Breyten Breytenbach, William Carlos Williams

De Zuid-Afrikaanse schrijver en dichter Breyten Breytenbach werd geboren op 16 september 1936 in Bonnievale. Zie ook alle tags voor Breyten Breytenbach op dit blog.

 

Als van vleugels

Allerliefste, ik stuur je een palmtortel
want niemand zal een boodschap die rood is neerschieten.
Ik werp mijn palmtortel hoog in de lucht en ik
weet dat alle jagers zullen denken dat het de zon is.
Kijk, mijn tortel komt op en mijn tortel gaat onder
en waar hij vliegt daar schitteren oceanen
en bomen worden groen
en hij kleurt mijn boodschap zo rood over je vel

Want mijn liefde reist met je mee,
mijn liefde moet als een engel bij je blijven,
als vleugels, wit als een engel.
Je moet van mijn liefde blijven weten
als van vleugels waarmee je niet kunt vliegen

 

Vertaald door Adriaan van Dis

 

(de reis van de nachttovenaar)

“When I was learning Shona in Bukera I unexpectedly saw
some ladies bathing in the Merahari River.
Fortunately I have poor eyesight.” – Ngomakurtra

je zegt dat poëzie een schaduwspel is?
dat betekenis altijd op het punt staat te vertrekken
en het gedicht als een afgeworpen vervelling achterlaat?

luister: jij bent een maanbevlekte boodschapper
moe van sommen te maken in het bouwvallige huis
vol vogels die met hun snavels als scharen
de bloederige lakens om de doden
los proberen te scheuren

jij bent hier om aan die gestalte
tussen vreemden op de gang
die zo lang al wist dat het hart onderweg is
naar een verre aankomst –
om aan die man met zijn etterende gezicht
weerspiegeld in het glas
zijn hoed te overhandigen

mag ik deze regels weer voor je vertalen?
jij bent dus hier om een hoed te overhandigen
aan die gestalte daar
met zijn etterende gezicht in het kijkglas
die man die al zolang weet
dat het hart op pad is naar een vreemde begeerte
tussen vreemden en vogelpoep op de gang

je bent hier niet om de maan te vernielen

ik wil samen met je reizen
met je boodschappentas vol versregels als afgetelde kralen
wanneer jij spiegelbang door de doolhof loopt
het marmer overal bevlekt met tranen
voor gesneuvelden
met kromsnavelkraaien in donkere bomen
ik wil je laten zien hoe de maan beweegt als een spiraal

om bij jou uit te komen als een droom
in de nacht of als een rakelingse vogel
boven sombere boomtoppen
zodat je niet bang hoeft te zijn
en nooit meer verdriet zult hebben
als mijn hart omlaag stort
als de vreemde met het etterende gezicht
op je schiet

heeft de dood je geveld?
zeg je dan dat poëzie een schaduwspel is?

kom: ik pluk de volgorde uit de hemel
terwijl kralen van maantranen door je vingers glijden
kom ik pak de hoed van de glinsterende rots
af en buk mij
om de afwezigheid te strelen

kijk: ik ben de boodschapper die jou komt berichten
dat de vlucht een spiraal is
al die marmeren gedenkstenen bevlekt met woorden van rouw
tot hier op het eiland waar vreemden
met etterende gezichten de kralen verkwanselen
die als wolkenpatronen geborduurd zullen worden op vlaggen

om als je terug bent uit de dood
aan jouw mensen in de gang te berichten
dat een gedicht altijd het verhaal vertelt
van een vervelde betekenis

 

Vertaald door Laurens Vancrevel

 

Breyten Breytenbach (Bonnievale, 16 september 1936)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

Valse vrede

waar een zwaar
ijzergevlochten hek
met zigzagpunten bezet, een langgerekt
sintelterrein aan de rivier omheint –

Aan één kant een betonnen
afvalschacht, kleine houten deksels
verspreid in ’t rond – op
rioolputten, naar alle waarschijnlijkheid –

Door het midden een looppad
aan één kant verfraaid door
een bloeiende paardebloem – en
een witte vlinder –

De zon blakert nog steeds
het geblakerde gras. Langs
het hek, van het water gescheiden
leunt de fletsbleke straat –

Drie huizen vol scheuren –
een wilg, twee kippen, een
jongetje met een eigengemaakte handkar
loopt voorbij en zwaait met een zweep –

Hortsik! Geen ander verkeer of
enig op komst.
Daar te blijven, te improviseren en
te ontspannen! Door het hek

achter het terrein en het
blinkende water, klinkt de schaftfluit
maar niemand gaat
dan de kinderen uit school –

 

Vertaald door J. Bernlef

 

William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)

 

Zie voor de schrijvers van de 16e september ook mijn blog van 16 september 2021 en ook mijn blog van 16 september 2020 en eveneens mijn blog van 16 september 2019 en ook mijn blog van 16 september 2018.

Chimamanda Ngozi Adichie, William Carlos Williams

De Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie werd geboren op 15 september 1977 in Enugu. Zie ook alle tags voor Chimamanda Ngozi Adichie op dit blog.

