J. C. Bloem, Jayne Cortez

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Een dag

Het zachte water trok aan ons voorbij,
Het oude water, een der elementen,
Hetzelfde van den aanvang aller lenten.
Wij stonden aan zijn oever, zij aan zij.

Wij waren stil, veerkrachtig en vermoeid
Van liefde en het verruischen van zijn vlagen;
Dezelfde van den aanvang aller dagen
Had onze warschheid eindelijk doorgloeid.

Wij dachten dit een eind van onze pijn
En dat het leven nu zijn greep zou slaken,
Dat het ons rustig en vervuld ging maken,
Zooals de weinigen, die gelukkig zijn.

En van heel dezen aanslag op den tijd,
Van al dit hunkren naar een levenswende,
Bleef ons alleen maar kommer en ellende,
Verraad en wrok en bittere eenzaamheid.

 

De Eenzame

Hoe heeft de nood des daags geteisterd en geschonden
Den droom van mijn geluk, zoo fel, zoo droef begeerd.
Hoe drong mij ’t leven neer tot zijn gewone zonden –
Nu heb ik ’t scheemrend pad naar ’t kleine huis hervonden,
De laagheid van ’t bestaan vanaf mijn ziel geweerd.

De eentoonge dag verging in een gebonden sloven:
Het dorperlijke werk, waarmee ‘k mijn nooddruft win.
Nu gaan de lichten aan, nu donkeren de hoven,
Nu komt de troost des nachts het zware zonlicht dooven,
En slaakt de dag zijn greep, en ga ‘k mijn wezen in.

In ’t witte huisjen, aan den rand van ’t dorp gelegen,
Waar de rivier zich toont aan ’t kruiven van haar damp,
Daar wacht me uw teederheid, een stille en milde zegen,
De ontroering van u dicht bij mij te zien bewegen
Binnen den weiflen kring der zacht-bewogen lamp.

Gezeten aan uw zij, gekoesterd en omgeven,
Door ’t heil waarom ik bad den ganschen langen dag,
Zoek ik een einde, een rust van ’t wenschen en het streven –
Vergeefs: de bitterheid van mijn besloten leven
Maakt mij, deze’ avond, mat en zwak van zelfbeklag.

En, luistrend naar den val der slingrende seconden,
Bepeins ik wat mijn jeugd zich flonkrend heeft gedroomd
Van tochten onbegrensd, van lusten ongebonden,
Hoor ‘k in den tik des tijds het drupplen van de wonden,
Die ’t leven sloeg – waaruit het leven mij ontstroomt.

Vergeef mij dan, dat ik, niet als zoovele dagen,
De aloude bitterheid verbijt, waardoor ‘k verteer.
Gij gaaft mij heel uw hart – hoe zoude ik mij beklagen
Maar ik ben strijdensmoede en luister naar de vlagen
Van ’t donker in me, en weet, dat ik te veel begeer.

 


J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

Daar heb je hem

En als we niet vechten
als we geen weerstand bieden
als we ons niet organiseren en verenigen en
de macht krijgen om ons eigen leven te beheersen
dan zullen we
voor altijd en eeuwig
de overdreven blik van gevangenschap
de gestileerde blik van onderwerping
de bizarre blik van zelfmoord
de ontmenselijkte blik van angst
en de ontbonden blik van repressie
in onze ogen hebben
en daar heb je hem

 

Vertaald door Frans Roumen

 


Jayne Cortez (10 mei 1936 – 28 december 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2020 en eveneens mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Özcan Akyol, William Wordsworth

De Nederlandse schrijver en columnist Özcan Akyol werd geboren in Deventer op 7 april 1984. Zie ook alle tags voor Özcan Akyol op dit blog.

Uit: Afslag 23

“Ik ademde niet anders dan normaal, maar op die ochtend voelde het als een weldaad – de koele lucht van onze buurt in mijn longen, plus een mix van knoflook en allerlei soorten brandstof. Ik werd er emotioneel van, serieus. Meer wil ik er niet over zeggen. Behalve dat ik best een poos wilde huilen. Hard en lang. Alleen lukte het niet. Het lukt me nog steeds niet.
‘Je mag op de bel drukken.’
Ik deed het om van ze af te zijn, ze werkten me behoorlijk op de zenuwen.
‘O, jij bent er weer,’ prevelde mijn moeder. Ze trok de deur wagenwijd open. Op haar kruin lag paars haar, dat ze altijd met henna verfde. Haar wallen waren donkerder dan normaal.
Ik verwachtte een boze preek in het Turks. Deze keer bleef ze opvallend apathisch.
‘Goedemorgen, mevrouw. We hebben uw zoon thuisgebracht. Hij heeft ons ontzettend goed geholpen en daarom is zijn voorarrest omgezet in de uiteindelijke straf.’
Ze staarde die sukkel schaapachtig aan. ‘Wat zegt hij?’
‘Ik heb verteld dat mijn ouders geen Nederlands spreken. Jullie luisteren nooit. Ik zei toch dat mijn broer en ik altijd moeten tolken als ze ergens een afspraak hebben, in het gemeentehuis, op school, of bij de huisarts… Dat staat in die stapels verklaringen die ik ondertekende, verdomme, op bijna elke bladzijde. Neem me een keer serieus.’
In de verte, vanuit de dakkapellen, scholden mijn jeugdvrienden de rechercheurs uit, zonder zichtbaar te zijn. Zij werden de achterblijvers genoemd, oftewel: de gasten die als twintigers nog steeds bij hun ouders woonden. Iemand riep op gedempte toon over mijn begeleiders dat ze de hoeren van justitie waren, hij zong de tekst als een voetbalhooligan.
Ik moest daar, hoe stom ook, een beetje om grinniken. Het was een kinderachtige zenuwlach, iets wat ik niet onder controle kreeg, maar ik vond het serieus grappig. Als politieagent kon je beter niet in onze wijk komen. De oom van Nihat, een jongen uit de buurt, werkte bij het korps, en toen dat bekend werd durfde niemand nog met hem om te gaan. We wisten niet of we hem konden vertrouwen. Eigenlijk werd hij verstoten.
Een show maakten ze er niet van. Dat moet ik toegeven.”

