Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Max Brod, Georges Eekhoud, Adriaan Venema

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Nadat hij zich als huisarts in Parijs had gevestigd, publiceerde hij in 1932 zijn eerste roman: Voyage au bout de la nuit (Reis naar het einde van de nacht). De roman was meteen een groot succes en Céline ontving de Prix Renaudot. De roman verhaalt in geromantiseerde vorm Célines wederwaardigheden vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog tot aan het moment van publicatie van de roman.

Vier jaar later verscheen Mort à crédit (Dood op krediet) en na deze twee romans was Célines naam als auteur gevestigd. Deze werken hebben, zowel vanwege de schrijfstijl en hun nihilistische inslag, een grote invloed gehad op talrijke naoorlogse schrijvers. Céline is controversieel omdat hij tussen 1937 en 1941 enkele uiterst antisemitische werken heeft gepubliceerd, die tijdens WO II werden herdrukt. Zie ook mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit: L’ÉCOLE DES CADAVRES

 

Ce sont les esprits pervers qui rendent la vie insupportable. Ils trouvent des intentions partout. Moi je me sens devenir si pervers que ça me tourne en folie raciste. Et pas qu’un petit peu ! Raciste 100 pour 100 ! autant que communiste, sans les Juifs ! À l’heure où nous sommes, dans les circonstances si tragiques, l’indifférence n’est plus de mise. Il faut choisir, il faut opter pour un genre de perversion, ça suffit plus de se dire méchant, il faut avoir une foi terrible, une intolérance atroce, y a pas beaucoup de choix, c’est l’aryenne ou la maçonnique, juive ou anti-juive. Ça va nous donner vingt ans de rigolade. Je ressens, tellement je suis drôle, des choses encore bien plus perverses. Des véritablessadismes. Je me sens très ami d’Hitler, très ami de tous les Allemands, je trouve que ce sont des frères, qu’ils ont bien raison d’être si racistes. Ça me ferait énormément de peine si jamais ils étaient battus. Je trouve que nos vrais ennemis c’est les Juifs et les francs-maçons. Que la guerre qui vient c’est la guerre des Juifs et des francs-maçons, que c’est pas du tout la nôtre. Que c’est un crime qu’on nous oblige à porter les armes contre des personnes de notre race, qui nous demandent rien, que c’est juste pour faire plaisir aux détrousseurs du ghetto. Que c’est bien la dégringolade au dernier cran de dégueulasserie.”

 

celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Andries Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Hij wordt vandaag dus 80 jaar. In 1951 debuteerde Blokker met de novelle Séjour waarvoor hij de Reina Prinsen Geerligsprijs ontving. Er volgden twee romans: Bij dag en ontij (1952), en Parijs, dode stad (1954). In 1952 werd Blokker leerling-verslaggever bij Het Parool, waar Simon Carmiggelt hem vroeg filmrecensies te schrijven. In 1954 werd hij filmredacteur bij het Algemeen Handelsblad. Op de kunstredactie van die krant maakte hij kennis met Henk Hofland en Harry Mulisch. Hij werkte mee aan het satirische VARA televisieprogramma Zo is het toevallig ook nog eens een keer (1963 – 1964). Hij werkte daarna bij de VPRO, waar hij eindredacteur was bij de televisie, een onovertroffen spreker van eigen commentaarteksten, en o.m. initiator van het geopolitieke programma Diogenes. Gedurende zijn televisieperiode bij de VPRO werd Blokker columnist bij de Volkskrant. Hij was in de jaren zestig en zeventig gezichtsbepalend voor het linkse intellectuele volksdeel, en blonk uit in satirische stukjes over de linkse mode; gebundeld in onder andere Ben ik eigenlijk wel links genoeg? (1974). Tenslotte werd hij adjunct-hoofdredacteur bij de Volkskrant. In 2006 kwam het tot een breuk en ging hij publiceren in NRC Handelsblad. Ondanks zijn gevorderde leeftijd is Blokker nog steeds actief als journalist.