Uit: Een halve gele zon (Vertaald door Rob van Essen)

“Meester was een beetje gek, tuft had veel te tang in het buitenland met zijn neus in de boeken gezeten, praatte in zichzelf op kantoor, zei lang niet altijd iets terug als je hem groette en had veel te veel haar. Ugwu’s tante vertelde hem dit met gedempte stem terwijl ze over het pad liepen. ‘Maar hij is een goed mens,’ voegde ze eraan toe. ‘Zolang jij je werk goed doet, zul je goed eten. Je zult zelfs elke dag vlees krijgen.’ Ze stopte om te spugen; het speeksel schoot met en zuigend geluid uit haar mond en landde op het gras.
Ugwu geloofde niet dat er mensen waren die elke dag vlees aten, zelfs deze meester niet bij wie hij zou gaan wonen. Maar hij sprak zijn tante niet tegen, omdat de verwachting zijn keel dichtsnoerde en hij volledig in beslag werd genomen door de vraag hoe zijn nieuwe !even, zo ver van zijn dorp vandaan, eruit zou zien. Ze hadden al een hele tijd gelopen sinds ze op het motorpark uit de vrachtwagen waren geklommen, en de middagzon brandde in zijn nek. Hij had er geen last van. Ook als het twee keer zo heet was geweest, had hij nog uren door kunnen lopen. Hij had nog nooit zoiets gezien als de straten die zich voor hem uitstrekten nadat ze door de toegangspoort het universiteitsterrein waren op gelopen; ze waren zo gelijkmatig geteerd dat hij er graag zijn wang tegenaan had gelegd. Hij zou zijn zusje Anulika nooit kunnen beschrijven hoe de bungalows er hier uitzagen, hoe ze geschilderd waren in de kleur van de lucht en als vriendelijke, goedgeklede mannen naast elkaar stonden, en hoe de heggen die hen van elkaar afscheidden aan de bovenkant zo recht waren afgeknipt dat ze leken op tafels die met bladeren waren bedekt.
Zijn tante begon sneller te lopen. Haar slippers maakten klapperende geluiden die echoden in de verlaten straat. Ugwu vroeg zich of ook zij door haar dunne zolen heen kon voelen dat het teer onder hun voeten steeds heter werd. Ze kwamen langs een bordje met de tekst ODIM STREET en Ugwu zei geluidloos ‘street’, zoals hij altijd deed als hij een Engels woord zag dat niet te lang was. Toen ze een compound op liepen, rook hij een zoete, zware geur, die volgens hem afkomstig was van de witte bloemen die in trossen op de struiken bij de ingang groeiden. De struiken hadden de vorm van kleine heuvels. Het gazon glinsterde. Boven het gras fladderden vlinders.

“lk heb hem gezegd dat je snel leert, osiso-osiso,’ zei zijn tante. Ugwu knikte aandachtig, ook al had ze hem dit al zo vaak gezegd, ongeveer net zo vaak als ze hem verteld had waaraan hij zijn buitenkans te danken had: toen ze verleden week de gang van de wiskundefaculteit veegde, had ze Meester horen zeggen dat hij een huisbediende nodig had om bij hem schoon te maken, en ze had onmiddellijk gezegd dat ze kon helpen, voordat zijn typiste of zijn kantoorbediende aan kon bieden iemand mee te nemen.
`Ik zal snel leren, tante,’ zei Ugwu. Hij staarde naar de auto in de garage. Om de blauwe carrosserie liep een smalle strook metaal, als een halsketting.
“En onthoud, als hij je roept, antwoord je met: “Ja meneer.”
“Ja meneer!’ herhaalde Ugwu.
Ze stonden voor de glazen deur. Ugwu bedwong de neiging om zijn hand uit te strekken en de betonnen muur aan te raken, om te zien hoe anders hij aanvoelde dan de lemen muren van de hut van zijn moeder waarin nog vage sporen van knedende vingers zichtbaar waren.”

 

Chimamanda Ngozi Adichie (Enugu, 15 september 1977)

 

De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.

 

De laatste woorden van mijn engelse grootmoeder

1920

Naast haar op een tafeltje
vlak bij het gore, slonzige bed
stonden wat vuile borden
en een glas melk –

Rimpelig en bijna blind
lag ze te snurken
wakkerschrikkend om op
boze toon eten te eisen,

Geeme iets te eten –
Ze laten me verhongeren –
Ik voel me best ik ga niet
naar het ziekenhuis. Nee, nee, nee

Geef me iets te eten
Laat mij je naar het ziekenhuis
brengen, zei ik,
en wanneer je weer goed bent

kun je doen wat je wilt.
Ze glimlachte, Ja
eerst doe jij wat jij wilt en
dan kan ik doen wat ik wil –

Oh, oh, oh! riep ze
toen de broeders haar
op de draagbaar tilden –
Noemen jullie dit

’t iemand naar de zin maken?
Haar geest was helder nu –
O jullie denken slim te zijn
jullie jongelui,

zei ze, maar ik zeg jullie
jullie weten niets.
Toen vertrokken we.
Onderweg

passeerden we een lange rij
iepen. Ze keek er een tijdje naar
door het raam van de
ziekenwagen en zei,

Wat zijn al die
wazige dingen daarginds?
Bomen? Nou, ik hoef ze
niet meer en draaide haar hoofd opzij.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e september ook mijn blog van 15 september 2021 en ook mijn blog van 15 september 2020 en eveneens mijn blog van 19 september 2018 en ook mijn blog van 19 september 2011 deel 1 en eveneens deel 2.

Lars Gustafsson, Markus Breidenich

De Zweedse dichter en schrijver Lars Gustafsson werd geboren in Västeras, op 17 mei 1936. Zie ook alle tags voor Lars Gustafsson op dit blog.

 

DE RANGORDE DER GENADE

Deze kaart geeft de houder geen recht
op een zitplaats in de eerste klas.

Deze kaart geeft de houder geen recht
op een zitplaats.

