Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Kaur Kender, Niels ’t Hooft, Adriaan Venema, John Barth, Dashiell Hammett, Max Brod, Georges Eekhoud, Arnold Bennett, Said, Herman Wouk, John Cheever, Richard Schaukal, M. A. von Thümmel, Ferdynand Ossendowski

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook mijn blog van 27 mei 2008 en ook mijn blog van 27 mei 2007 en mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit: Voyage au bout de la nuit

 

“Je vais me tuer!” qu’il me prévenait quand sa peine lui semblait trop grande. Et puis il parvenait tout de même à la porter sa peine un peu plus loin comme un poids bien trop lourd pour lui, infiniment inutile, peine sur une route où il ne trouvait personne à qui en parler, tellement qu’elle était énorme et multiple. Il n’aurait pas su l’expliquer, c’était une peine qui dépassait son instruction. Lâche qu’il était, je le savais, et lui aussi, de nature espérant toujours qu’on allait le sauver de la vérité, mais je commençais cependant, d’autre part, à me demander s’il existait quelque part, des gens vraiment lâches… On dirait qu’on peut toujours trouver pour n’importe quel homme une sorte de chose pour laquelle il est prêt à mourir tout de suite et bien content encore. Seulement son occasion ne se présente pas toujours de mourir joliment, l’occasion qui lui plairait. Alors il s’en va mourir comme il peut, quelque part… Il reste là l’homme sur la terre avec l’air d’un couillon en plus et d’un lâche pour tout le monde, pas convaincu seulement, voilà tout. C’est seulement en apparence la lâcheté. Robinson n’était pas prêt à mourir dans l’occasion qu’on lui présentait. Peut-être que présenté autrement, ça lui aurait beaucoup plu. En somme, la mort c’est un peu comme un mariage. Cette mort-là elle ne lui plaisait pas du tout et puis voilà. Rien a dire. Il faudrait qu’il se résigne à accepter son croupissement et sa détresse. Mais pour le moment il était encore tout occupé, tout passionné à s’en barbouiller l’âme d’une façon dégoûtante de son malheur et de sa détresse. Plus tard, il mettrait de l’ordre dans son malheur et alors une vraie vie nouvelle recommencerait. Faudrait bien. Il n’y a de terrible en nous et sur la terre et dans le ciel peut-être que ce qui n’a pas encore été dit. On ne sera tranquille que lorsque tout aura été dit, une bonne fois pour toutes, alors enfin on fera silence et on aura plus peur de se taire. Ça y sera.”

 

 

 

celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Andries Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en ook mijn blog van 27 mei 2008

 

Uit: Enkele aspecten van de Nederlandse samenleving

 

„Ik had eerlijk gezegd niet meteen verwacht dat ik iets soortgelijks zou beleven op onze familiepelgrimage langs de heiligdommen van de Tachtigjarige Oorlog, want natuurlijk kende ik zo’n beetje onze tradities. Shakespeare heeft van ongeveer alle Engelse vorsten die hij kende een koningsdrama gemaakt – Vondel is nooit verder gekomen dan Gysbreght van Aemstel. Velazquez schilderde Spinola’s beleg van Breda – Rembrandt heeft er zelfs nooit over gedácht de Slag bij Heiligerlee te vereeuwigen. Allerlei Franse, Italiaanse en Duitse componisten hebben voor hun muziektheater inspiratie gezocht bij de eigen geschiedenis – maar ik zie Peter Schat nog geen opera maken over het Ontzet van Leiden.

Maar ik had óók niet verwacht dat ik mijn naar aanschouwelijk onderwijs dorstende kinderen bijna helemaal niets kon laten zien van al die dingen waarvan ze de moeilijke namen en de lastige jaartallen zo geduldig uit hun hoofd hadden geleerd. Geen pijltje langs het Winschoterdiep om de reiziger attent te maken op dat éne (overigens buitensporig lelijke) monument ter nagedachtenis van graaf Adolf die in Friesland in de slag bleef. Geen merkteken op de plek waar Zeeuwse roeiers de meest merkwaardige gevechten zijn aangegaan met reusachtige Spaanse oorlogsbodems. Geen ANWB-route door het slotenlandschap waarin de huurlegertjes van Willem de Zwijger door de modder kropen om Alva ergens in de rug aan te vallen. Bijna niks. Een pas in 1960 gemaakt beeld getiteld Kenau en de Vrouwen, staat in Haarlem niet op de Grote Markt naast Laurens Janszoon
Coster, maar weggestopt op een treurig pleintje achter de Amsterdamse Poort, tegenover een eethuis dat vijf jaar geleden nog Zorba de Griek heette.

Het heeft iets vreemds.“

 

 

 

 

Blokker2

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)

 

 

 

 

 

De Estse schrijver Kaur Kender werd geboren op 27 mei 1971 in Estland. Na als reclamemaker gewerkt te hebben debuteerde hij in 1998 met zijn roman “Independence Day” (“Iseseisvuspäev”). Sindsdien geniet hij in zijn vaderland een grote populariteit.

 

Uit: Through Peaceful Eyes (Vertaald door Jurgen Kaljuvee)

 

Today I will call that little repulsive office where my sister works her last days. The office is located in the middle of a ghastly desert, and it can be accessed only through an iron gate or under the controlling eyes of a security guard. What is more, I have noticed that the greater the debasement, the more vigilantly it is being guarded, the stronger is the security.

The buildings within the iron gate are revolting with no shape that would please the eye, there are some cars, and corpses of cars earned with sweat and blood standing in the courtyard. In the apartment next to the office live some architects who, unable to tolerate this depressing atmosphere, spend their energy trying to fight their neigbors smoking. In the next apartment lives an artist who organizes little parties with a little money collection box. Each guest must give a little money to the DJ who plays bad music. And right next to the office is a small room belonging to an unrecognized inventor where he, like a lost 19th-century person, creates the next revolutionary vacuum pump. It is the kind of office where only godforsaken women sadly enjoying their little gruesome joys work now. I also worked there for almost a year, imagine!

 

 

 

kender

Kaur Kender (Estland, 27 mei 1971)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels ’t Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Hij is voornamelijk bekend geworden door zijn inmiddels weer ter ziele gegane Nintendo-magazine n3 en gamewebsite GameSen.nl, maar had ook enig succes met zijn boeken sinds zijn debuut in 2003. In februari 2003 startte hij een weblog, Controllerboy.com geheten, om zijn debuut, de novelle Toiletten, onder de aandacht te brengen. De site begon met enkele literaire stukken, maar kreeg later de vorm van een echt weblog, waarin de auteur de lezer op de hoogte houdt van zijn dagelijkse belevenissen. Toiletten werd gemengd ontvangen. Het boek verscheen ook in Duitsland. In 2005 werd ’t Hoofts tweede boek, Sneeuwdorp, uitgebracht.

