid
die mijn aandrang om je te blijven
nodig hebben in tweeën hakt.
Later denk ik, zoals altijd,
dat alweer de poëzie ons heeft gered.

 

Vertaald door Fa Claes

 

 
Cecilia Quílez (Algeciras, 1965)
Algeciras, Plaza Alta met de kerk van Onze Lieve Vrouwe van La Palma

 

De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt werd geboren in Gorinchem op 11 mei 1905. Zie ook alle tags voor Ida Gerhardt op dit blog.

 

Biografisch I

De taal slaapt in een syllabe
en zoekt moedergrond om te aarden.

Vijf jaren is oud genoeg.
Toen mijn vader, die ik het vroeg,

mij zeide: ‘dat is een grondel’,
– en ik zág hem, zwart in de sloot

legde hij het woord in mij te vondeling,
open en bloot.

Waarvoor ik moest zorgen,
met mijn leven moest borgen:

tot aan mijn dood.

 

Kinderherinnering

Vóór wij vertrokken naar de zwarte brandersstad,
ging gij nog eenmaal met mij naar de uiterwaarden.
Er was een wollig schaap, dat witte lammeren had;
een veulentje stond bij de grote blonde paarden.

Opeens voelde ik, dat gij mij naar het water trok.
Gij zijt gekeerd, omdat ik wild en angstig schreide.
Wit liep gij op de dijk; ik hangend aan uw rok.
Moeder en kind: vijanden en bondgenoten beide.

 

Verwachting

Weet gij het ook de ganse nacht?
De vogels komen. Aan een geuren
– van wind, van water?- valt te speuren
hoe ’t lage land een komst verwacht.

Morgen het teken aan de lucht
– een frons, een lijn, een krimpend wolken-
en dan, bui van geluid, een vlucht
die dalen gaat: de vogelvolken.

En wéér staan in verwondering
wij tussen dit gevleugeld sneeuwen;
morgen- dan zijn wij, lieveling,
het eerste paar van duizend eeuwen.

 

 
Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)
Cover voorleesboek

 

De Nederlandse dichter en classicus Jan Hendrik Leopold werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 11 mei 1865. Zie ook alle tags voor J. H. Leopold op dit blog.

 

Ik scheidde; onverstand was allerwegen

Ik scheidde; onverstand was allerwegen,
van al mijn parels werd niet één geregen.
De dwazen! honderd dingen, nooit beseft
en nooit bereikt, zijn in mij doodgezwegen.

 

In deze tuin zijn saamgelegd

In deze tuin zijn saamgelegd
geelbruine en witte en zwarte stenen,
gevoegd, gezocht, dat elk wat zegt
met een allengs opkomend menen,

bedoeld door een die niet meer is
de velerlei gevormde vlakken,
en met in de vakken
voorzichtige betekenis,

gebleekten in het aangezicht
der zon, gewassen door de regen,
rillende open plekken tegen
het plat invallend hemellicht,

en stil en toeziend aan de kant
de ceders en de blauwe den,
wistaria’s, de zachte plant
van irisbloemen, die ik ken.

O lief en teder onvermogen
tegen het gruwzaam element,
dat wankels nog iets blijven moge,
en strijd met het geweten end.

 

Zingende lucht

ZINGENDE lucht
zingende wind –
en binnen in,
binnen de struiken
ligt uitgegoten
een donkere vijver
en luistert en hoort,
hoort stil verloren
en denkt en peinst…
Want van lente, van lente,
Het zingt al van lente en zonneschijn.

 

 
J. H. Leopold (11 mei 1865 – 21 juni 1925)
Cover

 

De Duitse schrijfster Sandra Hoffmann werd geboren op 11 mei 1967 in Laupheim, Baden-Württemberg. Zie ook alle tags voor Sandra Hoffmann op dit blog.

