H.H. ter Balkt, William Carlos Williams

De Nederlandse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938. Zie ook alle tags voor H. H. Ter Balkt op dit blog.

 

In de zoutconcessies

De in de 33 boortorens opgepompte pekel
moet van de louche zouten worden ontdaan;
in de eerste etappe worden moederloog en
kalk toegevoegd. Grote roerwerken roeren

loog en kalk door de pekel. De boorkroom
verbrijzelt de steenlaag. Het roerwerk
staat tijdens het bezinken stil. Slib is wat
overblijft: witte bergen. Eens deden

1011 schepen de zoutkaden aan! Zoutkroon
– onderaards – brokkelt af. De zouttransport-
band die wel een sneeuwweg lijkt voert na

het zeven het zout de silo’s in. De zout-
brijpomp werkt keihard. Transportband en
laadbuis werpen ’t zout snel in de schepen.

 

El Greco, de weg!

Verlekkerd verschanst in zijn mantel
van baardige grassen, bontkraag van aar
likt de autoweg zijn muil af, vaardig
schilderend met antennes en uitlaten;
de weg is een groot kunstenaar, draagt
razende besluiten, schildert het landschap
heet van de as
Fraaie eiwitten sieren zijn paletmes
lijkengroen snelt zijn faam vooruit,
een kraai draagt de houtskool;
de benzinestruik geurt fijntjes
naar hyena’s en struif, grenzen over
stuift de weg met groteske ontploffingen
Rustplaatsen: intocht
nadert: spreid je mantel van leeggegoten
flessen, zie de schilder
de almachtige Griekse schilder
komt in de stofwolk! In asfalt
en veelvervige metaallak maalt
de weg de bronst van macht & geweld
Ah! Hij die het landschap menselijk
afbeeldt en gulzig & visvretend
doorwerkt, uren van de dag en de nacht:
El Greco, de langgerekte!

 

De lampionplanten

Postzegel met het sneeuwmerk van winter, zo
hingen de lampionplanten hun oranje lampion uit.
De witte tanden waren van het ijzeren hek.
De hoeken van de ruiten hadden allevier
kerstkleuren, ze droegen in melkglazen vazen
de bloemen die daarbuiten hun zaden
verborgen onder de boomgaardsneeuw, onder
de sneeuw van de appelboom en de hazelaar
van de rafelige vlammen van de lampionstruik,
van de judaspenning en de stoffertjesplant.
Alle vinken hadden vrolijke snavels,
de appelvink had de dikste, maar hij daar,
de goudvink, had zó in de boom gekund, die
kunstig besneeuwde spar daarbinnen. Toen
sneeuwde het nog volgens geijkte gewoonte;
langer dan vijftien regels is het geleden.
Dit is een hommage aan de oude lampionplanten
vuurdragend in de sneeuw en bedrukt, niet
met 25 cent maar met 25 december. Nee, geen
postzegel – besneeuwd of niet – vent dat nog uit.

 

H.H. ter Balkt (17 september 1938 – 9 maart 2015)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

Tractaat

Ik wil jullie beste stadsbewoners
leren hoe een begrafenis te regelen
want jullie hebben iets voor op een
troep artiesten –
tenzij men echt schoonschip zou maken –
jullie bezitten het noodzakelijke basisgevoel.

Kijk! de lijkkoets voorop.
Ik begin met het ontwerp voor een lijkkoets.
In godsnaam niet zwart –
niet wit ook – en onopgepoetst!
Laat haar verweerd zijn – als een boerenkar –
met vergulde wielen (voor een luttel
bedrag opnieuw aan te brengen)
of helemaal geen wielen:
een ruwe sleperskar om over de grond te trekken.

Sla ’t glas eruit!
Mijn god – glas, beste stadsbewoners!
Tot welk doel? Voor de dode
om naar buiten te kijken of voor ons
om te zien hoe mooi hij erbij ligt of
om de bloemen of het ontbreken ervan –
of wat?
Om hem te beschermen tegen regen en sneeuw?
Spoedig zal hij zwaardere regen kennen:

kiezels en modder en wat al niet.
Nee, geen glas dus –
en geen bekleding, bah!
en geen kleine koperen rollagers
en handige wieltjes op de bodem –
beste stadsbewoners wat denken jullie wel?
Een ruwe eenvoudige koets dus
met vergulde wielen zonder opbouw.
Daarop rust de kist
met haar eigen gewicht.

Geen kransen alstublieft –
vooral geen kasbloemen.
Een eenvoudig aandenken is beter,
iets dat hij waardeerde en hem tekende:
zijn oude kleren – wat boeken misschien –
God mag het weten! Jullie beseffen
hoe wij over deze dingen denken
beste stadsbewoners –
iets zal gevonden worden – geeft niet wat
zelfs bloemen als dat het uiteindelijk voor hem was.
Tot zover de lijkkoets.

Alhoewel, let in godsnaam op de koetsier!
Zet zijn zijden hoed af! In feite
is dat helemaal zijn plaats niet –
onplechtstatig daarboven
onze vriend wegslepend ten bate van eigen vertoon!
Laat hem afstappen – laat hem afstappen!
Laagbijdegronds en onopvallend! Ik zou hem
helemaal niet op de wagen laten – kan me wat –
die onderknuppel van het begrafeniswezen!
Laat hem de teugels houden
en ernaast lopen
en ook dat onopvallend!