 

Uit: Sneeuwdorp

 

“Mensen vragen mij wel eens: ‘Kever, waar was je toen Pim Fortuyn werd doodgeschoten?’

Ik zeg dan: ik lag te vrijen met Mia. Schokkend. Je zou me zomaar kunnen verwarren met een sociaal iemand, die niet alleen spelletjes speelt op de momenten die het heersende wereldbeeld bepalen.

Nou ja, vrijen. We lagen op bed in haar slaapkamer en haar vader was niet thuis. Zij wilde thee zetten, maar ik wilde kusjes geven. Ik kroop tegen haar aan en gleed met mijn vingers door de donkere lokken van d’r haar, maar ze zei het nog een keer: ‘Ik denk dat ik thee ga zetten.’

Mia’s kamer was best groot, maar donker. Ze had dikke blauwe gordijnen die altijd dicht waren, meerdere kleden op de grond die iedere keer anders lagen en een oversized bed met allerlei kussens. Ook de muren waren blauw, er hingen filmposters. Voor de klerenkast zat een halfopen gordijn. Er hingen jurkjes en rokjes. Weinig broeken.

Ik heb nooit met Mia geneukt, maar ik was er wel een keer bijna, met mijn hand. Ze had een maillot aan en zei: ‘Gelukkig ben ik beschermd.’ Er komen wel eens van die onderzoeken voorbij waaruit blijkt dat de helft van de kinderen het op zijn veertiende voor het eerst heeft gedaan. Toen ik veertien was speelde ik, geen idee, Mario Tennis, Pokémon, Zelda? Ik was met heel andere dingen bezig.”

 

 

 

 

Niels

Niels ’t Hooft (Leiderdorp, 27 mei 1980)

 

 

 

 

 

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941.  Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: De kleine collaboratie

 

„Naast de streekliteratuur uit eigen land en de Friese literatuur, was er ook een wassende stroom van literatuur uit Duitsland. De komst van de Duitsers zorgde er al snel voor dat het voor de uitgeverijen onmogelijk werd Engelse en, nadat Amerika en Duitsland eind 1941 met elkaar in oorlog waren geraakt, ook Amerikaanse literatuur uit te geven.

De Waag stelde zich al vroeg op het standpunt dat in ieder geval de grote stroom Amerikaanse boeken van de markt diende te verdwijnen. Dat gebeurde ruim voordat Amerika door Pearl Harbor bij de oorlog betrokken zou worden. Na de Duitse inval in Nederland publiceerde De Waag in juni 1940 een artikel, waarin in feite aan de nieuwe overheid werd gevraagd om Amerikaanse literatuur in de toekomst te verbieden. Op het moment dat De Waag hiermee op de proppen kwam was er van de instelling van het dvk nog geen sprake en hadden de nieuwe machthebbers nog geen uitgewerkte plannen voor een nieuw cultuurbeleid in het bezette Nederland. De Waag ging vermoedelijk van het principe uit dat wie het eerst iets te melden heeft, ook het eerst iets wordt gevraagd.

“Het was sinds lang een alleszins gerechtvaardigde klacht, dat ons land overstroomd werd met de vertaalde producten van buitenlandsche veelschrijvers,’ begon De Waag. ‘Amerikaansch leesvoeder, aan den loopenden band geproduceerd en zonder eenigen geest, maar vol minderwaardige trucjes en speculaties op de lagere instincten van de massa, vulde-en vult nog-het overgroote deel van alles, wat aan ontspanning gewijd is. Dat deze ontspanning een opvoedend karakter zou kunnen en moeten bezitten, daarom bekommerde men zich niet, zelfs niet in de redacties van bladen, die elders in hun kolommen hoog opgaven van de opvoedende taak van de pers.”

 

 

 

 

Venema

Adriaan Venema (27 mei 1941 – 31 oktobe
r 1993)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. Tussen 1953 en 1965 was hij hooglerraar aan de Penn State University, daarna tot 1995 aan de John Hopkins University. Zijn schrijversloopbaan begon hij met de publicatie van The Floating Opera en The End of the Road. Zijn boek The Sot-Weed Factor geldt als een baanbrekend werk in de literatuurgeschiedenis. Het betreft een 800 pagina’s tellend pseudo-epos over de koloniale tijd van Maryland.

 

Uit: The End of the Road

 

„One of the things I did not see fit to tell Joe Morgan (for to do so would have been to testify further against myself) is that it was never very much of a chore for me, at various times, to maintain with perfectly equal unenthusiasm contradictory, or at least polarized, opinions at once on a given subject. I did so too easily, perhaps, for my own ultimate mobility. Thus it seemed to me that the Doctor was insane, and that he was profound; that Joe was brilliant and also absurd; that Rennie was strong and weak; and that Jacob Horner–owl, peacock, chameleon, donkey, and popinjay, fugitive from a medieval bestiary–was at the same time giant and dwarf, plenum and vacuum, and admirable and contemptible. Had I explained this to Joe he’d have added it to his store of evidence that I did not exist: my own feeling was that it was and was not such evidence. I explain it now in order to make as clear as I can what I mean when I say that I was shocked and not surprised, disgusted and amused, excited and bored, when, the evening after the conversation just recorded, Rennie came up to my room. I’d had a brilliant day with my students, explaining gerunds, participles, and infinitives, and my eloquence had brought me around to feeling both guilty and nonchalant about the Morgan affair.

“Well, I’ll be damned!” I said when I saw her. “Come on in! Have you been excommunicated, or what?”

“I didn’t want to come up here,” Rennie said tersely. “I didn’t want to see you again at all, Jake.”

“Oh. But people want to do the things they do.”

“Joe drove me in, Jake. He told me to come up here.”