 

Uit: Balkenende, Bokito en de vrouw van Potifar

 

“Had Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren niet een punt toen ze verklaarde dat de uitbraak van Bokito het zoveelste bewijs was dat je wilde dieren „niet op deze manier” in het openbaar tentoon mocht stellen? Nogmaals: ik vergelijk niks met niks. Ik stel alleen vast dat eerst in zo’n zaal met 250 bezoekers aan 21 tafels met telkens één bewindspersoon, en vervolgens nog eens in een EO-uitzending met 629.000 televisiekijkers, onherroepelijk vormen van bronstgedrag aan de dag treden. Ik heb het niet allemaal bijgehouden, maar je zag de een zichzelf op de borst kloppen omdat ze de gloeilamp zou verbieden, een ander zou het aantal buurtregisseurs drastisch beperken, voor de derde was er in achterstandswijken een schreeuwend en structureel tekort aan buurtregisseurs, en een vierde beloofde dat de gemiddelde vaargeul in het binnenwater een meter dieper wordt. En wat gebeurt er binnen het electoraat als de vaargeul over een jaar nog even ondiep is, en de gloeilamp nog overal te koop – terwijl je alle dierentuinen van Nederland af kunt zoeken zonder ergens nog een minister tegen te komen? Met Jozef is het toentertijd nog bijna slecht afgelopen, omdat de vrouw van Potifar hem valselijk beschuldigde, en hij lange tijd in de gevangenis moest zuchten. Maar de Heere bleef met hem, en hij eindigde als de machtigste man van Egypte. Dat is waarschijnlijk waar Balkenende ook op gokt.”

 

Blokker

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)

 

De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist. Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Hij is vooral bekend geworden als de biograaf en vriend van Franz Kafka, maar was daarbuiten ook Duitstalig schrijver, vertaler, muziek- en theatercriticus. Zijn romans hebben vaak een autobiografische en Joodse achtergrond. In 1939 emigreerde hij vanuit Tsjechië naar het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina.

 

Uit: Reisetagebücher

 

“Das Schloß in Friedland. Die vielen Möglichkeiten, es zu sehen: aus der Ebene, von einer Brücke, aus dem Park, zwischen entlaubten Bäumen, aus dem Wald zwischen großen Tannen durch … Nie im Leben bin ich je wieder so ausgeglichen heiter gewesen wie in den mit Kafka verbrachten Reisewochen… – es war ein großes Glück, in Kafkas Nähe zu leben …”

 

 

Brod

Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)

 

De Belgische Franstalige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854. Eekhoud werd opgevoed in een burgerlijk gezin. Zijn moeder overleed in 1860, zijn vader in 1865. Zijn voogd werd daarna zijn oom Henri Oedenkoven, industrieel en oud-burgemeester van Borgerhout. Eekhoud ging naar school in Mechelen, en vanaf 1866 naar het pensionaat Breidenstein in Grenchen, Zwitserland. Behalve mathematica en wetenschappen leerde hij ook Duits, Engels en Italiaans. In 1872 ging de jonge Eekhoud naar de Militaire School in Brussel, maar na drie maanden werd Eekhoud, naar het schijnt na een duel met een kameraad weggestuurd van de Militaire School. Daarna is hij bij zijn enige resterende directe familielid gaan wonen, zijn grootmoeder, en vond hij een baan bij een krant. Behalve correctiewerk begon hij als negentienjarige met publiceren, een feuilleton. In de jaren zeventig ging zijn belangstelling uit naar het Parijse literaire klimaat. Hij zocht Emile Zola op in Médan. Hij raakte bevriend met Paul Verlaine. Hij ontmoette de schilders Jean-François Millet en Théodore Rousseau en hij schreef gedichten. Drieëntwintig jaar oud publiceerde hij zijn eerste boek, de dichtbundel “Myrtes et Cyprès”. Georges Rodenbach, Camille Lemonnier en Théo Hannon maakten in deze periode deel uit van zijn vriendenkring. Toen hij erfde van zijn overleden grootmoeder ging hij in Kapellen wonen. Vanaf 1880 woonde hij in Brussel. Daar was hij redacteur van het tijdschrift “L’Étoile belge”. Hij ging ook deel uitmaken van de ploeg van “La Jeune Belgique” en leverde talrijke bijdragen tot het tijdschrift. In 1883 verscheen zijn eerst roman “Kees Doorik”.