Dan in het kort wat jullie zelf betreft:
Loop achter de koets – zoals ze in Frankrijk doen,
zevende klas, of als je toch rijdt
weg met die gordijnen! Ga met enig blijk
van ongemak; stel je open
zowel voor het weer als voor verdriet.

Of denken jullie dat je verdriet kunt verbergen?
Wat – voor ons? Wij die wellicht niets
te verliezen hebben? Deel met ons
deel met ons – en geld zal
jullie deel zijn.
Ga nu
ik denk dat jullie gereed zijn.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)

 

Zie voor de schrijvers van de 17e september ook mijn blog van 17 september 2020 en evenens mijn blog van 17 september 2018.

Lars Gustafsson, Markus Breidenich

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

De bruggen in Königsberg

In de stad Königsberg in Pruisen
ligt een eiland dat Kneiphof heet,
omgeven door twee armen van de Pregel.
Zeven bruggen voeren over die twee armen.

Zeven bruggen. En ieder slechts één keer.
Het water is nu bijna overal te horen.
Het is blind water, zwart water,
nachtelijk water. Drie soorten water.

Kerken en torens en schuine groene daken.
Hier is een trap. Hier is een huis.
Hier is de hond die blaft op het erf.
Hij is zwart, pikzwart. Hij blaft.

Jaren. Jaren en dagen. Zo gelijk aan elkaar als…
Horen jullie mij? Ik zit opgesloten.
En men hoort het niet. Als Maagdeburger halve bollen.
Zo verschillend van elkaar als: Appels.

Vanuit een frisse oktobermaand; hondegeblaf
stemmen en maar één brug tegelijk,
nooit twee keer over dezelfde brug.
Sommige kinderen stappen altijd op iedere derde steen,

alleen op de derde. De afgrond lokt.
De derde deur die altijd piept.
Jaren. Jaren en dagen. Horen jullie mij? Oktober,
en nog steeds geen vorst in de lucht.

Om achtereenvolgens over zeven bruggen te lopen
en over iedere brug slechts één keer,
is, zo zegt de mathematicus Euler,
in feite een achtste brug nodig. Die is er niet.
Dat verdomde ijs, dat maar niet wil bevriezen!

 

Over alles wat nog zweeft

Mijn graf valt nog nergens te bekennen.
En dus zweef ook ik:
rust ook ik, onwetend van mijzelf,
in een luchtzee.
Zwevend met de zwevenden,
levend met de levenden,
rustend met de rustenden,
en, wellicht ook, zonder het te weten,
dood met de doden.
Hiervoor bestaat geen woord:
het is een manier van zweven.
“In de luchtzee”zoals ballonvaarders van weleer,
en die luchtzee ben je zelf.

Een keer, in Texas, zes uur ’s morgens,
zwemmend in het kristalheldere water
van een heel diep zwembad
eigenlijk bestemd voor duikers,
werd het zwemmen voor mij plotseling zweven.
Door de venstertjes van mijn duikbril neerkijkend
op de zwarte en witte tegels van de schone bodem,
vanuit precies zo’n hoogte die men in een vrije val
niet overleeft, kon ik een ogenblik bevroeden:
steeds verder te vallen, al vallend
toch te zweven, door iets onzichtbaars gedragen.
Glimlachend doorzien wij de klassieke schilders
en hun kinderlijke toverkunst
om een paar vogels veraf in het beeld te plaatsen,
heel klein, zwevend als bewusteloze tekens
tussen aarde en lucht, tussen licht en donker,
tussen water en land, kortweg:
iets dat zich tussen de verschillen bevindt,
schemerachtige dingen, die de diepte verschaffen
die het centrale perspectief alleen ons niet biedt.
Zo zweeft al wat dodelijk is in het binnenste
van zijn eigen beeld, ergens in de schemering,
en voor dit zweven bestaat geen naam

Zo zweven ook tekens boven witte vellen papier,
de sleuven boven de sneeuw, het goede boven de slechte tijd.
Zo zweeft alles. Het staat, zoals de engelen staan,
in ongekende beweging.
En voor de gang van de wereld bestaat geen naam.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Second Life

Hier waren de sproeten op
je gezicht slechts online pixels.

De handen een zee van
duizend kruisende lijnen.

Toekomst was een muisklik en één
van vele glazen bollen.

Griekse schoonheidsprofielen.
Je schreef dat je in die wereld

één kat en meerdere levens had. Een
zou alleen mij toebehoren. En jij zei

dat dit een spel met alles is. Een
meermaals geback-upt geluk opgeslagen

te zijn. Alleen soms spring je
uit alle wolken naar Off. Eenmaal

was het als delen van mij
in een lucht met hoge resolutie. Ik viel op

glazen hooi. Simuleerde de pijn
van de naalden in mijn hersenen. Dan

weer ving ik je op en las
in de ogen van knipperende cursors: L0ve.

De laatste keer sprong je alleen. Je

had het scherm van het lichaam gescheiden.
Het regende draden uit de lucht. In

real time. Op mijn scherm. Laatste
tekenen van jou. Op het scherm geschreven:

En blijf jij mijn kunsthart? Mijn
bedrieglijk echte omarming. Een vredig

berekende mond. Thuis in de kamer.
Blijf jij mijn aan? Mijn uit. Op de

terugweg van de computer naar bed
draadloos verbonden?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2021 en eveneens mijn blog van 17 mei 2018 en ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.