This was intended as a bombshell, I believe, but I was not in an explodable mood.“

 

 

 

 

Barth

John Barth (Cambridge, 27 mei 1930)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Dashiell Samuel Hammett werd geboren in Saint Mary’s County (Maryland), op 27 mei 1894. Zijn detectiveverhaal The Maltese Falcon werd een van de eerste echte klassiekers in het Film Noir genre. Hammett tilde eind jaren twintig het misdaadverhaal naar een literair niveau. Zijn humoristische en strak geschreven hardboiled novels over stoere privédetectives in Californië waren van grote invloed op Raymond Chandler; zijn antihelden Sam Spade (The Maltese Falcon, 1930), Nick Charles (The Thin Man, 1934) en ’the Continental Op’ (Red Harvest, 1929) vonden talrijke navolgers in de moderne literatuur.

Wraak, bedrog, ontrouw, hebzucht en vriendschap waren de belangrijkste motieven in het werk van Hammett, die in 1923 debuteerde met verhalen. Zijn laatste roman schreef hij al in 1935.

 

 

Uit: The Maltese Falcon

 

“Samuel Spade’s jaw was long and bony, his chin a jutting v under the more flexible v of his mouth. His nostrils curved back to make another, smaller, v. His yellow-grey eyes were horizontal. The v motif was picked up again by thickish brows rising outward from twin creases above a hooked nose, and his pale brown hair grew down– from high flat temples–in a point on his forehead. He looked rather pleasantly like a blond satan.

He said to Effie Perine: ‘Yes, sweetheart?”

She was a lanky sunburned girl whose tan dress of thin woolen stuff clung to her with an effect of dampness. Her eyes were brown and playful in a shiny boyish face. She finished shutting the door behind her, leaned against it, and said: “There’s a girl wants to see you. Her name’s Wonderly.”

“A customer?”

“I guess so. You’ll want to see her anyway: she’s a knockout.”

“Shoo her in, darling,” said Spade. “Shoo her in.”

Effie Perine opened the door again, following it back into the outer office, standing with a hand on the knob while saying: “Will you come in, Miss Wonderly?”

A voice said, “Thank you,” so softly that only the purest articulation made the words intelligible, and a young woman came through the doorway. She advanced slowly, with tentative steps, looking at Spade with cobalt-blue eyes that were both shy and probing.”

 

 

 

 

hammett

Dashiell Hammett (27 mei 1894 – 10 januari 1961)

 

 

 

 

 

De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: Über Franz Kafka

 

Nach diesem Vortrag begleitete mich Kafka, der um ein Jahr Ältere, nach Hause. – Er pflegte an allen Sitzungen teilzunehmen, doch hatten wir einander bis dahin kaum beachtet. Es wäre auch schwer gewesen, ihn zu bemerken, der so selten das Wort ergriff und dessen äußeres Wesen überhaupt eine tiefe Unauffälligkeit war, – sogar seine eleganten, meist dunkelblauen Anzüge waren unauffällig und zurückhaltend wie er. Damals aber scheint ihn etwas an mir angezogen zu haben, er war aufgeschlossener als sonst, allerdings fing das endlose Heim-Begleitgespräch mit starkem Widerspruch gegen meine allzu groben  Formulierungen an.”

 

 

 

 

maxbrod

Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)

 

 

 

 

 

De Belgische Franst
alige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854.
Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en ook mijn blog van 27 mei 2008

 

Uit: Escal-Vigor

 

Cependant, à travers la campagne, les charrettes bâchées de toile blanche, aux cerceaux de fleurs, roulent plus lentement. Valets et servantes entendent bruire et sentent courir sur leur nuque comme une énervante brise d’équinoxe. C’est la respiration chaude des couples affalés sur les banquettes derrière eux. Elles soupirent; ils halètent… La petiote finissait par s’endormir, assoupie par cette atmosphère plus capiteuse que les bouffées de la fenaison. Comme personne ne s’offre à la reconduire, il serait temps pour elle de mettre pied à terre et de rebrousser chemin, car les autres ne songent pas encore au retour, et le «pays de roses» est loin de la dernière station de son pèlerinage aux chapelles du boire. Pour la bande luronne le vrai plaisir ne fait même que commencer. Enfin on se décide à réveiller la benjamine. L’un d’eux la mettra sur son chemin et rattrapera le «pays des roses» à l’étape suivante. Mais la petite remercie ce garçon. Inutile qu’il se dérange“.

 

 

 

 

eekhoud

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

 

 

 

 

De Engelse schrijver Arnold Bennett werd geboren in Hanley, Staffordshire, op 27 mei 1867. Bennetts geboorteplaats Hanley maakte deel uit van de zogeheten ‘six towns’. Dit gebied stond bekend als the Potteries, naar de voornaamste industrie van de streek, het pottenbakken.Bennett begon zijn carrière als schrijver met wat klein journalistiek werk en stuurde stukken in naar tijdschriften. In 1889 won hij een schrijfwedstrijd voor het blad Tit-Bits en in 1894 werd hij assistent-redacteur van het tijdschrift Woman.In 1902, het jaar waarin Bennett naar Parijs verhuisde, verscheen de roman Anna of the Five Towns, de eerste van een reeks verhalen over de Potteries. Hij zou 10 jaar in Frankrijk blijven en schreef daar in die periode een groot aantal boeken. The Gates of Wrath, ook oorspronkelijk als feuilleton gepubliceerd, verscheen in 1903. Andere boeken over de Potteries waren Tales of the Five Towns (1905) en The Grim Smile of the Five Towns (1907). In 1908 kwam The Old Wives’ Tale uit, waarvan het verhaal zich tegen dezelfde achtergrond afspeelt. Dit werk bezorgde hem internationale faam. Hij reisde naar de Verenigde Staten, waar hij succesvolle lezingen gaf, en keerde in 1912 terug naar Engeland. Hij schreef nog 15 romans, waaronder de trilogie Clayhanger en een aantal bundels met korte verhalen. Verder produceerde hij 14 toneelstukken, waarvan de meeste ook werden uitgevoerd, twee boeken met eenakters en vele essays.

 

Uit: The Old Wives’ Tale

 

“Those two girls, Constance and Sophia Baines, paid no heed to the manifold interest of their situation, of which, indeed, they had never been conscious. They were, for example, established almost precisely on the fifty-third parallel of latitude. A little way to the north of them, in the creases of a hill famous for its religious orgies, rose the river Trent, the calm and characteristic stream of middle England. Somewhat further northwards, in the near neighbourhood of the highest public-house in the realm, rose two lesser rivers, the Dane and the Dove, which, quarrelling in early infancy, turned their backs on each other, and, the one by favour of the Weaver and the other by favour of the Trent, watered between them the whole width of England, and poured themselves respectively into the Irish Sea and the German Ocean. What a county of modest, unnoticed rivers! What a natural, simple county, content to fix its boundaries by these tortuous island brooks, with their comfortable names–Trent, Mease, Dove, Tern, Dane, Mees, Stour, Tame, and even hasty Severn!