 


Özcan Akyol (Deventer, 7 april 1984)

 

De Engelse dichter William Wordsworth werd geboren op 7 april 1770 in Cockermouth, Cumberland. Zie ook alle tags voor William Wordsworth op dit blog.

 

Een slaap verzegelde mijn ziel

Een slaap verzegelde mijn ziel,
Deed sterflijke’ angst vergaan;
Zij scheen een ding, dat gansch ontviel
Den greep van ’t aardsch bestaan.

Zij hoort niet meer, zij ziet noch roert,
Bevangen in dien droom,
In aarde’s omloop meegevoerd
Met rots, en steen, en boom.

 

Vertaald door J. C. Bloem

 


William Wordsworth (7 april 1770 – 23 april 1850)
Portret door Henry Edridge, 1804

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e april ook mijn blog van 7 april 2021 en ook mijn blog van 7 april 2020 en eveneens mijn blogs van 7 april 2019.

Eerste lentedag ( J. C. Bloem), Friedrich Hölderlin

 

Bij het begin van de lente

 


Lentelandschap bij Kortenhoef door Egbert Schaap, 1914

 

 

Eerste lentedag

Weer de lente. De verbijsterde oogen,
Falende in het winters bleek gezicht,
Zien de huizen en de bruggebogen
Op en neer gaan in het wankel licht.

Zien en zien niet door de duizelingen
Van de weer oneindige rivier;
Zon en water kruisen daar hun klingen
En het hart is bonzend en niet hier.

Weer een lente en de haar bitter-eigen
Zilte geur, die langs de kaden glijdt.
Is ’t het tij, dat stroomopwaarts komt stijgen —
Of de zeelucht van de eeuwigheid?

 


J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)
Portret door Sierk Schröder, 1953

 

De Duitse dichter en schrijver Johann Christian Friedrich Hölderlin werd geboren op 20 maart 1770 in Lauffen am Neckar in het Hertogdom Württemberg. Zie ook alle tags voor Friedrich Hölderlin op dit blog.

 

De lente

De man die vaak zichzelf heeft overstelpt met vragen
spreekt van het leven dat hem eensklaps weer verheugde,
wanneer geen zorgen aan de ziel meer knagen
en hij op zijn bezit kan zien met vreugde.

Als hem in hoge lucht een woning staat te prijken,
wordt ruimer voor hem ’t veld, zijn voeten gaan kordater
het land in, vrijer kan hij rond zich kijken,
en stevig zijn de vlonders over ’t water.’

 

Vertaald door Ad den Besten

 


Friedrich Hölderlin (20 maart 1770 – 7 juni 1843)
Standbeeld in Nürtingen, waar de dichter in zijn jonge jaren lang woonde.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e maart ook mijn blog van 20 maart 2021 en ook mijn blog van 20 maart 2020 en eveneens mijn blog van 20 maart 2019 en ook mijn blog van 20 maart 2016 deel 2 en eveneens deel 3 en ook deel 4.

J. C. Bloem, Jayne Cortez

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Hart en wereld

De nieuwe huizen aan de nieuwe straten,
Beprezen door de dwaze of veile schaar –
De drom der immer naamloozer gelaten,
Wars evenzeer van vreugde als van gevaar –

Vanzelve wendt het hart, vol troostloos weten,
Zich van een leven af, dat bidt noch vloekt,
Als ’t met de onfeilbare aandrift der magneten
De streek van zijn verteederingen zoekt.

Het werd niet ouder, het is trouw gebleven
Aan alles waar zijn jeugd zich in verzweeg:
Een stadsplantsoen, waar hart en schaduw beven,
Het nauwe duister van een lauwe steeg.

Nochtans weet het: ook dit is ouder worden:
’t Leven te schouwen met ontgoocheld oog,
Vermoeid, omdat veel herfsten al verdorden,
Maar dat geen dood in schijn van bloei bedroog.

 

De Stem der Steden

Wanneer de late herfststorm in de steden
Zijn donkere verschrikkingen begint,
En de arme menschen sidderen beneden
De teistrende aanvlucht van den barren wind;

Dan is ’t één krampen van geschonden leven,
Dat strijdt, wanhopig, en toch ondergaat,
Terwijl de menschen loopen als gedreven
Door de geboden van een wilden haat.