Tomas Tranströmer

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

 

Open and Closed Spaces

A man feels the world with his work like a glove.
He rests for a while at midday having laid aside the gloves on the shelf.
There they suddenly grow, spread
and black-out the whole house from inside.

The blacked-out house is away out among the winds of spring.
‘Amnesty,’ runs the whisper in the grass: ‘amnesty.’
A boy sprints with an invisible line slanting up in the sky
where his wild dream of the future flies like a kite bigger than the
suburb.

Further north you can see from a summit the blue endless carpet of
pine forest
where the cloud shadows
are standing still.
No, are flying.

 

The Nightingale in Badelunda

In the green midnight at the nightingale’s northern limit. Heavy leaves hang in trance, the deaf cars race towards the neon-line. The nightingale’s voice rises without wavering to the side, it is as penetrating as a cock-crow, but beautiful and free of vanity. I was in prison and it visited me. I was sick and it visited me. I didn’t notice it then, but I do now. Time streams down from the sun and the moon and into all the tick-tock-thankful clocks. But right here there is no time. Only the nightingale’s voice, the raw resonant notes that whet the night sky’s gleaming scythe.

 

Under Pressure

The blue sky’s engine-drone is deafening.
We’re living here on a shuddering work-site
where the ocean depths can suddenly open up –
shells and telephones hiss.

You can see beauty only from the side, hastily,
The dense grain on the field, many colours in a yellow stream.
The restless shadows in my head are drawn there.
They want to creep into the grain and turn to gold.

Darkness falls. At midnight I go to bed.
The smaller boat puts out from the larger boat.
You are alone on the water.
Society’s dark hull drifts further and further away.

 

Het open raam

Op een ochtend stond ik, een verdieping hoger
mij te scheren
voor het open raam.
Zette het scheerapparaat aan.
Het begon te spinnen.
Het zoemde steeds luider.
Het groeide aan tot geraas.
Het groeide aan tot een helikopter
en een stem – van de piloot – drong
door het geraas en schreeuwde:
‘Houd je ogen open!
Je ziet dit voor de laatste keer.’
We stegen op.
Scheerden over de zomer.
Zoveel waar ik van hield, heeft het enig gewicht?
Groen met zijn dozijnen dialecten.
En vooral het rood in de muren van houten huizen.
De torren glansden in de mest, in de zon.
Kelders met wortel en al uitgetrokken
zeilden door de lucht.
Activiteit.
De drukpersen kropen voort.
Op dit moment waren de mensen
de enigen die zich stilhielden.
Zij namen een minuut stilte in acht.
En vooral de doden op de dorpskerkhoven
waren stil
zoals men poseerde voor een foto uit de kindertijd van de camera.
Vlieg laag!
Ik wist niet waar
mijn hoofd te wenden –
mijn gezichtsveld gedeeld
als dat van een paard.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e april ook mijn blog van 15 april 2020 en eveneens mijn blog van 15 april 2019 en ook mijn blog van 15 april 2018 deel 3.

Kees Verheul, Elizabeth Bishop

De Nederlandse schrijver, vertaler, slavist en essayist Kees Verheul werd geboren in Hengelo op 9 februari 1940. Zie ook alle tags voor Kees Verheul op dit blog.

Uit: Rusland begint bij de IJssel – Dagboekfragmenten mei-juni 1984

“20/V Prettig om niet te hoeven aansluiten bij wat ik gisteren heb opgeschreven, het niet eens te hoeven overlezen, als bij een verhaal of een stuk voor een krant. Elke dag en elke aantekening zijn eigen vorm en inhoud. Wat waren de sterkste indrukken? De jongen die ik vanmorgen besloop tijdens de orthodoxe mis, tot ik schuin achter hem kwam te staan en hem nu en dan voorzichtig aanraakte. De zoals altijd feilloos en diep werkende combinatie van het erotische en religieuze. Hij was een jaar of achttien, had iets teers en ingetogens, ging ernstig op in de dienst. De kleine moedervlek op zijn kin waar een haar uit groeide, ontroerde me. Natuurlijk durfde ik hem bij het uitgaan van de kerk niet aan te spreken. Troostte mezelf met de mooie gedachte dat het zo, in alle eenzijdigheid en onbepaaldheid, beter was. Twee kaarsen gekocht en aangestoken: een voor Cees die ik vanmorgen tot zijn vreugde weer opbelde, om hem een goede reis voor Rome te wensen. Gegrepen door de golven van collectieve emotie die tijdens het gezang door de kerk sloegen – vooral bij het ‘Christus is opgestaan’, waarvan ik niet wist dat het zo lang na Pasen nog klonk – het stond ook in kermisachtige lampjes boven de doorgang naar de middenruimte. Kon niet nalaten aan het eind van de dienst in de rij te gaan staan om, voor het eerst in mijn leven, het kruis te kussen, natuurlijk achter de in stilte aanbeden jongeman. Op het laatste moment schoof zich een dik oud vrouwtje tussen ons in, zodat niet zíjn lippen vlak voor de mijne het kruis beroerd hadden, maar haar aanraking er tussen lag. Moest inwendig lachen: je verdiende loon! het gevoel van opgenomen te zijn in iets essentieels en dierbaars verdween er niet door. Als ik ergens bij wil horen, al is het maar zo lang als het duurt, dan is het dit. Tijdens de dienst heerste er één groot levend gevoel, zowel bij de celebranten als bij het heen en weer schuifelende, kaarsen aanstekende en zich individueel, in opwellingen bekruisende ‘volk’. De gezichten van althans twee van de mannen in gewaad kwamen me sympathiek voor, vriendelijk, intelligent en doorleefd. Het viel me ook op dat veel van de oude vrouwen in de kerk met een stok liepen, net als ik in verband met mijn pijnlijke ingezwachtelde enkel.
Tussen de voorbijgangers op straat de gedachte: zijn dit mijn vijanden, moeten we hier raketten op richten? Dacht aan Pasternak die in een – niet al te goed – gedicht de anonieme landgenoten die hij in een trein ziet, ‘verafgoodt’. Dat zelfde gevoel heb ik hier ook. Is het sentimentaliteit en moet ik meer denken aan het lot van Misja? Dat kan niet, want ik denk er de hele dag aan.
Om vier uur afgesproken bij de D’s te komen eten. De balkondeur staat open en laat een zee van jong groen zien – ze wonen op de vijfde verdieping, op boomkruinhoogte. De lucht plotseling dreigend betrokken. Als er verweg een onweersflits te zien is mompelt Xenia Pasternaks titel ‘Ogenblikkelijk onweer voor eeuwig’. Het is ook een van mijn favoriete titels en herkenning – ik denk ook aan de ‘honderd verblindende foto’s’ die het onweer in dat gedicht neemt – geeft het samen naar de donderwolken kijken voor een paar zwijgende seconden een voelbare diepte.”

