Linda Pastan, Niels ’t Hooft, Jan Blokker, Louis-Ferdinand Céline, Georges Eekhoud, Said, John Cheever, John Barth, Max Brod

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Something About The Trees

I remember what my father told me:
There is an age when you are most yourself.
He was just past fifty then,
Was it something about the trees that make him speak?

There is an age when you are most yourself.
I know more than I did once.
Was it something about the trees that make him speak?
Only a single leaf had turned so far.

I know more than I did once.
I used to think he’d always be the surgeon.
Only a single leaf had turned so far,
Even his body kept its secrets.

I used to think he’d always be the surgeon,
My mother was the perfect surgeon’s wife.
Even his body kept its secrets.
I thought they both would live forever.

My mother was the perfect surgeon’s wife,
I can still see her face at thirty.
I thought they both would live forever.
I thought I’d always be their child.

I can still see her face at thirty.
When will I be most myself?
I thought I’d always be their child.
In my sleep it’s never winter.

When will I be most myself?
I remember what my father told me.
In my sleep it’s never winter.
He was just past fifty then.

 

What We Want

What we want
is never simple.
We move among the things
we thought we wanted:
a face, a room, an open book
and these things bear our names–
now they want us.
But what we want appears
in dreams, wearing disguises.
We fall past,
holding out our arms
and in the morning
our arms ache.
We don’t remember the dream,
but the dream remembers us.
It is there all day
as an animal is there
under the table,
as the stars are there
even in full sun.

 

Vermilion

Pierre Bonnard would enter
the museum with a tube of paint
in his pocket and a sable brush.
Then violating the sanctity
of one of his own frames
he’d add a stroke of vermilion
to the skin of a flower.
Just so I stopped you
at the door this morning
and licking my index finger, removed
an invisible crumb
from your vermilion mouth. As if
at the ritual moment of departure
I had to show you still belonged to me.
As if revision were
the purest form of love.

 

Linda Pastan (New York, 27 mei 1932)

 

De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels ’t Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Zie ook alle tags voor Niels ‘t Hooft op dit blog.

Uit: De verdwijners

“De vorige keer dat ze haar ouders om hulp had gevraagd, was dat uitgelopen op een drama. Inmiddels wilde ze niet alleen Isobel opsporen, maar waren er nieuwe problemen ontstaan door de afwezigheid van haar zusje: Marthes psychologiestudie was uitgelopen, en haar spaargeld was opgegaan aan de huur van het gezamenlijke zolderappartement, dat ze nu in haar eentje bewoonde. ‘We hebben jou en Isobel tot jullie achttiende gespekt,’ hadden ze gezegd. `We hebben een fortuin in jullie opleidingen gestoken. Wat verwacht je in vredesnaam nog meer van ons? We hebben Isobel steeds onderdak geboden na haar zelfmoordpogingen en haar psycholoog betaald. Wij vinden het een opluchting dat ze rust heeft gevonden in Amerika. Ben jij daar dan niet blij mee?’ Er was iets losgeschoten in Marthes hoofd. Ze was zeldzaam kwaad geworden en gaan schreeuwen. Haar ouders hadden haar hoofdschuddend het huis uit gezet.
Dit waren mensen die hun hond beter begrepen dan hun bloedeigen dochter. Het stinkbeest. Ook nu gebeurde aanvankelijk waarvoor ze had gevreesd.
Het gesprek ging er in eerste instantie over hoe zwaar zij het hadden, twee ploeterende Hollanders die de last van de wereld op hun schouders droegen. Over hun moeizame relatie en de bijbehorende therapie. Over de perikelen in het ziekenhuis, haar moeder was arts, en over de krimp in de 1T -sector, haar vader was reorganisatiemanager. Maar gaandeweg was de toon veranderd, of misschien had Marthe met een ander oor geluisterd.
`Laat me even uitpraten,’ had haar moeder gezegd. ‘Hoe het filmpje ook is gemaakt, waar in de wereld ze zich ook bevindt, Isobel wil ons vertellen dat we ons geen zorgen moeten maken. Je vader en ik hebben ons
bij die boodschap neergelegd, en misschien moet jij dat ook doen. Isobel zal altijd onze dochter zijn, tot het bittere eind heeft zij een plekje in ons hart. Daar verandert dit niets aan. Ze zal ook altijd jouw zusje zijn. Juist daarom zou je verder moeten gaan met je eigen leven.’
Haar vader was naar de kast in de voorkamer gelopen. ‘Kijk eens,’ zei hij. Hij pakte een Google-bril uit zijn postvakje. Marthe zag dat het een nieuw model was, met een buffelhoornen montuur waarin de techniek nu
onzichtbaar was verwerkt. ‘De bril legt beelden op de wereld om me heen. Extra informatie, ontzettend handig. Hij laat me bijvoorbeeld zien wat de route naar de supermarkt is, en wat jouw hobby’s zijn.’ `Dat
weet ik toch allang,’ had Marthe gezegd. Haar vader zette de bril op en tikte met zijn wijsvinger tegen de zijkant. ‘Je moeder en ik hebben oude beelden van Isobel laten bewerken. Homevideo’s, dat soort dingen. Haar beeltenis is vrijstaand gemaakt en reageert realistisch op de omgeving.’
Er verscheen een glimlach op zijn gezicht. Marthe beet op haar onderlip. ‘Nu is ze altijd bij ons, als we dat willen.’ Marthe zag haar vaders ogen vochtig worden. ‘Wil je ook?’ zei hij. ‘Ze heeft nu het spijkerjasje aan dat ze kreeg op haar vijftiende verjaardag.’

 

Niels ’t Hooft (Leiderdorp, 27 mei 1980)

 
 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook alle tags voor Jan Blokker op dit blog.

Uit: Séjour

“De vrouw zette haastig de boodschappentas naast zich neer en knielde. Tien roodgelakte nagels rustten op de smalle handruggen. Ze schraapte haar keel, keek vluchtig naar de priester en viel in: … que vous nous voyez, que vous nous entendez, que vous connaissez toutes nos pensées, tous nos désirs, les mouvements les plus secrets de nos coeurs… Ze merkte niet, dat haar tas omviel; ze zou evenmin gemerkt hebben, dat ik naast haar schoof. Maar ik schoof niet naast haar. Ik zat in de nachttrein uit Parijs, die net Aurillac had gepasseerd, waar het daagde. We stegen, het bergland van Cantal in. Ik vertelde het meisje tegenover me, dat in Brives was ingestapt, van de mensen die ik in onze coupé had ontmoet sinds ik Parijs verliet, de vorige avond. Een reis als een destillatie, een gefractionneerde. Ze scheen vaag te begrijpen hoe complimenteus mijn relaas voor haar was. Ik noemde de naam Chateauroux, die ze kende. In het holst van de nacht was de trein er binnengelopen. Er waren uit mijn coupé drie mensen gestapt, ik bleef alleen over. Ik had het gevoel dat daarna de trein voor mij alleen reed, maar er moeten nog andere mensen in gezeten hebben. Toch was de destillatie niet voltooid: uit de laatste fractie was damp, gezuiverde damp overgebleven, die condenseerde in Brives van waar het meisje naar Murat reisde, waar de vrouw haar morgengebed zei.
We passeerden een dorp: Polminhac. In de ijle morgen van het hoogland hoorde ik een lichte, hoge stem: ‘J’ai un papillon dans ma main …’ De woorden vormden een melodie, een concert desnoods. De zwevende klank van het ‘main’ bleef in de coupé hangen, nauwelijks vermengd met het harde ratelen van de spoorwagens.
– Bent u hier voor het eerst? vroeg het meisje.
Ik knikte en zag haar wegvallen in gedachten, in een ernstig pogen, zich de omgeving, die haar zeer bekend moest zijn, als nieuw voor te stellen. Zij keek naar buiten. Tegen de steile berghellingen tornden de hoge sparren tot ze de strijd om hun evenwicht verloren en zich moesten vernederen tot struiken en stronken tenslotte. Het meisje zag ze, nieuw en bekend. Ze dacht waarschijnlijk aan de burons en hoorde het melodieuze bellen van de koeien, dat ik nog niet kende. Of aan een bergtocht, een beklimming. Hier wordt hoog boven de aarde bemind.
– Komt u van Parijs? vroeg ze.
– Van nog veel verder, zei ik.
Ze lachte alsof ze het niet geloofde. Daarna moest ze niezen. Ze hief hoog haar hoofd op en ik zag twee neusgaten, sierlijk-kleine olijfbladen.”

 

Jan Blokker (27 mei 1927 – 6 juli 2010)
In 1966

 

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook alle tags voor Louis-Ferdinand Céline op dit blog.

Uit: Journey to the End of the Night (Vertaald door Ralph Mannheim)

“Suddenly our street widened, like a crevasse opening out into a bright clearing. Up ahead of us we saw a great pool of sea-green light, wedged between hordes of monstrous buildings. And in the middle of the clearing stood a rather countrified-looking house, surrounded by woebegone lawns.
I asked several people in the crowd what this edifice was, but most of them pretended not to hear me. They couldn’t spare the time. But one young fellow right next to me was kind enough to tell me it was City Hall, adding that it was an ancient monument dating back to colonial times, ever so historical… so they’d left it there… The fringes of this oasis formed a kind of park with benches, where you could sit comfortably enough and look at the building. When I got there, there was hardly anything else to see.
I waited more than an hour in the same place, and then toward noon, from the half-light, from the shuffling, discontinuous, dismal crowd, there erupted a sudden avalanche of absolutely and undeniably beautiful women.
What a discovery! What an America! What ecstasy! I thought of Lola… Her promises had not deceived me! It was true.
I had come to the heart of my pilgrimage. And if my appetite hadn’t kept calling itself to my attention, that would have struck me as one of those moments of supernatural aesthetic revelation. If I’d been a little more comfortable and confident, the incessant beauties I was discovering might have ravished me from my base human condition. In short, all I needed was a sandwich to make me believe in miracles. But how I needed that sandwich!
And yet, what supple grace! What incredible delicacy of form and feature! What inspired harmonies! What perilous nuances! Triumphant where the danger is greatest! Every conceivable promise of face and figure fulfilled! Those blondes! Those brunettes! Those Titian redheads! And more and more kept coming! Maybe, I thought, this is Greece starting all over again. Looks like I got here just in time.
What made those apparitions all the more divine in my eyes was that they seemed totally unaware of my existence as I sat on a bench close by, slap-happy, drooling with erotico-mystical admiration and quinine, but also, I have to admit, with hunger. If it were possible for a man to jump out of his skin, I’d have done it then, once and for all. There was nothing to hold me back.
Those unlikely midinettes could have wafted me away, sublimated me; a gesture, a word would have sufficed, and in that moment I’d have been transported, all of me, into the world of dreams. But I suppose they had other fish to fry.”