Uit: Paula

„Schweigen ist anders als still sein. Nirgends, auch nicht, wenn du tief in die Taschen greifst, um die Münze zu finden, die du zwischen den Fingern bewegst, oder ein Stück Papier mit den Notizen vom Einkauf, findet sich darin wirklich Halt. Du hörst von irgendwoher oder aus dir heraus die dunklen Geräusche der Stummheit, die sich gegen dich wenden, du hörst sie als Grollen, als Grummeln, als fortwährendes Gemurre, Gemurmel irgendwo weit entfernt und zugleich nah. Als suchten sich all die ungesprochenen Wörter Wege aus dem stummen Körper heraus und hinein in den Raum, hin zu dir. Sie bringen dich um die Ruhe und sie bringen dich um den Schlaf. Das Schweigen, wenn jemand nahe bei dir lebt und so schweigt, so unerbittlich jedes Wort auffrisst, dass nichts übrig bleibt für dich und für keinen. Das Schweigen am Tisch, wenn die Gabeln und Messer auf Tellern klappern, wenn jemand, nur einer, sagt, kann ich bitte das Salz haben, und jemand reicht es. Und über allem das Schweigen, das dir vorkommt, als verschlinge es dich und all deine guten Sommer und die wenigen guten Winter. So als käme die Fröhlichkeit nie mehr zurück. Und du hörst das Geräusch von Strumpfhosenbeinen unter dem Tisch und wie der Hund am Stuhlbein vorbeistreicht, ein Räuspern und das laute Schlucken beim Wassertrinken, wenn der Halsmuskel spannt. Wenn die Geräusche aus den Körpern sich im Zimmer so ausgebreitet haben, dass da nur noch Dichte ist, Verdichtung nach außen. Dieses Schweigen, das schließlich in jeder Ritze eines Hauses sitzt, das abstrahlt, ausstrahlt, das ein Haus zur Festung macht, kennt nur die Endgültigkeit als Erlösung. Du kannst bleiben und sterben oder gehen. In der Stille aber wäre auch nur ein Traktor, draußen auf der Straße, ein schönes Geräusch, wäre das eine Verheißung, jemand mäht die Wiese zum ersten Mal in diesem Jahr, es ist noch hell. Die Welt wäre wieder da. Helligkeit und Sprache.
Am 10. November 1997 stirbt meine Großmutter Paula im Alter von 82 Jahren. Sie hat nicht über sich gesprochen, bis zum Schluss nicht. Sie hat ihr ganzes Leben, alle ihre Geheimnisse, aber auch alle ihre Nöte mit ins Grab genommen. Wenn ich morgens durch den Park laufe, den See umrunde und höre, wie die Schwäne und Enten schnattern, wenn ich den Mandarinenten zusehe, die wie bunte Punkte zwischen den anderen Enten leuchten, denke ich häufig an meine Großmutter, die seit achtzehn Jahren tot ist, und ich denke an meine Eltern. Ich würde ihnen gerne den Park zeigen, die Hunde, die mir regelmäßig auf meiner Laufstrecke begegnen, die schönen Stellen an den Nebenkanälen des Eisbachs, deren Oberfläche ab und zu eine Weide streift. Die Männer, die vor ihrer Personaltrainerin auf der Erde liegen und anstrengende gymnastische Übungen machen oder gegen kleine Boxsäcke schlagen, die in den Bäumen hängen, wieder und wieder und wieder, damit sie stark werden, für was auch immer.“

 

 
Sandra Hoffmann (Laupheim, 11 mei 1967)
Cover, met op de achtergrond een bundel oude foto’s

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Spaanse dichteres Cecilia Quílez Lucas werd geboren in Algeciras in 1965. Quílez publiceerde tot dusver vier dichtbundels: La posada del dragón (Ed. Huerga & Fierro), Un mal ácido (Ed. Torremozas), El cuarto día ( Calambur) en Visteme de largo (Calambur). Ook heeft zij meegewerkt aan radioprogramma’s en heeft talloze tentoonstellingen van schilderkunst en beeldhouwkunst gecoördineerd en geleid. Ze heeft meegewerkt aan verschillende tijdschriften en was betrokken bij een groot aantal poëziehappenings.