 

Kees Verheul (Hengelo, 9 februari 1940)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

Een zomerdroom

Naar de verzakte werf
konden maar weinig boten komen.
De bevolking telde twee reuzen,
een idioot, een dwerg,

een vriendelijke winkelier
dommelend achter zijn toonbank,
en onze aardige hospita –
de dwerg naaide haar kleren.

De idioot kon worden verleid
met geplukte bramen,
maar gooide die meteen weer weg.
De gekrompen naaister lachte gevleid.

Aan zee gelegen
blauw als een makreel
ons pension, streperig
alsof het had gehuild.

Buitensporige geraniums
dromden voor de ramen,
de vloeren, belegd met
losse stukken zeil, glommen.

Iedere nacht spitsten wij de oren
hopend op een ransuil.
In de spitse vlam van de lamp
glansde het behang.

De stotterende reus
was de zoon van de hospita
en zat op de trap te mompelen
boven een oude grammatica.

Hij was somber,
maar zij opgewekt.
De slaapkamer was koud
het veren bed benauwend.

We werden in het donker gewekt
door de slaapwandelende beek
onderweg naar zee,
hoorbaar dromend nog.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e februari ook mijn blog van 9 februari 2022 en ook mijn blog van 9 februari 2019 en mijn blog van 9 februari 2017 en ook alle drie blogs van 9 februari 2014.

Rachel Cusk, Elizabeth Bishop

De Canadese schrijfster Rachel Cusk werd geboren op 8 februari 1967 in Saskatoon. Zie ook alle tags voor Rachel Cusk op dit blog.

Uit: Second Place

“I once told you, Jeffers, about the time I met the devil on a train leaving Paris, and about how after that meeting the evil that usually lies undisturbed beneath the surface of things rose up and disgorged itself over every part of life. It was like a contamination, Jeffers: it got into everything and turned it bad. I don’t think I realised how many parts of life there were, until each one of them began to release its capacity for badness. I know you’ve always known about such things, and have written about them, even when others didn’t want to hear and found it tiresome to dwell on what was wicked and wrong. Nonetheless you carried on, building a shelter for people to use when things went wrong for them too. And go wrong they always do!
Fear is a habit like any other, and habits kill what is essential in ourselves. I was left with a kind of blankness, Jeffers, from those years of being afraid. I kept on expecting things to jump out at me – I kept expecting to hear the same laughter of that devil I heard the day he pursued me up and down the train. It was the middle of the afternoon and very hot, and the carriages were crowded enough that I thought I could get away from him merely by going and sitting somewhere else. But every time I moved my seat, a few minutes later there he’d be, sprawled across from me and laughing. What did he want with me, Jeffers? He was horrible in appearance, yellow and bloated with bloodshot bile-coloured eyes, and when he laughed he showed dirty teeth with one entirely black tooth right in the middle. He wore earrings and dandyish clothes that were soiled with the sweat that came pouring out of him. The more he sweated, the more he laughed! And he gabbled non-stop, in a language I couldn’t recognise – but it was loud, and full of what sounded like curses. You couldn’t exactly ignore it, and yet that was precisely what all the people in the carriages did. He had a girl with him, Jeffers, a shocking little creature, nothing more than a painted child who was barely clothed – she sat on his knee with parted lips and the soft gaze of a dumb animal while he fondled her, and nobody said or did a thing to stop him. Of all the people on that train, was it true that the one most likely to try was me? Perhaps he followed me up and down the carriages to tempt me into it. But it was not my own country: I was only passing through, going back to a home I thought of with secret dread, and it didn’t seem up to me to stop him. It’s so easy to think you don’t matter all that much at the very moment when your moral duty as a self is most exposed. If I’d stood up to him, perhaps all the things that happened afterwards wouldn’t have occurred. But for once I thought, let someone else do it! And that is how we lose control over our own destinies.”