 

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

De Belgische Franstalige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854. Zie ook alle tags voor Georges Eekhoud op dit blog.

Uit: Kees Doorik (Vertaald door August Peeters)

“Nelis Cramp was veel te slim, om niet te begrijpen, wat al voordeelen die openbare liefdadigheid opleveren kon, vooral voor een wroeter en een gierigaard als hij. Als ’t maar voor den scharbij was, deed hij voor niemand onder, en, zoo hij van den beginne af van dit middel geen gebruik gemaakt had om nog maar toe te potten, dan was het slechts, dat er hem nog een greintje eigenliefde overschoot.
Wat zouden de benijders en rondbrievers van Dinghelaar wel niet gezegd hebben, indien Nelis Cramp, de welgezette grondeigenaar van de Wit-Hoef, zijn toevlucht niet meer nam tot de eerlijke diensten van een struischen kerel der streek, om de zwakke armen van een stadskind uit te buiten. Wat een gebabbel! En wat zouden ze af te keuren vinden!
Nochtans, na al de leegloopers en stakkers van ’t omliggende in dienst gehad te hebben, – hij kon er geen enkelen houden, want ze lieten ’t allen bij hem staan, nog méer uitgehongerd dan ze binnen gekomen waren, tenminst als de pachter ze zelf nog niet doorzond, daar hij het karig loon en de harde korst brood nóg te veel betaald vond voor hun zwoegen – besloot hij, al moest zijn schrokkigheid hem het laatst aanzien in de streek kosten, zoo’n verstooteling van ’t ‘Gesticht’ in te nemen. De duivel hale hem, zoo hij ’t niet deed!
Niet alleen zou Nelis hem doen wroeten gelijk een volwassene, maar op den koop toe zou hij het kostgeld, dat die goede, liefdadige lieden uit de stad hem uitbetaalden, nog in den zak steken.
Kees zag dikwijls Cramp terug in den geest, gelijk hij was dien heuglijken dag, op zijn vijf en vijftigste jaar: aamborstig en ineengedrogen, met afgebrokkelde, zwarte tanden, galachtig, het vel zoo verfrommeld als een mispel; met leepoogen, een grijnzende lip, en een als weggedrukten platneus. Peper- en zoutachtige, pikkige haarklissen plakten op zijn slapen, en in de groote, behaarde ooren, die hem wijd van het hoofd stonden, droeg hij zilveren ringskens, als behoedmiddel voor ’t gezicht.
Hij onderbrak slechts zijn opwerpingen betreffende het smeeg uitzicht van den wees, om een trek te doen aan zijn korte, zabberig en doorgerookte steenen pijp – met een dekseltje van koperdraad, dat aan den steel bevestigd was -, of om groenige fluimen in ’t zandbakje te spuwen. Onder zijn borstelige, tot een helm samenlooepnde wenkbrauwen schenen zijn grijze oogen te slapen, onbetrouwbaar, gelijk de stilstaande moerassen in de griendlanden.
De bestuurder drong nog eens aan:
– Hij kan al lezen! Hij is zoo zacht als een lammeken en gehoorzaam gelijk ‘nen hond. Toe, wat geeft ge voor ‘

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Zie ook alle tags voor Said op dit blog.

Uit: Der lange Arm der Mullahs

„20. Juni 1981

Heute ist Said Sultanpur zusammen mit acht anderen hingerichtet worden. Er wurde bei seiner Hochzeit verhaftet und jetzt wegen Devisenschmuggels exekutiert.
Er war Dichter, Dramatiker, Schauspieler und Regisseur. Hier eine Geschichte von Said Sultanpur, der auch schon zu Zeiten des Schahs wiederholt im Gefängnis saß. Diese Geschichte erzählte er unmittelbar nach dem Sturz des Schahs bei einer Dichterlesung in Teheran: „1976 übersetzte ich ein Stück von Maxim Gorki, Die Parasi-ten, fand einen Intendanten, der bereit war, das Stück unter meiner Regie in seinem Theater aufzuführen, und fand auch die Schauspieler, die ich brauchte. Dann trug ich das Manuskript zur Zensurbehörde des SAVAK. Auf dem Manuskript standen vorschriftsmäßig der Name des Autors Maxim Gorki, mein Name als Übersetzer, der Name des Theaterintendanten und die Namen der Schauspieler. Ich bat also offiziell um die Genehmigung, das Stück auffüh-ren zu dürfen. Man nahm mir das Manuskript ab, schrieb meine Adresse auf und teilte mir mit, ich werde von der Be-hörde hören. Nach einigen Wochen erhielt ich einen Brief vom SAVAK, in dem man mich aufforderte, an einem bestimmten Tag vorstel-lig zu werden. Weiter unten stand deutlich und von Hand un-terstrichen: ,Der Autor des Stücks ist unbedingt mitzubringen.’ Der SAVAK wollte 1976 Maxim Gorki sehen.” Sultanpur hat all das mit- und überlebt. Dann wurde er vom Regime Chomeinis hingerichtet, während wir noch darüber witzelten, ob er in seiner Hoch-zeitsnacht nichts Besseres zu tun gehabt hätte, als Devisenschmuggel zu betreiben.
Herbst 1981
Puran wurde hingerichtet. Sie war eine schöne Frau, großgewachsen, charakterfest, intelligent und wortgewandt. Als sie hingerichtet wurde, war sie vielleicht 29 Jahre alt. Wir waren gute Freunde, hatten aber nie ein erotisches Verhältnis.“

Said (Teheran, 27 mei 1947)

 

De Amerikaanse schrijver John Cheever werd geboren op 27 mei 1912 in Quincy, Massachusetts. Zie ook alle tags voor John Cheever op dit blog.

Uit: The Journals of John Cheever

“Prolly
want a crackeer.” Woke tired and took the 7:44. The river blanketed
with a mist. The voices overheard. “Well, then she boiled it and then
she broiled it.” He raised his face and drew over it a beatific look as
if he were tasting last night’s dinner again. “Well, we’ve got one of
those electric rotisseries.” “Oh, New York’s nothing like Chicago;
nothing like it.” On Twenty-third Street I read a sign: “DON’T LOSE YOURLOVED ONE BECAUSE OF UGLY FAT.” There was a window full of crucifixes
made out of plastic. The surface of the city is paradoxical. For a mind
cast in paradox it is reassuring to find this surface. Thinking again,
in the dentist’s chair, that I am like a prisoner who is trying to
escape from jail by the wrong route. For all one knows, that door may
stand open, although I continue to dig a tunnel with a teaspoon. Oh, I
think, if I could only taste a little success. But don’t I approach it
by deepening the pit in which I stand? Mary in the morning, asleep,
looking like the girl I fell in love with. Her round arms lie outside
the covers. Her brown hair is loose. The abiding quality of seriousness
and pureness.In the dark hour you cannot call on goods and chattels to
save you, or old ski trails or the paths to streams. You must find
something greater. And the mind in which the forces of contumely and
destruction seem greater than the forces of creativity. Creativity is
there, but it seems, in relation to the forces of destruction, like the
nipple on a balloon. So, made up of so much destruction and with such a
slender knowledge of love he appears poorly as a husband, son, and
lover—masked in a rag of a smile and a striped tie and a few faint
observations. Oh so deeply rooted in this mind are the needs and the
habits of prayer. Having triumphantly separated himself from the
foolishness of religion, he goes by the church—he hears the bells in the
morning—in the churlish and unhappy frame of mind of a man who has been
excommunicated. He feels the lash of expulsion. And oh this poor mind,
casting desperately around a room for some detail that will give it form
and meaning, seizes always on an ashtray heaped with butts or a crooked
stocking, a tear in the rug. And then he sees the sky! the poignant
blue, the line of darkness rising like a lid; the perfect clearness of
line and color that means that a northwest wind has scoured the overcast
and blown it out to sea. So his mind wanders between the ashtray and
the twilight while most of the known world lies somewhere in between. He
worries, he worries about his mustache, his old navy raincoat, his
weight, his hair, his teeth, the stiffness in his left knee, and if his
anxiety ever transcends this it is to worry about a nation of paltry
men, conceived in his image and likeness—or, if he is a world
federalist, to worry about a world. Why has the sweetness gone? It would
all come back with a new car or a bonus or a little of the recognition
that he deserves for his hard work.”

John Cheever (27 mei 1912 – 18 juni 1982)
Portret door Henry Koerner, 1964

 

De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. Zie ook alle tags voor John Barth op dit blog.