 

De jongen van Cosmopolitan

Het is omdat je beeld,
die rustende billen en ellebogen,
de zomer berispt
en daar, tussen je benen
de schuldige zich opricht.
Het is omdat de tarwe
zich verspreidt over het denkbeeldige bed
en de korrels hun goddelijke aanleg vergeten
in de puberale omhulling.
Met rood geverfd haar
hou je onder de
regendruppels dienstvaardig
je ogen voor het objectief.
En ik verlang niet dat jij meijuni van dit blad
dat me aan de dagen herinnert, laat voorbijgaan.
Je hand, zie je wel,
leidt de voyeur af
en dat is omdat in werkelijkheid
een slip vaag zichtbaar is,
doorschijnend nochtans
voor deze wellust.

 

De offergave

De beweging van het doodshoofd is voltooid.
De spleet van de oogleden spreekt nodeloos.
Op elke plaats op aarde huilt een meute
en weerstaan moeders die op de grafstenen afwachten.

Op iedere plaats is verleden
en trilt de beslissende zonsondergang.
Hier brandt de eerste kreet
in een roestige woordenkom.

Wij vereren de kwantumsymbolen
op het altaar van de obsessies.
We vernielende heiligdommen en bevrijden de beesten.
We werden gerechtelijk vervolgd
aan de onduidelijke muur van de tijd.

Nu draag je mijn hoofd op het dienblad,
voldoe aan mijn laatste wens:
Het zwaard de zee in.
De zee in.

 

Vertaald door Fa Claes

 


Cecilia Quílez (Algeciras, 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e mei en ook mijn blog van 11 mei 2018.

Dolce far niente, Alfred Schaffer, Annie M.G. Schmidt, Ida Gerhardt, Jonathan Coe, Li-Young Lee, Frederik Lucien De Laere, Louis Th. Lehmann, Ogden Nash

 

Dolce far niente – Het poëziemuseum op het Museumplein

 

 
View of the Rijksmuseum Amsterdam by night II door Erik Renssen, 2015

 

Het feest kan beginnen

De zee is kalm maar wie belooft ons nog geborgenheid,
wie blijft bij de les.
Voortekens staren ons in het gezicht,
de duisternis heeft ons uitgespuugd.

Alles is aan boord: zuurstof, specerijen, vrouwen, mannen,
trage dieren,
trotse dieren. Een kwestie slechts van overleven
en het hoofd koel houden.

Al dagen is ons tijdperk van subtiele metaforen afgesloten:
een paard
in het ruim van het schip dat ons aan land zal brengen,
het proestte, snoof,
brak los, door demonen opgejaagd, dan stormde het
naar het achterdek
en struikelde overboord. Het gehinnik verzoop in het bruisen
onder de schroeven, in luttele seconden raakte iedereen in rep en roer.

Voortekens staren ons in het gezicht, de duisternis heeft ons
uitgespuugd.

We zullen bossen kappen, een lichtend voorbeeld vinden,
geboortesteden
construeren zonder voorgeschiedenis, geactiveerd door
aromatisch sentiment.

Duisternis, voortekens. Er zullen vallen klappen als het stormt,
zeezieke uren
liggen voor de boeg maar onze droom bestaat. Nu alleen de timing nog.

 

 
Alfred Schaffer (Leidschendam, 16 september 1973)

 

Aan een klein meisje

Dit is een land waar grote mensen wonen.
Je hoeft er nog niet in: het is er boos.
Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen.
En altijd is er weer wat anders loos.

En in dit land zijn alle avonturen.
Hetzelfde, van een man en van een vrouw.
En achter elke muur zijn andere muren.
En nooit een eenhoorn of een bietebauw.

En alle dingen hebben hier twee kanten.
En alle teddyberen zijn hier dood.
En boze stukken staan in boze kranten.
En dat doen boze mannen voor hun brood.

Een bos is hier alleen maar een boel bomen.
En de soldaten zijn niet meer van tin.
Dit is een land waar grote mensen wonen.
Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.

