Jan Siebelink, M. Vasalis, Arjan Visser, Jan Arends, Georges Simenon, Nynke van Hichtum, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Katja Lange-Müller

De Nederlandse schrijver Jan Siebelink werd geboren op 13 februari 1938 in Velp. Zie ook alle tags voor Jan Siebelink op dit blog.

Uit: Knielen op een bed violen

“Wie vanuit het oosten komt, van bij de Duitse grens, ziet ten slotte, over het onafzienbare veen, een grijze streep aan de horizon, en wie voor de eerste keer die weg aflegt en de rivier wil oversteken, denkt dat hij voetveer en Veluwezoom al nadert. Maar de onwetende reiziger is nog kilometers van de rivier verwijderd en onderscheidt in het platte veen, verspreid opdoemend, wonderlijke opstuikingen in het landschap. Diluviale hoogten, ontstaan in de eerste ijstijd, zoals de meester van de christelijk-nationale Koning Davidschool elk jaar aan zijn leerlingen uitlegt: oorspronkelijk een massief waarin later door erosie valleien ontstonden.
Arbeiders uit de Veendersteeg die in de steenfabrieken aan de rivier werken, en hun kinderen die naar de lagere school in Lathum gaan, beklimmen dagelijks langs smalle uitgesleten paden – eeuwenoude tracés aansluitend op doorwaadbare plaatsen in de rivier – de heuvels aan de ene zijde en dalen af aan de andere. Ze hebben het niet in de gaten: ze dalen elke keer een beetje meer dan ze geklommen hebben. Ook dat verschijnsel kan de meester, die ook hoofd is van de tweemansschool, verklaren. Dichter naar de rivier is het land door zachtere ondergrond sterker ingeklonken.
Zo brengt de aarde je vanzelf, maar heel geleidelijk, de diepte in. Het dijkdorp wekt werkelijk de indruk in een kom te liggen, wat versterkt wordt door de hoge bandijk. De inwoners kijken vanuit hun huizen tegen de dijk aan. Ze moeten door de eeuwen heen het gevoel gekregen hebben dat die barrière niet te nemen viel. Lathum is arm, de mensen zijn kleine pachtboeren of arbeiders op de steenfabriek en zij ondernemen zelden een poging om aan de overzijde van de rivier hun heil te zoeken.
Die golvende meestal blauwe streep vlak boven de dijk is de Veluwezoom: het beloofde land, het land Kanaäns. Daar komen ze slechts om een bruidsjurk of trouwpak te kopen. Het voetveer is vooral bestemd voor de reiziger die van ver komt. Zijn einddoel zal de elegante provinciehoofdstad zijn of een van de rijke dorpen onder haar rook.
Het veen is een lagunenlandschap met riet, watergoten en drijvende eilanden. Van daaruit zie je bij een bepaalde lichtval het dorp met de blauwe klokkentoren daterend uit de twaalfde eeuw eerst als in een luchtspiegeling verschijnen.
Na het veen begint een smalle strook vast land met oude verwilderde weiden, overgroeide paden en karrensporen die niet de indruk wekken ergens heen te lopen.
Aan de voet van de kerk ligt tegenover de kleine begraafplaats de lagere school.”

 


Jan Siebelink (Velp, 13 februari 1938)

 

De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Zie ook alle tags voor M. Vasalis op dit blog.

 

Droom

Ik liep vannacht – van een optocht los –
geraakt – ineens onder een hoog en luchtig
viaduct, jong, naast mij liep een grote
vrij zware jonge man. De pijlers werden bomen
en het beton werd losse grond.
En ogenblikkelijk stonden we stil, zijn mond
boog zich half open neer, ik richtte
mijn gezicht omhoog, de zekerheid
van kussen en omhelzen was er toen
ik wakker werd en is er nog altijd.

 

Oktober

Teder en jong, als werd het voorjaar
maar licht nog, want zonder vruchtbegin,
met dunne mist tussen de gele blaren
zet stil het herfstgetijde in.

Ik voel alleen, dat ik bemin,
zoals een kind, iets jongs, iets ouds,
eind of begin? Iets zo vertrouwds
en zo van alle strijd ontheven –
niet als een einde van het leven,
maar als de lente van de dood.

De kruinen ijl, de stammen bloot
en dit door stilte en mist omgeven.

 

Afsluitdijk

De bus rijdt als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

Vóór mij de jonge pas-geschoren nekken
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later, na een kort en lenig rekken
onschuldig op elkanders schouder slapen.

Dan zie ik plots, als waar ´t een droom, in ´t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken,
soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen.
Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak,
beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin.
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

 

 
M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
Bronzen plaquette aan het huis in Leiden waar Vasalis van 1927 tot 1934 woonde.

 

De Nederlandse journalist en schrijver Arjan Visser werd geboren in Werkendam, Noord-Brabant, op 13 februari 1961. Zie ook alle tags voor Arjan Visser op dit blog.

Uit: Paganinipark

“Niccolò werd een dag te laat geboren.
Had hij zijn hoofdje naar buiten geduwd op de datum die zijn vanwege haar helderziendheid even geliefde als gehate grootmoeder, Maria Di Montelibretto, vijf jaar eerder in Catania van hogerhand had doorgekregen, dan zou hij onder gejuich de wereld in zijn getrokken.
Una grande festa!
Dan had hij zich die twaalfde novemberdag van 1959 hebben kunnen warmen aan de in een wollen doek gewikkelde kruik en zich te goed hebben kunnen doen aan de zoete melk uit de borsten van zijn moeder, Angelina Stokvis-Di Montelibretto. Dan zou de kleine, geparfumeerde slaapkamer op een balzaal hebben geleken, waar een vrolijke vader dit keer om een goede reden dronken kon zijn. Waar zijn moeder, ondanks de pijn, een Italiaans wiegelied voor hem zou zingen. Waar tante Cecilia, de vroedvrouw, die in het dagelijks leven naaister was, hem omhoog zou hebben gehouden alsof de wedergeboorte van de Verlosser eindelijk had plaatsgevonden.
Gooi alle ramen open, laat de natte sneeuw maar binnenwaaien, kou zal ons niet deren!
Dan zou hij – zo zou Angelina later met een gebroken hart beweren – waarschijnlijk veel langer hebben geleefd dan de eenentwintig jaar die hij uiteindelijk op aarde heeft doorgebracht.
Che dolore! Povera me!
Uren achtereen had ze, met steeds kortere tussenpozen en almaar wanhopiger klinkende kreten, geperst. Aan het begin van de avond was ze zich haar omgeving nog bewust geweest, maar gaandeweg had ze ieder gevoel voor decorum verloren. Ze vergat eerst haar kapsel, toen het laken over haar opgetrokken benen. Ze liet boeren en winden, vloekte van narigheid en braakte ten slotte achteloos resten van de nog niet verteerde pasta alla puttanesca uit.
Een minuut na middernacht kwam er een abrupt einde aan Angelina’s barensnood. Haar tranen bleven stromen en ze jammerde zachtjes door, maar de pijn, ja, de pijn was tot haar verrassing verdwenen.
De drukte van die avond, van de weken, maanden, misschien zelfs van de jaren die sinds haar grootmoeders voorspelling waren verstreken, maakte plaats voor gelatenheid. ‘Er gaat voorlopig niets gebeuren,’ zei Angelina somber, ‘porca miseria.’

 

 
Arjan Visser (Werkendam, 13 februari 1961)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Jan Arends werd geboren op 13 februari 1925 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Jan Arends op dit blog.

 

Ik schrijf gedichten

Ik
schrijf gedichten
als dunne bomen.

Wie
kan zo mager
praten met de taal
als ik?

Misschien is mijn vader
gierig geweest
met het zaad.

Ik heb
hem nooit
gekend,
die man.

Ik heb
nooit
een echt woord gehoord
of het deed pijn.

Om pijn
te schrijven
heb je
weinig woorden
nodig.

 

Om te weten

Om te weten
dat er woord
voor woord
een andere taal is
daarom schrijf ik.

 


Jan Arends (13 februari 1925 – 21 januari 1974)
Cover

 

De Belgische (Franstalig) schrijver Georges Simenon werd geboren in Luik op 13 februari 1903. Zie ook alle tags voor Georges Simenon op dit blog.

Uit: La porte

« Comme dans beaucoup de vieilles maisons du quartier, les fenêtres, hautes et étroites, descendaient jusqu’à trente centimètres du plancher et des arabesques en fer forgé supportaient la barre d’appui. C’est à travers ces arabesques que Foy, de sa chaise, suivait plus ou moins consciemment les allées et venues de la rue. Il fronça les sourcils quand il vit la petite auto bleue du Dr Aubonne tourner l’angle de la rue des Francs-Bourgeois, s’engager dans la rue de Turenne et, traversant la chaussée en oblique, s’arrêter derrière le camion de la papeterie Herbiveaux. Le docteur passait la tête par la portière pour s’assurer qu’il n’était pas trop éloigné du trottoir, faisait une marche arrière suivie d’un petit bond en avant et se glissait enfin hors de la voiture minuscule. Foy ne savait pas la date exacte. Il ne la savait jamais. Le 5 ou le 6 juillet. Au plus tard le 7. Encore une semaine et ils seraient tenus éveillés toute la nuit par les flonflons et les pétards du 14 Juillet place des Vosges. Les enfants n’étaient pas encore en vacances. Une demi-heure plus tôt, ils avaient jailli de l’école en poussant des cris aigus et s’étaient éparpillés dans le quartier. Si Foy ignorait la date, il savait qu’on était lundi car, la veille, dans l’appartement aux fenêtres larges ouvertes, Nelly et lui auraient pu se croire seuls à Paris tant la rue était vide et silencieuse. A certain moment, aux alentours de midi, il n’y avait vu qu’un chien, l’air dérouté, sur le trottoir désert.
De toute façon, le docteur était en avance. D’habitude, il venait rue de Turenne, en fin d’après-midi, la troisième semaine du mois, le jour où il rendait visite à sa vieille infirme de la rue de Sévigné. Pourquoi, tout à coup, Foy se demandait-il si cette histoire était vraie, si la vieille femme existait réellement ? Le Dr Aubonne refusait de lui laisser payer cette visite mensuelle, prétendant qu’il venait moins en médecin qu’en ami, ce qui, après vingt ans de relations, pouvait paraître plausible. D’ordinaire, après sa marche arrière plus ou moins maladroite, la tête hors de la portière, il levait les yeux vers le quatrième étage où il était sûr de voir Bernard Foy assis dans l’encadrement d’une des fenêtres, tout comme, à une fenêtre d’en face, au-dessus de la papeterie, on apercevait d’un bout de l’année à l’autre la cage d’un canari.”