Uit:Where Three Roads Meet

“Not to mention what one learned from him in the classroom, as one’s junior instructor in Literature & Philosophy I & II, about Homer and Virgil (and Sappho and Petronius and Catullus), Plato and Aristotle (and the Gnostics and the Kabbalists), Dante and Chaucer and Boccaccio (and Scheherazade and Somadeva, Poggio and Aretino and Rabelais), and other classics on (and off) one’s freshman/sophomore syllabus, up to and including James Joyce’s Ulysses (and Finnegans Wake) …
“And trivia, class, as you may have heard, comes from Latin trivium: literally, a place where three roads intersect-as in Sophocles?-but by extension any public square where people swap idle gossip.” The Trivium was also (he went on) the medieval division of the seven liberal arts into Grammar, Logic, and Rhetoric-not to be confused with Cambridge University’s tripos, which was a different story altogether: “Okay?”
If you say so, Teach. And so indeed Al said, back then back there, in class and out-all which curricular and extracurricular input Will Chase eagerly “downloaded,” as one might put it three decades later, his own background having been a different story indeed from Alfred Baumann’s: Depression-era child of minimally schooled though by no means unintelligent small-town storekeepers in the state’s least affluent county; graduate of a wartime local public school system so strapped for funds and faculty that its eleventh grade was perforce one’s senior year, whence nearly none of the seventeen-year-old diplomates “went off” to college- especially if they’d been lucky enough to escape military service and thus unlucky enough to have no GI Bill to subsidize a higher education that, as a group, they weren’t competitive for admission to anyhow. A few of the girls managed nursing school, secretarial school, or the nearby teachers college; most became store clerks, telephone operators, beauticians, or/and young housewives and mothers. Most of the boys found jobs in local offices and retail stores or became tradesmen, farmers, or crab-and-oyster watermen like their dads before them. A few enlisted in the peacetime military.
And a handful shrug-shoulderedly took the application exam one spring afternoon for “senatorial” scholarships (whereof every Annapolis legislator was allotted a few to award and then to renew or redistribute annually) to various colleges and universities in the Old Line State. Having so done, the applicants proceeded to their summer employment fully expecting that at season’s end it would become their real employment: their life’s work.
Which, however, in Will Chase’s case and that of a few others in his (all-white) graduating class, it did not. Since junior high school-or “upper elementary,” as sixth and seventh grades were called in that abbreviated system-the lad had made an avid, if noisy, hobby of jazz percussion, and with comparably amateur-but-dedicated classmates on piano, trombone, and alto saxophone had formed a combo to play weekend dances at the local yacht and country club.”

 

John Barth (Cambridge, 27 mei 1930)

 

De Tsjechisch-Israëlische dichter, schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Zie ook alle tags voor Max Brod op dit blog.

Uit: Lord Byron kommt aus der Mode

„„AUGUSTA: Eine alberne Geschichte.
BYRON: Erzähle.
AUGUSTA: Sie ist ziemlich unanständig.
BYRON: Bitte.
AUGUSTA: Nein.
BYRON: Bitte.
AUGUSTA: Niemals. Ich sag’s nicht.
BYRON: Du mußt. AUGUSTA: Müssen?
BYRON: Mein altes Mittel. Aus Aberdeen.
AUGUSTA: Was denn?
BYRON: Weißt du’s nicht mehr? Ich drücke dir die Hand blau —
AUGUSTA (ist schon vorhin zurückgewichen): Das wirst du nicht.
BYRON: Wer hindert mich. (Verfolgt sie erst um den kleinen, dann um den großen Tisch herum) AUGUSTA: Weil du mich nicht fängst!
BYRON
(ereilt sie): Und doch! (Ihre Hand an sich reißend —plötzlich ernst) Es
ist meine Hand. Ich kann dir nichts tun. — Und Augen, Mund — alles wie
bei mir, als sähe ich hinab, zurück, ins Rätsel meiner Zeugung. (Er
streicht ihr über Haar und Wangen) Unseres gemeinsamen Vaters Kopf.
AUGUSTA (ihre Hand losmachend): Er war gewalttätig wie du.
BYRON (wieder heftiger): Jetzt erzähle deine Geschichte.
AUGUSTA: Ich will nicht.
BYRON: Du weißt: schon als Kind hat es mich verrückt gemacht, wenn du ein Geheimnis vor mir hattest. (Pause)“

 

Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)
Hier echts met regisseurs van het Habimah theater in Tel Aviv

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e mei ook mijn blog van 27 mei 2018 deel 2.

Niels ’t Hooft, Jan Blokker, Linda Pastan, Louis-Ferdinand Céline, Georges Eekhoud, Said, John Cheever, John Barth

De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels ’t Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Zie ook alle tags voor Niels ‘t Hooft op dit blog.

Uit:De verdwijners

`En nu niet meer?’ Marthes onderlip trilde. ‘Het kan niet meer,’ zei ze met onvaste stem. Isobel is weg. Op reis. Ze komt nooit meer terug.’ Ze perste haar lippen op elkaar, maar het was niet genoeg. Zachtjes schokkend begon ze te huilen. ‘Het is beter zo, ik moet er alleen even aan wennen. En dat valt nog niet mee.’ `Vertel mij wat,’ zei de vrouw. ‘Dingen hebben tijd nodig. Ik probeer al mijn leven lang mijn jeugd te verwerken. Mijn vader was een moslimextremist die aan de drank raakte, begrijp je? Er was veel furie bij ons thuis, maar er viel ook veel in het water.’ Marthe slikte. De vrouw zei: ‘Niemand heeft het voor het kiezen met zijn kleine en grote problemen. Hoe je beha zit, waar je zus uithangt, in wat voor nest je wordt geboren. Kun je geloven dat ik mijn vader in de gehaktmolen heb geduwd?’ Door haar tranen heen proestte Marthe het uit. ‘Wat hysterisch.’ `Ik heet trouwens Lua,’ zei de vrouw met een geheimzinnige glimlach, en ze gaf een ferme hand. ‘Dat is Portugees voor maan.’ Toen Marthe losliet en Lua’s hand langs de hare gleed, voelde ze een tinteling. Ze zag Lua kijken: haar gezichtsuitdrukking ging van geamuseerd naar verwonderd en eindigde op neutraal. Zonder nog iets te zeggen verliet de vrouw het toilet. Ze duwde de deur naar de zaal open: als een golf klapte het lawaai over Marthe heen. De deur sloeg dicht en de muziek droop van haar lijf.
Marthe had die middag haar ouders bezocht, een laatste poging om samen een plan te maken. Maanden geleden was haar zusje halsoverkop op reis gegaan. Ze had een instabiele indruk gemaakt. Het had lang geduurd voor er bericht was gekomen: een filmpje waarin Isobel vertelde dat ze op een boerderij in de Verenigde Staten was, en dat het goed met haar ging. Het stelde haar ouders gerust, maar Marthe maakte zich er juist meer zorgen door. Want het filmpje rammelde. Het was knutselwerk. Maar haar ouders wilden er niet van weten. Hoe meer ze doordramde, hoe afstandelijker en killer haar vader en moeder werden, alsof ze koste wat kost in het filmpje wilden geloven. Niet voor Isobel, dacht Marthe, maar omdat ze zelf al genoeg andere zorgen hadden.”

 


Niels ’t Hooft (Leiderdorp, 27 mei 1980)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook alle tags voor Jan Blokker op dit blog.

Uit: The boldest way

“Zo zal iedereen voorbij Nieuwerschans of Wuustwezel een cursus Hollandse politicologie nodig hebben om te begrijpen wat we hier te glimlachen hebben als een satiricus consequent spreekt van ‘het kabinet Leugenaar-Zwendelaar’. Satire is een zaak van sousentendus geworden, wat daarbuiten ligt is, inderdaad, het deftige commentaar waarin zorg wordt uitgesproken over het regime van de ayatolla’s of over de onvrijheid in Polen.
Als Pers zou ik graag een jaartje Khomeini volgen, en als Pool met gretigheid stoken in het huwelijk tussen de edelarbeider Walesa en zijn Simonis. Als Nederlander moet ik wachten tot het de paus belieft deze kant op te reizen, om lucht te geven aan mijn onvrede met zijn institutie.
Dryden leek goedgemutst over het rendement van zijn uitlachen. De plaatsgebonden satiricus van 1985 heeft zo zijn skepsis. Zijn opperste effect lijkt bereikt als de door hem aangevallen institutie – laten we zeggen het kabinet Leugenaar-Zwendelaar – kwaad wordt omdat haar ‘vain deeds and vainer thoughts’ zijn onthuld. Maar wat dan nog? En in negenennegentig van de honderd gevallen is de geattaqueerde partij klaarblijkelijk onschendbaar: ze zwijgt, ze glimlacht mee, ze stellt kalt, of erger nog, ze is gecoiffeerd met de satire en stellt nog kälter. De satiricus wie het ernst is probeert zijn grens te verleggen in verhevigd ongenoegen: herhaalt, herneemt, schreeuwt, scheldt – tot hem weinig meer rest dan z’n pen neer te leggen en z’n mitrailleur te pakken. Het alternatief is de literatuur, het veilige, vruchteloze genre waar tenslotte ook Multatuli in stikte, verre van dat Droogstoppel gestikt zou zijn in koffie.
The boldest way, if not the best.
Maar de tegenpartij heeft ook zo zijn manieren.”

 

 
Jan Blokker (27 mei 1927 – 6 juli 2010)

 

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

I Married You

I married you for all the wrong reasons,
charmed by your dangerous family history,
by the innocent muscles, bulging like hidden
weapons under your shirt, by your naive ties,
the colors of painted scraps of sunset.
I was charmed too by your assumptions
about me: my serenity— that mirror waiting to be
cracked, my flashy acrobatics with knives in the kitchen.
How wrong we both were about each other,
and how happy we have been.

 

To A Daughter Leaving Home

When I taught you
at eight to ride
a bicycle, loping along
beside you
as you wobbled away
on two round wheels,
my own mouth rounding
in surprise when you pulled
ahead down the curved
path of the park,
I kept waiting
for the thud
of your crash as I
sprinted to catch up,
while you grew
smaller, more breakable
with distance,
pumping, pumping
for your life, screaming
with laughter,
the hair flapping
behind you like a
handkerchief waving
goodbye.

 


Linda Pastan (New York, 27 mei 1932)

 

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook alle tags voor Louis-Ferdinand Céline op dit blog.

Uit: Journey to the End of the Night (Vertaald door Ralph Mannheim)

“As if I knew where I was going, I put on an air of choosing and hanged my direction, taking a different street on my right, one that was better lit. “Broadway” it was called. I read the name on a sign. High up, far above the uppermost stories, there was still a bit of daylight, with sea gulls and patches of sky. We moved in the lower light, a sick sort of jungle light, so gray that the street seemed to be full of grimy cotton waste.
That street was like a dismal gash, endless, with us at the bottom of it filling it from side to side, advancing from sorrow to sorrow, toward an end that is never in sight, the end of all the streets in the world.
There were no cars or carriages, only people and more people.
This was the priceless district, I was told later, the gold district : Manhattan.You can enter it only on foot, like a church. It’s the banking heart and center of the present-day world. Yet some of those people spit on the sidewalk as they pass. You’ve got to have your nerve with you.
It’s a district filled with gold, a miracle, and through the doors you can actually hear the miracle, the sound of dollars being crumpled, for the Dollar is always too light, a genuine Holy Ghost, more precious than blood.
I found time to go and see them, I even went in and spoke to the employees who guard the cash. They’re sad and underpaid.
When the faithful enter their bank, don’t go thinking they can help themselves as they please. Far from it. In speaking to Dollar, they mumble words through a little grill; that’s their confessional. Not much sound, dim light, a tiny wicket between high arches, that’s all. They don’t swallow the Host, they put it on their hearts. I couldn’t stay there long admiring them. I had to follow the crowd in the street, between those walls of smooth shadow.”