Hij jaagt hen uit, de storm, waar ’t licht der straten
Nog killer is dan zijn ontboeid geweld.
Hij boet zijn lust aan allen die, verlaten
Van vreugde, dwalen moede en onverzeld.

Soms striemt zijn geesel wel twee hopeloozen
Te zamen, waar een schaduw veilig schijnt
Voor hen, die boven ’t ijdel woelen kozen
De teederheid, die week maakt en verreint.

Doch ook dit laat hen ledig en zij scheiden.
In droefheid eindigt wat in hoop begon,
En voor zich uit zien zij het lange lijden,
De dorre dagen en de nieuwe zon.

Zij sleepen moeizaam door de zware nachten
Al wat hun hart verbeidt, hun droom belijdt –
Zij, de berooiden, die in ’t donker wachten
Op ’t flitsen der beloofde zaligheid.

Zij gaan: ontelbre huiverende stoeten,
Door de onafwendbaarheid des doods gemaand,
Wier luide woorden en gelach begroeten
’t Geluk, het heil dat elk bij de’ ander waant.

Maar diep in ’t hart heeft ieder meegedragen
Den weerklank van een hemelwijd accoord,
Dat meeruischt met de langgerekte vlagen;
Een stem begon, zwol aan en is verhoord:

De groote stem der luidbevolkte steden,
Die spreekt van meer dan vreugde en meer dan leed
Tot hem, in wien zich ’t leven gaat verbreeden,
En die om grooter droom zichzelf vergeet.

En ik beken mij een van deze menschen,
Van dit geslacht, dat doolt en lacht en lijdt,
Geknot, vernederd in zijn liefste wenschen,
En toch zoo brandende van zaligheid.

 

J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

De onderdrukkers

Kunst
wat geven de kunst
onderdrukkers
om kunst
ze springen op de kar
wentelen zich in persclips
en laten de planeet stinken
met hun
pornografische onderdrukking

Kunst
wat geven zij om kunst
zij vormen zich om van
hedendaagse babykussers
tot corrupte politici van vroeger
tot zelfbenoemde censuurgriffiers
die kunst niet zullen steunen
maar oorlog zullen steunen
armoede
longkanker
racisme
kolonialisme
en giftig slib
dat is hun moraal
dat is hun religieuze overtuiging
dat is hun bescherming van het publiek
& bijdrage aan familie-entertainment
wat geven zij om kunst

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jayne Cortez (10 mei 1936 – 28 december 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2020 en eveneens mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

J. C. Bloem, Jayne Cortez

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Conrad Ferdinand Meyer

In de stilte en de nacht verloren
Heb ik uwe verzen lang hermijmerd,
Tot mijn denken en mijn voelen warren.

Waarom schrijft gij in die verzen, dichter,
Toch zoo vaak van oogsten en van meisjes,
Die gaan maaien…, die ik zou beminnen?

Moede lijven, die tot liefde reê zijn –
Duizel-zon en lauwe korengolven –
Sikkelsnerpen en het lied der wespen –

Beeld is alles me en herinneringen,
Niet aan aardsche dagen, die ik leefde,
Maar aan droomen en mijn groot verlangen.

Als de zomer en de zon zoo machtig
In hun gulden boei de landen bannen,
Wat is er dan dit geluk nog rijper?

Om mij is de nacht. ’t Begint te misten.
Als er misten gaan door zomernachten
Meen ik wel den vreemden dood te ruiken.

 

De Schaduw

Geenzijds der dagen en hun bonten luister,
Wier volheid wentelt in het open licht,
Is een gebied van schaduwen en duister,
Waar alles uitdeint wat zich ginder richt.

En tusschen beide gaat ons korte leven:
De dagen dwingen ons in ’t luid vertier,
Maar wat den schemer boodschapt ons een beven
In ’t hart: de schaduw valt, uw rijk is hier.

Dan dwalen we in gepeins langs stille kaden,
Waar de avonddamp de steenen van beslaat,
Met de belofte van een droom beladen,
Die als een dauw ons langs de slapen gaat.

Wij zien alom de schemer dichter worden,
Hij groeit en rijpt en ruischt, een donkere oogst –
De huizen en de boomen zich omgorden
Met duister, dat hun deerlijke armoe troost.

Het zwarte water deint in zwakke rimpels,
Die murmelen als een geheim dat riep,
En de lantarens ontplooien hun wimpels
Van weerschijn in het kabbelende diep.

En langs der weinge wandelaars gelaten
Speelt schaduw, slagschaduw en weifle schijn,
Zoo teeder, dat zij, rein van alle haten,
Als van beminden en vertrouwden zijn.

Er spoelt een golf van deernis over de aarde,
De harten raken vlot en drijven mee,
En deinen, nu de storm des daags bedaarde,
Op nacht en stilte, een eindelooze zee.

En tot de dageraad langs bleeke wegen
Den hemel wint en de geruchten wekt,
Is er verteedering en warm bewegen
Van leven, dat naar zijnen oorsprong trekt.