 

Rachel Cusk (Saskatoon, 8 februari 1967)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

De baai

(Op mijn verjaardag)

Bij eb, zoals nu, hoe helder niet het water.
Brokkelende ribben mergel steken wit zinderend uit,
de boten liggen op het droge, de palen droog als luciferhoutjes.
Eerder opslorpend dan opgeslorpt te worden,
maakt het water in de baai niets nat,
de kleur van een gasvlam in zijn laagste stand gedraaid.
Je kunt ruiken hoe het in gas verandert; als je Baudelaire was
zou je waarschijnlijk horen hoe het in marimbamuziek verandert.
De okeren kleine baggermolen, aan het eind van het haventje in bedrijf,
ratelt reeds zijn droge perfect onbeklemtoonde claves.
De vogels zijn buitenmaats. Pelikanen storten zich,
onnodig hard dunkt mij, in dit bijzondere gas,
als pikhouwelen
en komen zelden met iets toonbaars boven,
vliegen dan weg met grappig ellebogenwerk.
Zwartwitte fregatvogels zeilen
op onmerkbare windstromen
en openen hun staarten als een gebogen reeks scharen
of spannen ze als vorkbenen tot zij in trilling raken.
De slonzige sponsboten lopen binnen
met het gedienstige air van jachthonden,
stijf staand van strooien speren en haken
en volgehangen met schommelende sponzen.
Er loopt een hek van kippengaas langs het haventje
waar, blinkend als kleine ploegijzers,
de blauwgrijze haaienstaarten voor de Chinese restaurants
te drogen worden gehangen.
Sommige witte bootjes liggen nog tegen elkaar gestapeld
of op hun zij, lekgeslagen
en nog niet geborgen, zo het ooit gebeurt, na de laatste hevige storm,
als opengescheurde, onbeantwoorde brieven.
De baai ligt bezaaid met oude correspondenties.
Klak. Klak. Zo maalt de baggermolen
en brengt een druipende kaak vol mergel boven.
Al deze slordige drukte houdt aan,
vreselijk maar vrolijk.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e februari ook mijn blog van 8 februari 2019 en ook mijn blog van 8 februari 2015.

J. Bernlef, Sascha Kokot

De Nederlandse schrijver en dichter J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Zie ook alle tags voor J. Bernlef op dit blog.

 

Vrede

Eigenlijk zouden wij deze foto’s hier willen begraven
Onder de kale kinderhoofdjes afdalen om het
Dagelijks leven terug te leggen waar het eens bestond

En waar zijn camera hen vond, verstrikt in
Overleven, als konijnen in het licht verstijfd,
Verstomd, al half gestikt in het verkeer

Van handen, van eindeloos repareren
Gaten dichten, verwikkeld in een slijtageslag
Om het naderend onheil af te weren.

Eigenlijk zouden wij deze foto’s willen keren
Maar wij kunnen niet, hun verleden is daarvoor te sterk
Dringt dwars door het negatief terug in de lens

Die niets dan vrede ziet
Niets dan laaiende vrede schiet
In deze godverlaten straten.

 

Misleid instinkt

Zoals men de zee in een jampot mee nam naar huis
vroeger, nu het verdrinken zonder water
en met gelijk resultaat.

De rust binnenshuis
achter het papier is werkelijk ontstellend
terwijl aan de overkant toch een man
duidelijk levend op de veranda staat en zich uitrekt
en een merel wormen uit het kolenhok probeert te trappen.

Misleid instinkt doet mij glimlachen. Waarom eigenlijk?
Want ook dit is niet waar.

Meisje, waar is de zee gebleven?
Jongen, ik weet het niet.

 

Gelukkiger leven

De billen van de mandril
schijnen te zeggen: hoera hier eindig ik
daar begint de wereld

ik daarentegen ben zo anders bloot
als een avond aan het strand de rollende stenen
mijn handpalmen buigen en wuiven

wuiven en buigen
en mijn stem lijkt uit een ets te komen
ik vergelijk ik luister en soms

rangschikkend als een kind zijn speelgoed
heerst er orde in mijn kamer
trek ik een grens steeds weer verdwenen

hoe goed kon ik luidruchtige billen gebruiken
die ik de wereld zou toedraaien
met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn.

 

J. Bernlef (14 januari 1937 – 29 oktober 2012)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

Sluiter

ook deze nacht valt
achter jouw huis op de grond
je hebt vrij zicht diep naar binnen
weet van de zendmasten de rustplaatsen
hoe Transit erlangs zijn weg vervolgt
er met rood licht de sedimenten afrijdt
wat achterbleef donkerder wordt
veel heb je daar opgeborgen
koppig in jouw kamer geplaatst
drijfhout van jouw afkomst
nu rest je het uitzicht vanaf het balkon
op de halve grijze stad de ontmantelde rails
de koude rooiing werd gevolgd door stilte
jouw thuis is een inloopbaar wezen
waarin onze afwezigheid schuilt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e januari ook mijn blog van 14 januari 2019 en eveneens mijn blog van 14 januari 2018 deel 2.

Robert Bly, Hans Tentije

De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Zie ook alle tags voor Robert Bly op dit blog.

 

For the Old Gnostics

The Fathers put their trust in the end of the world
And they were wrong. The Gnostics were right and not
Right. Dragons copulate with their knobby tails.
Some somnolent wealth rises unconcerned,
Over there! In the world! Ponderous stubborn
Sorrow weighs down the flying Gospels.
Some enormous obstacle blocks our way.
The untempered soul grumbles in empty light.