 

 
Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)
Cover

 

De Belgische Franstalige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854. Zie ook alle tags voor Georges Eekhoud op dit blog.

Uit: Kees Doorik (Vertaald door August Peeters)

“De pachteres, langs hier en daar nog een opmer-king makend, bezag ze eens met zoo’n „air” van „ge zijt maar werkvolk, en daarmee ál”. Maar onverschillig voor die minachting vanwege de bazin, waren ze slechts ingenomen met Paulien, die ze in ’t geniep knepen, terwijl ze een nieuwen ronde jenever schonk. En de blikken der weed gingen onweerstaan-baar terug op Kees Doorik, haar vertrouweling. Hij was toch zóo niet als die lomperiken, die altijd maar opgepropt waren geworden met spek, patatten en botermelk. Zijn manieren waren ge-heel anders. Er stond toch meer verstand te lezen op dat zonder overdrevenheid bollig gezicht, met z’n gitzwarte oogen, z’n lichten haviksneus met be-weeglijke vleugels;. en om zijn ernstigen mond lag er een ongewone zweem, die bij de anderen niet te bespeuren was. Maar wat er, in dat land van bruinen en blonden, Kees het meest deed afsteken, dat was z’n pikzwart haar, waarvan de lokken zoo maar vrijweg zijn klak oplichtten, en zijn welgevormde ooren bedek-ten, om in losse, weelderige krullen ’t voorhoofd te overschaduwen.
De bestuurder van ’t Vondelingenhuis zou, in dien struischen boer, in ’t geheel niet den zwakken bestedeling herkend hebben dien hij voor tien jaar aan Nelis Cramp toevertrouwde, omdat hij er anders geen blijf mee wist. Al was dit voorval reeds zdolang voorbij, toch herinnerde Kees Doorik zich nog volkomen zijn vertrek uit het „Gesticht”. Zekeren dag werd het, kind, nopens wien de dokter alle hoop op herstel laten varen had, in de tegenwoordigheid van den boer gebracht. Het was in het somber spreekvertrek. Een ver-dufte reuk hing daar over alles heen. Met zijn zes paardsharen stoelen, de mahoniehouten tafel, en den ouden Spaanschen schouwmantel, vanwaar een ivoren Kristus en een Moeder Gods meewarig op die armzaligheid neerblikten, had dit vertrek een pijnende kloosterachtigheid. Het ebbenhouten kruis stond daar, even als op een Kalvarieberg, als om te beduiden.: „Leven is lijden.” Het gebeurt wel eens, dat de stedelijke weldadig-heid de kinderen, welke ze niet in de gestichten houden kan, op den boer steekt, om er als hoeve-knechten of landbouwleerjongens in dienst te tre-den. De dorpelingen, bij wie zulk een arm schaap uitbesteed wordt, hebben volle recht op het werk van hun beschermelingen, die het weldadigheids-bureel voorts blijft onderhouden.”

 

 
Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)
Cover

 

De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Zie ook alle tags voor Said op dit blog.

Uit: Der lange Arm der Mullahs

“Mai 1981

H. ruft aus dem Iran an. Er will fliehen. Ich versuche, ihn umzustimmen. Er vergißt jegliche Vorsichtsmaßnahmen und schreit ins Tele-phon: „Du hast keine Ahnung, was hier los ist. Mein Bruder hat sich in den Wäldern versteckt. Ich traue mich kaum aus dem Haus. Ich muß hier weg, sonst ersticke ich!” Er bittet mich um die Vermittlung der Flucht. Ich sage ihm, jemand werde ihn in den nächsten Tagen anru-fen. Er bedankt sich und legt auf. Einige Wochen später flieht er, irrsinnigerweise über den Irak, obwohl der Krieg zwischen den beiden Ländern tobt; der Fluchthelfer hat so entschieden.
H. bleibt drei Monate im Irak, in einer kleinen Stadt nahe der Grenze, unter Hausarrest. Er ist bei einer Familie untergebracht, die Persisch spricht. Er darf das Haus nicht verlassen, keine Zeitung, kein Radio, keine Bücher. Der irakische Geheimdienst nimmt ihm sein ganzes Geld ab — zur Aufbewahrung. Einmal in der Woche kommt ein Unteroffizier des Geheim-dienstes, auch er spricht Persisch. Nach jedem Verhör zahlt der Unteroffizier einen Teil der be-schlagnahmten Summe an die Familie, für Kost und Logis. Dreimal muß H. mit diesem Unteroffizier zum Verhör in die nächste Stadt, jedes Mal mit dem Taxi; der Unteroffizier zahlt auch das Taxi von der beschlagnahmten Summe. Schließlich wird H. in Bagdad einem Offizier des Geheim-dienstes vorgeführt, der für den Iran zuständig ist und eben-falls Persisch spricht. Er teilt H. mit, die Untersuchungen hätten ergeben, daß H. kein Spion sei und das Land verlassen könne. Dann wendet sich der Offizier an den Unteroffizier mit der Frage: „Hat der iranische Gast unsere zauberhafte Haupt-stadt kennengelernt?” Als der Unteroffizier die Frage verneint, ruft der Offizier: ‚Die Gastfreundschaft gebietet, daß du dem Gast die Sehens-würdigkeiten unserer Hauptstadt zeigst!” Der Unteroffizier stimmt willig zu. H. würde gerne auf diese Sehenswürdigkeiten verzichten, aber die Gebote der Gastfreundschaft sind stärker. Der Unteroffizier bestellt ein Taxi. Dann besuchen die beiden den ganzen Tag über diverse Bars, wo der Unteroffizier es sich gutgehen läßt —aus H.’s Kasse.“

 

 
Said (Teheran, 27 mei 1947)

 

De Amerikaanse schrijver John Cheever werd geboren op 27 mei 1912 in Quincy, Massachusetts. Zie ook alle tags voor John Cheever op dit blog.

Uit: The Journals of John Cheever

“It stinks of peanuts and cheap candy. A love song drifts over from the phonograph-record department. The salesgirl is elaborately painted. You buy what you want; and you leave. The street is sunny. The blind Negress on the bus says, “I’m by myself. I’m by myself at home now. I’m by myself on the street. I’m by myself. I’m by myself so much I’m like a statue. I’m by myself like a statue all the time.” She shakes her portable radio. “She ain’t working. I’ve had her on since Ninety-sixth Street and she ain’t made a sound. I guess I’ll have to get her fixed again. She wears out quick.” The man on the train. “Well, I guess I look cheerful enough, but I’m on my way to the hospital. They just called me from the office to tell me that C. fell out of an apple tree and broke her leg in two places. They called me at the office a few minutes ago and I rushed over here and took the train. . . .”These Westchester Sunday nights. There has usually been a party on Saturday night so you wake up with a faint hangover and a mouth burned by a green cigar. The clothes you have left in a heap on the floor smell of stale perfume. You take a shower. You put on old clothes. You drive your wife to church and your children to Sunday school. You rake the leaves off the flower bed. They are too wet to burn. You put a chemical fertilizer on the lawn and examine the bulbs. The Rockinhams, on their way to a Sunday-lunch party at the Armstrongs’, shout their good mornings from the sidewalk. “Isn’t it a glorious day; glorious, glorious.” Your wife and children return from church, still in their stiff clothes. You have a drink before lunch. Sometimes there are guests. You take a walk; you rake more leaves. The children scatter to play with other children. The southbound local, the train that aunts, uncles, and cousins who have gone into the suburbs for lunch take home; the train that cooks, maids, butlers, and other menservants take into town for their half holiday. Sunday is almost over.Awake before dawn, feeling tired and full of resolutions. Do not drink. Do not et cetera, et cetera. The noise of birdsong swelling: flickers, chickadees, cardinals. Then in the midst of this loud noise I thought I heard a parrot. “Prolly want a crackeer,” he said.”

 

 
John Cheever (27 mei 1912 – 18 juni 1982)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. Zie ook alle tags voor John Barth op dit blog.

Uit:Where Three Roads Meet

“At puberty he discovered in himself a passion for the arts and for academic scholarship; decided by his junior prep-school year that he’d be a poet, a professor of literature or maybe of art history, and on the side a jazz pianist, although he knew his way around classical guitar and string bass as well. Enrolled in the comparably prestigious but decidedly less classy VVLU instead of Harvard/ Yale/Princeton, because it offered an experimental program wherein selected students could on their adviser’s recommendation become virtual Ph.D. candidates early in their undergraduate careers, commence supervised original research in their chosen disciplines, and complete their doctorates as early as five years after matriculation. Al was, moreover, no stranger to the capitals of Europe and elsewhere, the Baumanns having often vacationed abroad before and after the war as well as having gone with Doctor Dad to oncological conferences in sundry foreign venues-whence their son had acquired what to friend Will, at least, was an enviable familiarity with places and languages, wines and cuisines, and the ways of the world, including self-confidence with the opposite sex: a sophistication the more impressive because worn lightly, even self-deprecatingly.
“Trivia,” Al liked to say about such casually imparted but attentively received life lessons as that slope-shouldered red-wine bottles contain Burgundies and round-shouldered ones Bordeaux, the former to be enjoyed promptly and the latter “laid down” some years to mature; that both kinds need to “breathe” awhile after opening before being drunk (except for Châteauneuf-du-Pape); that provolone has four syllables, not three; that making circles with one’s thumbs and forefingers is a handy reminder that one’s bread plate on a restaurant table is the one at one’s left hand (small “b”) and one’s drinking glass the one at one’s right (small “d”): “It’s what’s here, here, and here that matters,” indicating in turn his or Will’s (or Winnie’s) head, heart, and crotch.
But from whom if not gentle (slope-shouldered, indeed Chianti-bottle-shaped) Al Baumann did Will learn how to tie a full-Windsor necktie knot, navigate the city’s bus and trolley lines, successfully hail a cruising taxicab and compute the driver’s tip, play sambas and rhumbas and kazatskies and frailichs as the occasion warranted in addition to their new jazz trio’s usual repertory?”