 

J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

Deze New York City-duiven

Deze New York City-duiven
die koeren in de luchtschacht
zijn er verantwoordelijk voor dat ik
mijn teen stoot
mijn enkel verzwik
en ziek word van ammoniakdampen

Die duif die aan de waslijn hangt
stal mijn nachthemd
Die duiven op de straatlantaarn
Gaven me het gevoel gek te zijn
bij het rijden in een zwarte auto
die helemaal bespetterd is
met hun grijs-witte poep poep

Deze New York City-duiven
zijn niet relaxed zoals duiven van Oxalá in Brazilië
en kreunen niet als duiven van Zimbabwe

Duiven uit New York City kreunen
vreemd laag treurig trillend kankerachtig gekreun
gemengd met
hongerige hyena geblaf
& slurpend verlies van de boskreten

New York City-duiven
zijn niet relaxed zoals
duiven die zonnebaden bij het
Marcel Duchamp-zwembad in San Francisco

New York City-duiven zijn niet zo gelukkig als
duiven die op het hoofd van de vrouw staan
die bananen verkoopt op een straathoek in Johannesburg

New York City-duiven
klapwieken viraal leer schimmel stof van vleugels in gezichten
gaan dan op de trap zitten, roepend en wachtend
op de dood van de mensheid

New York City-duiven
zijn niet vriendelijk zoals
duiven die schilferige halvemaanvormige broodjes eten
bij Hotel du Piémont in Parijs

New York City-duiven
zijn niet tevreden
zoals duiven
die voor foto’s poseren op de armen
van mannen op de plaza van Caracas

New York City-duiven
zullen op richels loungen
& de hele dag godslastering mompelen
zullen om neukruimte vechten in
de paartijd
op airconditioners schijten
& hun reet afvegen aan ramen
terwijl grote kakkerlakken
in het donker op zuigtabletten zuigen

New York City-duiven
zijn niet alert
zoals duiven
die rustig op fietsen zitten
in het vredesherdenkingspark van Hiroshima

New York City-duiven
rollen met hun parelwitte ogen
blazen hun keel op
en ontlasten zich op de schouders van voetgangers

New York City-duiven
voelen geen liefde voor kruimel gooiende duivenliefhebbers
& er wordt geen jaar van de duif gevierd
In elk geval
niet voor deze New York City-duiven

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jayne Cortez (10 mei 1936 – 28 december 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2020 en eveneens mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

J. C. Bloem, Jayne Cortez

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

DE REIZIGER

Ik ben een reizende, die gaat
Van ’t een naar ’t and’re land;
Zijn voeten loomen op de straat,
Die, regenkil of zonverbrand,
Een nieuwe weg naar ’t nieuwe spant.

Zijn mond raakt even rooden mond,
Zijn lippen proeven vreemden wijn, —
Dan voelt hij weer, hoe de oude wond
Hem nimmer toestaat stil te zijn,
En volgt zijn lange levenslijn.

En als de doovende avond daalt
Vindt hij zichzelf aan ’t havenmeer,
Waar van der masten toppen weer
Lichtspiegeling in ’t water praalt
En, peinzend, zit hij even neer

 

FRANCIS JAMMES

Dat is de weemoed van al stille steden:
Een grachtje sterft in ’t late schemerlicht
Waar ruiten gouden gaan de luiken dicht,
Boomen alleen hun schaduw-tooien breeden.

De klare dag heeft elk gevoel gemeden
Maar met vlijm-zilvren Meiemanezicht
Begint ’t verlangen d’ oude reis en richt
’t Hart, dat in zalig droomenland wil treden.

In zoo’n klein stadje aan den voet van bergen
Woont ook mijn dichter, dien ik meer bemin
Dan deze arme woorden kunnen zeggen.

Omdat ik voel, hoe zijn gedichten bergen
Mijn wezen, en dat, wat ik zwijgend zin,
Hij open in zijn teeder lied kan leggen.

 

KORTSTE NACHT

Nu àl dagen lengen hunnen luister
Wevende in een immer lichter kring,
En de nacht maar is een droom van duister
Tusschen schemering en schemering,

Op de toppen van den hoogsten zomer,
Aan het keerpunt van mijn levenstijd,
Wil ik staren, een verloren droomer,
In de nacht, die langs mij henen glijdt.

Van de verten woeien vage vlagen
Stemgejoel en dronkene muziek;
Murmlen van geliefden klonk als klagen
In de veiligheid van schaduws wiek;

Waar der seinen losse lichten hangen
Dreunden treinen door den zomernacht.
Alles was één trekken en verlangen
Vol van de onrust, die in ’t donker wacht.

En ik bad tot U, mijn lieve leven,
Dat de tochten van mijn bloed regeert:
Wil mij nooit de dompe vreugde geven
Van den wijze, die niet meer begeert.

Laat die vlam altijd mijn hart verteeren
Door wier brand ik droefste dagen duld;
Laat mij hijgen in een fel begeeren,
Zóó verlangend en zóó onvervuld.

Moge nooit mijn bonzend hart vermanen,
Voor de dood mijn lichtzieke oogen sluit,
Wat ik meer vrees dan de laatste tranen,
Wat mij erger dan niet zijn beduidt.