Not that the Severn is suitable to the county! In the county excess is deprecated. The county is happy in not exciting remark.

It is content that Shropshire should possess that sw
ollen bump, the Wrekin, and that the exaggerated wildness of the Peak should lie over its border. It does not desire to be a pancake like Cheshire. It has everything that England has, including thirty miles of Watling Street; and England can show nothing more beautiful and nothing uglier than the works of nature and the works of man to be seen within the limits of the county.”

 

 

 

 

bennett

Arnold Bennett (27 mei 1867 – 27 maart 1931)

 

 

 

 

 

De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Als 17-jarige kwam hij naar München, waar hij politicologie studeerde. Na de val van de sjah ging hij voor korte tijd terug naar Iran. De theocratie daar deed hem besluiten weer naar Duitsland terug te keren. Inmiddels bezit hij de Duitse nationaliteit. Liefde en ballingschap zijn hoofdthema’s in zijn werk.

 

 

mein wort sucht still

mein wort sucht still
derweil das licht
dieses hungrige tier
schweigt und betrachtet
bis die innenwelt sich entblößt
wahrheiten liegen
gefügig auf der erde
rar geworden sind die orte
an denen sich das wort mühelos
an seine herkunft erinnert

 

 

 

 

 

der krieg wird assimiliert

 

der krieg wird assimiliert

leise ohne stigma

immer mehr metallstücke

extrem laut und nah

berichten von seinem wohlbefinden

bis die synthetische herstellung der schönheit gewährleistet ist

zeitweilige und mutanten  

    ausgeglichen vernünftig phlegmatisch 

beherrschen fortan die menagerie

bar jeglicher täuschung

geborgen im halbdunkel des gehorsams

ihre zeichen sind gering

ihre türen offen

 

 

 

 

 

said_

Said (Teheran, 27 mei 1947)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Herman Wouk werd geboren op 27 mei 1915 in New York. Hij stamt uit een Russisch-joodse immigrantenfamilie en groeide op in The Bronx. Hij studeerde aan Columbia University en werkte daarna voor de radio. Hij debuteerde in 1941 met de roman The Man in the Trenchcoat. Tijdens WO II diende hij op een mijnenveger en schreef hij daarnaast aan zijn tweede roman Aurora Dawn. Voor zijn roman The Caine Mutiny (1951) kreeg hij de Pulitzer Prize. Het boek werd later verfilmd met Humphrey Bogart in de hoofdrol.

 

Uit: A Hole In Texas

 

“We all have bad days, and Dr. Guy Carpenter awoke to rain drumming on gray windows, with a qualm in his gut about what this drab day might bring. Late at night an e-mail had come in, summoning him to an urgent morning meeting at the Jet Propulsion Lab with no reason given, an ill omen indeed to a survivor of the abort on the Texas plain. He was in pajamas at the desk in his den, gnawing at a slice of Swiss cheese on sourdough bread as he marked up a gloomy cost estimate of new space telescopes, when his wife burst in, her long black hair hanging in wet tangled ringlets, her soaked nightgown clinging transparently to her slim body. “Sweeney got out,” she barked.

“No! How, this time?”

“I took out the trash, that’s how. They collect it Wednesday at seven, or have you forgotten? It’s raining buckets, I hurried, I left the screen door unlatched, and the bastard slipped out. I tried to catch him and got drenched.”

“I’ll find him.”

“Don’t you have that meeting at seven-thirty? I’m wet through and stark naked, as you see, or I’d look for him.”

“No problem. Sorry about the trash.”

Dr. Carpenter threw on a raincoat and plodded out barefoot on slippery grass. The downpour was helpful. Sweeney hated the wet, so he would be holed up in some dry spot of the backyard instead of hightailing it over the fence for a major chase, and if that failed, a general neighborhood alarm. Penny’s obsession for keeping her cat indoors was a given of their marriage. Wonderful wife, Penny, with a human weakness or two such as a slight streak of jealousy and an unarguable dogma that outside cats were short-lived. Sweeney, a resourceful Siamese, ignored her for a doting fool, he knew he would never die, and he lay in wait for any chance to get out.”

 

 

 

 

Wouk

Herman Wouk (New York, 27 mei 1915)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver John Cheever werd geboren op 27 mei 1912 in Quincy, Massachusetts. Hij was de zoon van een directeur van een schoenenfabriek, waardoor hij een welvarende jeugd doorbracht in Massachussetts. Door de beurskrach van 1929 veranderde dat . Zijn vader verliet het gezin. Cheever bezocht de Thayer Academy, maar werd daar vanaf getrapt omdat hij op roken betrapt werd. Over deze gebeurtenis schreef hij een verhaal dat gepubliceerd werd in New Republic. Cheever schreef verhalen die door verschillende tijdschriften werden aangekocht. In 1935 begon een levenslange verbintenis met The New Yorker. Na een reis door Europa ging hij in New York wonen waar hij kennismaakte met schrijvers als John Dos Passos, E.E. Cummings en James Agee.  Tijdens de oorlog was hij vier jaar infanterist. Na de oorlog schreef hij over zijn ervaringen tijdens de oorlog en over de levens van New Yorkers in de buitenwijken in The way some people live. Net als John Updike en Richard Yates wist Cheever de achterkant van de Amerikaanse droom te tonen in korte verhalen, die vanaf de jaren ’50 in tijdschriften als The New Yorker verschenen. Het grootste deel van zijn verzamelde verhalen zijn gebundeld in The stories of John Cheever, waarvan een selectie in het Nederlands is verschenen als De Verhalen (2008). Een vertaling van zijn dagboeken, The Journals of John Cheever is in Nederland uitgekomen onder de titel Verscheurde Stilte (1993) In 1979 ontving Cheever de Pulitzer Prize.