 

 
John Barth (Cambridge, 27 mei 1930)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Niels ’t Hooft, Jan Blokker, Linda Pastan, Louis-Ferdinand Céline, Georges Eekhoud, Said, John Cheever, John Barth

De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels ’t Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Zie ook alle tags voor Niels ‘t Hooft op dit blog.

Uit: Hou me vast of ik hyperventileer

“Ze zit tegenover me. Halflang lichtbruin haar, strak rood jasje, stippelblouse, grijsleren handtas. Een gesatureerd graslandschap trekt aan ons voorbij. Elektriciteitsmasten aan de horizon, uitbundige zon. Op ons na is de coupé leeg. Het is maandagochtend, kwart over tien, ik ben op weg naar Maastricht, en ik schat haar 28.
Ze rommelt met een aluminium doosje, afgeronde hoeken, waaruit ze een contactlens haalt. Het doosje heeft één compartiment. Naast de schroefrand zit een lampje. Ze legt de lens op haar wijsvinger en houdt hem tegen het licht. Heel even draait ze een zonnestraal, zonder het te merken, recht in mijn gezicht. Ze doet lenzenvloeistof op de lens, trekt haar ooglid omlaag en laat de lens routineus op zijn plek zakken. Dan klikt ze het doosje dicht. In het deksel zit een lichtgevende appel verzonken, die na sluiting een paar keer pulseert en dan langzaam uitdooft. Ze kijkt op, naar mij, en ik richt me weer op de krant.
Dit is de toekomst, maar aan mij is niets veranderd. De wereld overkomt me als voorheen. ’s Morgens neem ik het nieuws tot me, in inkt gedrukt op papier. Meestal doe ik dat in een koffiezaak, maar als het even kan in de trein, zodat ik toch nog de sensatie van vooruitgang ervaar. De trein is niet goedkoop, maar ik neem boterhammen mee, en een thermoskan koffie. Als de ergste spits voorbij is, stap ik in. Een of twee coupés volstaan om de kranten bij elkaar te sprokkelen, inclusief de weekendbijlages. Her en der heeft iemand iets uitgescheurd, een recensie van een game die ik niet speel of een reportage over een technologie die ik niet gebruik. Maar niemand neemt verhalen over politiek mee. Wie daar om geeft, heeft zelf een abonnement.
Ik ben snel oud geworden. Geboren in 1980, op de grens tussen de laatste generatie die opgroeide zonder internet en mobiele telefoons, en de eerste generatie die niet anders heeft gekend. Met enthousiasme nam ik ze in gebruik, maar toen ik mijn baan verloor en, later, van de bijstand moest gaan leven, liet ik ze net zo makkelijk weer los.”

 
Niels ’t Hooft (Leiderdorp, 27 mei 1980)

Lees verder “Niels ’t Hooft, Jan Blokker, Linda Pastan, Louis-Ferdinand Céline, Georges Eekhoud, Said, John Cheever, John Barth”

Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Louis-Ferdinand Céline, Georges Eekhoud, Said, John Cheever, John Barth, Max Brod

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook alle tags voor Jan Blokker op dit blog.

Uit: The boldest way

“Niemand bij mijn weten heeft ooit de oude Dryden tegengesproken die satire aanbeval als
 
The boldest way, if not the best,
to tell men freely of their foulest faults,
to laugh at their vain deeds and vainer thoughts.

Vraag het morgen aan de vrome samenstellers van het televisieprogramma Farce Majeur en ze zullen het, zingend in close harmony, beamen. Had het aan Aristophanes gevraagd, aan Petronius, aan Willem die Madocke maakte, aan Swift, aan Voltaire, aan Multatuli, aan Tucholsky, en de instemming was eenparig geweest. Vraag het alsnog aan Brandt Corstius, en hij zal het niet ontkennen.
Het zou haast wantrouwig moeten stemmen: dat we het vijfentwintighonderd jaar lang onder mekaar kennelijk nooit principieel oneens zijn geworden over de aanduiding van een literair genre.
Maar misschien moeten we satire ook niet omschrijven als een literaire soort op zichzelf. Ze is het in de strikte zin al niet, omdat er ook gehekeld blijkt te kunnen worden in de beeldende kunst of per film; er bestaat zelfs satirische muziek. Maar los daarvan maken ook de grote, beroemde beoefenaars de indruk het genre beoefend te hebben in de marge van andere, deels ‘serieuzer’ bezigheden. Petronius diende keizer Nero, Dryden zelf schreef doorgaans buitengewoon onopmerkelijke verzen en toneelstukken die niet aan Shakespeare konden tippen, Multatuli wilde bovenal de Javaan verheffen en de assistent-resident van Lebak gerehabiliteerd krijgen, en Stoker geeft overdag college aan twee universiteiten. Als het om de letterkunde gaat is satire waarschijnlijk helemaal geen genre, maar een nevenwerkzaamheid – zoals een ander na kantoortijd opgaat in het verenigingsleven of de actie Vrouwen voor Vrede. Satire is niet het weloverwogen resultaat van een kunstzinnige roeping, maar eenvoudig een uitkomst van sociaal ongenoegen.
Ten tijde van Dryden en in de eeuwen daarvoor stond dat laatste zeker voorop: de uitval tegen instituties. De mensen aan wie de satiricus de waarheid moet vertellen zullen we vermoedelijk ook moeten lezen als de mensheid, en dan meer in het bijzonder de verzameling hoogwaardigheidsbekleders aan wie de conservering van diverse instituties was toevertrouwd: de hovelingen, de priesters, de edelknapen, de ordebewakers, de Brinkmannen, of zeg maar de Tartuffes aller dagen. Omdat de grote instituties – hof, kerk, adel – algemene geldigheid hadden en hun conventies van macht en gedrag in Canterbury wel zo ongeveer dezelfde waren als op een Duits narrenschip, konden ze als het ware ook ‘internationaal’ uitgelachen worden: je hoefde geen Spanjaard te zijn om te begrijpen waar Cervantes, noch een Nederlander (of een latinist) om mee te voelen waar Erasmus zich tegen keerde.”

 
Jan Blokker (27 mei 1927 – 6 juli 2010)

Lees verder “Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Louis-Ferdinand Céline, Georges Eekhoud, Said, John Cheever, John Barth, Max Brod”

Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Louis-Ferdinand Céline, Georges Eekhoud, Said, John Cheever, John Barth

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook alle tags voor Jan Blokker op dit blog.

Uit: De locomotief rijdt

“‘Van films wordt verwacht dat ze ergens over gaan, zoals dat ook wordt verwacht van boeken, brochures, krantenartikelen of ander geschreven materiaal. Beeldkijkers zijn daarbij net als letterlezers bijna altijd voorbereid op waar het over zal gaan, want dát vooral bepaalt hun keuze. De één wil wijzer worden en kiest consequent voor documentaires, de ander heeft het avontuur in de tropen lief en sloeg vroeger nooit een film over van Dorothy Lamour en haar lamé zwempakken. Een mededeling, een Boodschap of een verhaal – in alle gevallen wordt het houvast verschaft door een inhoud.
In tegenstelling tot de oudste geschréven inhoud is de oudste filminhoud zeer wel bekend, want die is ook maar van nog geen tachtig jaar geleden. Het ligt overigens voor de hand te veronderstellen dat de inhoud van de eerste geschreven tekst ons even erg zou ‘tegenvallen’ als die van de eerste filmbeelden. Het oerfilmbeeld is een stoomtrein die anno 1895 een Frans station binnenloopt (of een soortgelijke trein langs een Amerikaans perron: net als de boekdrukkunst heeft de cinematografie twee uitvinders), en wat er onmiddellijk aan beelden op volgt is even rauw, ongestileerd en ‘naturalistisch’: arbeiders die een fabriek verlaten, twee meisjes doen een paraplu-dans, een moeder geeft haar kind de borst, een man stapt uit een rijtuig; we schijnen te maken te hebben met het huis-tuin-en-keuken-kiekjes-stadium van de film. Doorslaggevend bij dat alles is de illusie van de werkelijkheidsbetrapping. Parijse kranten schrijven na de eerste demonstratie van de gebroeders Lumière over de ‘mathematische getrouwheid’ van de vertoonde beelden en over ‘tableaux vivants animés d’une vie absolument intense’, en becijferen met vooruitziende blik de dankbaarheid van latere generaties voor wat de Kinematographe kan bewaren: ‘on pourra par exemple revoir agir les siens longtemps après qu’on les aura perdus’. (Le Radical, eind december 1895). Dat laatste is natuurlijk het waarst van alles – wat er ook tegenvalt aan het oerfilmbeeld, het laat ons in ieder geval zien hoe een locomotief er in 1895 uitzag en bewoog, en dan heb ik ’t nog niet eens over de gelukkige omstandigheid dat de Lumières net op tijd waren met hun uitvinding om de kroning van de laatste tsaar aller Russen (14 mei 1896) met mathematische getrouwheid te laten vereeuwigen.”

 

 
Jan Blokker (27 mei 1927 – 6 juli 2010)

Lees verder “Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Louis-Ferdinand Céline, Georges Eekhoud, Said, John Cheever, John Barth”

John Barth, Herman Wouk, John Cheever, Dashiell Hammett, Georges Eekhoud

De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. Zie ook mijn blog van 27 mei 2009 en ook mijn blog van 27 mei 2010

 

Uit: The End of the Road

 

“What the hell for?”

Rennie had started out with pretty firm, solemn control, but now she got choky and couldn’t, or wouldn’t, answer the question.

“Has he turned you out?”

“No. Can’t you understand why he sent me up here? Please don’t make me explain it!” Tears were imminent.

“Honestly, I couldn’t guess, Rennie. Are we supposed to reenact the crime in a more analyzable way, or what?”