Nog kan ik uit drang en droom verkiezen –
Om mij hing de nacht zijn klaarste schijn —
Maar verkiezen is het droefst verliezen —
Morgen reeds zal ’t nachten langer zijn.

 

J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

Poëzie

In feite
zal
poëzie
de
bliksem
laten inslaan
in geen
enkele
groep kippen

Vandaag zijn gedichten als vlaggen
die wapperen op het dak van de slijterij
gedichten zijn als bavianen
wachtend om te worden gevoed door toeristen

& maakt het uit
hoeveel metaforen
je de hand reiken
wanneer de zon
daalt als

een opgezette vogel in
het tropisch woud
van je eenzaamheid

In feite
zal
poëzie
geen
jazz zingen
door de
vernauwde mond
van een miereneter
maakt niet uit hoeveel
symbolen er overleven
om de maan te zien
sterven in het zaagsel
van je teennagel

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jayne Cortez (10 mei 1936 – 28 december 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2020 en eveneens mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

J. C. Bloem, Jayne Cortez

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Aan een vriend

De jaren vloden. Van uw zwerfsche tochten
Zijt gij gekeerd naar den gewenden kring,
En vondt de winst van hen die daden zochten:
Na korte daad een lange erinnering.

En ik? Een bitterheid bekruipt mijn peinzen
Als ik mij vraag: – en ’t martlend antwoord vind –
Waarmee ‘k der uren rustelooze deinzen
Vervulde, die zóó ’t leven heb bemind.

De jaren vloden: o hoe zonder vlagen,
Hoe zonder heil, dat ik in stormen won.
Weer voor het kerkervenster van mijn dagen
Rijst Hollands bleeke en teere lentezon.

En hunkrend staar ik langs nog dorre landen,
En snuif den weemoed van den voorjaarswind.
Mijn brandende oogen nijgen naar mijn handen,
Mijn hart is luid, een oude droom begint.

Een droom van zwerven naar de gunst der tijden,
Van vlotten naar de drift der dagenstroom,
Ver van dit kwijnen zonder vreugde of lijden,
Aan ’t hart des levens, vrij van boei en toom.

Hoe vele lenten zal ik ‘dus nog zwerven,
Met de onvervuldheid in het grensloos hart,
En dezen angst: dat eens mijn jeugd zal sterven,
Voordat de vreugd der rust’gen mij gewerd.

Maar gij, mijn vriend? Wat brachten u de jaren?
Hebt ge op de hoogten van uw droom geleefd?
Zijt gij gekeerd met reeds vergrijsde haren,
En in uw stem iets, dat voor altijd beeft?

Nog zag ‘k u niet, maar gij zult mijwaarts komen;
‘k Zal u gemoeten op het leege plein,
Waar dunne en looverlooze lenteboomen
Zwart staan en vocht in zilvren zonneschijn.

Geveinsde vrede zal rondom ons wezen,
Als ging de laatste droom in ons te loor,
Omdat wij beiden diep in ’t harte vreezen
Te spreken van wat ons de tijd beschoor.

Zijn dit dan àl des rijken levens loonen?
Moet mijn het lot zijn van zoo menig mensch:
Verloren in een kleine stad te wonen,
Voor eeuwig ver van zijn begeerdsten wensch.

Die voelt een weedom langs zijn woning ranken,
Als ’t carillon de rust der nacht verdeelt,
En met het wisselkoor van stilte en klanken
Den droom van zijn verlangend hart doorspeelt.

Neen, laat mij nu nog niet deze’ angst gelooven,
Die grijpt me als handen aan de dorre keel.
Ik ga en fluister in te ontluiken hoven:
O aarde, o leven, is dan dit mijn deel…

 

J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

Duw de catastrofen terug

Ik wil niet dat een droogte zichzelf voedt
door de getatoeëerde gaten in mijn buik
ik wil geen spectaculaire woestijn van
verkoolde stengels en konijnenharen
in mijn keel van opgehoopte materie
ik wil niet door het bos branden en kappen
als een hebzuchtige huurling die in
het suikerriet van de botten boort

Duw het oprukkende zand terug
het vervuilde rioolwater
het tot stof weerkerende stervende hout
de bovenste atmosfeer van stikstof
duw de rampen terug

De buik vol van raketten
van onderzeeërs
van vliegdekschepen
van biologische wapens
Geen ziekte, verdriet, armoede meer
destabilisatie exploitatie
analfabetisme en bombardementen
Laten we richting vrede gaan
richting gelijkheid en rechtvaardigheid
dat is wat ik wil

Schone lucht inademen
zuiver water drinken nieuwe gewassen planten
de regen opzuigen de stank wegspoelen
dit lichaam en deze ziel in vrede bij elkaar houden
dat is het
Duw de catastrofen terug

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jayne Cortez (10 mei 1936 – 28 december 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2020 en eveneens mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Moeder en zoon (Rutger Kopland), J. C. Bloem, Jayne Cortez

 

Bij Moederdag

 

Moeder en kind door Pierre-Auguste Renoir, 1881

 

MOEDER EN ZOON

Er is ergens een vijver, schrijft Ovidius,
die ooit een moeder is geweest
‘zij smolt weg in tranen’, rouwend
om haar dood gewaande zoon

maar hij leefde nog – hij had de dood gezocht
door van een rots te springen, maar hij viel niet,
in de woorden van Ovidius: ‘zwevend werd hij
in de lucht een zwaan met witte veren’.