 

THE CONFUSION OF AMERICA

I
The lace that lay around the bones of Danish kings
Rises at dawn in the grass of North Dakota;
The torture rack is the steering wheel of a Dodge,
And the Assyrian lions blaze above the soybean fields;
The last haven of Jehovah, down from the old heavens,
Hugs a sooty corner of the murdered pine;
Phoenician priests carrying Arabic numerals
Walk the earth dressed as bankers and hunters of bear,
And at night our sleep is invaded by stealthy diamonds.

II
The old jewels of Charlemagne fall in the flakes of snow
And lie drifted in the door of a pig-house,
Left abandoned all winter in a barnyard in Montana;
Our bodies are mingled among bills and relics
Like Bibles and carbines in the Sears Roebuck catalog;
Saxophones and gears fly together in the nightmares
Rising, like feathers, from the grave of Hannibal,
And tiny beetles, bright as Cadillac, toil down
The long dusty roads into the mountains of South Dakota.

III
We meet men who travelled in Canada for Astor,
And also strange animals, men with wings of fur,
Cars that fly through the air with the faces of women,
Sheep come in hotels wearing crow feathers painted red,
Rocks climb up stairs balancing on the feet of birds,
Glasses of water swallow tiny cities with gypsy fairs,
Poor accountants awake one day with the paws of bears;
High in the beanplant that has grown from Carnegie’s dime,
Tiny loaves of bread with ears lie on the President’s table.

 

Johnsons kabinet door mieren gadegeslagen

I
Een open plek diep in een bos: overhangende takken
Vormen een hut. Hier verschijnen de burgers van overdag,
De ministers, de departementshoofden,
Veranderd: de aandeelhouders van grote staalconcerns
Op klompjes; hier gaan de generaals gekleed als dartelende lammeren.

II
Vanavond verbranden zij de rijstvoorraden; morgen
Spreken zij over Thoreau; vanavond sluipen zij rond de bomen;
Morgen plukken zij de twijgjes van hun kleren;
Vanavond gooien zij brandbommen; morgen
Lezen zij de Onafhankelijkheidsverklaring voor; morgen zitten zij in de kerk.

III
Mieren hebben zich rond een oude boom verzameld.
Zij zingen in koor, met ruwe schurende stemmen,
Oude Etruskisische liederen over tirannie!
Dichtbij gezeten padden klappen in hun handjes en
Zingen de vurige liederen mee, hun vijf lange tenen trillend
in de doorweekte aarde.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Robert Bly (23 december 1926 – 21 november 2021)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hans Tentije (pseudoniem van Johann Krämer) werd geboren in Beverwijk op 23 december 1944. Zie ook alle tags voor Hans Tentije op dit blog.

 

Nog eenmaal

En met de honden ver vooruit ten slotte
toch een plek te vinden, plaats misschien van bestemming

aan de rand ervan de takken uit elkaar te buigen

het uitzicht dat zichzelf schildert
als iets wat niet, nee, nergens over gaat
te beschrijven als niet net tussen vloeiblad
en papier een vlieg was geplet

dichtgesneeuwd beeld later, voorstelling
vastgepind aan waaiende struiken

hoe bijvoorbeeld blauwe regen klimt langs de vorst van het huis
en pluizen die ik wegblaas omlaagzweven
naar de aanlegsteiger beneden

ontsnapt me niet nu, maar voor altijd hierna

terwijl asbest krimpt en scheurt
boven op de daken, groeien vlieren uit de laadruimten
van achtergelaten wagons, zet ijzel zich af
als glazuur op het steenslag, wuivend
gras tegen dat het avond wordt

alles nog eenmaal in lichterlaaie

blad papier dat binnen zijn dubbele begrenzing
de neerslag hiervan bewaart –

dat te beschrijven

 

Het onvoorstelbare

Je het onvoorstelbare proberen voor te stellen, het ogenblik
waarop het plots tot je doordringt
dat het over en uit is en je bevoorrecht bent
nog even te mogen kijken

achter hoge ramen de als door een Hollandse meester
geschilderde
bleekveldwitte stapelwolken boven een weiland
in de buurt van Haarlem, die hun schaduwen voortstuwen
naar en over de omlijsting, de tocht
bij kozijnen en sponningen

slecht toegerust zie je, vertwijfeld, hoe het werkelijke
en het ingebeelde hechter en hechter
met elkaar vervlochten zijn geraakt en met het soms
zo schrijnend luisterrijke –

de gelukkig stemmende, licht droefgeestige, al herfstige
nazomerse dagen, de zandbanken en tijd overspoelende
onstuimige
brandingen, oude vriendschappen, flarden
door je hoofd spelende muziek, de aanstekelijke
lach van je geliefde

maar wat moeten je kamers en hun voorwerpen straks
als je ze eenmaal de rug toekeert en je woorden, herinneringen
in je bloedsomloop, je hersenweefsel
zullen stollen, om overgeleverd te worden

aan water, lucht, aarde, vuur

 

Hans Tentije (23 december 1944 – 26 oktober 2023)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e december ook mijn blog van 23 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Tõnu Õnnepalu, William Carlos Williams

De Estische dichter, schrijver en vertaler Tõnu Õnnepalu werd geboren op 13 september 1962 in Tallin. Zie ook alle tags voor Tõnu Õnnepalu op dit blog.