 


Georges Simenon (13 februari 1903 – 4 september 1989)

 

De Nederlandse schrijfster Nynke van Hichtum (pseudoniem van Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer) werd geboren in Nes op 13 februari 1860. Zie ook alle tags voor Nynke van Hichtum op dit blog.

Uit: Kinderleven (Marietjes verjaardag)

“En in die kleine kamer was maar één bedstee. Daarin sliepen vader en moeder, en aan ’t voeteneind was een houten krib getimmerd voor Marietje. Kleine broer sliep nog in de wieg. ’t Was op een Vrijdagavond. Marietje was uitgekleed, en nu werd ze door moeder in haar kribbetje lekkertjes toegestopt. „Zal Marietje nu dadelijk zoet gaan slapen?” „Ja Moe, en als ik nu heel heel zoet ben — en als ik nu morgenochtend heel vlug zelf mijn nachtkleertjes opvouw en goed op broertje pas, mag ik dan Zondag ook wat moois op mijn verjaardag hebben, Moe?” „We zullen eens kijken, hoor! Maar ga nu eerst maar gauw slapen! Nacht zusl” „Nacht Moetje! Hè, hoe prettig om jarig te zijn t En ik zal ook wat moois krijgen, dat weet ik zeker!” Moeder zei niets meer. Ze zette haastig de deuren van de bedstee op een kier, opdat Marietje niet zien zou, dat zij zoo bedroefd keek; want ze wilde ook heel, hé6I graag wat moois voor haar kleine meisje koopen en — ze wist niet, waar ze ’t geld vandaan zou halen! Daar liep ze nu maar al over te denken, terwijl ze de kamer opredderde en een boterham smeerde voor haar man, die straks thuis zou komen. Daar was hij zeker al! Ze hoorde een voetstap, en de deur werd haastig opengedaan! Nee, ’t was haar zuster Mina, die bij den notaris diende: ,Dag Kee! ben je alleen thuis? En de kinderen al naar bed? Dat is jammer! Ik kwam hun juist een paar mooie appelen brengen, en een taartje. Kijk eens hier I We kregen zooveel lekkers vandaag! — onze Herman was jarig. Wat een pret en een drukte was me dat! Mijnheer bleef thuis van ’t kantoor, om den heelen dag met de kinderen te kunnen spelen en Mevrouw wist ook niet, wat ze zou bedenken om Herman pleizier te doen. Hij mocht zelf kiezen wat we zouden eten; en wat een moois kreeg die jongen! En nu moet ik gauw weer naar huis, want Mijnheer zal de tooverlantaarn nog vertoonen, en daar moet ik bij zijn! Ik kwam alleen maar even om de kinderen een lekker hapje te brengen. — Maar wat nu, Kee? — Je gaat toch niet huilen?” ,Och Mina, ’t is niets.” — Maar terwijl Kee dat zei, liepen haar de tranen over de wangen.”

 


Nynke van Hichtum (13 februari 1860 – 9 januari 1939)
Scene uit de film “Nynke” met o.a. Monic Hendrickx als Nynke van Hichtum, 2001

 

De Duitse dichter en schrijver Friedrich Christian Delius werd geboren in Rome op 13 februari 1943. Zie ook alle tags voor Friedrich Christian Delius op dit blog.

Uit: Der Reichtum Europas

„Es fehlt nur eines, das Bewusstsein von diesem Reichtum. Also das Glücksgefühl, in einem Schlaraffenland zu leben. Wer sich umschaut in der Welt, selbst in den reichen Ländern der Welt, wird kaum einen solchen Reichtum wie in Europa finden, eine solche Vielfalt von Angeboten, Anregungen, Anstößen, gegen den Mainstream zu denken und zu handeln. Dabei geht es gar nicht um statistische Vergleiche zwischen den Nationen, um die Zahl der Bücher oder Bühnen oder Filmmeter oder Opernsitzplätze pro Kopf und Land. Wichtiger ist die Frage, ob wir unser Schlaraffenland wirklich schon entdeckt haben und es zu genießen und weiterzugeben wissen.
Denn es fehlt noch eines, die Verantwortung, diesen Reichtum an die nächsten Generationen weiterzugeben. Mehr und mehr werden die Künste als Zuflucht und Sinnersatz angesehen und gebraucht. Überall fehlt Orientierung, also sucht man sie, wenn nicht in der Religion, dann in der Kunst. „Das Unbehagen an der Welt,“ ich zitiere Thomas E. Schmidt, „der Verfall der Moral, die Verhässlichung der Welt durch die globale Wirtschaft, der Irrsinn der Wissenschaft, die Verblödung der Massen“, all das führt zu moderaten Heilserwartungen an das irdische Reich der Kultur und Kunst. Es hängt mit diesem immateriellen Reichtum zusammen, dass Hunderttausende von jungen Leuten zum Film, zum Schauspiel, zur Musik, zur Videokunst und Malerei und in den Literaturbetrieb drängen. Ob das immer gut und richtig ist, soll offen bleiben, wichtig ist:
Hier wird ein Ausgleich gesucht gegen den Trend zum alles dominierenden Schema des Ja oder Nein, On oder Off, In oder Out. Die Künste haben nicht-lineare und nicht-entfremdete Tätigkeiten zu bieten. Sie stehen im Widerspruch zur Kosten-Nutzen-Moral, und können, wenns gut geht, den größten, weil unberechenbaren und von keinem McKinsey-Kriterium fassbaren privaten wie öffentlichen Nutzen haben. Der Hunger auf diesen Reichtum ist jedenfalls größer als wir meinen. Und doch wird er als schöne Nebensache betrachtet, nicht als die geistige Goldmine unserer Demokratien.“

 

 
Friedrich Christian Delius (Rome, 13 februari 1943)

 

De Zwitserse schrijver Urs Faes werd geboren op 13 februari 1947 in Aarau. Zie ook alle tags voor Urs Faes op dit blog.

Uit: Raunächte

„Er setzte Fuß vor Fuß, als müsste jeder Tritt einen Abdruck hinterlassen im Schnee, der auch an diesem Spätnachmittag fiel, Flockenwirbel im Grau, das herabhing, von den Vordächern und Giebeln der Stadt, an denen er seltsam unberührt vorübergegangen war, vom Bahnhof durch die Hauptstraße Richtung Hügel, befremdet darin, dass die Straßen nicht mehr die waren, durch die er einst als Kind gegangen war. Erst am Ortsausgang hielt er an, suchte nach Spuren von etwas, das vertraut wäre nach den langen Jahren, die er fern gewesen war. Sein Blick ging ins Nebelgrau, aus dem die verhüllten Stämme ragten, die Spitzen dunkler Tannen, als würden sie hängen, baumeln an unsichtbaren Wäscheleinen. Erst in dem Augenblick hörte er das Rieseln, entdeckte das Brückengeländer, dann das Wirtshausschild Schwarzer Adler, den gähnend leeren Platz, von dem der Weg abging, talaufwärts, ein schmaler Steig am Bach entlang, wo die Weiden unter der Schneelast tief hingen. Eine Vertrautheit kam ihm entgegen wie eine alte Melodie, als sei etwas mit einem Male wieder da, was ihm all die Jahre gefehlt hatte. Den Weg waren sie jeden Samstag gegangen, der Vater, die Mutter, Sebastian, mit den anderen von den Schottenhöfen: der sonntägliche Kirchgang. Er hatte in der Zeller Pfarreikirche kurz verweilt, an die Mutter gedacht, an Minna. Sie hatte das Marienbild geliebt, war oft, wenn der Tag sie gequält hatte, aufgebrochen: »Ich gehe zu Maria von der Ketten, ein Spaziergang als kleine Wallfahrt. « Sie hatte die Legenden, die um die Kirche sich rankten, nacherzählt, auch die von Magdalene. Nach all den Jahren hörte er Minnas Stimme; sie war da. Seltsam. Aber nicht zu leugnen. Die Lichtgirlanden in der Zeller Hauptstraße hatten ihn daran erinnert, dass Weihnachten nahte, Einkäufe zu tätigen waren. Er hatte nichts besorgt. Der Bruder mochte keine Geschenke. Er zuckte kurz zusammen: Falls sie sich überhaupt sehen würden.
Seine Hände umklammerten die Tragriemen des Rucksacks, der leicht wog, trockene Handschuhe, zwei Brötchen, die Wasserflasche. Bis zum Gasthaus würde das reichen, dort wäre sein Gepäck, das er vorausgeschickt hatte, um zu Fuß in die Landschaft hineinschreiten zu können, eine Stunde vielleicht, auch wenn er langsam ginge, öfter stehen bleiben würde, um genau hinzuschauen, auf das talaufwärts steigende, hüglige Land mit den dunklen Tannen, die dicht und schweigend standen, den Tag zur Tannennacht machten, das Wipfelrauschen zum Abendlied. Langsam wollte er gehen, auf die Häuser zu, die Hütten, die Ställe, die Schober, die aus dem Schneegrau wuchsen, um im allmählichen Vertrautwerden Halt zu gewinnen, ein Gefühl von Ankunft, das er lange vermisst hatte – seit er fort war.“

 

 
Urs Faes (Aarau,13 februari 1947)

 

De Duitse schrijfster Katja Lange-Müller werd geboren op 13 februari 1951 in Berlijn-Lichtenberg. Zie ook alle tags voor Katja Lange-Müller op dit blog.