 

Uit: The Enormous Radio

 

“Jim and Irene Westcott were the kind of people who seem to strike that satisfactory average of income, endeavor, and respectability that is reached by the statistical reports in college alumni bulletins. They were the parents of two young children, they had been married nine years, they lived on the twelfth floor of an apartment house near Sutton Place, they went to the theatre on an average of 10.3 times a year, and they hoped someday to live in Westchester. Irene Westcott was a pleasant, rather plain girl with soft brown hair and a wide, fine forehead upon which nothing at all had been written, and in the cold weather she wore a coat of fitch skins dyed to resemble mink. You could not say that Jim Westcott looked younger than he was, but you could at least say of him that he seemed to feel younger. He wore his graying hair cut very short, he dressed in the kind of clothes his class had worn at Andover, and his manner was earnest, vehement, and intentionally naïve. The Westcotts differed from their friends, their classmates, and their neighbors only in an interest they shared in serious music. They went to a great many concerts–although they seldom mentioned this to anyone–and they spent a good deal of time listening to music on the radio.

Their radio was an old instrument, sensitive, unpredictable, and beyond repair. Neither of them understood the mechanics of radio–or of any of the other appliances that surrounded them–and when the instrument faltered, Jim would strike the side of the cabinet with his hand. This sometimes helped. One Sunday afternoon, in the middle of a Schubert quartet, the musicfaded away altogether. Jim struck the cabinet repeatedly, but there was no response; the Schubert was lost to them forever. He promised to buy Irene a new radio, and on Monday when he came home from work he told her that he had got one. He refused to describe it, and said it would be a surprise for her when it came.”

 

 

 

 

john_cheever

John Cheever (27 mei 1912 – 18 juni 1982)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver Richard von Schaukal werd geboren op 27 mei 1874 in Brünn. Zoals veel intellectuelen van zijn generatie was hij een enthousiaste voorstander van WO I, iets wat zijn neerslag vond in de Ehernen Sonetten (1915). Ook kon hij zich, gelijk Hugo von Hofmannsthal of Anton Wildgans niet neerleggen bij de ondergang van de Donaumonarchie. Zijn bekendste prozawerk is Leben und Meinungen des Herrn Andreas von Balthesser (1907)

 

 

Abend

 

Weiße Schwäne senken ihre schmalen,

Schlanken Hälse in den schilfdurchragten,

Stillen, grünen Weiher, plätschern leise,

Ziehen weiter ihre stillen Kreise…

An dem Arm des müden, hochbetagten

Schloßherrn, der den schlafgemiednen Qualen

Seiner kalten Nacht entgegenbangt,

Steht in leichten, weißen Spitzen

Die Gemahlin. Spielend langt

Sie nach den gewundnen Rebenranken…

Ihre flügelstarken Flucht-Gedanken

Zittern vor den roten Lebensblitzen.

 

 

 

 

 

Schaukal

Richard von Schaukal (27 mei 1874 – 10 oktober 1942)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver Moritz August von Thümmel werd geboren op 27 mei 1738 in Schönefeld. Hij studeerde in Leipzig en werd later minister in dienst van de erfprins van Coburg. Literaire erkenning kreeg hij voor zijn epos in zes zangen Wilhelmine, zowel door groothden als Goethe als bij het grote publiek. Ook zijn hoofdwerk Die Reise in die mittäglichen Provinzen Frankreichs was een succes. Aan het begin van de 20e eeuw werd zijn werk herontdekt en opnieuw uitgegeven.

 

Uit: Wilhelmine

 

„Einen seltenen Sieg der Liebe sing ich, den ein armer Dorfprediger über einen vornehmen Hofmarschall erhielt, der ihm seine Geliebte vier lange Jahre entfernte, doch endlich durch das Schicksal gezwungen ward, sie ihm geputzt und artig wieder zurück zu bringen.

Der große Gedanke, der sonst die die deutschen Dichter erhitzt, daß sie die Freuden des Tages- und die Erquickung der Nacht — daß sie die Peiniger der menschlichen Natur, Hunger und Durst, und die größern Quaalen der Dichter, den Spott der Satyre und die Faust des Kunstrichters verachten — Dieser große Gedanke: Einst wird die Nachwelt mich lesen —  hat keinen Antheil an meinen Gesängen. Dein belohnendes Lächeln allein, komische Muse! reizt mich an, diesen neuen Sieg der Liebe zu singen; und will ja die Göttin des Ruhms der süßen Bemühung des Dichters noch eine Belohnung hinzuthun, so sey es der theure Beyfall meiner Caroline! Sie lese dieß Lied, das ich, entfernt von Ihr, aus Einsamkeit sang, meinen Geist zu ermuntern! Ihr harmonisches Herz schwell auf; unwillig über den Einfluß des glücklichen Dichters, in Ihr jugendlich wallendes Blut, verschlucke Sie dann eine doppelte Dosin Bezoarpulver, und seufze nach meiner Zurückkunft!“

 

 

 

Thuemmel

Moritz August von Thümmel (27 mei 1738 – 26 oktober 1817)

 

 

 

 

 

De Poolse schrijver, journalist, ontdekkingsreiziger en globetrotter Ferdynand Ossendowski werd geboren op 27 mei 1876 in Dvina. Hij is het bekendst geworden door zijn romans over Lenin en de Russische burgeroorlog, waar hij zelf aan deelnam. Hij studeerde o.a. in Sint Petersburg en in Parijs (bij Marie Curie). In 1921 verscheen zijn eerste boek in het Engels Beasts, Men and Gods. Het werd een groot succes en maakte hem beroemd.

 

Uit: Beasts, Men And God

 

„One morning, when I had gone out to see a friend, I suddenly received the news that twenty Red soldiers had surrounded my house to arrest me and that I must escape. I quickly put on one of my friend’s old hunting suits, took some money and hurried away on foot along the back ways of the town till I struck the open road, where I engaged a peasant, who in four hours had driven me twenty miles from the town and set me down in the midst of a deeply forested region. On the way I bought a rifle, three hundred cartridges, an ax, a knife, a sheepskin overcoat, tea, salt, dry bread and a kettle. I penetrated into the heart of the wood to an abandoned half-burned hut. From this day I became a genuine trapper but I never dreamed that I should follow this role as long as I did. The next morning I went hunting and had the good fortune to kill two heathcock. I found deer tracks in plenty and felt sure that I should not want for food. However, my sojourn in this place was not for long. Five days later when I returned from hunting I noticed smoke curling up out of the chimney of my hut. I stealthily crept along closer to the cabin and discovered two saddled horses with soldiers’ rifles slung to the saddles. Two disarmed men were not dangerous for me with a weapon, so I quickly rushed across the open and entered the hut. From the bench two soldiers started up in fright. They were Bolsheviki. On their big Astrakhan caps I made out the red stars of Bolshevism and on their blouses the dirty red bands. We greeted each other and sat down. The soldiers had already prepared tea and so we drank this ever welcome hot beverage and chatted, suspiciously eyeing one another the while. To disarm this suspicion on their part, I told them that I was a hunter from a distant place and was living there because I found it good country for sables. They announced to me that they were soldiers of a detachment sent from a town into the woods to pursue all suspicious people.“