Well, that finished her control; the head-whipping began. Rennie, incidentally, looked great to me. She’d obviously been suffering intensely for the past few days, and, like exhausted strength, it lent her the sexual attractiveness that tormented women occasionally have. Tender, lovelike feelings announced their presence in me.

“Everything that’s happened wrenches my heart,” I said to her, laying my hand on her shoulder. “You’ve no idea how much I sympathize with Joe, and how much more with you. But he sure is making a Barnum and Bailey out of it, isn’t he? This sending you up here is the damnedest thing I ever heard of. Is it supposed to be punishment?”

“It’s not ridiculous unless you’re determined to see it that way,” Rennie said, tearfully but vehemently. “Of course you’d say it was, just so you won’t have to take Joe seriously.”

“What’s it all about, for heaven’s sake?”

“I didn’t want to see you again, Jake. I told Joe that. He told me everything you said to him last night, and at first I thought you were lying all the way. I guess you know I’ve hated you ever since we made love; when I told Joe about it, I didn’t leave out anything we did–not a single detail–but I blamed you for everything.”

 

 

John Barth (Cambridge, 27 mei 1930)

 

Lees verder “John Barth, Herman Wouk, John Cheever, Dashiell Hammett, Georges Eekhoud”

Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Niels ’t Hooft, Kaur Kender, Said, Adriaan Venema, John Barth

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook mijn blog van 27 mei 2009 en ook mijn blog van 27 mei 2008 en ook mijn blog van 27 mei 2007 en mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit: Reis naar het einde van de nacht (Vertaald door E.Y. Kummer)

 

“Dat was het eind van deze dialoog, want ik herinner me goed dat hij nog net tijd had om te zeggen: ‘En ’t brood?’ En toen niets meer. Daarna, alleen maar een vlam, met lawaai erbij. Maar dan een lawaai zoals je nooit zou geloven dat het bestond. M’n ogen, oren, neus en mond waren opeens zo vol lawaai dat ik werkelijk dacht dat dit het eind betekende, dat ik zelf vuur en lawaai was geworden.

Maar nee, de vlam verdween, het lawaai bleef lang in m’n hoofd hangen, en m’n armen en benen beefden alsof iemand ze van achteren heen en weer schudde. ’t Leek of mijn ledematen ervandoor gingen, maar ze bleven toch bij me. In de rook, die nog lang daarna in m’n ogen prikte, bleef de scherpe geur van kruit en zwavel hangen, alsof men de luizen en vlooien van de hele wereld wilde verdelgen.

Onmiddellijk daarop dacht ik aan wachtmeester Barousse, die zo juist uit elkaar gespat was, zoals de andere knaap ons verteld had. Dat was goed nieuws. ‘Prachtig!’ dacht ik meteen. ‘Dat is een hele grote ploert minder in het regiment!’ Hij had me voor de krijgsraad willen slepen voor een blik conserven. ‘Ieder z’n privé-oorlogje!’ zei ik bij mezelf. Van die kant bekeken, scheen de oorlog zo nu en dan wel z’n nut te hebben, dat moest ik toegeven! Ik kende nog wel drie of vier rotschoften in het regiment die ik, net als Barousse, graag aan een granaat had geholpen. Wat de kolonel betrof, die wenste ik geen kwaad toe. Toch was hij ook dood. Ik zag hem eerst niet meer. Dat kwam omdat hij door de ontploffing op het talud was geslingerd, languit op z’n zij, in de armen van de cavalerist te voet, de boodschapper, die ook dood was. Ze omhelsden elkaar, die twee, nu en voor eeuwig, maar de cavalerist had geen hoofd meer, je zag alleen een opening boven in z’n hals, met bloed erin dat klokkend sudderde, zoals jam in een pan. De buik van de kolonel was opengereten, z’n gezicht was afschuwelijk vertrokken. ’t Had hem beslist pijn gedaan, toen het gebeurde. Z’n eigen schuld! Als hij bij de eerste kogels weg was gegaan, was hem dit niet overkomen.”

 

Celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en ook mijn blog van 27 mei 2008 en ook mijn blog van 27 mei 2009

 

Uit: Serven aan de Schelde

 

‘Hollanders’, zegt Louis Seynaeve in Het verdriet van België tegen zijn vriendin, ‘Hollanders verstaan geen kloten, Constance. Zij interesseren zich helemaal niet aan België.’

Maar het land ligt wel bij ons om de hoek, ze spreken er voor de helft een taal die op de onze lijkt, ze hebben een federale minister-president die in vergelijking met Balkenende nog heel wat lijkt omdat hij in drie jaar nog pas twee kabinetten heeft verklungeld, maar daar staat tegenover dat hij in die tijd al drie keer naar z’n koning terug moest omdat hij geen formatie rondkreeg, en dat hij het verschil niet kent tussen de Brabançonne en de Marseillaise. In het 1-uur-nieuws van de VRT vroegen ze aan de voorzitster van de Vlaamse socialisten of de geboren christen-democraat Leterme nog kans zal zien om Leterme II een doorstart te bezorgen. De voorzitster lachte vriendelijk, en zei: ‘Ach, Leterme. Daar is geen depanneren aan.’

We kunnen veel herkennen, maar niettemin: geen belangstelling. Toen vorige week de Vlaamse liberalen onaangekondigd met hun regering braken, had ons Journaal daar een itempje van twintig seconden voor over, in sommige avondkranten was het nieuws als kortje op een economiepagina terechtgekomen, en de volgende ochtend las ik de column van iemand die toegaf dat hij niets van dat BHV-gedoe begreep, maar uit wiens toon je kon afleiden dat hij er eigenlijk heel trots op was dat die onzin hem boven de pet ging. Wel columns schrijven, maar te lui om het nieuws van de buren bij te houden.“

 

Blokker

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)
Getekend door Peter van Straaten

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels ’t Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Zie ook mijn blog van 27 mei 2009

 

Uit: Toiletten

 

Je zei: ‘Er zijn cafés in de straat, laten we daar eens naar toe gaan.’
Het was een onbekende buurt in een stad waar ik wel eens in winkels had geneusd. Mijn moeder op zoek naar mooie kleren die toch goedkoop zijn en ik naar plekken waar ze videogames verkopen.
We liepen langs spiegels, voorbij het grofvuil. We zagen de reflectie van onze eigen benen en dat was tof. Het kon zo in een videoclip. Ik keek om me heen en probeerde de indrukken zo goed mogelijk in me op te nemen en vast te leggen, als het beste fototoestel van Nederland.
Dit was het dan. Mijn nieuwe leven was begonnen.
Als ik mijn Game Boy bij me had gedragen, dan had ik hem nonchalant achter me gegooid, want ik had hem niet meer nodig. Ik zag het grijze ding kletteren: het Dit Matrix scherm schoot los, zoals het van ouderdom vanzelf losging, het ketste tegen de straat en vloog omhoog, de klep van de batterijen vloog eraf, en de batterijen zelf, die doken erachteraan. Ik sprong erop. Krak, net als Mario dat doet om met zijn opponenten af te rekenen. In een flits was de kapotte Game Boy een blauwe schildpad met stekels; ik stelde me voor hoe ik erop landde, hoe de stekels zich een weg baanden door mijn schoenzolen en hoe ik het leven liet. Je moet het een keer meegemaakt hebben voordat je ze de volgende keer kunt ontwijken. Je kunt dan rustig een andere strategie bedenken. Zo sterk zien die beesten er niet uit, er moet een manier zijn om met ze af te rekenen zonder stekels in je zolen te krijgen. Het denkbeeldig gebroken plastic liet ik achter me.
Ik probeerde je hand te pakken, maar dat stond je niet toe. Je vond dat stom, meer iets voor kinderen, of voor moeders met kinderen. Ik tuurde om me heen, hield onder mijn linkerarm een grote doos. Daar zat een Super Nintendo in. Die was anders dan de gameboy. Dierbaar, kostbaar, het nieuwste van het nieuwste o
f toch zeker pas drie jaar oud, iets om nog wat beter over na te denken voor ie zonder pardon in de goot werd geworpen of in de gracht, tussen de brokken piepschuim en de half gezonken boten.”

 

Niels 't Hooft

Niels ’t Hooft (Leiderdorp, 27 mei 1980)

 

De Estse schrijver Kaur Kender werd geboren op 27 mei 1971 in Estland. Zie ook mijn blog van 27 mei 2009

 

Uit: Through Peaceful Eyes (Vertaald door Jurgen Kaljuvee)

 

„Every time you think of me the bells are singing somewhere. I am lying down, my body is in heat. Every part of me you touched hums. I am lying in the bed, the window is open, you are everywhere and you are getting increasingly closer to me. Your voice is sounding in the clatter of trams, in the rumble of the cars, your look is in the neon lights, in traffic lights, in street lights, your hair is waving in the trees, your pride is in the church towers and tall buildings. You are everywhere: your hurry is in the hourly radio news, people shaking in trolleys and trams feel your solitude, your tenderness and care is in the children marching across the street, your secrets are behind the dark windows of the the abnormally parked jeeps, your impatience is in the people waiting behind the traffic lights, your indifference is in the smiling tourists, your contempt is in the large street adverstisments. Your peace is in the morning mist and your search is in the car lights gleaming through the mist, your existence, your presence is in the parking tickets, your memories are in the Toompea viewing platforms, your past and the future are at this graveyard reachable by the noise of cars, and sometimes a thought about you rests there as well. All the flower shop vases are full of your smiles, every café is full of your leisurely moments, some have many, some very few. Your sudden appearance is in all the the ringing mobile phones, every plane taking flight is your desire to leave, each plane landing your delight of arrival, every passing train has an unused opportunity of yours, every train passing the bridge has your superstition and out there by the sea, there, on those rocks, at the sunset is your faith, your decision, your strength. Your love … Look at me through your peaceful eyes. Love is in your eyes.“

 

Kender

Kaur Kender (Estland, 27 mei 1971)

 

 

De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Zie ook mijn blog van 27 mei 2009

 

 

Für mich
riechen deine Hände nach Muskat
und Kindertagen.

Für mich
ist dein Mund ein sanftes Ufer,
nahgespült und unbewacht.

Für mich
hat sich das Blau deiner Augen
zurückgezogen zu meinen Schiffen.
Wir schlafen auf dem Flußbrett.
Fische von damals kommen
und küssen uns die Zehen.