Uit: Drehtür

„Blitzgewitter, denkt Asta, das Wort ist mir lange nicht mehr, jetzt aber tatsächlich blitzartig eingefal-len. Artiger Blitz? Bullshit. Also: Unter einem Blitz-gewitter versteht man ein jäh einsetzendes, heftiges Gewitter, das ebenso plötzlich aufhört. — Aufhören, wieder so ein Wort, das Asta irritiert, sie stört in ih-rem Bemühen, sich daran zu erinnern, was ein Blitz-gewitter eigentlich genau ausmacht. Aufhören, denkt sie, könnte ja wohl noch etwas anderes bedeuten; doch würde man dann nicht eher aufhorchen sa-gen, in meiner Muttersprache, die ich nicht verges-sen, nur kaum gebraucht habe, während der letzten zwanzig, nein, zweiundzwanzig Jahre, die ich wo ver-brachte? In der Fremde. In der Fremde? Ach, in all den Fremden. —Muttersprache, auch dies zusammen-gesetzte Substantiv tritt sogleich eine Assoziations-lawine los. Das Hauptwort Mutter, eben noch ganz fern, kommt ihr unangenehm nahe. Haupt = Kopf, denkt sie; mein Kopf hat seinen eigenen Kopf, und der behauptet, er müsse sich Wörter fangen, deut-sche Wörter jetzt. Aber ist es nicht vielmehr so, dass all diese deutschen Wörter bereits gefangen waren in meinem Trotzköpfchen, Kapitalverbrecher, schweigsame Knastgreise, die längst resigniert hat-ten; doch nun, da ich zurückgekehrt bin ins Land meiner Herkunft, rühren sie sich wieder. — Apropos Muttersprache, wie oder was hat Mutter eigentlich gesprochen? Dazu fällt ihr nichts ein, gar nichts, je-denfalls nicht im Moment. Sie weiß bloß noch, wa-rum die schon seit 1980 tote Mutter sie Asta genannt hatte. In ihrer Familie, nein, nicht in ihrer, sie ist ja mann- und kinderlos, in der Familie der Mutter, mei-ne Mutter kann sie nicht mal denken, soll einst eine hübsche, freundliche Schäferhündin mit eben diesem Namen gelebt und jene irgendwie der dänischen Schauspielerin Asta Nielsen ähnlich gesehen ha-ben. — Wenigstens das Wort Wort ist frei, denkt Asta, zumindest frei von jeder Doppelbedeutung, und ein Blitzgewitter heißt Blitzgewitter, weil es blitzschnell losbricht und abrupt endet, nicht wegen der Blitze, die es begleiten. Gewitter, aber keine Blitze, gibt es das? Und den Blitzen folgt Donner, Donnergrollen, Donnerschläge. Kein Gewitter ohne Blitze, keine Blit-ze ohne Donner. Ansonsten wäre ein Gewitter, selbst ein Blitzgewitter, ja gar kein Gewitter, nur ein starker Regen. Der Regen? Das Regen? Sich regen bringt Se-gen. Woher habe ich den Spruch? Von der Mutter? Vielleicht, blöd genug ist er. Platzregen, Regenschauer, seltsame Vokabeln …“

 

 
Katja Lange-Müller (Berlijn, 13 februari 1951) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2018 en ook mijn blog van 13 februari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

M. Vasalis, Jan Arends, Arjan Visser, Gerard Keller, Georges Simenon, Nynke van Hichtum, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Katja Lange-Müller

De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Zie ook alle tags voor M. Vasalis op dit blog.

 

Felix was blank met bruine haren en een zachte g.

Felix was blank met bruine haren en een zachte g.
En: hij was kleurenblind, hij keek met scheef
getild gezicht en toegeknepen ogen naar de lucht.
Ik deed het heimelijk na. Wat heb ik hem bemind
toen ik vijf jaar was. Hij was negen.
Er is een bruine foto van ons allen aan de waterkant
gezeten in het gras, en daarop houd ik vlak
boven zijn hoofd, zijn verend haar mijn hand,
kijk met ZIJN toegeknepen ogen (onherroepelijk kleurenblind)
omhoog, je ziet de ouders en de kinderen en de zomerwind
die het gras scheef waait en in al die haren woelt –
je ziet dat ogenblik dat toentertijd nog eeuwig was. 

 

Rebus in de bus

Wie zaten er vanochtend in de bus
behalve de chauffeur wiens roze wang
zo vloekte met zijn mooie rooie haar.
Een woeste oude boer met grijze ogen
en zijn gezicht in aanslag, en een woelig kind
doofstom, dat met zijn eigen dunne vingers praatte.
Een vrouw van vijftig, een zigeunerin of zo
ze stapte uit bij het woonwagenkamp
ze had een luipaard-jasje aan en kleine oren.
Een papoea-familie, drents van spraak
zo lief, zo lelijk en zo onbevangen.
Ik zat en luisterde en zag het aan
eerlijk gezegd en tegen beter weten in
verwachtend dat nu eindelijk ‘De Zin’
zichzelf in deze bus zou openbaren
van al die raadselachtige aanwezigheden.
Maar nee – natuurlijk nee. De enige conclusie was:
ik houd van mensen in een bus, ik houd van gras
en lucht. Ik rij van Groningen naar Roden.
Ik leef een tijdje. Ik begrijp het niet,
zelfs niet als ‘Het’ zo duidelijk wordt aangeboden.

 

Steen

Verdriet kit al mijn krachten samen,
zodat ik roerloos word als steen.
Mijn hele wezen wordt materie,
een ondoordringbaar star mysterie,
o sla de rots, opdat ik ween.

 

 
M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)

Lees verder “M. Vasalis, Jan Arends, Arjan Visser, Gerard Keller, Georges Simenon, Nynke van Hichtum, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Katja Lange-Müller”

M. Vasalis, Jan Arends, Irene Dische, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Faiz Ahmed Faiz

De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Zie ook alle tags voor M. Vasalis op dit blog.

De idioot in het bad

Met opgetrokken schouders, toegeknepen ogen,
Haast dravend en vaak hakend in de mat,
Lelijk en onbeholpen aan zusters arm gebogen,
Gaat elke week de idioot naar ’t bad.

De damp die van het warme water slaat
Maakt hem geruster : witte stoom…
En bij elk kledingstuk, dat van hem afgaat,
Bevangt hem meer en meer een oud vertrouwde droom.

De zuster laat hem in het water glijden,
Hij vouwt zijn dunne armen op zijn borst,
Hij zucht, als bij het lessen van zijn eerste dorst
En om zijn mond gloort langzaam aan een groot verblijden.

Zijn zorgelijk gezicht is leeg en mooi geworden,
Zijn dunne voeten staan rechtop als bleke bloemen,
Zijn lange, bleke benen, die reeds licht verdorden
Komen als berkenstammen door het groen opdoemen.

Hij is in dit groen water nog als ongeboren,
Hij weet nog niet, dat sommige vruchten nimmer rijpen,
Hij heeft de wijsheid van het lichaam niet verloren
En hoeft de dingen van de geest niet te begrijpen.

En elke keer, dat hij uit ’t bad gehaald wordt,
En stevig met een handdoek drooggewreven
En in zijn stijve, harde kleren wordt gesjord
Stribbelt hij tegen en dan huilt hij even.

En elke week wordt hij opnieuw geboren
En wreed gescheiden van het veilig water-leven,
En elke week is hem het lot beschoren
Opnieuw een bange idioot te zijn gebleven.

 

Appelboompjes

Op een recht, zwart kousenbeen,
dunne rokjes opgeheven,
dansend in de vroege regen
en de tuin voor zich alleen,

staan twee jonge appelbomen,
’t witte bloed omhooggestegen,
vlinder-hoofden wijd omgeven
door hun aller-eerste dromen.

Met hun smalle voet in ’t gras,
ingetogener en lomer
staan zij later in de zomer
na te peinzen hoe het was.

Voller wordend met de dagen,
vastgegroeid in ’t ogenblik,
bestemd, mijn zustertjes, – als ik –
te wortelen, rijpen en vrucht te dragen.

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)

Lees verder “M. Vasalis, Jan Arends, Irene Dische, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Faiz Ahmed Faiz”

M. Vasalis, Jan Arends, Irene Dische, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Faiz Ahmed Faiz

De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Dat is vandaag dus precies honderd jaar geleden. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007 en ook mijn blog van 13 februari 2008. en ook mijn blog van 13 februari 2009 en ook mijn blog van 13 februari 2010.

Uit de nevel over het weiland

Uit de nevel over het weiland
met half-uitgewiste koeien
komt vandaag het werk van Mauve
bleek, allerzachtzinnigst boven,
daarna de gebroeders Maris,
weiden, bruiden, tederheid
in sluiers – die nog altijd waar is
maar uit een zó andre tijd.
De uil het wit en hol gezicht
van Mankes, eitjes van Verster
de geiten-weitjes – alles vaag
uit het vroegere Den Haag
woont nog in mij – stil en ver
in het land van losse haren
en van wit katoenen jurken
die zo lekker gingen ruiken
in een plotselinge regen.
In het land van vaders vrienden
bijna allemaal met snor
socialisten, debatterend over toekomst
en historie –
En van moeders zwerm vriendinnen
die ons aan haar strakverpakte
borsten, verende ballonnen,
drukten en zo pittig roken
naar de buitenlucht en zweet.

 

In de oudste lagen van mijn ziel

In de oudste lagen van mijn ziel,
waar hij van stenen is gemaakt,
bloeit als een gaaf ontkleurd fossiel,
de stenen bloem van uw gelaat.

Ik kan mij niet van U bevrijden,
er bloeit niets in mijn steen dan Gij,
de oude weelden zijn voorbij.
Maar niets kan mij meer van U scheiden.

 

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)

Boekomslag

 

 

Lees verder “M. Vasalis, Jan Arends, Irene Dische, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Faiz Ahmed Faiz”

M. Vasalis, Jan Arends, Irene Dische, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Faiz Ahmed Faiz

De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Dat is vandaag dus precies honderd jaar geleden. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007 en ook mijn blog van 13 februari 2008. en ook mijn blog van 13 februari 2009.

Braamstruik

Vlinders en bijen wijlen bij de roze bloemen.
De groene en paarse bramen zijn alleengelaten.
Zijn zij zichzelf genoeg? Missen zij niet het diepe zoemen
waarmee de bijen tot de bloesems praten?
En ’t sprakeloze, wankele evenwicht
waarmee de vlinders op haar blind gezicht
zich even nederlaten?

  

Moeder

Zijzelf was als de zee, maar zonder stormen.
Even blootshoofds en met een brede voet.
Rijzend en dalend op haar vloed,
als kleine vogels op haar schoot gezeten,
konden wij lange tijd haarzelf vergeten,
rustend en rondziend en behoed.
Haar stem was donker en wat hees
als schoven schelpjes langs elkander,
haar hand was warm en stroef als zand.
En altijd droeg zij om haar bruine hals
dezelfde ketting met een ronde maansteen,
waar neevlig blauw een kleine gele maan scheen.
Voorgoed doordrongen door haar kalm geruis
waren wij steeds op reis en altijd thuis.