 

 
Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

Psyche

Ik las de Phaedo met mijn vijfde klas
en in de tekst kwam het woord yuxh/ voor:
ik legde, aan ’t nog kinderlijk gehoor,
uit waarom yuxh/ ‘ziel’ én ‘vlinder’ was.

Terwijl ik nóg eens de passage las
was er ineens een ritseling, en een spoor
van glanzen kwam, van ’t raam, de ruimte door.
Er zat een grote vlinder voor ’t glas.

Het was een dagpauwoog. En ieder zag
de purperen gloed, die op zijn vleugels lag;
de ogen, waar het aetherblauw in brandt.

Ten laatste – hij zat rustig op de hand –
bracht hem een jongen weg. Onaangerand,
zei hij, was hij ontweken naar het blauw.

 


Ida Gerhardt (11 mei 1905 – 15 augustus 1997)
Cover biografie

 

De Engelse schrijver Jonathan Coe werd geboren op 19 augustus 1961 in Birmingham. Zie ook alle tags voor Jonathan Coe op dit blog.

Uit: Expo 58 (Vertaald door Luud Dorresteijn en Otto Biersma)

“In een schrijven van 3 juni 1954 bracht de Belgische ambassadeur in Londen een uitnodiging over aan de regering van Hare Majes-teit, de koningin van het Verenigd Koninkrijk: een uitnodiging tot deelname aan een nieuwe wereldtentoonstelling die de Belgen ‘de algemene wereldtentoonstelling te Brussel 1958’ noemden. Vijf maanden later, op 24 november 1954, werd Hare Majesteits formele aanvaarding overgebracht aan de ambassadeur, tijdens een bezoek aan Londen van baron Moens de Fernig, de commis-saris-generaal die door de Belgische regering was aangesteld om de organisatie van de tentoonstelling op zich te nemen. Het zou de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog zijn dat een dergelijk evenement werd georganiseerd, in een tijd waarin de Europese landen die bij die oorlog betrokken waren geweest, zochten naar vreedzame samenwerking en zelfs een verbond; en tegelijkertijd was het ook een periode waarin de politieke verhou-dingen tussen de NAVO en de Oostbloklanden zich op een diepte-punt bevonden. De tentoonstelling zou worden gehouden in een tijd van ongekend optimisme over de recente ontdekkingen op het gebied van de nucleaire wetenschap, en in een periode waar-in dat optimisme werd getemperd door een ongebreidelde angst voor wat er zou gebeuren als die ontdekkingen zouden worden ingezet voor destructieve in plaats van constructieve doeleinden. Het symbool van deze grote paradox zou een reusachtige metalen constructie precies in het midden van het expositieterrein wor-den, het Atomium genaamd, een creatie van de Belgische ingeni-eur André Waterkeyn. Het zou ruim honderd meter hoog worden en het was een weergave van een elementair ijzerkristal, 165 miljard keer uitvergroot. In de oorspronkelijke uitnodiging werd het doel van de ten-toonstelling als volgt omschreven: ‘het bevorderen van een ver-gelijking van de uiteenlopende activiteiten van de diverse naties op het gebied van kunst, wetenschap, economische aangelegen-lieden en technologie.”

 


Jonathan Coe (Birmingham, 19 augustus 1961)

 

De Amerikaanse dichter Li-Young Lee werd geboren op 19 augustus 1957 in Jakarta, Indonesië. Zie ook alle tags voor Li-Young Lee op dit blog.

 

Changing Places in the Fire (Fragment)

1
What’s The Word! she cries
from her purchase on the iron
finial of the front gate to my heart.

The radio in the kitchen
is stuck in the year I was born.
The capitals of the world are burning.

And this sparrow with a woman’s face
roars in the burdened air — air crowded with voices,
but no word, mobbed with talking, but no word,
teeming with speech, but no word — 
this woman with the body of a bird
is shrieking fierce
buzzed volts
in the swarming babble, What’s The Word!