 

 

              *

 

 

Die Farbe der Liebe ist blau,
ich weiß.
Nur,
daß diese Erde –
genarbt von unseren Küssen –
mit ihren gebrochenen Farben
auf uns lastet.
Der Fesselballon
trägt die Wurzeln in der Hosentasche.
Ich habe dich
mit einer Wolke verwechselt.

 

said

Said (Teheran, 27 mei 1947) (Teheran, 27 mei 1947)

 

 

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941.  Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en ook mijn blog van 27 mei 2009

 

Uit: Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 3B S. Vestdijk

 

Overigens had Vestdijk op 5 september al in Het Parool een artikel gepubliceerd, getiteld ‘Wel Duitsch op school’. Vestdijk nam hierin duidelijk stelling tegen hen die vonden dat het Duits als leervak op middelbare scholen niet gehandhaafd moest worden. Vrij Nederland behoorde tot de tegenstanders van het Duits als leervak. Het blad poneerde een mening die niet was mis te verstaan: ‘Afschaffing van het Duitsch als leervak is een waardig, scherp en blijvend protest van het geheele Nederlandsche volk tegen de gebeurtenissen van 10 Mei 1940 tot 7 Mei 1945. Afschaffing van het Duitsch als leervak ontlast het overladen onderwijsprogramma en maakt tijd vrij, veel beter te besteden aan andere vakken als Nederlandsch, vaderlandsche geschiedenis, Engelsch en Fransch. Door afschaffing van het Duitsch als leervak beschermt het Nederlandsche volk zich tegen een naburigen haard van geestelijke besmetting, welks gevaarlijkheid nog vergroot wordt door de nauwe verwantschap van beide talen en door de geestesgesteldheid van zeer velen, wier moedertaal het Duitsch is.

Handhaving van het verplichte onderwijs in het Duitsch beteekent ernstige en onnodige verzwakking van de positie der Nederlandsche beschaving, dus van Nederland, tegenover een gevaarlijken buur.’

We kunnen ons de geestelijke benauwenis die in de eerste naoorlogse jaren heerste en die mensen tot dit soort opinies bracht nauwelijks meer voorstellen. De afschaffing van het Duits als leervak, alleen omdat de nationaal-socialisten deze taal spraken en schreven, is al even benepen als, bijvoorbeeld, het taboe dat in het hedendaagse Israël rust op de muziek van Wagner, enkel en alleen omdat de nationaal-socialisten in die muziek, die ze zonder twijfel niet begrepen, wat van hun waanideeën terugvonden.

Vestdijk intussen had van een dergelijke benepenheid geen last. Hij was vóór het leervak Duits. ‘Men las wel eens, dat het hier ging om een “waardig protest” tegen… ja, tegen wien of wat eigenlijk?’ schreef hij. ‘Tegen Duitschland? Nederland heeft vijf jaar lang met voldoende waardigheid tegen de Duitsche overheersching geprotesteerd om dit eenigszins holle gebaar er niet aan toe te voegen. Men krijgt trouwens den indruk dat hier minder de behoefte aan “protest” in het spel is dan wel de zucht naar wraak.’

 

nol-gregoor-en-simon-vestdijk

Adriaan Venema (27 mei 1941 – 31 oktober 1993)
Vestdijk en zijn biograaf Nol Gregoor

 

De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. John Barth viert vandaag zijn 80e verjaardag. Zie ook mijn blog van 27 mei 2009

 

Uit: Coming Soon!!!

 

„Call me ditsy, call me whatchadurn please; just an old-fart Chesapeake progger’s what I am, with more orneriness than good sense — else I wouldn’t be sitting here a-hunting and a-pecking on “Big Bitsy’s” ergonomic keyboard whilst the black wind roars and the black water rises and the power flickers and the cabin shakes. I’d’ve hauled my bony butt across Backwater Strait to high ground over in Crassfield whilst the hauling was still doable, before the storm-surge from Zulu Two (stay tuned) puts Hick Fen Island* eight fingerforking feet under Backwater Sound.

“Whoa ho there, Dits,” my mind’s ear hears the gentle reader gently interpose: “Where’s Hick Fen I.? Where’re Backwater Sound and ditto Strait and mainland Crassfield? Who’s Zulu Two, and whaddafug’s a progger, and who’s thissere EARL character, that you haven’t even mentioned yet?”

All in good time, mon semblable et cet, which Yrs Truly don’t happen to have a whole skif?oad of just now. Anyhow, old Ditsy-Belle’s a gal that likes her stories straight up, if you read me: Get things going, says I, then cut to the chase, or old Dits’ll chase to the cut. Once upon a time’s about as far as we’ll go in the way of wind-up for your pitch. You say It was a dark and stormy night? We copy, mate: now on with the story, ess vee pee.

Ditsy-Belle, Ditsy-Boy: I’ve done time in my time as mainly male and ditto feem; have attained the age where what’s between my legs matters less to either of us than what’s between my ears or just twixt you and me. Which is to say, a certain high-density disk-in-the-hand that I progged from the bush this morning after Zulu One (a dark and stormy night forsooth) in the westmost marshes of B.E.W.A.R.(E.), the Backwater Estuarine Wetlands Area Reserve (East): a double-sided disk triple-zipped in a ZiplocTM baggie inside another inside another and hence bone-dry enough, as bones go hereabouts, that I could read its blot-free label through all three bags in the mucky marshgut whither it’d wended from wherethefuckever.“

 

barth-john

John Barth (Cambridge, 27 mei 1930)

 Zie voor nog meer schrijvers van de 27e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Louis-Ferdinand Céline, Jan Blokker, Kaur Kender, Niels ’t Hooft, Adriaan Venema, John Barth, Dashiell Hammett, Max Brod, Georges Eekhoud, Arnold Bennett, Said, Herman Wouk, John Cheever, Richard Schaukal, M. A. von Thümmel, Ferdynand Ossendowski

De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van Louis Ferdinand Destouches) werd geboren in Courbevoie op 27 mei 1894. Zie ook mijn blog van 27 mei 2008 en ook mijn blog van 27 mei 2007 en mijn blog van 27 mei 2006.

 

Uit: Voyage au bout de la nuit

 

“Je vais me tuer!” qu’il me prévenait quand sa peine lui semblait trop grande. Et puis il parvenait tout de même à la porter sa peine un peu plus loin comme un poids bien trop lourd pour lui, infiniment inutile, peine sur une route où il ne trouvait personne à qui en parler, tellement qu’elle était énorme et multiple. Il n’aurait pas su l’expliquer, c’était une peine qui dépassait son instruction. Lâche qu’il était, je le savais, et lui aussi, de nature espérant toujours qu’on allait le sauver de la vérité, mais je commençais cependant, d’autre part, à me demander s’il existait quelque part, des gens vraiment lâches… On dirait qu’on peut toujours trouver pour n’importe quel homme une sorte de chose pour laquelle il est prêt à mourir tout de suite et bien content encore. Seulement son occasion ne se présente pas toujours de mourir joliment, l’occasion qui lui plairait. Alors il s’en va mourir comme il peut, quelque part… Il reste là l’homme sur la terre avec l’air d’un couillon en plus et d’un lâche pour tout le monde, pas convaincu seulement, voilà tout. C’est seulement en apparence la lâcheté. Robinson n’était pas prêt à mourir dans l’occasion qu’on lui présentait. Peut-être que présenté autrement, ça lui aurait beaucoup plu. En somme, la mort c’est un peu comme un mariage. Cette mort-là elle ne lui plaisait pas du tout et puis voilà. Rien a dire. Il faudrait qu’il se résigne à accepter son croupissement et sa détresse. Mais pour le moment il était encore tout occupé, tout passionné à s’en barbouiller l’âme d’une façon dégoûtante de son malheur et de sa détresse. Plus tard, il mettrait de l’ordre dans son malheur et alors une vraie vie nouvelle recommencerait. Faudrait bien. Il n’y a de terrible en nous et sur la terre et dans le ciel peut-être que ce qui n’a pas encore été dit. On ne sera tranquille que lorsque tout aura été dit, une bonne fois pour toutes, alors enfin on fera silence et on aura plus peur de se taire. Ça y sera.”

 

 

 

celine

Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 – 1 juli 1961)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Jan Andries Blokker werd geboren in Amsterdam op 27 mei 1927. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en ook mijn blog van 27 mei 2008

 

Uit: Enkele aspecten van de Nederlandse samenleving

 

„Ik had eerlijk gezegd niet meteen verwacht dat ik iets soortgelijks zou beleven op onze familiepelgrimage langs de heiligdommen van de Tachtigjarige Oorlog, want natuurlijk kende ik zo’n beetje onze tradities. Shakespeare heeft van ongeveer alle Engelse vorsten die hij kende een koningsdrama gemaakt – Vondel is nooit verder gekomen dan Gysbreght van Aemstel. Velazquez schilderde Spinola’s beleg van Breda – Rembrandt heeft er zelfs nooit over gedácht de Slag bij Heiligerlee te vereeuwigen. Allerlei Franse, Italiaanse en Duitse componisten hebben voor hun muziektheater inspiratie gezocht bij de eigen geschiedenis – maar ik zie Peter Schat nog geen opera maken over het Ontzet van Leiden.

Maar ik had óók niet verwacht dat ik mijn naar aanschouwelijk onderwijs dorstende kinderen bijna helemaal niets kon laten zien van al die dingen waarvan ze de moeilijke namen en de lastige jaartallen zo geduldig uit hun hoofd hadden geleerd. Geen pijltje langs het Winschoterdiep om de reiziger attent te maken op dat éne (overigens buitensporig lelijke) monument ter nagedachtenis van graaf Adolf die in Friesland in de slag bleef. Geen merkteken op de plek waar Zeeuwse roeiers de meest merkwaardige gevechten zijn aangegaan met reusachtige Spaanse oorlogsbodems. Geen ANWB-route door het slotenlandschap waarin de huurlegertjes van Willem de Zwijger door de modder kropen om Alva ergens in de rug aan te vallen. Bijna niks. Een pas in 1960 gemaakt beeld getiteld Kenau en de Vrouwen, staat in Haarlem niet op de Grote Markt naast Laurens Janszoon
Coster, maar weggestopt op een treurig pleintje achter de Amsterdamse Poort, tegenover een eethuis dat vijf jaar geleden nog Zorba de Griek heette.