 

Vriend

Vriend, metgezel, die meer en minder is
dan vader, moeder, minnaar, kind
hetzelfde als ik, maar anders
onafhankelijk en toegewijd
ouder, jonger, van dezelfde tijd.
Trooster, die getroost kan worden
baken en verhanger van borden
broeder, maar van een andere moeder, zonder rivaliteit
met wie ik samenloop en die mij begeleidt.
Hij gunt mij om te leven en als ik dood
zou willen, geeft hij mij gelijk.
Soms is het, dat ik om hem alleen
verdragen blijf, wat zonder hem ondraaglijk scheen.
Zonder een enkele verplichting
loop ik en altijd in zijn richting.

vasalis1

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
Werkend als kinderpsychiater in de jaren ’40

 

De Nederlandse schrijver en dichter Jan Arends werd geboren op 13 februari 1925 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007 en ook mijn blog van 13 februari 2008. en ook mijn blog van 13 februari 2009.

Uit: Jan Arends I presume

„Vannacht heeft hij een verhaal geschreven, zeven kantjes uit een schoolschrift, in een kamertje bij zaal twee (waar overdag een administrateur zit), een fles rode landwijn onder handbereik, de regels van het huis zijn op hem niet van toepassing, zegt hij, hij kan naar bed gaan wanneer hij wil, gaan en staan naar believen.

Vannacht ging hij om drie uur naar bed toen het verhaal af was. Zijn bed staat in een isoleercel, de deur komt uit op zaal zeven.

Hij was redelijk aangeschoten, slofte door de lange, kale gang van zaal twee naar zaal zeven, overal diepe rust, klopte op de deur, die aan de andere kant ontgrendeld werd, groette de broeder die hem opendeed, keek even rond (twee rijen hoge metalen bedden in een flauw lichtschijnsel, de schaduwen van snurkende en rochelende mannen, de stank van urine en faeces, achterin een donkere spelonk: de serre), sloeg linksaf langs het keukentje, waar een andere broeder een tijdschrift zat te lezen en koos de linker van de twee isoleercellen, waar zijn koffer stond en zijn kleren over een stoel hingen (de andere was bezet door een patiënt, die een slaapkuur moest ondergaan, maar zich al een paar dagen met succes tegen de benevelende werking van de medicijnen had verzet).

Hij sliep uitstekend op de wijn, werd om tien uur uitgerust wakker, trok zijn blauwe pak aan, waarvan de gulp niet helemaal sloot, zijn grijze sloffen (scheren hoefde niet, af en toe knipte hij zijn zwarte baard iets bij, doorgaans liet hij zijn vingers er door spelen), nam een boterham met muisjes, een kop koffie, om elf uur kreeg hij bezoek.

Om kwart voor elf nam hij zijn eerste pils (hij was nu praktisch van de drank af). Uit zijn binnenzak haalde hij het verhaal, dat hij die nacht geschreven had, er zaten een paar tikfouten in, die hij met een balpen corrigeerde. Hij was niet ontevreden en nam nog een flesje bier, daarna las hij het verhaal nog een keer in zijn geheel door.“

jan_arends

Jan Arends (13 februari 1925 – 21 januari 1974)
Portret door Lucia

 

De Duits-Amerikaanse schrijfster Irene Dische werd op 13 februari 1952 in New York geboren. Zie ook mijn blog van 13 februari 2009.

 

Uit: Großmama packt aus

 

Daß meine Enkeltochter so schwierig ist, hängt vor allem mit Carls geringer Spermiendichte zusammen. Er hat seine kleinen Männer durch Heldenhaftigkeit ermordet. Darüber später mehr. Jedenfalls brachte er nur ein Kind zustande. Und dieses eine hatte das falsche Geschlecht. Wir versuchten es noch mal und noch mal. Er pflanzte sich bei mir ein und ackerte los, strengte sich an, schnaufte und schwitzte – er war kein Faulpelz. Nachher blieb ich auf dem Rücken liegen. Ich

streckte die Beine in die Luft, legte die Sohlen aneinander und betete mit den Füßen.

Gott erhörte meine Gebete nicht. Als unsere Bemühungen fünf Jahre lang nichts gefruchtet hatten und unser Kind schon in die Schule ging, sagte ich: »Carl, nach den Geboten der Kirche tut man das, um Kinder zu kriegen. Und wenn es nicht ums Kinderkriegen geht, dann läßt man es bleiben.«

Er hatte alle möglichen Einwände in petto. Gott habe die Zeugung zusammen mit dem Gebet geschaffen, als eine Form mit Inhalt oder ohne, als Ritual, das man so oft wie möglich wiederholen soll. Carl war sehr gläubig, und ich liebte ihn. Ich glaubte ihm, was er sagte – obwohl, natürlich nicht ganz. Eines Tages, als ich nicht wollte, sagte er: »Bei den alten Juden gab es ein Gebot, sie sollten

sich gerade am Sabbat zueinander legen, weil der Höhepunkt sie Gott am nächsten brächte.«

»Juden!« schnaubte ich.

»Nicht alles an den Juden ist schlecht«, entgegnete er. Doch dann wurde er kleinlaut, was selten vorkam. Es war ein Ausrutscher gewesen. Ich schmollte eine Zeitlang und ließ ihn dann wieder. Aber ich setzte immer mehr Fett an. Bald war so viel von mir da, daß man kaum noch sagen konnte, wo ich anfing und wo aufhörte. Das entmutigte ihn, und er ließ mich in Ruhe. Selbst einen Chirurgen kann der menschliche Körper manchmal noch überraschen.“

 

Dische

Irene Dische (New York,  13 februari 1952)

 

De Duitse schrijver Friedrich Christian Delius werd geboren in Rome op 13 februari 1943. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007 en ook mijn blog van 13 februari 2008.en ook mijn blog van 13 februari 2009.

 

Uit: Himmelfahrt eines Staatsfeindes

 

„1

Der Schuß tat nicht weh: ich lag auf dem Rücken, auf den warmen Wellen meines Bluts, und schwebte, ohne Arme oder Finger zu rühren, höher und höher: alle Gewichte fielen vom Körper ab, immer neue Schübe der Erleichterung, und ich stieg auf: in ein helles, freches Glück hinein, das die Zeit aufhob, mich allem überlegen machte, Wände und Horizonte wie mit Laserstrahlen aufschnitt: im Tod das Auge offen wie nie im Leben und süchtig nach Bildern –

2

Im fernen Metallgeflirre zwischen Gleisen, Masten und Stromdrähten erscheint ein Punkt, der sich im sonnigen Dunst bewegt, vergrößert und Farbe gewinnt: Augen und Kameras erfassen nach und nach den roten Leib einer Lok, einen Zug von vier Wagen, der mit abnehmender Geschwindigkeit dahin gelenkt wird, wo die Spannung steigt, in die von Scheinwerfern erhellte Bahnhofshalle: eine Fernsehkamera verfolgt die letzten Umdrehungen der Räder, Handfunkgeräte wachsen an männliche Ohren, Polizisten rücken mit leicht gespreiztem Schritt auffälliger in Positur, und ausgewählte Zuschauer, unter den Bögen zwischen den Bahnsteigen, im weiten Halbrund zwischen Blumenkübeln und rotweiß gestrichenen Absperrgittern, recken die Hälse…“

 

delius

Friedrich Christian Delius (Rome, 13 februari 1943)

 

De Zwitserse schrijver Urs Faes werd geboren op 13 februari 1947 in Aarau. Zie ook mijn blog van 13 februari 2009.

 

Uit: Und Ruth

 

Warum haben wir nicht über die Angst gesprochen, die im Internat allgegenwärtig war, dieses dumpfe Gefühl der Ungewissheit, die Ahnung eines Unheils, das uns in jedem Augenblick ereilen konnte, durch eine unüberlegte Antwort, eine falsche Geste, ein Lachen.
Erich war die Angst ins Gesicht geschrieben. Für jeden sichtbar.

(…)

 

Mit kleinen Schritten, langsam, entschlossen, setzt sich Ruth in Bewegung. Sie hält sich nah ans
Gebüsch am Uferweg, verschwindet manchmal für Sekunden.
– Die schleicht sich an.
– Schweig endlich.
Erich scheint sie zunächst nicht zu bemerken. Er lehnt sich mit dem Rücken ans Geländer, die Hände schlaff neben den Hüften baumelnd.
Als Ruth, nun für alle sichtbar, auf dem offenen Rampenweg aufwärtssteigt, geht eine Bewegung durch Erichs Körper.
– Gleich wird alles vorbei sein. Die schafft ihn herunter.
– Die versteht ihn.
– Ruhe endlich.“

 

UrsFaes

Urs Faes (Aarau,13 februari 1947)

 

De Pakistaanse (Urdu) dichter Faiz Ahmed Faiz werd geboren op 13 februari 1911 in Sialkot. Zie ook mijn blog van 13 februari 2009.

 

Tonight

Do not strike the chord of sorrow tonight!
Days burning with pain turn to ashes.
Who knows what happens tomorrow?
Last night is lost; tomorrow’s frontier wiped out:
Who knows if there will be another dawn?
Life is nothing, it’s only tonight!
Tonight we can be what the gods are!

Do not strike the chord of sorrow, tonight!
Do not repeat stories of sufferings now,
Do not complain, let your fate play its role,
Do not think of tomorrows, give a damn–
Shed no tears for seasons gone by,
All sighs and cries wind up their tales,
Oh, do not strike the same chord again!

 

 

Vertaald door Azfar Hussain

 

 

Ghazal 

 

I am being accused of loving you, that is all

It is not an insult, but a praise, that is all

 

My heart is pleased at the words of the accusers

O my dearest dear, they say your name, that is all

 

For what I am ridiculed, it is not a crime

My heart’s useless playtime, a failed love, that is all

 

I haven’t lost hope, but just a fight, that is all

The night of suffering lengthens, but just a night, that is all

 

In the hand of time is not the rolling of my fate

In the hand of time roll just the days, that is all

 

A day will come for sure when I will see the truth

My beautiful beloved is behind a veil, that is all

 

The night is young, Faiz start saying a Ghazal

A storm of emotions is raging inside, that is all

 

faiz-ahmed-faiz

Faiz Ahmed Faiz (13 februari 1911 – 20 november 1984)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Honderd jaar M. Vasalis, Jan Arends, Irene Dische, Friedrich Christian Delius, Urs Faes, Katja Lange-Müller, Faiz Ahmed Faiz, Ricardo Güiraldes

Honderd jaar M. Vasalis

De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Dat is vandaag dus precies honderd jaar geleden. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007 en ook mijn blog van 13 februari 2008.