UIt: Acre (Vertaald door Adam Cullen)

“I realized I was very far from home on the very first morning there, in a suburb of Toronto, when I woke up (which had happened several times already because my internal clock read midday) and heard the birds singing outside. Why they should sing in August, I didn’t know, but they were. The birdsong was familiar and yet, it was entirely foreign. As if familiar birds weren’t singing right. As if they’d suffered some kind of a stroke and had forgotten how to sing. Or had studied under the wrong masters. Or had studied under some kind of bizarre masters—the type who want to do everything differently, to pursue something new. Modernists of some sort. For the birds were singing backwards—that was the first word that came to mind when I heard them. I’ve grown a little used to it by now. It no longer shocks me, and neither do they really sing much anymore. Now, it’s mainly the chittering of red squirrels coming from the forest. At first, I couldn’t even figure out whether it was a bird or a beast making the noise. These American red squirrels are chipper little animals. The first time I saw them scurrying after one another, I thought they were babies. Mini-squirrels. Then, there are the darling tiny chipmunks that are like stuffed animals forgotten in the woods and come to life. Riina mentioned that she’s spotted a flying squirrel a few times here, too (which the expatriate Estonians curiously call lendavad oravad instead of simply lendoravad), and even fed it from the palm of her hand. Riina spent her childhood summers here by the lakes but now lives far away in Tallinn. Tallinn lies at an immeasurable distance from this place, at any rate. In another world.
The one bird in Canada’s forests (leaving waterbirds aside) that is the same from here to Iceland—and even to England, Hiiumaa, Moscow, and Irkutsk—is the raven. A pan-boreal species. Its cries echo across the belt of northern forests and tundra circling the entire globe. To the Indians, at least to a few (those in the forest, of course), it was a mythical bird, creator of the world.
Yet on the whole, America is wrong. You feel it here with every step and all the time. I’m amazed that visitors to America never mention it. They talk as if what’s here is almost something ordinary, even something European. But it’s not. Not in the very least. Of course, you do encounter European-style people who speak nearly the same language, and the British Queen is the country’s formal ruler. The Bible is read in churches and Shakespeare is played in theaters. But it’s all false. Just as false and misplaced as expatriate Estonian folk dance and the way they recite the poems of Juhan Liiv. Sincere, absolutely sincere, sincere and cute, but inevitably false. Out of place. America as a whole is set in the wrong place.”

 

Tõnu Õnnepalu (Tallin, 13 september 1962)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

De laatste woorden van mijn engelse grootmoeder
1920

Naast haar op een tafeltje
vlak bij het gore, slonzige bed
stonden wat vuile borden
en een glas melk –

Rimpelig en bijna blind
lag ze te snurken
wakkerschrikkend om op
boze toon eten te eisen,

Geeme iets te eten –
Ze laten me verhongeren –
Ik voel me best ik ga niet
naar het ziekenhuis. Nee, nee, nee

Geef me iets te eten
Laat mij je naar het ziekenhuis
brengen, zei ik,
en wanneer je weer goed bent

kun je doen wat je wilt.
Ze glimlachte, Ja
eerst doe jij wat jij wilt en
dan kan ik doen wat ik wil –

Oh, oh, oh! riep ze
toen de broeders haar
op de draagbaar tilden –
Noemen jullie dit

‘t iemand naar de zin maken?
Haar geest was helder nu –
O jullie denken slim te zijn
jullie jongelui,

zei ze, maar ik zeg jullie
jullie weten niets.
Toen vertrokken we.
Onderweg

passeerden we een lange rij
iepen. Ze keek er een tijdje naar
door het raam van de
ziekenwagen en zei,

Wat zijn al die
wazige dingen daarginds?
Bomen? Nou, ik hoef ze
niet meer en draaide haar hoofd opzij.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e september ook mijn blog van 13 september 2020 en eveneens  mijn blog van 13 september 2018 en ook mijn blog van 13 september 2015 deel 1 en ook deel 2.

Tomas Tranströmer

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

 

Elegie

Ik open de eerste deur.
Het is een grote zonverlichte kamer.
Een zware auto rijdt op straat voorbij
en laat het porselein rinkelen.

Ik open deur nummer twee.
Vrienden! Jullie dronken duisternis
en werden zichtbaar.

Deur nummer drie. Een smalle hotelkamer.
Uitzicht op een steeg.
Een lantaarn die glinstert op het asfalt.
Schone slakken der ervaring.

 

Schets in oktober

De sleepboot ziet sproetig van de roest. Wat doet hij hier zo diep in het land?
Hij is een zware gedoofde lamp in de koude.
Maar de bomen hebben wilde kleuren. Signalen naar het andere strand!
Alsof er mensen wilden worden opgehaald.

Op weg naar huis zie ik inktzwammen door het gazon omhoog komen.
Zij zijn de naar hulp zoekende vingers van iemand
die lang in zichzelf heeft zitten snikken in het donker daar beneden.

Wij behoren de aarde.

 

Aan vrienden achter een grens

I
Ik schreef jullie mondjesmaat. Maar wat ik niet kon schrijven
zwol en zwol als een ouderwets luchtschip
en gleed tenslotte door de nachtelijke hemel heen.

II
Nu ligt de brief bij de censor. Hij ontsteekt zijn lamp.
In het schijnsel vliegen mijn woorden als apen tegen een traliehek omhoog
rukken eraan, stoppen ermee en laten hun tanden zien!