Deze kaart geeft de houder geen recht
op de Orde van Karel de XIIIe, twaalfde in rang
in Seraphim’s Orde.

Deze kaart geeft de houder überhaupt geen recht
op algemene aandacht, liefde en bewondering.

Deze kaart geeft de houder geen recht
op sexuele diensten, levensmiddelen of een huis.

Deze kaart geeft de houder geen recht
andere kaarten te bezitten,

Deze kaart geeft de houder daarentegen het recht
zo lang hij wil, zijn kaart te houden.

 

ARISTOTELES EN DE LANGOUSTINES

We gingen maden kopen in een winkel
duidelijk voor dat doel bestemd.

En vonden wat wij zochten:
meelwormen, dik en kronkelend,

de soort waar vissen hier verzot op lijken.
Maar midden in die winkel een grote, ouderwetse

pot van klei: blauw, rond en gevuld met langoustines.
Mijn zoontje zou ontroostbaar zijn

als wij deze prachtdiertjes hier achterlieten.
Wij kochten er twee en lieten ze los

in ons schone, glasheldere akwarium,
waar de goudvissen zwaarwichtig rondzwommen

als oude dichters in een illustere academie. En zie,
grote duisternis zonk over alles neer,

meningsuitingen, discussies vonden plaats
die ons verstand te boven gingen; slechts zeegras

dat naar de oppervlakte dreef getuigde van
de strijd die daar in het verborgene woedde.

Op de derde dag werd het akwarium weer doorzichtig.
Het werd opnieuw zoals het was. Maar geen langoustine

viel meer te bekennen. Wij stelden vast dat zij
nu als heremieten moesten leven, in hogere wijsheid,

onttrokken aan de openbaarheid,
diep onder alle bodems.

Zo bleef het lange tijd tot ik op
een dag mijn Aristoteles opsloeg

en een kreeftenlijkje vond, plat
als een plantje in een herbarium

en wel precies op die plek waar de Filosoof
spreekt over het geheugen en het oproepen

van het verleden. En dat hoofdstuk,
een van de beste dingen

ooit over het geheugen neergeschreven,
zal van nu af aan voorgoed verbonden zijn

met een niet licht te vergeten geur,
de geur van licht verrotte kreeft.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Lars Gustafsson (17 mei 1936 – 3 april 2016)

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

MORPHING

Men begint met zich op te doffen een
zweem van parelmoer over zachte lichamen
te dragen en – aan het einde van het koude buffet –
een slakkenhuis te legen, uit eigen behoefte.

Zoals laat het heffen van de glazen van de grond af.
Parels smelten op de tong. De stenen.
Kettingen waar men aan hangt.

Met algen volgehangen zalen, kroonluchters, die
– van de vloer af – schitteren in zeestromingen.

Dan ziet men het ’s nachts, met nattere ogen.
Met een hoofd vol goud valt men in slaap. En
hoort in de schalen ver weg het
kloppen van het echolood.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e mei ook mijn blog van 17 mei 2021 en eveneens mijn blog van 17 mei 2018 en ook mijn blog van 17 mei 2015 deel 2.

Bij het kruis (Willem de Mérode),Tomas Tranströmer

 

Bij Goede Vrijdag

 

Christus gekruisigd met de Maagd, Johannes en Maria Magdalena door Anthony van Dyck, ca. 1622

 

Bij het kruis

Dwaasheid, ergernis, kracht Gods”
PAULUS

Ik heb op Golgotha gestaan
En zag ’t gelaat van Jezus aan,
Dien men als een ellendeling
Aan ’t kruishout hing.

Daar rees zijn lichaam angstig bloot,
Zijn oogen duistrend naar den dood,
Handen en voeten smart-gekromd,
Den mond in drogen dorst verstomd.

Is dit een Heiland naar mijn wensch,
Een veeg en afgefolterd mensch?
En kan dit zwartgeronnen bloed
Een balsem zijn voor mijn gemoed?

Toen heeft mijn ziel tot U geschreid
In groote godverlatenheid:
Heb met ons beiden medelij,
O Heer, verlos Uzelf en mij.

Toen doofdet Gij der zinnen schijn
Als lampen die niet noodig zijn.
En als een lauwe regen viel
Uw bloed in mijn verlepte ziel.

Toen zag ik dwaze zwakkeling
Den Heer, Die voor den hemel hing,
Die al mijn zonden en mijn smart
Leed aan zijn doodbekropen hart.

Wat wordt Uw bitterheid mij zoet!
O Heer, er daalt een honingvloed
Van liefde uit Uw gescheurde zij.
Gij dorst en derft en lenigt mij.

Ik weet, voor wien Gij sterven woudt,
Aan dit van God vervloekte hout.
Ik moest daar hangen, ziel en lijf
Der wereld tot een tijdverdrijf.

Gij wilt U geven, en Gij sterft
Voor mij, die dikwijls van U zwerft.
Maar in mijn weergekeerd gemoed
Leeft Gij, en Gij leeft mij voorgoed.

Aanzie, aanzie mijns harten rouw
En ken, die U niet kennen wou.
En gun uw fellen moordenaar
Een woord van troost, een enkel maar.

Ik weet wel, dat Gij mij bemint,
Maar ach, een ongehoorzaam kind

Zal schreien en niet zijn gerust
Eer ’t is getroost en afgekust.

Wat wordt Uw bitterheid mij zoet.
O Heer, er is een honingvloed
Voor mij, die overal U zocht
En aan het kruis U vinden mocht.