Zachter

Het strand is wel mijn vaderland,
de zee synchroniseert nog monotoon
stromen van tegenstrijdigheden.
Toch droom ik soms, dat er een hoge boom
zou staan waaronder ik mij neer kon leggen,
een boom, die breed geloverd in terrassen
van takken vogels bergen zou.
Vogels, die zingen een voor een,
niet tegelijk, en luistrend naar elkaar.
Soms droom ik dat: wanneer ik bang
ben voor de nimmer bange meeuwen
die vrij zijn, maar nooit blij
en die niet zingen, maar òf zwijgen
òf schreeuwen.

 

Aan een boom in het Vondelpark

Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.
Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken.

O, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen,
met slepend haar en met de geur van jeugd
stromende uit zijn schone wonden,
het jonge hoofd nog ongeschonden,
De trotse romp nog onverslagen.

 

De Dood

De dood wees mij op kleine, interessante dingen:
dit is een spijker – zei de Dood – en dit is een touw
Ik zie hem aan, een kind. Hij is mijn meester
omdat ik hem bewonder en vertrouw,
de Dood

Hij wees mij alles: dranken, pillen,
pistolen, gaskraan, steile daken,
een bad, een scheermes, een wit laken
‘zomaar’ – voor als ik eens zou willen
de dood.

En voor hij ging, gaf hij me nog een klein portretje…
‘Ik weet niet, of je ’t al vergeten was,
het komt misschien nog wel te pas
voor als je eens niet meer zou willen
sterven,
maar wat let je?’
zei de Dood.

Vasalis

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Jan Arends werd geboren op 13 februari 1925 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007 en ook mijn blog van 13 februari 2008.

 

 

Ik zie het weer

Ik zie het weer
Ik zie de bloemen
in de goot weer bloeien.
Ik zie mezelf
weer te schande gemaakt
door de drank.

Ik zie de deur
weer opengaan
ik hoor de sleutel omdraaien
en ik weet
en ik weet
en ik weet het al zo lang
maar ik was het weer vergeten.

En ik houd van bloemen
en van de zusters
en van het gesticht. 

arends

Jan Arends (13 februari 1925 – 21 januari 1974)

 

De Duits-Amerikaanse schrijfster Irene Dische werd op 13 februari 1952 in New York geboren. Als zeventienjarige begon zij in 1969 een reis rond de wereld, werkte een tijdje in Oost-Afrika en studeerde vervolgens in Harvard. In 1977 vestigde zij zich in Berlijn. Zij debuteerde in 1989 met de succesvolle verhalenbundel Fromme Lügen. Er volgden o.a. “Der Doktor braucht ein Heim” (1990), “Ein fremdes Gefühl” (1993) und “Zwischen zwei Scheiben Glück” (1997).

Uit: Lieben (Romeo und Julia, 2006)

Niemand hinderte Romeo und Julia am Heiraten. Im Gegenteil, alle freuten sich. Romeo war schon achtundzwanzig und Julia achtzehn. In Romeos Frankfurter Wohnung wurde mit den Verwandten, die aus Nürnberg und Teheran angereist waren, ausgelassen gefeiert, dann folgten die Hochzeitsnacht und noch ei ni ge Nächte mehr. Romeo und Julia waren zufrieden mit dem Lauf der Welt. Nur die Augenblicke, in denen sie getrennt waren, missfi elen ihnen sehr. Wenn Julia nicht in Reichweite

war, wurde Romeo von Visionen heimgesucht. Er sah Julia vor sich, ein zierliches Mädchen mit schwerem, schwarz schimmerndem Haar, »wie Lava« (Romeo), und seine Hände halluzinierten, wie sich ihre Haut anfühlte, diese »scheinbar kühle, aber immer warme Haut« (noch einmal Romeo), und in jedem Winkel der Erinnerung suchten seine Augen nach den ihren – diesen braunen Augen, die ihrem noch jugendlich runden Gesicht seinen Schwerpunkt gaben und aus ihr das »schönste Mädchen in der Familie« machten (so die übereinstimmende Meinung der Familie). Wenn er nicht mit ihr sprechen konnte, unterhielt er sich im Kopf mit ihr, und dort antwortete sie immer.

Julia war weniger romantisch, pragmatischer. Wenn sie nicht mit Romeo zusammen war, betrachtete sie das Hochzeitsfoto. In dem Augenblick, als es entstanden war, hatten sie noch ein bisschen Angst gehabt, einander zu umarmen, aber man sah schon, wie vollkommen sie zueinanderpassten.

Obwohl Romeo »so groß« war (Julia), fast eins fünfundsiebzig, volle fünfzehn Zentimeter größer als seine Frau, war er schlank und geschmeidig. Majestätisch »wie Seidenfächer« (Julia) klappten seine langen Wimpern vor den scheu dreinblickenden braunen Augen auf und nieder. Sie machte ihm Komplimente, weil er nicht in Testosteron ertrank wie die meisten anderen Jungen.“

 

irenedische

Irene Dische (New York,  13 februari 1952)

 

De Duitse schrijver Friedrich Christian Delius werd geboren in Rome op 13 februari 1943. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007 en ook mijn blog van 13 februari 2008.

 

Uit: Bildnis der Mutter als junge Frau

 

„in der Mitte des fünfstöckigen Gebäudes, ein von evangelischen Schwestern aus Deutschland betriebenes Krankenhaus und Altersheim mit einigen Gastzimmern, von denen sie eins bewohnte, bis zur Niederkunft zusammen mit Ilse, danach war ihr eins allein für sich und das Kleine im vierten Stock versprochen,

in diesem Haus unter der Obhut der Kai sers werther Diakonissen hatte sie alles, was sie brauchte und was sie mit geringem Geld bezahlte, einen Arzt und Geburtshelfer, eine Hebamme, Schwestern, regelmäßiges Essen, ein Bett, einen Stuhl, einen kleinen Tisch, eine Schublade für die Briefe aus Afrika, eine Schrankhälfte, einen winzigen Spiegel im Badezimmer drei Türen weiter,

eine Andacht jeden Morgen vor dem Frühstück, eine Terrasse auf dem Dach in einer Stadt, in der trotz der häufi gen Alarme keine Bomben fielen und wo der Winter eine nebensächliche, überwiegend sonnige und warme Angelegenheit war,

und die Hand aufs Treppengeländer legte, hier war sie umgeben und umsorgt von zehn Frauen in dunkelblauer Tracht und weißen Hauben mit Rüschenrand und hoffmannsgestärkten Schleifen unter dem Kinn, eine leitete die Küche, eine die Wäscherei, eine die Bügelstube, eine die Krankenpflege, eine die Verwaltung, und die prachtvollste von ihnen, Schwester Else, leitete das ganze Diakonissenheim, und sie alle widmeten sich den Kranken, den Müttern mit den Säuglingen

auf der Entbindungsstation und den Gästen, hier fühlte sie sich aufgehoben und konnte für all das nur unendlich dankbar sein.”

 

Delius

Friedrich Christian Delius (Rome, 13 februari 1943)

 

De Zwitserse schrijver Urs Faes werd geboren op 13 februari 1947 in Aarau. Hij volgde een opleiding tot onderwijzer en studeerde daarna Germanistiek, filosofie en ethnologie in Zürich. Zijn eerste teksten verschenen in 1970 in kranten en tijdschriften. In 1975 debuteerde hij met de dichtbundel Eine Kerbe im Mittag. Faes is voora; bekend als romanschrijver, maar schrijft ook verhalen, hoorspelen en theaterstukken.

 

Uit: Sommerwende

 

Melzer blickte in die anbrechende Dämmerung hinaus, in die vom Herbstwind zerrauften Bäume und Sträucher; hoch ragte der Kamin der stillgelegten Fabrik in den bläulich verschwimmenden Horizont hinaus, wo das hügelige Land abflachte, in die Ebene des Tales sich ergoss. Ein kühler Wind strich um die Häuser, wirbelte Laub auf, kräuselte die hellen Pfützen in den Gartenwegen. Im nahen Fluss stand das Wasser noch immer hoch, war schmutzig braun und führte Äste und Laub mit sich. Dämmriges Grau über dem Tal, dessen bewaldete Hügel sich als schwarze Linien in der Ferne kreuzten. Mutter, in einem Nachbardorf aufgewachsen, hatte das Tal kaum je verlassen. Man schlägt Wurzeln, wo man aufgewachsen ist und seine Toten hat, sagte sie . Wie schon in der Stadt hingen auch hier im Quartier überall Wahlplakate für die Parlamentswahlen; viel von Grün und Umwelt in den Parolen, aber auch vom Kampf gegen Überfremdung und Asylantenströme: “Bewahrt die Eigenart des Landes”. Melzer folgte mit den Augen dem Weg, der hinaus in d
ie Felder und zum Fluss führte, vorbei an den langen Reihen der Hasel- und Holunderbüsche; und weit draussen das Gehöft des Saumhofbauern, dem er als Kind bei der Heuernte geholfen hatte und beim Rübenschneiden im Herbst. Vieles hat sich geändert im Dorf. In der Landschaft der Kindheit. Vom Kirchturm schlug es sechs. Die Schläge waren ihm schon immer lang und schleppend vorgekommen. Melzer wandte sich vom Fenster ab. Still lag Mutters Gesicht im Kissen.“

 

Faes

Urs Faes (Aarau,13 februari 1947)

 

De Duitse schrijfster Katja Lange-Müller werd geboren op 13 februari 1951 in Berlijn-Lichtenberg. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007 en ook mijn blog van 13 februari 2008.