This evening
is the year of my birth.
The country has just gained its independence.
Social unrest grows rampant as the economy declines.
Under a corrupt government of the army and the rich come
years of mass poverty, decades of starving children
and racially-fueled mayhem. Word is

armed squads raping women by the hundreds. Word is
beheadings, public lynchings, and riots. Word is
burning, looting, curfews, and shoot-to-kill orders.
And word is more deadly days lie ahead.

Today, tomorrow, and yesterday, the forecast calls
for more misery, more poverty, more starvation,
more families fleeing their homes,
more refugees streaming toward every border.

More horror is to come, that’s the word.
More scapegoating is to come, that’s the word.
More violence is to come
on the roads,
in the streets,
in the homes, violence

in the churches, in the temples
where they preach who to love and who to hate.
How to get to heaven, and who to leave behind.
How to don the fleece of the blameless
and prosecute your neighbor.

 

 
Li-Young Lee (Jakarta, 19 augustus 1957)

 

De Vlaamse dichter Frederik Lucien De Laere werd geboren in Brugge op 19 augustus 1971. Zie ook alle tags voor Frederik Lucien De Laere op dit blog.

 

Hero en Leander

Het lijkt onmetelijk
het lijkt onmogelijk
het water doorhouwen in crawl
een donkere massa
doorkomen met klasse
tot bij de fakkel
het waauwgevoel
bij het licht
de lichte zeden
het eden
tot plots het vuur dooft
en hij dobbert
stuurloos en total loss
aanziet een muur van water
aanvaardt de diepte
de dip
definitief
de liefde verstoord
zijn lief mee in zee
gestort.

 

Kraambed 

Het gaat erom spannen.
Er gaat een kanteling vooraf aan het kermen,
geen erbarmen maar smart komt haar toe.
De pijn ligt in de lijn van de uitzetting
van in den beginne.

Het kind wacht op een voorstelling.
De poort opent zich
na een lange ontsluiting
en het verbreken van de zegels.
Het ziet prachtige dingen:
gouden beelden, blauwe tegels,
vazen in albast en meesterlijk gesneden hout.

Neen, het is geen droom, geen nachtmerrie
met klinisch wit en mensen met groene maskers.

 


Frederik Lucien De Laere (Brugge, 19 augustus 1971)

 

De Nederlandse schrijver, dichter en vertaler Louis Th. Lehmann werd geboren op 19 augustus 1920 in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Louis Th. Lehmann op dit blog.

 

Maastricht , 28 december 2000

Ik ging naar Maastricht om
Moniek Toebosch*) te zien.

Ik lees je hier, ik hoor je hier,
ik zie je hier geprojecteerd
op witte muren. En als pop
zo groot als jij en in de juiste kleren.

Ik lees op een andere muur
meer woorden over meer daden
dan ik van je gezien heb.

Ik mis je grote plastic oor.
Ik mis je antwoord. Ik besluit:

Moniek Toebosch is niet Moniek Toebosch
zonder Moniek Toebosch.

 

Portret

Voor Chris van Geel jr.

Ik ben een ziener als een witte olifant,
ik zie het vasteland al uitgestorven
en zit aan zee met slechts de laatst verworven
stenen en schelpen glijdend door mijn hand

Ik voel met mens noch ding een enkle band,
omdat ‘k geen hartstocht ooit ben nagezworven.
Een ieder heeft het snel bij mij verkorven,
ik wens mijn stil gebied onaangerand.

Maar ik vergeet en kan alleen verlangen
gerespecteerd te blijven in mijn spel
met kralen, veren of zelfs spoken, vrij

in waar ‘k mijn eenzaamheid mee vol wil hangen.
Een wraak is nu alreeds wat ik vertel,
want als ik dood ben speelt men ook met mij.

 

 
Louis Th. Lehmann (19 augustus 1920 – 23 december 2012)

 

De Amerikaanse dichter Frederic Ogden Nash werd geboren in Rye, New York, op 19 augustus 1902. Zie ook alle tags voor Ogden Nash op dit blog.