Die dingen gebeurden toen – soms was
de werkelijkheid zo ondraaglijk
dat er gebeurde wat niet kon.

Dit is alles wat wij weten: moeder en zoon
herenigd – je ziet in gedachten hoe een witte zwaan
wordt gewiegd door een vijver en je vraagt:
zou die vogel de rouw kennen van het water
en zou het water weten wie het wiegt.

 

Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)

 

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

De Zieke

Het licht is blank aan mijne kamerwanden:
Op blanke lakens liggen als een schrik
Mijn smalle polsen en mijn klamme handen,
Die ik niet meer in kramp van angst verschik.

Alleen mijn oogen leven en hun gangen
Zijn immer, in een droefheid van gemis,
Ter kleine wereld, die mij wordt omvangen
Door de vier binten van mijn vensternis.

Daar buiten tergen mij de wisselingen
Van de getijden van den zomerdag.
Uit ongeziene boomen hoor ik ’t zingen
Der vogels als een lokkend-wreeden lach.

Gij hebt het schoon der luchten nooit begrepen,
Hoe innig gij ook staardet naar hun spel,
Sterken, wien paarden staan gereed en schepen:

 

De Eilandbewoner

Die de landouwen aan de kust bewonen
Zien, hoe de wisseling van elk getij,
Waar ze in de volheid dezer wereld troonen,
Schoon en verscheiden trekt aan ’t oog voorbij.

Voor de verzaliging van hun gepeinzen
Wordt heel het herfstland een verlucht tooneel:
Hier zien zij zonverwonnen misten deinzen,
Ginds branden veege bosschen, rood en geel.

Met volle teugen mogen zij indrinken
Den zerpen geur van blaren, die vergaan,
En nevels, die nu dichten, dan weer slinken,
Terwijl zij schrijden door een vochte laan.

Ons, die dit eiland tot gebied verkozen,
Gewerd van die beminde teekens geen.
Wij zien alleen de zon wat rooder blozen,
Haar licht verkoopren door den zeemist heen.

En als wij naar de kromme boomen staren,
Wier groei in de’ eeuwig-zilten wind verschraalt,
Dan weten we aan de weinigheid der blaren,
Dat ook voor ons de zomer is gedaald.

Maar, hand in hand, aanschouwen wij gelaten
Het onweerhoudbaar leven, dat verstroomt,
Hoe anders, lief, die ’t zwerven mij deed haten,
Heb ik mij vroeger ’t stervensuur gedroomd.

Ik dacht, wanneer dit kort bestaan van wenschen,
Gelijk een schaduw van mij henen vlood,
Toch uit de warme makkerschap der menschen
Te zinken naar de diepten van den dood.

Zoolang mij ’t leven nog niet had verlaten
Zou ’t ruischen van zijn stormen om mij zijn:
Een bundel laatste zon zou ’t stof der stráten
Doen weemlen door een kier van ’t neer gordijn.

Hoe anders dan ons droomen, onze lusten,
Bestiert het lot den dool van wel en wee.
Mijn graf zal zijn aan deze barre kusten,
Bij de ongeruste en grijze brandingzee.

En als ge u voor mijn doodsbed stort in klagen,
Zij zóó de klacht, waarmee gij mij beschreit:
Schuim dat uit de’ afgrond worstelt naar het dagen,
Door wind geteisterd en oneindigheid.

 

J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)
Portret door Sierk Schröder, 1953

 

De Amerikaanse dichteres en performster Jayne Cortez werd geboren op 10 mei 1936 in Fort Huachuca, Arizona. Zie ook alle tags voor Jayne Cortez op dit blog.

 

De onderdrukkers

Kunst
wat geven de kunst
onderdrukkers
om kunst
ze springen op de wagen
wentelen in persclips
& laten de planeet stinken
met hun
pornografische onderdrukking
Kunst
wat geven ze om kunst?
ze veranderen van
eigentijdse babykussers
tot ouderwetse corrupte politici
tot zelfbenoemde censuurklerken
die geen kunst willen ondersteunen
maar oorlog zullen ondersteunen
armoede
longkanker
racisme
kolonialisme
en giftig slib
dat is hun moraal
dat is hun religieuze overtuiging
dat is hun bescherming van het publiek
& bijdrage aan familie-entertainment
wat geven ze om kunst?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jayne Cortez (10 mei 1936 – 28 december 2012)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Paul van Ostaijen, J.C. Bloem, Herman Leenders, Didi de Paris

 

Dolce far niente

 

 
Sailing Boats, Dieppe Harbor door John Henry Twachtman, 1883 – 1885

 