 

Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)
De Andreaskerk in Spijk, Groningen, de geboorteplaats van Willem de Mérode

 

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

 

WOLKBREUK BOVEN HET BINNENLAND

De regen hamert op de autodaken.
Het onweer rommelt. Het verkeer mindert vaart.
Autolichten midden op de zomerdag ontstoken.

De rook slaat neer in de schoorstenen.
Alles wat leeft duikt in elkaar, sluit de ogen.
Een naar binnen gekeerde beweging, voel het leven heviger.

De auto is bijkans blind. De man stopt,
ontsteekt zijn eigen vuur en rookt
terwijl het water langs de ruiten stroomt.

Hier op een bosweg, kronkelend en afgelegen
vlakbij een meer met waterlelies en
een langgerekte berg verdwijnend in de regen.

Daarboven liggen de steenhopen
uit het ijzeren tijdperk toen dit een plek was
voor stamtwisten, een koudere Kongo

en het gevaar dreef vee en mensen bijeen
tot een gemurmel achter muren,
achter de struiken en stenen op de bergkam.

Een donkere helling, iemand die log
omhoog klimt met zijn schild op zijn rug
daaraan denkt hij terwijl de auto staat.

Het wordt licht, hij draait het raampje open.
Een vogel fluitkletst in zichzelf
in een steeds dunnere stille regen.

Het meeroppervlak staat gespannen. De onweershemel
fluistert dwars door de lelies tegen de modder.
De ramen van het bos gaan langzaam open.

Maar de donder knalt regelrecht uit de rust!
Een oorverdovende klap. En daarna de leegte
waarin de laatste druppels dalen.

In de stilte hoort hij een antwoord komen.
Van verre. Een soort ruwe kinderstem.

Vanaf de berg stijgt een geloei op.

Een gejammer van samengekitte tonen.
Een lange hese trompet uit de ijzertijd.
Misschien vanuit zijn eigen binnenste.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e april ook mijn blog van 15 april 2020 en eveneens mijn blog van 15 april 2019 en ook mijn blog van 15 april 2018 deel 3.

Johan Harstad, Elizabeth Bishop

De Noorse schrijver Johan Harstad werd geboren op 10 februari 1979 in Stavanger. Zie ook alle tags voor Johan Harstad op dit blog.

Uit: Max, Mischa & het Tet-offensief (Vertaald door Paula Stevens en Edith Koenders)

“De dag begint. Niets aan te doen. Niets, door niets en niemand niet. Dat is nog wel het ergste, geen ochtend zonder deze allesverslindende teleurstelling: weer een dag. Altijd en eeuwig van voren af aan, godsallemachtig nog aan toe. Nooit gaat een dag verder waar de vorige is opgehouden, een dinsdag die een dinsdag blijft tot de sneeuw komt, maar steeds weer begint alles opnieuw, pedant en zonder uitzondering, iedere vierentwintig uur, tot op de minuut en de seconde nauwkeurig, als een vervelend, voorlijk kind dat indruk probeert te maken met zijn abnormale gevoel voor punctualiteit. Ze hadden best eens kunnen experimenteren met een week die twee keer zo lang was, zodat je tenminste niet de ene na de andere maandag voor je kiezen kreeg. De dagen en de week zijn nog niet om of daar zijn ze alweer, identiek en altijd van dezelfde matige kwaliteit, keurig aan huis afgeleverd, door de brievenbus geschoven, door open ramen naar binnen gegooid, door de schoorsteen gedonderd, je door de strot geduwd, als een abonnement dat je niet kunt opzeggen, terwijl het bedrijf erachter maar niet snapt waarom je ervan af wilt. Ochtendschemering boven Minneapolis/St. Paul. Het zou weleens een mooie dag kunnen worden, zo te zien, nog geen wolkje aan de lucht. Maar helemaal zeker is dat niet, het weer is vaak mooier in de uren voordat de zon opkomt, helderder, zachter en vriendelijker; ik neem aan dat daar een meteorologische verklaring voor is, ik zou erachter kunnen komen door het iemand te vragen, maar ik ben bang dat de persoon in kwestie zijn hoofd zal schudden, zijn papieren met analyses en weersvoorspellingen opzij zal schuiven en met een dappere glimlach zal zeggen: Het weer ’s ochtends? Dat is alleen maar zo om ervoor te zorgen dat we het weer een dag kunnen volhouden. Dat geldt ook voor het ochtendlicht, waarschijnlijk. God moet in de reclame zitten, of op zijn minst een opleiding tot scenograaf hebben gehad. Iets anders kan ik me haast niet voorstellen. ’s Ochtends ziet bijna alles er ook beter uit. Behalve de mens. De mens ziet er juist ’s avonds op zijn best uit. Pas in het pikkedonker toont hij zijn ware gezicht. Vervolgens wordt dat verlicht door de blauwe cijfers van de digitale wekker op het nachtkastje: 04.44. Ik zou moeten slapen, ik kan niet slapen. Ik slaap al een hele poos niet goed, niet meer dan een paar rusteloze uren per nacht. Ik lig wakker in het donker, omgeven door een knisperende stilte, nee geen stilte, maar een verontrustende rust. Anonieme voetstappen over het hoogpolige tapijt in de hotelgang, een slot dat voorzichtig wordt geopend met een sleutelkaan, gekuch of flarden van een vrijpartij (het verschil is moeilijk te horen), misschien een kamer of vijf verderop in de gang. Moeilijk te zeggen welke kamer. Achter twee ramen van de universiteit aan de overkant van de weg brandt licht, vast overijverige of wanhopige studenten die daar de hele nacht hebben gezeten en straks naar huis gaan. Ze bevinden zich in een andere stilte, een mildere stilte, waar aan het einde van de doorwaakte nacht een beloning wacht, wat die ook moge zijn.“

 

Johan Harstad (Stavanger, 10 februari 1979)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

De kaart

Land ligt in water; is geschaduwd groen.
Schaduwen, of zijn het zandbanken, aan de randen
afgebiesd met lange zeewierige banden
waar wieren naar eenvoudig blauw overhangen vanuit het groen.
Of leunt het land voorover om de zee vanonder op te tillen
en plooit haar onverstoorbaar om zich heen?
Trekt langs de delicaat geelbruine rand van steen
het land van onderen aan de zee?