 

First Child … Second Child

FIRST

Be it a girl, or one of the boys,
It is scarlet all over its avoirdupois,
It is red, it is boiled; could the obstetrician
Have possibly been a lobstertrician?
His degrees and credentials were hunky-dory,
But how’s for an infantile inventory?
Here’s the prodigy, here’s the miracle!
Whether its head is oval or spherical,
You rejoice to find it has only one,
Having dreaded a two-headed daughter or son;
Here’s the phenomenon all complete,
It’s got two hands, it’s got two feet,
Only natural, but pleasing, because
For months you have dreamed of flippers or claws.
Furthermore, it is fully equipped:
Fingers and toes with nails are tipped;
It’s even got eyes, and a mouth clear cut;
When the mouth comes open the eyes go shut,
When the eyes go shut, the breath is loosed
And the presence of lungs can be deduced.
Let the rockets flash and the cannon thunder,
This child is a marvel, a matchless wonder.
A staggering child, a child astounding,
Dazzling, diaperless, dumbfounding,
Stupendous, miraculous, unsurpassed,
A child to stagger and flabbergast,
Bright as a button, sharp as a thorn,
And the only perfect one ever born.

SECOND

Arrived this evening at half-past nine.
Everybody is doing fine.
Is it a boy, or quite the reverse?
You can call in the morning and ask the nurse.

 

The Romantic Age

This one is entering her teens,
Ripe for sentimental scenes,
Has picked a gangling unripe male,
Sees herself in bridal veil,
Presses lips and tosses head,
Declares she’s not too young to wed,
Informs you pertly you forget
Romeo and Juliet.
Do not argue, do not shout;
Remind her how that one turned out.

 

 
Ogden Nash (19 augustus 1902 – 19 mei 1971)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e augustus ook mijn blog van 19 augustus 2017.

J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Eugen O. Chirovici, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rachel Billington, Carl Hauptmann

De Nederlandse dichter en classicus Jan Hendrik Leopold werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 11 mei 1865. Zie ook alle tags voor J. H. Leopold op dit blog.

O dood vlies van de torengracht

O dood vlies van de torengracht
en wreed gewekte kreet der zwanen,
de angst vloeit klam toe door de lanen
en stolt rondom de pijlerschacht.

O krimpend hart, dat uit de sprong
der wurgende belagers hoog naar boven
omhoog zich worstelde sloven
aamechtig sinds het zich ontwrong,

walmende lamp, die opgetild
met floersen roet het smeulend gele
verduisterde en wuft het ele
leven des luchters had omhuld.

 

Idylle

En is het daarbuiten ook donker en koud
En droevige wintertijd,
Mijn lief, ’t is lente om mij heen,
Nu ge in mijne armen zijt.

En schijnt ook geen ster door de grauwe mist
En huilt ook de storm door de nacht –
Ik schuif de armstoel bij het vuur,
De zetel van ’t voorgeslacht.

Blond meisje met uw rozenmond,
Kom, zet u op mijn knie,
Vertel mij van al de liefde, zo zoet,
Die ik in uwe ogen zie.

Stil, stil, dat ons de wind niet hoort
En met onze woorden spot,
Gij buigt u over tot mijn gezicht,
En ik beef van stil genot.

Ik voel uw zoete adem gaan
En uw boezem zo warm en zacht,
En langs mijne wangen dartelt stout
Uwe blonde lokkenpracht.

Schoon kind, gij zijt mij als de zon
In de klare, blauwe lucht,
En het is mij of ik de leeuwerik waar
Die juichend tot u ontvlucht.

Ja, ik wil zingen te uwer eer,
O, gouden zon van mijn ziel,
Van vreugde dronken over uw licht,
Dat er in mijn harte viel.

En is het daarbuiten ook donker en koud
En droevige wintertijd,
Mijn lief, ’t is lente om mij heen,
Nu ge in mijn armen zijt.

 
J. H. Leopold (11 mei 1865 – 21 juni 1925)
Portret door Martin van Andringa, 1886

Lees verder “J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Eugen O. Chirovici, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rachel Billington, Carl Hauptmann”

J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rachel Billington

De Nederlandse dichter en classicus Jan Hendrik Leopold werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 11 mei 1865. Zie ook alle tags voor J. H. Leopold op dit blog.