 

Uit: Zwischen den Polen

 

„Beim Schlangestehen vor einem Kiosk am Rande der Krakauer Altstadt hatte ein älterer, etwas betrunkener, aber wohl mit Menschenkenntnis gesegneter Herr in meiner Sprache das Wort an mich gerichtet. Ob mir Krakau gefalle, fragte er. „Ja“, sagte ich. Ob ich Durst hätte. „Großen Durst“, antwortete ich. Der Blick des Herrn streifte meine linke Faust, die ein paar kleinere Zloty-Scheine knetete; „gut“, meinte er, „dann küss Kuballa“. Natürlich dachte ich, der Herr rede von sich – in der dritten Person, er sei Kuballa, ihn solle ich küssen, ich, ein unscheinbares, aber immerhin junges Ding, das schon an seinem schäbigen Rucksack leicht zu erkennen war als Honecker-Deutsche, wie die Polen uns, die sozialistisch regierten Angehörigen ihres Nachbarvolkes nannten, analog zu den Hitler-Deutschen, als die wir ihnen alle miteinander gegolten hatten, in den noch übleren Jahren vor jenen. – Doch der Herr beugte sich hinunter, ergriff einen fetten, struppigen Dackel, der ihm zu Füßen lag oder stand, das ließ sich bei dessen kurzbeiniger Trägheit nicht so schnell ausmachen, hielt ihn mir entgegen und wiederholte grinsend seinen Befehl: „Küss Kuballa!“

 

Lange_Mueller

Katja Lange-Müller (Berlijn, 13 februari 1951)

 

De Pakistaanse (Urdu) dichter Faiz Ahmed Faiz werd geboren op 13 februari 1911 in Sialkot. Hij studeerde Engelse en Arabische literaurr en sloot zich aan bij de schrijversbeweging in Punjab. Na de deling van India besloot hij zich in Pakistan te vestigen. Hij was uitgever van verschillende tijdschriften, waaronder de Pakistan Times. Vanaf 1951 zat hij vier jaar gevangen wegens een samenzwering tegen Liaquat Ali Khan. In deze tijd ontstonden de werken Dast-e-Saba (1953) en Zindanama (1956) die hem als dichter bekend maakten. Na de machtsovername van Zia-ul-Haq in 1979 ging hij in ballingschap naar Beirut.

 

 

Loneliness

Loneliness like a good, old friend
visits my house to pour wine in the evening.
And we sit together, waiting for the moon,
and for your face to sparkle in every shadow.

 

Last Night

Last night your lost memory visited my heart
as spring visits the wilderness quietly,
as the breeze echoes the silence of her footfalls
in the desert,
as peace slowly, softly descends on one’s sickness.

 

 

Vertaald door Azfar Hussain

 

faiz

Faiz Ahmed Faiz (13 februari 1911 – 20 november 1984)

 

De Argentijnse schrijver Ricardo Güiraldes werd geboren op 13 februari 1886 in Buenos Aires als kind van welgestelde landadel. Toen hij een jaar was trok zijn familie naar Europa waar hij al vroeg Duits en Frans leerde. Güiraldes studeerde architectuur, rechten en sociale wetenschappen, maar maakte de studies niet af. Wel maakte hij in 1910 uitgebreide reizen naar Europa, India, Japan, Rusland en het Nabije Oosten. Hij bleef in Parijs hangen en besloot schrijver te worden. In 1915 verscheen zijn eerste dichtbundel El cencerro de cristal. In 1917 verscheen de autobiografische roman Raucho. Het hoogtepunt uit zijn oeuvre is de in 1926 verschenen roman Don Segundo Sombra, handelend over de ideale gestalte van de gaucho, de Argentijnse held van de pampa.

 

Uit: Don Segundo Sombra

 

Quinze jours après les juments, étaient dressées. Don Segundo, homme de pratique et de patience, connaissait toutes les ressources du métier. Il passait la matinée dans le parc à manier ses bêtes : il les tapotait avec les couvertes pour les rendre moins chatouilleuses, il leur donnait des claques sur la croupe et le coup pour qu’elles ne craignent plus ses mainsions pour les habituer au bruit des ciseaux, les enlaçait par le poitrail pour qu’elles ne se dérobent pas quand il s’approchait d’elles. Graduellement et sans brusquerie il avait tenu les engagements du dresseur, et nous le voyions ouvrir les barrières et conduire les troupeaux de bouvillons avec ses bêtes fraîchement dressées.

– Les juments sont toutes douces dit-il à la fin au patron.

-Très bien, répondit Don Leandro. Suivez-les quelques jours car j’aurais du travail pour vous.”

 

Guiraldes

Ricardo Güiraldes (13 februari 1886 – 8 oktober 1927)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn andere blog van vandaag.

M. Vasalis, Jan Arends, Friedrich Christian Delius, Katja Lange-Müller, Georges Simenon, George Barker, Ivan Krylov, Eleanor Farjeon, Antonia Pozzi

De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007.

Angst

Ik ben voor bijna alles bang geweest:
voor ’t donker, voor figuren op het kleed
voor stilte, voor de schorre kreet
van de avondlijke venter, voor een feest,
voor kijken in de tram en voor mezelf.
Dat zijn nu angsten, die ik wel vertrouw

Er is één ding gekomen, dat ik boven alles vrees
en dat mij kan vernietigen; dat ik bedelf
onder een vracht van rede, tot het wederkeert:
dat is het nuchtere gezicht van mijn mevrouw
wanneer zij ’s morgens in de kamer treedt
samen met het ontluisterd licht en dat ik weet
wat ze zal zeggen: nog geen brief, juffrouw.

 

Sotto voce

Zoveel soorten van verdriet,
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.

Nog is het mooi, ’t geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid,
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.

Arm en beschaamd zo arm te zijn.

 

Een gedicht

Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder,
bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed.
Altijd vandaag, zeg ik. Ze glimlacht vaag
en zegt: zijn we in Roden of Den Haag ?
Wat later: kindje ik word veel te oud.
Ik troost haar, dierbare sneeuwwitte astronaut
zo ver al van de aarde weggedreven,
zo moedig uitgestapt en in de ruimte zwevend
zonder bestek en her en der.
Zij zoekt – het is een s.o.s. –
haar herkomst en haar zijn als kind
en niemand niemand, die haar vindt

zoals zij was. Haar franse les
herhaalt zij: van haar 8e jaar:
‘bijou, chou, croup, trou, clou, pou, òu,
die eerste juffrouw, weet je wel
die valse ouwe mademoiselle
hoe heet ze nou. Ik ben zo moe.’

Had ik je maar als kind gekend,
die nu mijn kind en moeder bent.

Vasalis

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)

 

De Nederlandse schrijver en dichter Jan Arends werd geboren op 13 februari 1925 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007.

Vrijgezel op kamers

Ach
er komen
wel weer bloemen.

Heb je ooit
zoveel honger gehad
als nu?

Als er weer bloemen komen
zal het brood zijn.

Dan komen alle dromen
terug.

Boze dromen
van honger
zullen weer terugkomen.

Er komen weer bloemen
van lente
en angst voor de winter.

jan-arends

Jan Arends (13 februari 1925 – 21 januari 1974)

 

De Duitse schrijver Friedrich Christian Delius werd geboren in Rome op 13 februari 1943. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007.

Uit: Amerikahaus

 

“Wie ging man auf die Jagd, wenn man kein Jäger war wie Lutz, der auch die Häßlichen und Dummen nicht ausließ, oder wie Rolf, für den alles eine Frage der Titten und des Fahrgestells war? Seit der Tanzstunde immer das gleiche Spiel, das gleiche Pech, die gleiche Übung: wo ist sie, die eine? Und wenn das Auge die Wahl getroffen hat, wie weiter? Dann sind sie vergeben und versprochen, die Mädchen, oder sie tun so. Die keinen Freund haben, rauschen zu zweit durch die Räume und tuscheln unter sich aus, von wem sie sich ansprechen lassen. Sich zwei Freundinnen zu nähern, erfordert besonderes Geschick, weil oft die eine schüchtern, die andere eroberungslustig auftritt, was meistens täuscht. Frauen ohne Begleitung sind selten, ihr Mut ist verlockend, aber Vorsicht, vielleicht haben die es besonders nötig.
Wo liegt das Geheimnis des Findens, wo das Geheimnis des richtigen Augenblicks? Jede hat den Wunsch, den du auch hast. Besonders nötig! Aber wehe, du sprichst davon. Wie treffen sich die Wünsche? Wie weckst du den Wunsch? Ausgerechnet du mit deinen Hemmungen? Flirten, das Zauberwort, aber wie? Auf welcher Schule lernt man das? Die meisten schaffen es mit Anquatschen, aber das kannst du nicht. Stotterst sowieso, stotterst doppelt, weil du an deine Absichten denkst, die du nicht aussprechen darfst. Und weil dir alles verlogen und blöde vorkommt, sprichst du nicht mal die wenigen Wörter aus, die dir einfallen. Willst Gespräche, aber keine Werbegespräche. Wie schaffen des die Taubstummen? Drei, vier Mädchen hast du gefallen bisher, aber die hast du nicht mit Reden gewonnen, sondern mit Blicken, Tanzen, Briefen.”

 

delius

Friedrich Christian Delius (Rome, 13 februari 1943)

 

De Duitse schrijfster Katja Lange-Müller werd geboren op 13 februari 1951 in Berlijn-Lichtenberg. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007.

Uit: Böse Schafe

 

Wie ferngesteuert erreichte ich die Pallas-Athene-Straße 12, öffnete die Tür zu der Fünfzimmerwohnung im vierten Stock des zweiten Hinterhofs, die sich Christoph mit drei Freunden teilte, und dann, bis zum Anschlag, den breitmäuligen Messinghahn, aus dem das Wasser in disproportional dünnem, unregelmäßigem Strahl hinunterrann auf den Grund der tiefen, sanft gerundeten Badewanne, die mich jedesmal an die Krankenhaus-Nachttöpfe aus meiner Zeit als Hilfspflegerin erinnerte, nicht nur der Form und des Geräusches wegen, sondern auch, weil sie bestenfalls zu einem Drittel gefüllt war, wenn sich der – zum Glück über dem Fußende hängende – schrottreife Dreißig-Liter-Gasboiler nach einer knappen Stunde endlich entleert hatte. Meistens nutzte ich diese Stunde, um mich für das Privileg zu revanchieren, spülte Geschirr, bügelte Hemden oder bereitete die Suppe vor, die ich nach dem Baden gerne kochte, schön langsam; es konnte ja sein, daß Christoph ausnahmsweise mal vor Mitternacht heimkehrte oder wenigstens einer seiner Wohngenossen Anton, Sven und Bruce.

Doch an jenem Freitag legte ich unverzüglich meine Sachen ab und mich fröstelnd auf den rostfleckigen Wannenboden. Aber nicht so, daß der feine, dafür aus beträchtlicher Höhe hinabstürzende Wasserstrahl die leicht manipulierbare Stelle zwischen meinen Beinen traf, denn beinahe mehr als den mechanisch herbeigeführten Orgasmus, den ich mir sonst immer gönnte, genoß ich es, in Eile zu sein.