Facture Baroqueaant

Soms
– wanneer de boten van hun zinnen sloegen
aan de immer deinende rotswand
van een reuk die openstaat
op wonderlike dieren
     en planten die
     koortsdoorschoten

tussen de blauwheid van de zee en de blauwheid van de
lucht

slechts zijn een vergelijken –
soms slaat het verlangen der mensen zo hoog uit
dat zij takelen de nederige boot
en ter zee gaan
in de zeilen speelt de wind een waan

     een oude waan
     die over de kim gekelderd lag
     tot de wind de huizen stuk woei
     en uit de scherven walmt de wijn van deze waan
     van deze oude waan
Geen kent het S.O.S.-gesein geenzijds der zinnekim
en dat aan de boôm van onze ziel er sprieten steken
die alleen het trillen vatten
van gene zijde
Soms dringt de drang de droom tot een gestalte
en wordt het lichaam droom

 

 
Paul van Ostaijen (22 februari 1896 – 18 maart 1928)
De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen, de geboortestad van Paul van Ostaijen

 

De Nederlandse dichter J. C. Bloem werd geboren op 10 mei 1887 in Oudshoorn. Zie ook alle tags voor J. C. Bloem op dit blog.

 

Afscheid

Ieder scheiden is van ’t laatste scheiden
voorbode, ieder bed van ’t laatste bed.
Alle sterfelijke wegen leiden
naar het eind waarvan geen liefde redt.

In het stedelijk duister van de straten
nemen we afscheid – en het drukt als lood,
kijken om en wuiven, reeds verlaten,
slaan de hoek om, en het is de dood. 

 

Liefde

Kon ik één gaaf der jeugd terugverkrijgen,
Ik vroeg de makkelijke ontroerbaarheid
Van ’t hart, dat nog niet heeft geleerd te zwijgen,
Maar vrijelijk bij den breuk der droomen schreit.

Nu ben ook ik gewend, mij te gewennen;
Ik trek mij allengs in mijzelf terug.
En ach, zelfs die mij beter moesten kennen,
Ik schijn hun wellicht liefdeloos en stug.

Toch ben ik vol verholen teederheden,
Gekneusde liefde, die geen uitweg vond,
Oneindig medelijden met wie leden,
Bewogenheid, die ’t zware leven schond.

Alleen wanneer ik neder ben gezeten
In avondeenzaamheid en lampgesuis,
En al wat mij benauwde heb vergeten,
Begint er in mijn hart een zacht geruisch.

Dan wellen in mij nooit-verwonnen drangen,
Dan gaat een stroom van liefde van mij uit,
Die alle menschen in zich houdt omvangen,
Nu zij zich eindlijk niet meer voelt gestuit.

Dan heb ik ’t hart weer van mijn jeugd gevonden,
En ben ik warm van innerlijke gloed.
Al wat de wereld in zich houdt gebonden
Dat voer ik de beminden tegemoet.

Dan schijnt het mij, bij ’t zien van zóóveel derven,
Van zóóveel vleugels tot geen vlucht ontvouwd,
Dat ik alleen maar door voor hen te sterven
Hun toonen kan, hoeveel ik van hen houd.

Een oogwenk – de bekoring is gebroken,
Ik meng het mijne weer met hun bestaan.
Ik heb hun van mijn liefde niet gesproken,
En dit moet alles langs hen henengaan.

 

Enkele strofen

II
In den trein. De tijd vergaat met droomen.
Op de ruitjes wiegelt avondrood.
Als ik bij U ben gekomen,
Ben ik weer wat nader bij mijn dood.

Maar daar zal ik neder zijn gezeten
In verzadigdheid en lampenschijn.
Alles zal ik zijn vergeten
Dan dit eenige: bij U te zijn.

Deze liefde kent geen gaan en keeren,
Kent geen afstand en gewiekten tijd;
De ééne drang van haar begeeren
Is haar hongeren naar eeuwigheid.

O ik kan mijn hart niet doen gelooven
– Hart, dat zich gewende aan elk gemis –
Dat één oogenblik kan dooven
Waar een leven niet te lang voor is.

 

 
J.C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)
J.C. Bloem door Titus Leeser, beeld bij de kerk en de begraafplaats van Paasloo

 

De Vlaamse dichter en schrijver Herman Leenders werd geboren te Brugge op 10 mei 1960. Zie ook alle tags voor Herman Leenders op dit blog.

 

Amatus

Er staat een man aan het raam.
Hij draagt een baard en een das
en kijkt mij indringend aan.
Ik zit verborgen achter spiegelglas.

Hij kamt z’n haar
neemt plaats achter het bureau
als achter een altaar,
zo breed is zijn gebaar.

Hij zit gebogen over het blad
waarvan hij opkijkt zo nu en dan
alsof er woorden staan
op de gevel aan de overkant.

Hij wordt niet gestoord,
zover ik weet
want vaak verlies ik hem uit het oog
voor een vergadering of een telefoon.

Zou hij er zijn als ik er niet ben?
Ik durf het niemand te vragen.
Wat gaat het mij aan?
Waar ben ik mee bezig als hij hier niet werkt

maar toevallig op dezelfde hoogte
dezelfde breedtegraad
aan de andere kant van de straat.
De ramen gaan niet open.

Hij legt de stukken samen,
plooit een handdoek open
haalt een thermos boven
een brooddoos, een banaan.

Hij slaat een kruis
(denkt dat hij alleen is in huis)
en bijt in een boterham
met kaas en sla.