 

 

 

ossendowski

Ferdynand Ossendowski (27 mei 1876 – 3 januari 1945) 

 

Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Georges Eekhoud, Max Brod, Adriaan Venema

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit : Guignol’s band

 

«Et puisqu’on est dans les secrets je vais encore vous en dire un autre… abominable alors horrible !… vraiment absolument funeste… que j’aime mieux le partager tout de suite !… et qui m’a tout faussé la vie…

Faut que je vous avoue mon grand-père, Auguste Destouches par son nom, qu’en faisait lui de la rhétorique, qu’était même professeur pour ça au lycée du Havre et brillant vers 1855.

C’est dire que je me méfie atroce ! Si j’ai l’inclination innée !

Je possède tous ses écrits de grand-père, ses liasses, ses brouillons, des pleins tiroirs ! Ah ! redoutables ! Il faisait les discours du Préfet, je vous assure dans un sacré style ! Si il l’avait l’adjectif sûr ! s’il la piquait bien la fleurette ! Jamais un faux pas ! Mousse et pampre ! Fils des Gracques ! la Sentence et tout ! En vers comme en prose ! Il remportait toutes les médailles de l’Académie Française.

Je les conserve avec émotion.

C’est mon ancêtre ! Si je la connais un peu la langue et pas d’hier comme tant et tant ! Je le dis tout de suite ! dans les finesses !

J’ai débourré tous mes « effets », mes « litotes » et mes « pertinences » dedans mes couches…

Ah ! j’en veux plus ! je m’en ferais crever ! Mon grand-père Auguste est d’avis. Il me le dit de là-haut, il me l’insuffle, du ciel au fond…

— Enfant, pas de phrases !…

Il sait ce qu’il faut pour que ça tourne. Je fais tourner !

Ah ! je suis intransigeant farouche ! Si je retombais dans les « périodes » !… Trois points !… dix ! douze points ! au secours ! Plus rien du tout s’il le fallait ! Voilà comme je suis !

Le Jazz a renversé la valse, l’Impressionisme a tué le « faux-jour », vous écrirez télégraphique ou vous écrirez plus du tout !

L’Émoi c’est tout dans la Vie !
Faut savoir en profiter !
L’Émoi c’est tout dans la Vie !
Quand on est mort c’est fini !

À vous de comprendre ! Émouvez-vous ! « C’est que des bagarres tous vos chapitres » ! Quelle objection ! Quelle tourterie ! Ah ! attention ! La niaise ! En botte ! Volent babillons ! Émouvez-vous bon Dieu ! Ratata ! Sautez ! Vibrochez ! Eclatez dans vos carapaces ! fouillez-vous crabes ! Éventrez ! Trouvez la palpite nom de foutre ! La fête est là ! Enfin ! Quelque chose ! Réveil ! Allez salut ! Robots la crotte ! Merde ! Transposez ou c’est la mort !

 

celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Andries Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: Met het nihil obstat van Benedictus zelf

“Zou onzelieveheer werkelijk de hand hebben gehad in de schepping van al die hybride wezens die met hoofden als bloemkoolstronken en ogen als schoteltjes net zo populair schijnen te zijn als Popeye in mijn tijd? Maar Popeye leek nog ergens op – vader, vrouw, kind, Brutus, pijp, spinazie: dat waren referenties waar je wat aan had. De aliens lijken nergens naar.

En alsof de duivel er mee speelt schrijft een jezuïet, genaamd José Gabriel Funes (in z’n vrije tijd trouwens directeur van de Vaticaanse sterrenwacht), in L’Osservatore Romano een artikel waarvan de essentie gisteren in NRC Handelsblad geciteerd werd:

‘Zoals er een veelheid van levende schepselen op aarde is, zo kunnen er ook andere intelligente wezens door God zijn gecreëerd’.

Door God? Volgens mij waren het productiejongens uit Hollywood, José Gabriel. Die zaten twintig jaar geleden met het probleem dat de Koude Oorlog voorbij was, dat ze dus geen Russen of Chinezen meer konden gebruiken als bad guys, terwijl moslims nog geen erkende rotzakken waren – dus van wie moest de wereld in godsnaam nu nog op het nippertje gered worden als alle haaien en dino’s intussen ook al waren geweest?

En volgens pater Funes zou God, nooit te beroerd in die dingen, ze toen hebben ingefluisterd: ‘Neem aliens. Maar geeft mij de credits’.

Altijd gappen, die papen. Bijna alles wat ze later kerstenen noemden, hebben ze eerst gegapt: het paasfeest van de joden, de kersttak van de druïden en het midwinterblazen van de Saksen. Toen het de bezoekcijfers ten goede leek te komen hebben ze nog overwogen het Gregoriaans helemaal in te ruilen voor de beatmis, en nu dus aliens voor parochianen. Dat heeft de pater misschien als in een visioen gezien toen hij bovenop de Sint Pieter de hemel afkeek: hoe alle lege kerken op aarde volliepen met Invasion of the Saucer Men.”

 

 

janblokker

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)

 

 

 

De Belgische Franstalige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: L’autre vue ou Voyous de velours

 

” Il pouvait avoir de quinze á seize ans, l’âge des autres polissons ; mais de taille chétive, la misere contrariait sa croissance, et leur teint hâlé et blafard paraîssait rosé á côté de la pâleur livide du sien . Dés que je l’eux aperçu, les autres cesserent de m’intéresser . Les abandonnant á leur extase, je m’engageai á la suite du gamin solitaire dans les salles qu’il lui restait á visiter . Malgré la faim qui lui tiraillait le ventre, le pauvret s’arrêtait devant maint joli tableau et le considérait avec une curiosité naive que je n’avais pas vue aux apprentis tapageurs . Je m’étais approché de lui au point de le frôler et je réglai mes mouvements sur les
siens, ne bougeant que lorsque lui-même avançait d’un pas . Surprit-il mon manege et chercha-t-il á m’eviter, gêné par un voisinage trop humiliant pour ses haillons ? A un moment, il traversa la salle et se mit á parcourir les tableaux de la rampe opposée á celle que nous
avions longée jusque-lá .
Je le rejoignis de façon si ostensible, qu’il tourna son blême visage de mon côté et me regarda d’un air ombrageux, appréhendant peut-être en moi un traqueur de vagabonds, un de ces tristes veneurs qui galopent les batteurs de pavés pour les entasser dans les pourrissoirs des dépôts . Mais mon regard, lubrifié par la sympathie, un sourire oú je mis le plus de persuasion et de caresse possible le rassurerent en partie sans encore l’édifier toutefois sur la nature de l’intérêt que je lui portais, et peut-être ne fut-il pas loin, le pauvre enfant exsangue et décharné, de méconnaître ma sollicitude, car une rougeur teignit furtivement ses pommettes . Comme je redoublai de muette, mais en quelque sorte magnétique conjuration, á la longue il se décida á son tour á m’interroger du regard .”