Kaum richtig trockengerubbelt, setzte ich mich nackt an den Küchentisch, frisierte und schminkte mich vor einem Klappspiegel, den ich im Bad entdeckt hatte – und dorthin zurückzubringen vergaß, weil ich nervös war, so sehr, daß mir der Lidstrich mißriet und mein flüchtig gefönter, toupierter, hochgesteckter, von zuviel Haarspray klebrig-steifer Schopf aussah wie ein aufgeplatzter Polsterstuhl, ein gefrorener Ameisenhaufen, ein verlassenes Krähennest … Ich schlüpfte wieder in den kleinkarierten Sommerhänger, der mir nun lächerlich verfrüht vorkam, fand noch eine blaue Herrenstrickjacke, die Helmut Kohl gepaßt und gestanden hätte, entschuldigte die Leihnahme auf einem Zettel, warf die Tür hinter mir zu – und hatte Zeit, noch fast eine Stunde, in der ich hin und her überlegte, ob ich meine Verabredung mit dir einhalten sollte oder besser nicht.“

 

Lange-Mueller

Katja Lange-Müller (Berlijn, 13 februari 1951)

 

De Belgische (Franstalig) schrijver Georges Simenon werd geboren in Luik op 13 februari 1903. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007.

Uit: Maigret et la vieille dame

 

“Il ne pensait pas du tout. Il la regardait, les yeux un peu troubles, avec du soleil qui jouait entre eux deux. Un vague sourire flottait sur ses lèvres — Mme Maigret aurait dit qu’il était béat — tandis qu’il se demandait sans rien prendre au tragique, comme un jeu, s’il était possible de démonter une femme comme celle-là.
Il prenait son temps, la laissait parler encore, portent parfois à ses lèvres son verre de calvados, et l’odeur fruitée de l’alcool devenait pour lui l’odeur de la maison, avec un fumet de bonne cuisine, une pointe d’encaustique et de «propre». […]
Le jardinier paraissait derrière la porte vitrée et attendait sans bouger, sûr qu’on finirait par le voir.
—Vous m’excusez un instant? Il faut que j’aille lui donner des instructions.
Tiens! Il y avait un tic-tac d’horloge auquel il n’avait pas encore pris garde, et il finit par identifier le bruit régulier qui venait du premier étage: c’était le ronron du chat sans doute couché sur le lit de sa maitresse, qui s’entendait à travers le plafond léger de cette maison-joujou.
Le soleil, que les carreaux découpaient en menus morceaux, dansait sur les bibelots, où il mettait des reflets, et dessinait sur le vernis de la table la forme tres nette d’une feuille de tilleul. Mme Leroy, dans la cuisine, faisait assez de vacarme pour que l’on pût croire qu’elle changeait le mobilier de place. Le grattement reprit dans le jardin.
Maigret eut l’impression de n’avoir pas cessé d’entendre le grattement, et pourtant quand il ouvrit les yeux, il fut surpris de voir le visage de Valentine à un mètre de lui.
Elle s’empressa de lui sourire, pour éviter qu’il se sente mal à l’aise, cependant qu’il murmurait, la bouche pâteuse:
—Je crois que j’ai sommeillé.”

 

Simenon

Georges Simenon  (13 februari 1903 – 4 september 1989

 

De Engelse dichter George Granville Barker werd geboren op 13 februar 1913 in Loughton, Essex. Zie ook mijn blog van 13 februari 2007.

Summer Song

 

I looked into my heart to write
And found a desert there.
But when I looked again I heard
Howling and proud in every word
The hyena despair.

Great summer sun, great summer sun,
All loss burns in trophies;
And in the cold sheet of the sky
Lifelong the fishlipped lovers lie
Kissing catastrophes.

O loving garden where I lay
When under the breasted tree
My son stood up behind my eyes
And groaned: Remember that the price
Is vinegar for me.

Great summer sun, great summer sun,
Turn back to the designer:
I would not be the one to start
The breaking day and the breaking heart
For all the grief in China.

My one, my one, my only love,
Hide, hide your face in a leaf,
And let the hot tear falling burn
The stupid heart that will not learn
The everywhere of grief.

Great summer sun, great summer sun,
Turn back to the never-never
Cloud-cuckoo, happy, far-off land
Where all the love is true love, and
True love goes on for ever.

 

Barker

George Barker (13 februari 1913 – 27 oktober 1991)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 13 februari 2007.

De Russische schrijver Ivan Andrejevitsj Krylov werd geboren op 13 februari 1769 in Moskou.

De Engelse schrijfster en dichteres Eleanor Farjeon werd geboren op 13 februari 1881 in Londen.

De Italiaanse dichteres Antonia Pozzi werd geboren op 13 februari 1912 in Milaan.

 

 

M. Vasalis, Jan Arends, Ivan Krylov, George Barker, Eleanor Farjeon, Friedrich Christian Delius, Katja Lange-Müller, Antonia Pozzi, Georges Simenon

De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. M. Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans. Vasalis is haar gelatiniseerde meisjesnaam. Vasalis studeerde geneeskunde en antropologie aan de Rijksuniversiteit Leiden en vestigde zich in 1939 als psychiater in Amsterdam. Later werkte ze in diezelfde functie in Assen. Vasalis debuteerde in 1940 met de bundel ‘Parken en woestijnen’. Haar andere dichtbundels zijn ‘De vogel Phoenix’ uit 1947 en ‘Vergezichten en gezichten’ uit 1954. Daarnaast schreef Vasalis ook enkele essays en een novelle. Vasalis’ werk is veelvuldig bekroond.

Herfst

Toornige vreugde doet mij rechtop gaan
dwars door de herfstige plantsoenen
waar in het nat verwilderd gras
rillend naast de zwarte plas
een troep verregende kalkoenen
verworpen, onheilspellend staan.

De wind schuift in de glazen wolken
lichtende wakken hemel open
en wervelt glinsterende kolken
omhoog uit gele bladerhopen.
Als gevallen englen hokken
door geen zon meer te verzoenen
in een somber dreigend mokken
daar mijn broeders de kalkoenen.

 

Tijd

Ik droomde, dat ik langzaam leefde ….
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen

terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen …..
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.

De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd ….
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd ?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten ?

 

COMA

Een plotselinge tranenvloed
stort uit haar ogen, die niet zien.
Natuurverschijnsel – of verdriet?
O felle hoop van hem, die als een valk
boven haar biddend in dat landschap speurt
of er iets leeft, beweegt, gebeurt.

Maar ’t is er niet.

vasalis

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)

 

 

De Nederlandse schrijver en dichter Jan Arends werd geboren op 13 februari 1925 in Den Haag. Arends werd in 1972 op slag beroemd door de verhalenbundel Keefman, een onbarmhartige beschrijving van het leven van een man die voortdurend botst met de buitenwereld en behandelende psychiaters. In zekere zin was dit een beschrijving van zijn eigen leven; zeker zeven jaren bracht hij door in klinieken om zich er te laten behandelen voor zijn alcoholverslaving en voor zijn onrustige geest. Arends debuteerde in 1955 in het blad Maatstaf met het verhaal Lente/Herfst, tien jaar later gevolgd door Gedichten, welke bundel werd samengesteld voor Remco Campert. In 1975 verscheen zijn verhalenbundel Ik had een strohoed en een wandelstok. Op de dag dat zijn nieuwe bundel Lunchpauzegedichten verscheen, maakte hij een dodelijke sprong uit het raam van zijn Amsterdamse flat. Voor zijn kleine oeuvre zou hij in 1973 de Multatuliprijs krijgen. Toen Arends het raam uitsprong was het juryrapport nog niet gereed. Aangezien het doel van de prijs was ‘het stimuleren van de scheppende kunst’ , zag men af van een postume uitreiking.

 

Naamloos

Ik

schrijf gedichten

als dunne bomen.

 

Wie

kan zo mager

praten

met de taal

als ik?

 

Misschien

is mijn vader

gierig geweest

met het zaad.

 

Ik heb

hem nooit

gekend

die man.

 

Ik heb

nooit

een echt woord gehoord

of het deed pijn.

 

Om pijn

te schrijven

heb je

weinig woorden

nodig.

 

Arends

Jan Arends (13 februari 1925 – 21 januari 1974)

 

 

De Russische schrijver Ivan Andrejevitsj Krylov werd geboren op 13 februari 1769 in Moskou. Hij was de bekendste fabeldichter uit de Russische literatuur. In het begin leunde zijn werk nog op dat van Aesopus en Jean de La Fontaine, later kwam hij tot eigen creaties. Zijn meer dan 200 fabels verschenen tussen 1809 en 1843. Omdat hij in de Russische omgangstaal schreef die door iedereen verstaan werd zijn een aantal van zijn verzen spreekwoordelijk geworden.

 

Quartet

 

Rascal-Monkey

             Donkey

             Billy Goat

      And klunky Bear

      Set out to play a string Quartet.

 They found some scores, viola, bass, two violins

     And sat down in a lea beneath a linden tree

     To charm the world with art.

 They struck their strings, and sawed with all their heart.

 No luck. “Arrete, my fellows, stop!” shouts Monkey,

                                      “Wait!”

 How can the music play when you’re not sitting straight?

 You, Bearie, opposite viola move your bass,

       As primo, I’ll sit opposite secundo’s face

       And then some music will take place.

       We’ll make the hills and forests dance!”

       They took their seats and started the Quartet,

       And once again it came to nyet.

       “Hold on! I know the secret!”

       Shouts Donkey, “It is bound to come out fine

              If everyone sits in a line.”

 They followed Donkey’s plan and settled in a row;

    But even so, the music would not go.

 More fiercely than before they argued then

                     About

        Who should be sitting where.

A nightingale, in passing, chanced the noise to hear.

At once, they turned to her to solve their problem.

They pleaded, “Please, spare us some time

To make of our quartet a paradigm:

We have our instruments and scores,

                    Just tell us how to sit!”

 “For making music, you must have the knack

        And ears more musical than yours,”

        The nightingale comes back,

        “And you, my friends, no matter your positions,

        Will never be musicians!”