De schaduw van Newfoundland ligt plat en stil.
Labrador is geel, waar de dromerige Eskimo
het heeft geolied. Wij kunnen deze lieflijke baaien strelen,
onder een loep alsof zij dan zouden gaan bloeien,
of om onzichtbare vissen van een schone leefomgeving te geven.
De namen van kustplaatsen lopen uit in zee,
de namen van steden lopen dwars door de nabije bergen
– de drukker ervaart hier dezelfde opwinding
als wanneer emotie zich te ver te buiten gaat.
Deze schiereilanden nemen het water tussen duim en wijsvinger
als vrouwen die de soepelheid van ellewaar beproeven.

In kaart gebrachte wateren zijn kalmer dan het land,
lenen het land hun eigen golvende structuur:
de Noorse haas rent opgewonden naar het zuiden,
profielen onderzoeken waar zee grenst aan land.
Worden ze hun toegewezen, of kiest elk land zijn eigen kleur?
– Wat bij het karakter of de inheemse wateren ’t beste past.
Topografie trekt niemand voor: west is even ver als noord.
Fijnzinniger dan die van geschiedschrijvers zijn de cartografenkleuren

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e februari ook mijn blog van 10 februari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

John Coetzee, Elizabeth Bishop

De Zuidafrikaanse schrijver John Maxwell Coetzee werd geboren op 9 februari 1940 in Kaapstad. Zie ook alle tags voor John Coetzee op dit blog.

Uit: The Death of Jesus

“It is a crisp autumn afternoon. On the grassy expanse behind the apartment block he stands watching a game of football. Usually he is the sole spectator of these games played between children from the block. But today two strangers have stopped to watch too: a man in a dark suit with, by his side, a girl in school uniform. 
The ball loops out to the left wing, where David is playing. Trapping the ball, David easily outsprints the defender who comes out to engage him and lofts the ball into the centre. It escapes everyone, escapes the goalkeeper, crosses the goal line.
In these weekday games there are no proper teams. The boys divide up as they see fit, drop in, drop out. Sometimes there are thirty on the field, sometimes only half a dozen. When David first joined in, three years ago, he was the youngest and smallest. Now he is among the bigger boys, but nimble despite his height, quick on his feet, a deceptive runner.
There is a lull in the game. The two strangers approach; the dog slumbering at his feet rouses himself and raises his head.
‘Good day,’ says the man. ‘What teams are these?’
‘It is just a pick-up game between children from the neighbourhood.’
‘They are not bad,’ says the stranger. ‘Are you a parent?’
Is he a parent? Is it worth trying to explain what exactly he is? ‘That is my son over there,’ he says. ‘David. The tall boy with the dark hair.’
The stranger inspects David, the tall boy with the dark hair, who is strolling about abstractedly, not paying much attention to the game.
‘Have they thought of organizing themselves into a team?’ says the stranger. ‘Let me introduce myself. My name is Julio Fabricante. This is Maria Prudencia. We are from Las Manos. Do you know Las Manos? No? It is the orphanage on the far side of the river.’
‘Simón,’ says he, Simón. He shakes hands with Julio Fabricante from the orphanage, gives Maria Prudencia a nod. Maria is, he would guess, fourteen years old, solidly built, with heavy eyebrows and a well developed bust.
‘I ask because we would be happy to host them. We have a proper field with proper markings and proper goalposts.’
‘I think they are content just kicking a ball around.’
‘You do not improve without competition,’ says Julio.
‘Agreed. On the other hand, forming a team would mean selecting eleven and excluding the rest, which would contradict the ethos they have built up. That is how I see it. But maybe I am wrong. Maybe they would indeed like to compete and improve. Ask them.’

 

John Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

Een wonder als ontbijt

Om zes uur zaten wij te wachten op koffie,
op koffie en de barmhartige kruimel
te serveren vanaf een bepaald balkon,
– als koningen van weleer, of als een wonder.
Het was nog donker. Een voet van de zon
vond steun op een lange rimpel in de rivier.

De eerste veerboot was net aan de overkant van de rivier.
Het was zo koud dat wij hoopten dat de koffie
gloeiend heet zou zijn, wel begrijpend dat de zon
ons niet zou verwarmen; noch dat de kruimel
een brood de man zou worden, beboterd, als door een wonder.
Om zeven uur betrad een man het balkon.

Een minuut lang stond hij alleen op het balkon
en keek over onze hoofden naar de rivier.
Een bediende overhandigde hem de ingrediënten voor een wonder,
bestaande uit een enkele kop koffie
en een stuk brood, dat hij brak, kruimel voor kruimel,
zijn hoofd, als het ware, in de wolken – samen met de zon.