 

eekhou01

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 27 mei 2007.

De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884.

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941.

Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Max Brod, Georges Eekhoud, Adriaan Venema

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Nadat hij zich als huisarts in Parijs had gevestigd, publiceerde hij in 1932 zijn eerste roman: Voyage au bout de la nuit (Reis naar het einde van de nacht). De roman was meteen een groot succes en Céline ontving de Prix Renaudot. De roman verhaalt in geromantiseerde vorm Célines wederwaardigheden vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog tot aan het moment van publicatie van de roman.

Vier jaar later verscheen Mort à crédit (Dood op krediet) en na deze twee romans was Célines naam als auteur gevestigd. Deze werken hebben, zowel vanwege de schrijfstijl en hun nihilistische inslag, een grote invloed gehad op talrijke naoorlogse schrijvers. Céline is controversieel omdat hij tussen 1937 en 1941 enkele uiterst antisemitische werken heeft gepubliceerd, die tijdens WO II werden herdrukt. Zie ook mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit: L’ÉCOLE DES CADAVRES

 

Ce sont les esprits pervers qui rendent la vie insupportable. Ils trouvent des intentions partout. Moi je me sens devenir si pervers que ça me tourne en folie raciste. Et pas qu’un petit peu ! Raciste 100 pour 100 ! autant que communiste, sans les Juifs ! À l’heure où nous sommes, dans les circonstances si tragiques, l’indifférence n’est plus de mise. Il faut choisir, il faut opter pour un genre de perversion, ça suffit plus de se dire méchant, il faut avoir une foi terrible, une intolérance atroce, y a pas beaucoup de choix, c’est l’aryenne ou la maçonnique, juive ou anti-juive. Ça va nous donner vingt ans de rigolade. Je ressens, tellement je suis drôle, des choses encore bien plus perverses. Des véritablessadismes. Je me sens très ami d’Hitler, très ami de tous les Allemands, je trouve que ce sont des frères, qu’ils ont bien raison d’être si racistes. Ça me ferait énormément de peine si jamais ils étaient battus. Je trouve que nos vrais ennemis c’est les Juifs et les francs-maçons. Que la guerre qui vient c’est la guerre des Juifs et des francs-maçons, que c’est pas du tout la nôtre. Que c’est un crime qu’on nous oblige à porter les armes contre des personnes de notre race, qui nous demandent rien, que c’est juste pour faire plaisir aux détrousseurs du ghetto. Que c’est bien la dégringolade au dernier cran de dégueulasserie.”

 

celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Andries Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Hij wordt vandaag dus 80 jaar. In 1951 debuteerde Blokker met de novelle Séjour waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs ontving. Er volgden twee romans: Bij dag en ontij (1952), en Parijs, dode stad (1954). In 1952 werd Blokker leerling-verslaggever bij Het Parool, waar Simon Carmiggelt hem vroeg filmrecensies te schrijven. In 1954 werd hij filmredacteur bij het Algemeen Handelsblad. Op de kunstredactie van die krant maakte hij kennis met Henk Hofland en Harry Mulisch. Hij werkte mee aan het satirische VARA televisieprogramma Zo is het toevallig ook nog eens een keer (1963 – 1964). Hij werkte daarna bij de VPRO, waar hij eindredacteur was bij de televisie, een onovertroffen spreker van eigen commentaarteksten, en o.m. initiator van het geopolitieke programma Diogenes. Gedurende zijn televisieperiode bij de VPRO werd Blokker columnist bij de Volkskrant. Hij was in de jaren zestig en zeventig gezichtsbepalend voor het linkse intellectuele volksdeel, en blonk uit in satirische stukjes over de linkse mode; gebundeld in onder andere Ben ik eigenlijk wel links genoeg? (1974). Tenslotte werd hij adjunct-hoofdredacteur bij de Volkskrant. In 2006 kwam het tot een breuk en ging hij publiceren in NRC Handelsblad. Ondanks zijn gevorderde leeftijd is Blokker nog steeds actief als journalist.

 

Uit: Balkenende, Bokito en de vrouw van Potifar

 

“Had Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren niet een punt toen ze verklaarde dat de uitbraak van Bokito het zoveelste bewijs was dat je wilde dieren „niet op deze manier” in het openbaar tentoon mocht stellen? Nogmaals: ik vergelijk niks met niks. Ik stel alleen vast dat eerst in zo’n zaal met 250 bezoekers aan 21 tafels met telkens één bewindspersoon, en vervolgens nog eens in een EO-uitzending met 629.000 televisiekijkers, onherroepelijk vormen van bronstgedrag aan de dag treden. Ik heb het niet allemaal bijgehouden, maar je zag de een zichzelf op de borst kloppen omdat ze de gloeilamp zou verbieden, een ander zou het aantal buurtregisseurs drastisch beperken, voor de derde was er in achterstandswijken een schreeuwend en structureel tekort aan buurtregisseurs, en een vierde beloofde dat de gemiddelde vaargeul in het binnenwater een meter dieper wordt. En wat gebeurt er binnen het electoraat als de vaargeul over een jaar nog even ondiep is, en de gloeilamp nog overal te koop – terwijl je alle dierentuinen van Nederland af kunt zoeken zonder ergens nog een minister tegen te komen? Met Jozef is het toentertijd nog bijna slecht afgelopen, omdat de vrouw van Potifar hem valselijk beschuldigde, en hij lange tijd in de gevangenis moest zuchten. Maar de Heere bleef met hem, en hij eindigde als de machtigste man van Egypte. Dat is waarschijnlijk waar Balkenende ook op gokt.”