 

Kylov

Ivan Krylov (13 februari 1769  – 21 november 1844)

 

 

De Engelse dichter George Granville Barker werd geboren op 13 februar 1913 in Loughton, Essex. Hij verliet de school toen hij 14 jaar was en oefende allerlei beroepen uit voordat hij voor het schrijven koos. Tot zijn vroege werk behoren: Thirty Preliminary Poems (1933), Poems (1935) en Calamiterror (1937), dat geïnspireerd was door de Spaanse Burgeroorlog. Barker werd uitgegeven door T.S. Eliot bij Faber and Faber, en Eliot bezorgde hem ook een baan als professor voor Engelse literatuur aan de Tohoku universiteit in Japan.

 

Sonnet To My Mother

 

Most near, most dear, most loved, and most far,
Under the huge window where I often found her
Sitting as huge as Asia, seismic with laughter,
Gin and chicken helpless in her Irish hand,
Irresistible as Rabelais but most tender for
The lame dogs and hurt birds that surround her,—
She is a procession no one can follow after
But be like a little dog following a brass band.
She will not glance up at the bomber or condescend
To drop her gin and scuttle to a cellar,
But lean on the mahogany table like a mountain
Whom only faith can move, and so I send
O all her faith and all my love to tell her
That she will move from mourning into morning.

 

Barker2

George Barker (13 februari 1913 – 27 oktober 1991)

 

De Engelse schrijfster en dichteres Eleanor Farjeon werd geboren op 13 februari 1881 in Londen. Zij ging om met heel wat literair talent uit haar tijd, waaronder including D. H. Lawrence, Walter de la Mare and Robert Frost. Ook onderhield zij lange tijd een nauwe vriendschap met de dichter Edward Thomas en diens vrouw. Later beschreef zij hun relatie in Edward Thomas: The Last Four Years (1958. Een van haar beroemdste werken Martin Pippin in the Apple Orchard, werd geschreven als een geschenk voor Victor Haslam, een soldaat met wie zij nauw verbonden was na de dood van Thomas. Het beroemdste van haar werken is tegenwoordig wellicht haar hymne Morning Has Broken, geschreven in 1931 voor een oude Gaelische melodie en in 1971 door Cat Stevens op de plaat gezet en gepopulariseerd.

 

Uit: Martin Pippin in the Apple Orchard

 

“In Adversane in Sussex they still sing the song of The Spring-Green Lady; any fine evening, in the streets or in the meadows, you may come upon a band of children playing the old game that is their heritage, though few of them know its origin, or even that it had one. It is to them as the daisies in the grass and the stars in the sky. Of these things, and such as these, they ask no questions. But there you will still find one child who takes the part of the Emperor’s Daughter, and another who is the Wandering Singer, and the remaining group (there should be no more than six in it) becomes the Spring-Green Lady, the Rose-White Lady, the Apple-Gold Lady, of the three parts of the game. Often there are more than six in the group, for the true number of the damsels who guarded their fellow in her prison is as forgotten as their names: Joscelyn, Jane and Jennifer, Jessica, Joyce and Joan. Forgotten, too, the name of Gillian, the lovely captive. And the Wandering Singer is to them but the Wandering Singer, not Martin Pippin the Minstrel. Worse and worse, he is even presumed to be the captive’s sweetheart, who wheedles the flower, the ring, and the prison-key out of the strict virgins forhis own purposes, and flies with her at last in his shallop across the sea, to live with her happily ever after.”

 
farjeon
Eleanor Farjeon (13 februari 1881 – 5 juni 1965)

 

 

De Duitse schrijver Friedrich Christian Delius werd geboren in Rome op 13 februari 1943. Van 1963 tot 1970 studeerde hij literatuurwetenschap in Berlijn. In 1970 promoveerde hij tot doctor in de filosofie. Daarna werkte hij als lector bij verschillende uitgeverijen. Sinds 1978 is hij zelfstandig schrijver. Van 1978 tot 1980 woonde hij in Nijmegen, sinds 1984 weer in Berlijn. Delius begon in de jaren zestig met maatschappijkritische gedichten en documentaire, vaak satirische teksten. Sinds de jaren zeventig schrijft hij voornamelijk romans, waarin vaak de geschiedenis van de bondsrepubliek centraal staat.

 

Uit: Die Minute mit Paul McCartney (Memo-Arien)

 

“An einem Londoner Samstagnachmittag im Frühjahr, Anfang bis Mitte März 1967, fuhren mein Freund Bruno und ich von unserer Wohnung in der Victoria Road in Kilburn zum Regent‘s Park. Das Auto, einen alten Fiat 500, stellte ich an der östlichen Parkseite ab, Bruno trug den Lederball, und wir liefen zu den Fußballfeldern, mittelgroße Plätze mit einfachen Torstangen ohne Netze. Wir schossen und kickten den Ball hin und her, mal ging der eine ins Tor, mal der andere. Auf einmal kam uns ein Hund dazwischen, ein großes, zotteliges, weißes Vieh, und schnappte nach dem Ball vor meinen Füßen, wollte mitspielen, und ich, kein Freund dieser Tiere, wich zurück, der Hund blieb am Ball. Nun trat ein junger Mann auf zu uns, dessen Mantel ähnlich zottelig war wie das Fell seines Hundes, rief einen Namen und sagte, sich mit einem freundlichen Lächeln entschuldigend, „Don‘t be afraid, she‘s a coward!“ Unsere Sprachkenntnisse waren mäßig, wir verstanden die Bedeutung von „coward“ nicht.
Erst in diesem Augenblick, als er schon abdrehte, erkannte ich das Gesicht, es war Paul McCartney. Auch Bruno hatte den Beatle identifiziert. Aber selbst ihm gelang keine Antwort, nicht einmal ein Gruß oder ein „Good luck, Paul!“. Der hatte es eilig weiterzugehen, der Hund folgte ihm. Denn neben uns, hinter Rhododendronbüschen (oder Haselnussbüschen?), war ein Schwarm junger Mädchen aufgetaucht, die juchzend und kichernd hinter McCartney und seinem Hund herjagten.”

 

Friedrich Christian Delius (Rome, 13 februari 1943)

 

 

De Duitse schrijfster Katja Lange-Müller werd geboren op 13 februari 1951 in Berlijn-Lichtenberg. Vanaf 1979 studeerde zij aan het Literaturinstitut “Johannes R. Becher” in Leipzig. Tegenwoordig woont zij in Berlijn. Katja Lange-Müllers werk bestaat vooral uit verhalen waarin zij haar ervaringen en belevenissen op een humoristische en groteske danwel satirische wijze beschrijft.

Uit: Die Enten, die Frauen und die Wahrheit

„Fan-Sein ist schon eine seltsam selbstentfremdete Existenzform, auch wenn man sie längst durch eine ich-bewußtere ersetzt hat und bloß noch einige – allerdings schwerwiegende – Reste von Erinnerung an das einstige Idol tief im Herzen vergraben mit sich rumschleppt.
Nein, in meiner üblichen »Feuchten Welle« wäre ich ihm sicher nie begegnet, aber in dem schweineteuren Charlottengrader Szenelokal, in dem ich mich mit zwei Kollegen verabredet hatte, da saß er leibhaftig hinter einem sparsam mit Spitzen vom ersten Spargel dekorierten Teller, der Schwarm meiner Kindheits- und Pubertätsjahre: Karel Gott, die goldene Stimme aus Prag. Ganz allein tafelte er vor sich hin, mit dem Rücken zur Wand. – Gut sah er aus, so braun gebrannt und ewig jung; mit einem so feinen, so sympathischen Lächeln führte er sein Glas stillen Wassers zu Munde.”

LANGEMueller
Katja Lange-Müller (Berlijn, 13 februari 1951)

 

 

De Italiaanse dichteres Antonia Pozzi werd geboren op 13 februari 1912 in Milaan. Als dochter van een advocaat had zij een onbezorgde jeugd. Op het gymnasium kreeg zijn een diepgaande liefdesrelatie met haar leraar Latijn en Grieks die grote invloed op haar leven zou hebben. In 1936 haalde zij haar doctorstitel in de filosofie aan de universiteit van Milaan. Zij maakte vele reizen door Europa en had in die tijd veel interesse in de moderne Franse, Duitse en Engelse literatuur. In 1938 pleegde zij zelfmoord. Haar werk werd posthuum uitgegeven.

Zeit

Während du schläfst
ziehen die Jahreszeiten
über  das Gebirge.

Der Schnee in der Höhe
lässt schmilzend
den Wind frei:
hinter dem Haus spricht die Wiese,
das Licht
trinkt die Regenspur auf den Wegen.

Während du schläfst
ziehen Sonnenjahre
zwischen den Wipfeln der Lärchen
und den Wolken.

Pozzi

Antonia Pozzi (13 februari 1912 – 3 december 1938)

 

De Belgische (Franstalig) schrijver Georges Simenon werd geboren in Luik op 13 februari 1903.  Simenon werd bij het grote publiek bekend als de schrijver van 84 boeken over inspecteur Maigret. Volgens de overlevering creëerde Simenon de persoon Maigret in Delfzijl tijdens een van zijn bootreizen in 1929. Volgens de Engelse bibliografie verscheen zijn eerste Maigret in het voorjaar van 1930? (Pietr-le-Letton) en zijn laatste (Maigret et monsieur Charles) in 1972. In totaal 103 titels, romans en korte verhalen.

Sinds 2003, het jaar waarin Simenon 100 jaar zou zijn geworden, worden zijn boeken uitgegeven in de beroemde Pléiade-reeks. Naast de detectives over Maigret schreef Simenon een groot aantal romans. In totaal wordt zijn oeuvre op zo’n 500 boeken geschat. Simenon is tevens een van de de meest gelezen auteurs van de twintigste eeuw en ook een van de meest verfilmde

Uit: Maigret et le clochard

 

« Il y eut un moment, entre le quai des Orfèvres et le pont Marie, où Maigret marqua un temps d’arrêt, si court que Lapointe, qui marchait à son côté, n’y fit pas attention. Et pourtant, pendant quelques secondes, peut-être moins d’une seconde, le commissaire venait de se retrouver à l’âge de son compagnon. Cela tenait sans doute à la qualité de l’air, à sa luminosité, à son odeur, à son goût. Il y avait eu un matin tout pareil, des matins pareils, au temps où, jeune inspecteur fraîchement nommé à la Police Judiciaire que les Parisiens appelaient encore la Sûreté, Maigret appartenait au service de la voie publique et déambulait du matin au soir dans les rues de Paris. »

 

Simenon

Georges Simenon  (13 februari 1903 – 4 september 1989)