Was de man gek? Wat onder de zon
probeerde hij te doen, daarboven op zijn balkon!
Eenieder ontving een tamelijk harde kruimel,
die sommigen vol minachting wegtikten in de rivier,
en, in een kopje, één druppel van de koffie.
Sommigen van ons bleven talmen, wachtend op het wonder.

Ik kan vertellen wat ik daarna zag; het was geen wonder.
Een mooie villa stond in de zon
en uit al haar deuren stroomde de geur van hete koffie.
Aan de voorkant, een barok wit gipsen balkon
uitgebouwd door vogels, die nestelen langs de rivier,
– ik zag het met één oog vlak bij de kruimel –

en gaanderijen en marmeren kamers. Mijn kruimel
mijn woonstee, voor mij gemaakt door een wonder,
door tijd, insecten, vogels, en door de rivier
die stenen bewerkt. Elke dag, in de zon
als het tijd voor ontbijt is, zit ik op mijn balkon
met mijn voeten omhoog, en drink mokken vol koffie.

We likten de kruimel op en slurpten de koffie.
Een raam aan de overkant van de rivier ving de zon
alsof het wonder plaatsgreep, op het verkeerde balkon.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e februari ook mijn blog van 9 februari 2019 en mijn blog van 9 februari 2017 en ook alle drie blogs van 9 februari 2014.

Rachel Cusk, Elizabeth Bishop

De Canadese schrijfster Rachel Cusk werd geboren op 8 februari 1967 in Saskatoon. Zie ook alle tags voor Rachel Cusk op dit blog.

Uit: The Last Supper. A Summer in Italy

“At night I would often be woken by noise from the road, and afterward would lie awake for hours, unable to sleep. The noise, which was of a strange drunken revelry, would usually begin long after the pubs had closed, though in the deeps of the night I never knew exactly what time it was. I was merely summoned by the sound of unearthly groans and shrieks outside my window that seemed to belong neither to the world nor to my dreams but somewhere in between. They might have been men’s voices or women’s, it was hard to tell. The noise they made came from a region that outlay human identity. Their long, inchoate monologues, vocalized yet senseless, seemed to name something that afterward could not be specified, to describe what by daylight appeared indescribable.
This demoniacal groaning would often go on for so long that it seemed impossible it could be coming from living people passing on the pavements. It was the sound of lost souls, of primitive creatures bellowing far inside the earth. Yet I never got up to look: the noise was so unreal that it was only when it stopped that I felt myself to be actually awake. Then I would lie there, full of a feeling of insecurity, as though the world were a wildly spinning fairground ride from which my bed might work loose and be somehow flung away. The groaning sounds and the darkness and the carelessly spinning earth, offering me its fathomless glimpses of space, of nothingness: all this would run on for one hour or two or three, I couldn’t tell.The hours were blank and sealed, filled with gray information: one after another they were dispatched.
Then another sound would begin, dimly at first, a kind of humming or droning, steady and industrious. After a while it filled the room with its monotonous note. This was the sound of traffic. People were going in their cars to work. A little later a finger of wan light showed itself at the curtains. When I was a child the night seemed as big as an ocean to me, deep and static: you rowed across it for hour after hour and sometimes got so lost in time and darkness that it seemed as if the morning might never be found. Now it was a mere vacuum, filling up with human activity as a dump is filled with discarded objects. It was an empty space into which the overcrowded world was extending its outskirts, its sprawl.”

 

Rachel Cusk (Saskatoon, 8 februari 1967)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Bishop werd geboren op 8 februari 1911 in Worcester, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Elizabeth Bishop op dit blog.

 

De denkbeeldige ijsberg

Liever de ijsberg dan het schip,
al zou dan de reis ten einde zijn.
Al stond hij stokstijf stil als wolkige rots
en was de hele zee van bewegend marmer.
Liever de ijsberg dan het schip;
liever deze sneeuwvlakte die ademhaalt in eigendom
al lagen de zeilen van het schip op zee gespreid
zoals de sneeuw onopgelost op het water.
O plechtstatige, drijvende wei,
weet je dat een ijsberg onverschrokken op je rust
en, eenmaal wakker, wellicht gaat grazen van je vlokken?

Dit is een tafereel waarvoor een zeeman zijn ogen geven zou.
Het schip wordt genegeerd. De ijsberg stijgt
en daalt; zijn glasgladde toppen
corrigeren ellipsen in de lucht.
Dit is een tafereel waarin hij die de planken op gaat
Op een natuurlijke manier retorisch is. Het doek
is licht genoeg om op te gaan aan ragfijne draden
gesponnen door ijl rondkolkende sneeuwvlagen.
De geestkracht van deze witte pieken
meet zich met de zon. Zijn gewicht vertoont de ijsberg onvervaard
op een draaitoneel waarop hij staat en staart.

Deze ijsberg slijpt zijn facetten van binnen uit.
Als edelgesteente in een graf
conserveert hij zich voor eeuwig en
tooit alleen zichzelf wellicht de vlokken
die tot onze verbazing blijven liggen op de zee.
Vaarwel, zeggen wij, vaarwel, het schip wendt de steven
naar waar golven in elkanders golven overgaan

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Elizabeth Bishop (8 februari 1911 – 6 oktober 1979)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e februari ook mijn blog van 8 februari 2019 en ook mijn blog van 8 februari 2015.

J. Bernlef, Sascha Kokot

De Nederlandse schrijver en dichter J. Bernlef werd geboren op 14 januari 1937 in Sint Pancras. Zie ook alle tags voor J. Bernlef op dit blog..