 

Blokker

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)

 

De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist. Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Hij is vooral bekend geworden als de biograaf en vriend van Franz Kafka, maar was daarbuiten ook Duitstalig schrijver, vertaler, muziek- en theatercriticus. Zijn romans hebben vaak een autobiografische en Joodse achtergrond. In 1939 emigreerde hij vanuit Tsjechië naar het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina.

 

Uit: Reisetagebücher

 

“Das Schloß in Friedland. Die vielen Möglichkeiten, es zu sehen: aus der Ebene, von einer Brücke, aus dem Park, zwischen entlaubten Bäumen, aus dem Wald zwischen großen Tannen durch … Nie im Leben bin ich je wieder so ausgeglichen heiter gewesen wie in den mit Kafka verbrachten Reisewochen… – es war ein großes Glück, in Kafkas Nähe zu leben …”

 

 

Brod

Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)

 

De Belgische Franstalige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854. Eekhoud werd opgevoed in een burgerlijk gezin. Zijn moeder overleed in 1860, zijn vader in 1865. Zijn voogd werd daarna zijn oom Henri Oedenkoven, industrieel en oud-burgemeester van Borgerhout. Eekhoud ging naar school in Mechelen, en vanaf 1866 naar het pensionaat Breidenstein in Grenchen, Zwitserland. Behalve mathematica en wetenschappen leerde hij ook Duits, Engels en Italiaans. In 1872 ging de jonge Eekhoud naar de Militaire School in Brussel, maar na drie maanden werd Eekhoud, naar het schijnt na een duel met een kameraad weggestuurd van de Militaire School. Daarna is hij bij zijn enige resterende directe familielid gaan wonen, zijn grootmoeder, en vond hij een baan bij een krant. Behalve correctiewerk begon hij als negentienjarige met publiceren, een feuilleton. In de jaren zeventig ging zijn belangstelling uit naar het Parijse literaire klimaat. Hij zocht Emile Zola op in Médan. Hij raakte bevriend met Paul Verlaine. Hij ontmoette de schilders Jean-François Millet en Théodore Rousseau en hij schreef gedichten. Drieëntwintig jaar oud publiceerde hij zijn eerste boek, de dichtbundel “Myrtes et Cyprès”. Georges Rodenbach, Camille Lemonnier en Théo Hannon maakten in deze periode deel uit van zijn vriendenkring. Toen hij erfde van zijn overleden grootmoeder ging hij in Kapellen wonen. Vanaf 1880 woonde hij in Brussel. Daar was hij redacteur van het tijdschrift “L’Étoile belge”. Hij ging ook deel uitmaken van de ploeg van “La Jeune Belgique” en leverde talrijke bijdragen tot het tijdschrift. In 1883 verscheen zijn eerst roman “Kees Doorik”.

 

Uit: La nouvelle Carthage

 

« La harpie n’eut garde de négliger cette aubaine. Elle donna libre carrière à ses aimables sentiments.

Gina, continuant de pouffer, abandonna son compagnon aux bourrades et aux criailleries de la servante, et rentra en courant dans le salon, pressée de raconter la farce à ses parents et à la société.

Laurent avait fait un mouvement pour rejoindre l’espiègle, mais Félicité ne le lâchait pas. Elle le poussa vers l’escalier et lui fit d’ailleurs une telle peinture des dispositions de M. et Mme Dobouziez pour les petits gorets de son espèce, qu’il se hâta, terrifié, de gagner la mansarde où on le logeait et de se blottir dans ses draps.

Félicité l’avait pincé et taloché. Il fut stoïque, ne cria point, s’en tint à quatre devant la mégère.

Le dénouement orageux de la journée fit diversion au deuil de l’orphelin. Les émotions, la fatigue, le plein air lui procurèrent un lourd sommeil visité de rêves où des images contradictoires se matèrent dans une sarabande fantastique. »

 

Eekhoud

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941. Als journalist mengde hij zich stevig in het debat over goed en fout in de Tweede Wereldoorlog. Venema’s bekendste werk is het vierdelige Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie, tussen 1988 en 1992 uitgegeven in vijf banden, waarin hij onder anderen Jan Campert, Henri Knap, Simon Vestdijk, Bert Voeten en J.W.F. Werumeus Buning van collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog beschuldigde. Op zijn beschuldigingen bleek wel iets af te dingen, maar de reputatie van Knap werd blijvend geknakt. Ook de reputatie van historicus Hans Blom werd door Venema aangetast (Blommeldingen, 1990). Daarnaast schreef hij romans (o.a. over koning Lodewijk II van Beieren), kinderboeken, het toneelstuk Mussert (over Anton Mussert en diverse studies over schilders. Venema’s zucht tot ontmaskering van ‘foute’ mensen leverde hem veel vijanden op en Henk Hofland waarschuwde hem dat hij door zijn boeken zou worden vernietigd. Venema pleegde tenslotte op 52-jarige leeftijd zelfmoord, na zulks geruime tijd van te voren te hebben aangekondigd.Zijn herinneringen verschenen postuum onder de titel Verleden tijd in 1994.

 

Uit: Henri Bruning

 

“Blijft tenslotte de suggestie van Raymond Bruning dat ik “eenvoudig verder geen antisemitische uitlatingen bij Bruning (heb) kunnen ontdekken”. De suggestie stelt hij in de vorm van een vraag, vandaar het simpele antwoord: welzeker.

Op 30 januari 1941 publiceert Bruning in De Waag een dialoog tussen een aanhanger van de Nederlandsche Unie en een nationaal-socialist. “Jullie krijgen natuurlijk niet de macht”, zegt de nationaal-socialist tegen de Unie-man, “als jullie van plan zijn de Joden hier vrij spel te laten, en als volksgenooten te behandelen”. En later uit hij het verwijt: “Jullie, en jullie alleen zijn het, die een normale oplossing van het Jodenprobleem hier te lande onmogelijk dreigen te maken”. Het advies van de nationaal-socialist is daarom: “Dus jullie moeten je uitspreken, en die uitspraak kan niet anders luiden dan: de Joden zijn geen Nederlanders. En daar moeten dan ook de noodige consequenties aan verbonden worden”.

 

Het is duidelijk: wie om citaten vraagt die Brunings antisemitisme moeten aantonen, kan ze krijgen. Dat is, om met Raymond Brunings titel van zijn artikel te spreken, ‘het gemak van citeren’.

 

 

venema

Adriaan Venema (27 mei 1941 – 31 oktober 1993)