Zijn linkerhand ligt onder de krant
waarin hij leest met het air
van de handelsreiziger in een restaurant.
Zijn rechter schenkt hem koffie in

lauw misschien maar zoet
de melk erin.
Hij is op alles voorzien.
De worst ligt op boterpapier.

Er dalen twee mannen
voor zijn raam
als engelen uit de hemel.
Het is een ander ras.

Zij zemen de ruiten
en laten strepen na op het glas.
Met zijn mond vol eten
zit hij met ze te spreken.

Ik denk dat men
vergeten is dat hij bestaat
of opgesloten zit.
Waarom is het dat hij niet opstaat

niet ongeduldig rammelt aan de deur
of gek wordt en zijn neus
platdrukt tegen het raam?
Ik moet dringend, hij nooit helaas.

 

 
Herman Leenders (Brugge, 10 mei 1960)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Didi de Paris werd geboren op 10 mei 1957 in Leuven. Zie ook alle tags voor Didi de Paris op dit blog.

Uit: Blake

“Hij kon er mee door. Blake wiste zich het zweet van het voorhoofd. Het begon er op te lijken dat het inmiddels dan toch zomer geworden was. In welk seizoen was hij vertrokken? In welk seizoen zal hij aankomen? Was zijn kleding niet te fleurig voor de tijd van het jaar? Het weder was wisselvallig. De kleding moet synchroon met de seizoenen zijn. Hoe laat is het? Komt het nog wel ooit goed?
Hij vond het park het mooist wanneer het er verlaten bij lag. Op zondag is het hier een drukte van jewelste. Dus klopte er iets niet met de tijd. Of misschien waren er die ochtend ruimtewezens geland en hadden zij in een vlaag van wereldverbeteringswaanzin alle mensen hun auto’s gesaboteerd.
Blake fronste de wenkbrauwen toen hij even op een rijtje stelde hoeveel machines een mens nodig heeft voor zijn verzorging. “De machines onze geisha’s! ’s Avonds in de huiskamer vertelt een machine ons (voor het slapengaan) verhaaltjes met beeldjes, klank en kleur. De mens wordt de slaaf (het huisdier) van de machine-god. En toch: zonder de techniek is er geen verdere evolutie denkbaar. De mens is de enige diersoort die kan nadenken over de eigen evolutie, en die zelfs kan bepalen hoe het verder moet.
Evolutie? Neen, we gaan weer in omgekeerde richting! Een mens en een god, daaruit komt een halfgod tevoorschijn. Na een tijdje zullen de mensen verdwijnen (weer stom worden: teevee-ogen, walkman-oren, de huizen storten in en de mens verliest zijn vuur.). In de plaats daarvan zal de wereld weer bevolkt zijn door een handvol halfgoden. Die zullen uiteindelijk allemaal in ware James Bond stijl hun supersonische straalmotorgordel omsjorren en dan tenslotte en masse – Tsjonge, tsjonge, tsjonge! Wat een scene! – ten hemel opstijgen. Nadat zij de hemelingen, de goden vervoegd hebben, zullen zij hier op aarde chaos achterlaten. De evolutie is haar tijd ver vooruit!”
Alhoewel hij dacht dat het nog maar middag was, was het ondertussen reeds herfst. De nerven van de boomstammen. Het bladerentapijt. Wolkenhemel. Een hertje vlucht weg.
Zijn naam is hem op het lijf geschreven. Heel lang geleden, toen hij nog klein was, dronk hij eens een fles bleekwater leeg, en nog niet zo lang geleden hebben ze zijn maag moeten leegpompen. Hij neemt vaak Rennies. Maar toch voorzichtig. De eeuwige jeugd bereikt men immers door een juist en efficiënt toepassen van de juiste combinatie van multi-vitaminepreparaten, beauty farms, fitnessprogramma’s en plastische chirurgie. Haarverf, hairwaving, anti-rimpelcrème, celterapie. Retine-A. Met getrokken degen de tijd tegemoet.”

 

 
Didi de Paris (Leuven, 10 mei 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Herfststorm (J. C. Bloem)

 

Dolce far niente

 

 
Early Autumn Storm door Romona Youngquist, 2015

 

Herfststorm

Nu vieren alle winden hunne toomen,
De hechte zomerbouw stort steen na steen,
De wereld valt als een oud huis ineen:
Molmzwarte balken kraken van de boomen,

Flarden behang van blaren neder komen;
Een lucht van roet drukt landen, dras als veen,
Gelijk een water breekt door dijken heen
Gaan regenvlagen in geweldge stroomen.

Weldra besneeuwt de winter deze puinen
Van wat den aanval der seizoenen duldde;
Maar alle winter vindt zijn zeker tanen.

Dan treedt de lente in nieuwe aardsche tuinen,
Die langs de dingen glimlacht bleek en gulden
Met een gelaat verteederd door veel tranen.

 


J. C. Bloem (10 mei 1887 – 10 augustus 1966)
Oude ansichtkaart van Oudshoorn, de geboorteplaats van J.C. Bloem

 

Zie voor de schrijvers van de 28e oktober ook mijn vorige twee blogs van vandaag.