De Nederlandse schrijver Jacob Martinus Arend (Maarten) Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Hij debuteerde met de verhalenbundel In de bovenkooi (1972), waarmee hij onmiddellijk naam maakte.
Zie ook mijn blog van 15 december 2006.
Uit: Reis door mijn kamer
“Ik zou in een vliegtuig kunnen stappen en naar Sjanghai vliegen, ik zou scheep kunnen gaan en naar Port Churchill in de Hudsonbaai varen, ik zou in een auto kunnen stappen en naar Parijs rijden. Geld heb ik immers genoeg? Ik zou mijn hele leven kunnen reizen en altijd in hotels slapen en in restaurants eten. Ik zou duizenden mij nu nog onbekende mensen de hand kunnen schudden en zeggen: ‘Goedemiddag, hier ben ik, Maarten Biesheuvel’, of: ‘Bonjour, me voilà, Maarten Biesheuvel.’ Ja, ik zou het allemaal makkelijk kunnen doen en ik vraag me af waarom ik er niet toe overga. Hier op mijn kamer zijn ladenkasten vol met hangmappen, ja ik weet precies hoeveel hangmappen ik heb: twaalfhonderd! In iedere hangmap hangt een verhaal, soms is het verhaal vier, soms zeventig bladzijden lang (mijn uitgever heeft me aangeraden om de markt niet te overvoeren). Ik verdien veel geld, genoeg om ervan te reizen. Vanuit Sevilla zal ik mijn vrouw de opdracht geven om een aardig boek samen te stellen van ongeveer tweehonderd pagina’s, een jaar later zal ik haar vanaf een der Falkland Eilanden dezelfde vraag stellen en ga zo maar door. Eva immers zal niet met me mee kunnen reizen omdat ze de geit heeft, de hond, de katten, de konijnen en de egels om voor te zorgen. Ik zou aprepee zeggen: ‘Moesten er geen dieren zijn, mijn vrouw zou met me meevoyageren!’ Ik ga niet reizen. Ik blijf rustig thuis op mijn studeerkamer. Voor de grap schrijf ik dit verhaal er nog bij, omdat ik niet weet wat ik anders zou moeten doen.”
Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)
De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam, Zie ook mijn blog van 23 mei 2006.
ONTKOMEN
Zonlicht blonk in de natte wegen
toen hij zijn huis voorgoed verliet,
zonder omzien, zonder zegen:
hij stond voor een klaarlicht verschiet.
Met vrouw en zoon had hij gebroken,
voor beiden voortaan doof en blind.
Er stond een zwarte roos ontloken
in zijn leeg hart.
Toen stak de wind
de westewind op en het aangaan
van de Noordzee kwam door en riep
hem bij zijn naam en wou verstaan zijn
eer zijn hoogtij voorgoed verliep.
Hij riep ‘ik kom eraan’ en lopend
brak hij in een wild zingen uit,
een zang van hopen en wanhopen,
van eeuwigheid, van eenzaamheid.
ZWERVERSLIEFDE
Laten wij maar zacht zijn voor elkander, kind –
want, o de maatloze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaien in de oude wind.
O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotste hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder de wind in hulpeloos verdriet.
Wij zijn maar als de blaren in de wind
ristelend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind –
En laten wij omdat wij eenzaam zijn
nu onze hoofden bij elkander neigen,
en wijl wij samen in ’t oude waaien zwijgen
binnen een laatste droom gemeenzaam zijn.
Veel liefde ging verloren in de wind,
en wat de wind wil zullen wij nooit weten;
en daarom – voor we elkander weer vergeten –
laten wij zacht zijn voor elkander, kind.
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 – 5 augustus 1976)
De Zweedse schrijver Pär Fabian Lagerkvist werd geboren in Växjö op 23 mei 1
891 – Stockholm, 11 juli 1974) was een Zweedse schrijver en dichter die in 1951 de Nobelprijs ontving. Enkele bekende boeken van Lagerkvist zijn Ångest, Barabbas en Dvärgen (De Dwerg) waarmee hij in 1944 internationaal doorbrak. Vanaf 1940 was Lagerkvist lid van de Zweedse Academie, op zetel 8. Pär Fabian Lagerkvist is de vader van Bengt Lagerkvist. In 1951 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur.l
Uit: Guest of Reality
“In the winter, after she’d had to take to bed, the old woman slowly dwindled away. She left them gradually, no longer saw them so clearly and couldn’t quite follow when they talked to her. She couldn’t follow the work on the farm either; sometimes she asked, wanted to know about this or that, but when they told her it was if she hadn’t heard. Once, one evening, she’d asked where she was. And when they told her she was in the little side room she was astonished; she’d thought the room was a lot bigger.
They wrote and told them things of this kind in the note that came with the milk. It came early every morning with a few lines from them. It was a cold winter and the note was always frozen; Mother had to breathe on it before she could unfold it without spoiling the writing. She went out more and more often, and towards the end she stayed there. She and the old man, her father, were the ones who always kept watch by the dying woman. He sat over by the window and read out of the Bible. She looked after her, crept quietly in and out of the door, bent down to hear when she whispered what she wanted. The old man could no longer hear her. But she whispered to Mother that she could hear what he read. So he sat there all the time and went on. The snow lay in drifts high up against the windows; in other places the earth was bar and several fruit trees were killed by the frost that winter.”
Pär Fabian Lagerkvist (23 mei 1891 – 11 juli 1974)
De Nederlandse schrijfster Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Ze studeerde Spaans aan de Universiteit van Amsterdam en journalistiek in Utrecht; in 1988 haalde ze haar doctoraaldiploma Spaanse taal- en letterkunde. Ze was redacteur en eindredacteur bij de Volkskrant; in 1991 koos ze ervoor om schrijver te worden, maar ze bleef af en toe voor verschillende kranten en tijdschriften schrijven. Zij debuteerde met Een geheim pad naar gisteren in 1982. Rood schrijft zowel voor volwassenen als voor de jeugd.
Uit: Sprong in de leegte
“Ik stond in een winkel naar een tas te kijken, echt de afschuwelijkste glimtas die ik ooit gezien had, met een verschroomde ketting om hem mee aan je schouder te hangen. Er stond een jongen naast me, en opeens grist hij die tas van de standaard en loopt ermee naar de kassa. Lekker bot, dacht ik, en ik draai me om en loop de winkel uit. Komt hij me achterna met grote, nonchalante passen, alsof hij me maar toevallig inhaalt, en als hij naast me is kijkt hij opzij en hij houdt een plastic zak omhoog en haalt de tas eruit.
‘Voor jou’ zei hij, en ik begon te lachen. ‘Nee eerlijk,’ zei hij, ‘voor jou.’
‘Echt niet,’ zei ik, want zo praten ze, en hij natuurlijk: ‘Echt wel.’”
Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)