 

In deze doolhof van letters

In deze doolhof van letters
zoek ik naar een gaatje
om u een stukje buitenlucht te tonen
of een kinderhandje dat hoepelt.
ik kan wel schrijven akst mik strlos
en bedoelen dat ik niet te spreken ben
maar men zal toch binnenkomen
ik moet verstaanbaar uw werkelijkheid
ontvreemden als een zakkenroller.

oh ik geniet als ik u wanhopig
naar het oude evenwicht zie grijpen
apodictisch conferencier is de dichter
een mol die ’s nachts uw land openwroet
en ’s morgens staat u veranderd en bevreemd
naar zijn nagelaten werk te staren

het is geen kunst
als stilstaand water diepe gronden te hebben
de dode speelgoedpop met de gebarsten kop te strelen
maar onder de oppervlakte stromend
steeds weer nieuwe huid te voelen
dit gevecht is eindeloos en zonder uitzicht
daarom verlaat de dichter zijn vers als een bedelaar.

 

Vanwege

‘En het geschiedde in die dagen
dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus…’
Je las het ons strak en plechtig voor.

Weg moesten ze uit hun huizen
dagreizen ver om ergens geteld.
Waarom? Vanwege. Dat woord kende ik niet.

Maar wel dat het bevel ook hier
kon gelden, aan deze feestelijke dis
en wij vertrekken moesten, plotseling

Om geteld of erger. Het kind, de kribbe
de wijzen uit het Oosten vielen in het niet.

Ik keek naar buiten. Nergens scheen de ster.
Je stem leek ver, je las de oude woorden.

En ik vreesde met grote vreze. Vanwege.

 

Een chirurg weet van geen pijn

Stuurloos staart hij naar de patient
hoe de pijn vrij te krijgen
los te maken in heldere cesuren
wat voor hem onzichtbaar blijft

Hij snijdt in wat zeer zichtbaar is
een bloederige troep: de mens in
zijn algemeenheid beent hij
zorgvuldig uit.

Gaaf en glanzend onder de operatielamp
restanten van actie: de patiënt is bevrijd
van zijn pijn maar hij, het heft in handen
hem is zij opnieuw ontsnapt.

 

J. Bernlef (14 januari 1937 – 29 oktober 2012)

 

De Duitse dichter, schrijver en fotograaf Sascha Kokot werd geboren op 18 januari 1982 in Osterburg. Zie ook alle tags voor Sascha Kokot op dit blog.

 

hier moet de winter voorbij zijn geweest

hier moet de winter voorbij zijn geweest
zo uitgedund de takkennesten
handhaaft er zich geen wind meer in
opgedeeld glinsteren de appartementen erachter
zelfs als er niemand te zien is
weet ik dat jij daar bent
jouw geloof in een behuizing
jouw getreuzel in de uren
waarin de verlichting uitvalt
en je lichaam de laatste plaats is
die de warmte zal verlaten
voordat de stilte zich verzamelt
of een verwarmingsketel opnieuw aanspringt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sascha Kokot (Osterburg, 18 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e januari ook mijn blog van 14 januari 2019 en eveneens mijn blog van 14 januari 2018 deel 2.

Tomas Tranströmer

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

 

OCHTENDVOGELS

Ik wek de auto
zijn voorruit met stuifmeel bedekt.
Ik zet mijn zonnebril op.
Vogelzang donkert.

Terwijl een andere man een krant koopt
op het station
vlakbij een grote goederenwagon die
helemaal rood van roest te flikkeren
staat in de zon.

Nergens lege ruimte hier.

Dwars door de lentewarmte een koude gang
waardoor iemand aan komt hollen
en vertelt dat men hem heeft belasterd
tot in het bestuur.

Door een achterdeur in het landschap
komt de ekster
zwart en wit, Hellevogel.
En de merel heen en weer hippend tot
alles één houtskooltekening wordt,
behalve de witte kleren aan de waslijn,
een palestrinakoor.

Nergens lege ruimte hier.

Fantastisch te voelen hoe mijn gedicht groeit
terwijl ikzelf krimp.
Het groeit, het neemt mijn plaats in.
Het verdringt mij.
Het gooit mij uit het nest.
Het gedicht is af.

 

NA DE AANVAL

De zieke jongen.
Gevangen in een visioen
met zijn hoornstijve tong.

Hij zit met zijn rug naar het schilderij van het korenveld.
Het verband rond zijn kaak doet aan balsemen denken.
Zijn bril is dik als die van een duiker. En alles is onbeantwoord
en heftig als een telefoon rinkelend in het donker.

Maar het schilderij achter hem. Het is een rustgevend landschap hoewel het koren een goudgele
[storm is.
Slangenkruidblauwe hemel en overdrijvende wolken. Daaronder in de gele deining
zeilen een paar witte overhemden: maaiers – zij werpen geen schaduw.

Verweg op het veld staat een man die hierheen lijkt te kijken.
Een brede hoed verbergt zijn gezicht.
Hij lijkt de donkere gestalte hier in de kamer gade te slaan, misschien om te helpen.
Onmerkbaar begint het schilderij uit te dijen en opent zich achter de zieke
in gedachten verzonken. Het fonkelt en hamert. Iedere aar erop gebrand hem te wekken!
De ander – in het koren – geeft een teken.

Hij is dichterbij gekomen.
Niemand ziet het.