 

Uit: La nouvelle Carthage

 

« La harpie n’eut garde de négliger cette aubaine. Elle donna libre carrière à ses aimables sentiments.

Gina, continuant de pouffer, abandonna son compagnon aux bourrades et aux criailleries de la servante, et rentra en courant dans le salon, pressée de raconter la farce à ses parents et à la société.

Laurent avait fait un mouvement pour rejoindre l’espiègle, mais Félicité ne le lâchait pas. Elle le poussa vers l’escalier et lui fit d’ailleurs une telle peinture des dispositions de M. et Mme Dobouziez pour les petits gorets de son espèce, qu’il se hâta, terrifié, de gagner la mansarde où on le logeait et de se blottir dans ses draps.

Félicité l’avait pincé et taloché. Il fut stoïque, ne cria point, s’en tint à quatre devant la mégère.

Le dénouement orageux de la journée fit diversion au deuil de l’orphelin. Les émotions, la fatigue, le plein air lui procurèrent un lourd sommeil visité de rêves où des images contradictoires se matèrent dans une sarabande fantastique. »

 

Eekhoud

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941. Als journalist mengde hij zich stevig in het debat over goed en fout in de Tweede Wereldoorlog. Venema’s bekendste werk is het vierdelige Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie, tussen 1988 en 1992 uitgegeven in vijf banden, waarin hij onder anderen Jan Campert, Henri Knap, Simon Vestdijk, Bert Voeten en J.W.F. Werumeus Buning van collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog beschuldigde. Op zijn beschuldigingen bleek wel iets af te dingen, maar de reputatie van Knap werd blijvend geknakt. Ook de reputatie van historicus Hans Blom werd door Venema aangetast (Blommeldingen, 1990). Daarnaast schreef hij romans (o.a. over koning Lodewijk II van Beieren), kinderboeken, het toneelstuk Mussert (over Anton Mussert en diverse studies over schilders. Venema’s zucht tot ontmaskering van ‘foute’ mensen leverde hem veel vijanden op en Henk Hofland waarschuwde hem dat hij door zijn boeken zou worden vernietigd. Venema pleegde tenslotte op 52-jarige leeftijd zelfmoord, na zulks geruime tijd van te voren te hebben aangekondigd.Zijn herinneringen verschenen postuum onder de titel Verleden tijd in 1994.

 

Uit: Henri Bruning

 

“Blijft tenslotte de suggestie van Raymond Bruning dat ik “eenvoudig verder geen antisemitische uitlatingen bij Bruning (heb) kunnen ontdekken”. De suggestie stelt hij in de vorm van een vraag, vandaar het simpele antwoord: welzeker.

Op 30 januari 1941 publiceert Bruning in De Waag een dialoog tussen een aanhanger van de Nederlandsche Unie en een nationaal-socialist. “Jullie krijgen natuurlijk niet de macht”, zegt de nationaal-socialist tegen de Unie-man, “als jullie van plan zijn de Joden hier vrij spel te laten, en als volksgenooten te behandelen”. En later uit hij het verwijt: “Jullie, en jullie alleen zijn het, die een normale oplossing van het Jodenprobleem hier te lande onmogelijk dreigen te maken”. Het advies van de nationaal-socialist is daarom: “Dus jullie moeten je uitspreken, en die uitspraak kan niet anders luiden dan: de Joden zijn geen Nederlanders. En daar moeten dan ook de noodige consequenties aan verbonden worden”.

 

Het is duidelijk: wie om citaten vraagt die Brunings antisemitisme moeten aantonen, kan ze krijgen. Dat is, om met Raymond Brunings titel van zijn artikel te spreken, ‘het gemak van citeren’.

 

 

venema

Adriaan Venema (27 mei 1941 – 31 oktober 1993)