In winteravondkou

In winteravondkou, in het groot open
van het blauwvloeiende belopen
roestrandig staal,
spichtig, onzichtig nu de nieuwe maan
als een fijn edel veertje, als een losse haal
en dun getogen.

Rondom vochtig staan
de zwarte sparren, lorken gril verwezen,
verzameld onderhout, somber en nors,
maar onder de donkerte der schors
is helder al het jonge sap gerezen.

Onder de nevels in de vert’
het bronzen roepen van een hert.

 

Maartlucht

Maartlucht, die er tegelijk
zo scherp als glas
en zo ontvoerend zijn kan.

O, de bezieling, zijnde in de bezwaren
anders nooit betrokken streken
en schuilgelegen uitzicht

te brengen vondsten fonkelend en schaars:
de moeilijkheden zijn de kans der kunstenaars.

 

Er is in donkerte een flauw afschijnen

Er is in donkerte een flauw afschijnen
van een gezicht mat-zijen, zacht-zijen
en daarin vochte oogen zoet kwijnen
in een gezicht mat-zijen, zacht-zijen.

In lauwe donkerte is woordenklank
in talmen, in een kalm teemen
lief-langzaam in een tragen zang
klagend, in een kalm teemen.

 
J. H. Leopold (11 mei 1865 – 21 juni 1925)
Cover Leopold Cahier

Lees verder “J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela, Rachel Billington”

J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela

De Nederlandse dichter en classicus Jan Hendrik Leopold werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 11 mei 1865. Zie ook alle tags voor J. H. Leopold op dit blog.

In de bleeke wangen als violen
o rijkdom van het onvoltooide

IN de bleeke wangen als violen
de sombere oogen dof gezet,
de rijpe mond met de bloedende lippen
opeen genepen en dun geplet.
 
En het leven, als woei het en is verdwenen,
wegkrimpende als een vogelenvlucht,
zich zelf een sluier, een wa geworden
is dit onbewogene aangezicht.
 
Een leegte, een schemer, en zich niet keeren,
een treden de jaren ongeteld
met door alles heen het voortdurend weten:
gekrenkt, gekrenkt, en achtergesteld.
 
En schokkende het groote zwichten
en armen die in vertwijfeling slaan,
een wringen omhoog, een biddend reiken,
een klemmen en jammerend laten gaan.
 
En een hoofd verwordende en bedolven
in der snikken en in der haren nacht,
wond over ondoorgrondlijke stroomen
vervreemd en doodswit opgebracht.
 
En een stem verwezen en ingezonken
en die nog stervende aanbad:
ik heb zoo zielsveel van je gehouden,
ik heb je zoo lief, zoo lief gehad.

 

De lippen van het water…

De lippen van het water leggen zich
verliefd, verlustigd op de rondom open
gewelfde kring; zij komen toegeslopen
en dringen op en rekken zich…

Gesneden in de alabasten rand
is er een vers van een zo uitverkoren
zoetheid van woorden, dat de zin verloren
wegdeinde in dit bedwelmende verband.

Een strofe, die in jubel zich verhief
en dan zich strengelde en zich ging winden
tot een beschaduwing van de beminde,
van het besloten, zinsbetoovrend lief.

En zwijmend onder alle heerlijkheden
benadert nu een weke en vochte mond
de kostlijke syllaben, snikte en vond
er zijn besterven, stom teruggegleden.

 

O dromend hart, kies u een nieuw vertier

O dromend hart, kies u een nieuw vertier
in vrouwenwang en purpren eglantier;
licht als kwikzilver vlieten onze dagen,
de pracht der jeugd zinkt als een bergrivier.

 
J. H. Leopold (11 mei 1865 – 21 juni 1925)
Cover

Lees verder “J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela”

J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela

De Nederlandse dichter en classicus Jan Hendrik Leopold werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 11 mei 1865. Zie ook alle tags voor J. H. Leopold op dit blog.