 

Mijnstreek

ik loop over rokende wonden
(in het ogenblik van de distel)
en aan mijn riem draag ik duizend sleutels

(dat wielen hierboven ook hebben gedraaid)

eenzaam de mijntoren
een duivelse vinger
en gruis zwart van verlangen naar water
en de spar zwart van verlangen naar storm

ik loop over rokende wonden
als verschrikte paarden snellen verbrande wolken
over de boomtoppen
de paden zoeken hun doel
en het bos draagt duizend sleutels aan zijn riem

 

Vertaald door J.  Bernlef

 

Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e april ook mijn blog van 15 april 2020 en eveneens mijn blog van 15 april 2019 en ook mijn blog van 15 april 2018 deel 3.

Antje Rávic Strubel, Tomas Tranströmer

De Duitse schrijfster Antje Rávic Strubel werd geboren op 12 april 1974 in Potsdam. Zie ook alle tags voor Antje Rávic Strubel op dit blog.

Uit: In den Wäldern des menschlichen Herzens

„Während der Tour schliefen sie in einem schnell aufstellbaren Igluzelt. Ihre Gruppe war klein. Fünf Kanus auf der Weite des Stora Le, der sich bis nach Norwegen erstreckte. Schroff ragte Trollön aus dem See, eine Insel mit Kanurastplatz hoch oben auf einem Plateau. Das Wasser um die Insel herum war aufgewühlt. Wellen brandeten an die Klippen, besprengten den Pfad, der im Zickzack vom Ufer aus anstieg. Das Felsplateau war von einer so dünnen, trockenen Erdschicht bedeckt, dass die Heringe beim Straffen der Zeltleinen immer wieder aus dem lockeren Boden flippten. Aber niemand protestierte. Die Aussicht von hier oben wog die Schwierigkeiten auf.
René und Katja spannten eine Plane als Windschutz über die Lebensmittel und stiegen noch einmal zum Ufer hinunter. Sie schoben ihr Kanu ins Wasser, ließen die Gruppe und das Lagerfeuer zwischen den Zelten zurück und paddelten hinaus. Katja saß vorn, René am Ende des Bootes. Als der Grund in die Tiefe abfiel, begannen sie zu angeln. Nach einer Weile fingen Tiere an zu rufen. Die Rufe kamen vom gegenüberliegenden Ufer und mischten sich unter die Fetzen der Songs, die die Gruppe am Feuer zu singen begonnen hatte, einmal klang es wie die deutsche Nationalhymne.
»Sie sollten die schwedische singen«, sagte René, »oder die kanadische.«
»Die kanadische? Weil die Typen im Camp behaupten, die Tipis stammen aus einem Indianerreservat?«
»Die Cheyenne leben in Nordamerika, nicht in Kanada.«
»Sie behaupten, sie hätten die Dinger bei kaputten Hippie-Häuptlingen gegen Halluzinogene eingetauscht«, sagte Katja. »Und die Mädels haben das geglaubt.«
»Die Landschaft hier hat was von Kanada. Riesige Seen, unberührte Weite. Endlose, tiefe, dunkle –«
»Du mit deiner Schwäche für den Norden«, sagte Katja. »Warst du überhaupt schon in Kanada?«
»– Wälder«, sagte René. »Mit einem ungeheuren Fichtenbestand.«
»Wie kommen sie auf sowas Blödsinniges wie die Nationalhymne?« Katja stach das Paddel senkrecht ins Wasser und zog durch, was René mit einem sorgfältigen Schlag ausglich.
»Vielleicht weil sie ein paar Textbruchstücke kennen«, sagte René. »Kannst du dich an den Text erinnern?«
»Kein Bedarf.«
»Er ist mehr wie ein Volkslied.«
Katja sagte nichts. Sie paddelten langsam weiter und achteten darauf, der Angelsehne nicht in die Quere zu kommen.“

 

Antje Rávic Strubel (Potsdam, 12 april 1974)

 

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

 

WOLKBREUK BOVEN HET BINNENLAND

De regen hamert op de autodaken.
Het onweer rommelt. Het verkeer mindert vaart.
Autolichten midden op de zomerdag ontstoken.

De rook slaat neer in de schoorstenen.
Alles wat leeft duikt in elkaar, sluit de ogen.
Een naar binnen gekeerde beweging, voel het leven heviger.

De auto is bijkans blind. De man stopt,
ontsteekt zijn eigen vuur en rookt
terwijl het water langs de ruiten stroomt.

Hier op een bosweg, kronkelend en afgelegen
vlakbij een meer met waterlelies en
een langgerekte berg verdwijnend in de regen.

Daarboven liggen de steenhopen
uit het ijzeren tijdperk toen dit een plek was
voor stamtwisten, een koudere Kongo

en het gevaar dreef vee en mensen bijeen
tot een gemurmel achter muren,
achter de struiken en stenen op de bergkam.

Een donkere helling, iemand die log
omhoog klimt met zijn schild op zijn rug
daaraan denkt hij terwijl de auto staat.

Het wordt licht, hij draait het raampje open.
Een vogel fluitkletst in zichzelf
in een steeds dunnere stille regen.

Het meeroppervlak staat gespannen. De onweershemel
fluistert dwars door de lelies tegen de modder.
De ramen van het bos gaan langzaam open.

Maar de donder knalt regelrecht uit de rust!
Een oorverdovende klap. En daarna de leegte
waarin de laatste druppels dalen.

In de stilte hoort hij een antwoord komen.
Van verre. Een soort ruwe kinderstem.
Vanaf de berg stijgt een geloei op.

Een gejammer van samengekitte tonen.
Een lange hese trompet uit de ijzertijd.
Misschien vanuit zijn eigen binnenste.

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e april ook mijn blog van 12 april 2020 en eveneens mijn blog van 12 april 2019.