III
Lees tussen de regels. Wij zullen elkaar over 200 jaar ontmoeten
als in de hotelmuren de microfoons vergeten zijn en
eindelijk mogen slapen, trilobieten worden.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e april ook mijn blog van 15 april 2020 en eveneens mijn blog van 15 april 2019 en ook mijn blog van 15 april 2018 deel 3.

Kees Verheul, Elizabeth Bishop

De Nederlandse schrijver, vertaler, slavist en essayist Kees Verheul werd geboren in Hengelo op 9 februari 1940. Zie ook alle tags voor Kees Verheul op dit blog.

Uit: Tafelgesprek over Heine

“Het is begonnen met een opmerking aan het midden van de tafel. Het gesprek ging daar over Harry, de litterator die de afgelopen winter uit Berlijn naar München is gekomen op zoek naar een goede staatsbetrekking, liefst aan de universiteit, en die al snel de huisvriend is geworden van Tutschew en de dames Bothmer. Er zijn maar weinigen onder Tutschews gelijken die Harry mogen. Wat aanving als een vaag en onberedeneerd dedain bij sommigen die de dertigjarige burgermanszoon bij de Russische secretaris thuis ontmoetten, groeide weldra uit tot een universele antipathie toen bekend werd dat de nieuwkomeling, een en al strijkages tegenover lieden die hem van nut konden zijn, achter hun rug om hen smaalde. Velen in Beieren gniffelen om Harry’s doorvertelde bonmots over hun ‘bierdrinkend Athene’, over hun ‘ingeslapen rijk van baronnen, papen en pederasten’. Er zijn hier adellijke jongelui genoeg die meevoelen met de populariteit van zijn verzen in Noord-Duitsland. Maar dat-ie een indringer is, ongeschikt voor München, een onaangenaam mensch, ónsalonfähig, ónproffesorabel – dit heeft ’t wereldje rondom Koning Ludwig binnen twee maanden beslist.
Tutschew en Leonore hebben die middag al een tijdje door wie het onderwerp is van de conversatie verderop. De steelse blikken naar hun kant, die ze tegenwoordig zo dikwijls moeten zien, Harry’s achternaam, met een grimas van iets onsmakelijks op de tong uitgesproken, de gedempte lachjes… Nelly heeft naar Theo gezucht en beiden hebben tevreden gemerkt dat Tildy, turend naar haar onaangeroerde forel, uit de realiteit is weggedroomd.

De nuntius, waarschijnlijk gangmaker van het gesprek, is op hun afstand niet te verstaan. Het knappe gezicht van comte d’Argenteau uit de Zuidelijke Nederlanden, na een carrière van huzaar plotseling prelaat geworden maar nog immer gekleed als een man van de wereld, buigt naar links en naar rechts, een hand aan de lippen. Zijn ringen fonkelen in de zon evenals het crucifix bovenop zijn halsdoek. Zijn tafeldame, een Hongaarse van wier afkomst niemand het fijne weet, heeft zich, na een gefluisterd woord tot haar buurman, omgewend en met stemverheffing gevraagd:
“Mademoiselle Bothmer, vertelt u ons asjeblieft eens wat u toch zo bekoort aan uw israëlitische vrindje. En toe” – dit met een knipoog en op flemerige toon – “vertelt u ons ook: hebt u al wat van ‘m gehoord uit Italië?”
De stilte aan tafel duurt lang genoeg zodat elk kan meegenieten van de steek, verborgen onder de vraag. Theodor en Leonore staren naar beneden. Blijkbaar denkt heel hun kennissenkring inmiddels wat Clotildes tante veertien dagen geleden meteen heeft uitgeroepen na Tutschews relaas over de gezamenlijke diligencetocht tot Verona, waar het Münchense trio Harry voor onbestemde tijd en – vreemd genoeg – zonder één woord zijnerzijds over een bepaalde verbintenis, heeft uitgewuifd op zijn tour naar de Middellandse Zee: “Herrgott, eine Dichterseele! Je zult zien, hij laat ‘r zitten.”

 

Kees Verheul (Hengelo, 9 februari 1940)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

De kunst bij uitstek

Verliezen is een kunst die je kunt leren;
veel dingen lijken voorbestemd teloor te gaan,
en hun verlies zal niemand ernstig kunnen deren.

Blijf dagelijks verliezen. Aanvaard dat ze niet wederkeren:
verloren sleutels, uren die in rook zijn opgegaan.
Verliezen is een kunst die je kunt leren.

Verlies gewoon maar verder, en ten slotte eerder:
plaatsen, namen, waar wou je heen, waar kwam je aan?
Geen van die dingen kan ons werkelijk deren.

En toen was ma’s horloge weg. Kijk, mijn hoogvereerde
laatste, of een-na-laatste, huis (van drie) is heengegaan.
Verliezen is een kunst die je kunt leren.

Twee steden, zeer beminde, raakte ik kwijt. En, meer nog,
m’n rijken, twee rivieren, een continent heb ik al afgestaan.
Ik mis ze, maar het kan me nauwelijks deren.

—Zelfs als ik jou verliezen moest (je plagerige stem, een teer en
lief gebaar), blijf ik dit zeggen. Neem van mij aan:
Verliezen is heus een kunst die je kunt leren,
al lijkt het (schrijf maar op!) of het ons gruwelijk kan deren.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e februari ook mijn blog van 9 februari 2022 en ook mijn blog van 9 februari 2019 en mijn blog van 9 februari 2017 en ook alle drie blogs van 9 februari 2014.