Hoe ver, hoe ver ik dit alles vind

Hoe ver, hoe ver ik dit alles vind,
het werd een spel, een lief gezeg
van andere mensen, zó is het weg
en vreemd van dat, wat nu begint,

nu dat mijn leven zal gezonken
zijn tot een ernst, die ’t al beschreit
en tot één grote innigheid
van heenbeklagen gaan geslonken,

en nauwelijks een flauwe lach
gebleven is van medelijden
om wat nog even van ons beiden
opleeft in mijn gedenken, ach

hoe liefelijk, zoals wij gerust
van ons geluk waren en verkozen
ons te behoren, argelozen
in wie er nimmer werd bewust,

dat wij vrezen moesten, dat, wat gegeven,
in deemoed wilde zijn aangenomen
een zorg voor hem, die der dagen komen
goed weet; en zie, wat is gebleven?

weet ik nog, dat een hemel stil
van licht en mildheid in mij hing?
ik luister naar mijn herinnering;
een stem wegwankelt, die sterven wil.

 

Herfstbladen op en af

De vensters langs en straf
over de ruit; gekneusd, gedeukt,
geplet, geplakt, gekreukt
en vaal en grauw van kleur,
een eenzang en een zeur.
O het omslachtig wezen
deze sleur,
mijn ziel verzinkt in ongenezen
verveling
En dan in eens staat overeind
de koestering, de vreugde:
blij, treurig, om het even,
dat ik dit mag beleven,
dat ik dit rijk gebeur
bespeur,
dat deze ogen
zo in de verte zien mogen,
gezonken ik
dit ogenblik
weer in zweven
opgeheven,
als dit blad, dit verbleekte
en natgeweekte.

 

Zoek heil…

Zoek heil en heul in uw gedichten; doe als ik
en denk om roem en eer geen ogenblik,
maar vind in verzen vrede en zielsgeluk.

Veracht de wereld en zijn vals behagen
in afbreuk doen, wat groot is te verlagen
en al het kleine en slinkse hoog te dragen.

 
J. H. Leopold (11 mei 1865 – 21 juni 1925)

Lees verder “J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela”

J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela

 

De Nederlandse dichter en classicus Jan Hendrik Leopold werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 11 mei 1865. Zie ook alle tags voor J. H. Leopold op dit blog.

De lucht was als een perzik

De lucht was als een perzik,
de maan een diamant,
zwellende lentenevels
bloeiden aan alle kant.

Over de donzen heuvels
lokte een ver verschiet;
wij wilden zwervend worden,
zwervend en anders niet.

De voeten gingen samen,
de hand lag in de hand,
de harten opgedragen;
aarde, waar is uw band?

In dreven en valleien
geklommen en gedaald
in schaduwen geloken
in open licht bestraald

En onze zielen togen
naar nieuwe zaligheid
in het voorbij voorbije
wankelend ingeleid

Waar lillend lichtaanbreken
en ochtendhelderte is
met parelende vreugde
en met ontsteltenis…

 

 

De dauw hangt parelen

De dauw hangt parelen aan takken en aan blaren
in kettingen en snoeren;
de kusmond van de wind, als hij ze aan wil roeren,
doet ze ontstellen, sidderen zonder bedaren
en stort ze allen neer, de wankelbaren.

 

 

 

God heeft een huis gebouwd en dak

God heeft een huis gebouwd en dak
en zoldering bespannen strak
met kommer, druk en droefenis,
weedom er de bevloering is
en alle wanden zijn bekleed
met zorgen en met harteleed
en in betreuren ingehuld;
Hij heeft de goeden er in weggeloken
en toegesproken:
de sleutel van uw deur is het geduld.

 

J. H. Leopold (11 mei 1865 – 21 juni 1925)

Leopold op reis met leerlingen, 1890

Lees verder “J. H. Leopold, Ida Gerhardt, Andre Rudolph, Rubem Fonseca, Henning Boëtius, Camilo José Cela”