Het heeft iets vreemds.“

 

 

 

 

Blokker2

Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)

 

 

 

 

 

De Estse schrijver Kaur Kender werd geboren op 27 mei 1971 in Estland. Na als reclamemaker gewerkt te hebben debuteerde hij in 1998 met zijn roman “Independence Day” (“Iseseisvuspäev”). Sindsdien geniet hij in zijn vaderland een grote populariteit.

 

Uit: Through Peaceful Eyes (Vertaald door Jurgen Kaljuvee)

 

Today I will call that little repulsive office where my sister works her last days. The office is located in the middle of a ghastly desert, and it can be accessed only through an iron gate or under the controlling eyes of a security guard. What is more, I have noticed that the greater the debasement, the more vigilantly it is being guarded, the stronger is the security.

The buildings within the iron gate are revolting with no shape that would please the eye, there are some cars, and corpses of cars earned with sweat and blood standing in the courtyard. In the apartment next to the office live some architects who, unable to tolerate this depressing atmosphere, spend their energy trying to fight their neigbors smoking. In the next apartment lives an artist who organizes little parties with a little money collection box. Each guest must give a little money to the DJ who plays bad music. And right next to the office is a small room belonging to an unrecognized inventor where he, like a lost 19th-century person, creates the next revolutionary vacuum pump. It is the kind of office where only godforsaken women sadly enjoying their little gruesome joys work now. I also worked there for almost a year, imagine!

 

 

 

kender

Kaur Kender (Estland, 27 mei 1971)

 

 

 

 

 

De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels ’t Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Hij is voornamelijk bekend geworden door zijn inmiddels weer ter ziele gegane Nintendo-magazine n3 en gamewebsite GameSen.nl, maar had ook enig succes met zijn boeken sinds zijn debuut in 2003. In februari 2003 startte hij een weblog, Controllerboy.com geheten, om zijn debuut, de novelle Toiletten, onder de aandacht te brengen. De site begon met enkele literaire stukken, maar kreeg later de vorm van een echt weblog, waarin de auteur de lezer op de hoogte houdt van zijn dagelijkse belevenissen. Toiletten werd gemengd ontvangen. Het boek verscheen ook in Duitsland. In 2005 werd ’t Hoofts tweede boek, Sneeuwdorp, uitgebracht.

 

Uit: Sneeuwdorp

 

“Mensen vragen mij wel eens: ‘Kever, waar was je toen Pim Fortuyn werd doodgeschoten?’

Ik zeg dan: ik lag te vrijen met Mia. Schokkend. Je zou me zomaar kunnen verwarren met een sociaal iemand, die niet alleen spelletjes speelt op de momenten die het heersende wereldbeeld bepalen.

Nou ja, vrijen. We lagen op bed in haar slaapkamer en haar vader was niet thuis. Zij wilde thee zetten, maar ik wilde kusjes geven. Ik kroop tegen haar aan en gleed met mijn vingers door de donkere lokken van d’r haar, maar ze zei het nog een keer: ‘Ik denk dat ik thee ga zetten.’

Mia’s kamer was best groot, maar donker. Ze had dikke blauwe gordijnen die altijd dicht waren, meerdere kleden op de grond die iedere keer anders lagen en een oversized bed met allerlei kussens. Ook de muren waren blauw, er hingen filmposters. Voor de klerenkast zat een halfopen gordijn. Er hingen jurkjes en rokjes. Weinig broeken.

Ik heb nooit met Mia geneukt, maar ik was er wel een keer bijna, met mijn hand. Ze had een maillot aan en zei: ‘Gelukkig ben ik beschermd.’ Er komen wel eens van die onderzoeken voorbij waaruit blijkt dat de helft van de kinderen het op zijn veertiende voor het eerst heeft gedaan. Toen ik veertien was speelde ik, geen idee, Mario Tennis, Pokémon, Zelda? Ik was met heel andere dingen bezig.”

 

 

 

 

Niels

Niels ’t Hooft (Leiderdorp, 27 mei 1980)

 

 

 

 

 

De Nederlandse journalist, schrijver en kunsthandelaar Adriaan Harrie Venema werd geboren in Heiloo op 27 mei 1941.  Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: De kleine collaboratie

 

„Naast de streekliteratuur uit eigen land en de Friese literatuur, was er ook een wassende stroom van literatuur uit Duitsland. De komst van de Duitsers zorgde er al snel voor dat het voor de uitgeverijen onmogelijk werd Engelse en, nadat Amerika en Duitsland eind 1941 met elkaar in oorlog waren geraakt, ook Amerikaanse literatuur uit te geven.

De Waag stelde zich al vroeg op het standpunt dat in ieder geval de grote stroom Amerikaanse boeken van de markt diende te verdwijnen. Dat gebeurde ruim voordat Amerika door Pearl Harbor bij de oorlog betrokken zou worden. Na de Duitse inval in Nederland publiceerde De Waag in juni 1940 een artikel, waarin in feite aan de nieuwe overheid werd gevraagd om Amerikaanse literatuur in de toekomst te verbieden. Op het moment dat De Waag hiermee op de proppen kwam was er van de instelling van het dvk nog geen sprake en hadden de nieuwe machthebbers nog geen uitgewerkte plannen voor een nieuw cultuurbeleid in het bezette Nederland. De Waag ging vermoedelijk van het principe uit dat wie het eerst iets te melden heeft, ook het eerst iets wordt gevraagd.

“Het was sinds lang een alleszins gerechtvaardigde klacht, dat ons land overstroomd werd met de vertaalde producten van buitenlandsche veelschrijvers,’ begon De Waag. ‘Amerikaansch leesvoeder, aan den loopenden band geproduceerd en zonder eenigen geest, maar vol minderwaardige trucjes en speculaties op de lagere instincten van de massa, vulde-en vult nog-het overgroote deel van alles, wat aan ontspanning gewijd is. Dat deze ontspanning een opvoedend karakter zou kunnen en moeten bezitten, daarom bekommerde men zich niet, zelfs niet in de redacties van bladen, die elders in hun kolommen hoog opgaven van de opvoedende taak van de pers.”

 

 

 

 

Venema

Adriaan Venema (27 mei 1941 – 31 oktobe
r 1993)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. Tussen 1953 en 1965 was hij hooglerraar aan de Penn State University, daarna tot 1995 aan de John Hopkins University. Zijn schrijversloopbaan begon hij met de publicatie van The Floating Opera en The End of the Road. Zijn boek The Sot-Weed Factor geldt als een baanbrekend werk in de literatuurgeschiedenis. Het betreft een 800 pagina’s tellend pseudo-epos over de koloniale tijd van Maryland.

 

Uit: The End of the Road

 

„One of the things I did not see fit to tell Joe Morgan (for to do so would have been to testify further against myself) is that it was never very much of a chore for me, at various times, to maintain with perfectly equal unenthusiasm contradictory, or at least polarized, opinions at once on a given subject. I did so too easily, perhaps, for my own ultimate mobility. Thus it seemed to me that the Doctor was insane, and that he was profound; that Joe was brilliant and also absurd; that Rennie was strong and weak; and that Jacob Horner–owl, peacock, chameleon, donkey, and popinjay, fugitive from a medieval bestiary–was at the same time giant and dwarf, plenum and vacuum, and admirable and contemptible. Had I explained this to Joe he’d have added it to his store of evidence that I did not exist: my own feeling was that it was and was not such evidence. I explain it now in order to make as clear as I can what I mean when I say that I was shocked and not surprised, disgusted and amused, excited and bored, when, the evening after the conversation just recorded, Rennie came up to my room. I’d had a brilliant day with my students, explaining gerunds, participles, and infinitives, and my eloquence had brought me around to feeling both guilty and nonchalant about the Morgan affair.

“Well, I’ll be damned!” I said when I saw her. “Come on in! Have you been excommunicated, or what?”

“I didn’t want to come up here,” Rennie said tersely. “I didn’t want to see you again at all, Jake.”

“Oh. But people want to do the things they do.”

“Joe drove me in, Jake. He told me to come up here.”

This was intended as a bombshell, I believe, but I was not in an explodable mood.“

 

 

 

 

Barth

John Barth (Cambridge, 27 mei 1930)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Dashiell Samuel Hammett werd geboren in Saint Mary’s County (Maryland), op 27 mei 1894. Zijn detectiveverhaal The Maltese Falcon werd een van de eerste echte klassiekers in het Film Noir genre. Hammett tilde eind jaren twintig het misdaadverhaal naar een literair niveau. Zijn humoristische en strak geschreven hardboiled novels over stoere privédetectives in Californië waren van grote invloed op Raymond Chandler; zijn antihelden Sam Spade (The Maltese Falcon, 1930), Nick Charles (The Thin Man, 1934) en ’the Continental Op’ (Red Harvest, 1929) vonden talrijke navolgers in de moderne literatuur.

Wraak, bedrog, ontrouw, hebzucht en vriendschap waren de belangrijkste motieven in het werk van Hammett, die in 1923 debuteerde met verhalen. Zijn laatste roman schreef hij al in 1935.

 

 

Uit: The Maltese Falcon

 

“Samuel Spade’s jaw was long and bony, his chin a jutting v under the more flexible v of his mouth. His nostrils curved back to make another, smaller, v. His yellow-grey eyes were horizontal. The v motif was picked up again by thickish brows rising outward from twin creases above a hooked nose, and his pale brown hair grew down– from high flat temples–in a point on his forehead. He looked rather pleasantly like a blond satan.

He said to Effie Perine: ‘Yes, sweetheart?”

She was a lanky sunburned girl whose tan dress of thin woolen stuff clung to her with an effect of dampness. Her eyes were brown and playful in a shiny boyish face. She finished shutting the door behind her, leaned against it, and said: “There’s a girl wants to see you. Her name’s Wonderly.”

“A customer?”

“I guess so. You’ll want to see her anyway: she’s a knockout.”

“Shoo her in, darling,” said Spade. “Shoo her in.”

Effie Perine opened the door again, following it back into the outer office, standing with a hand on the knob while saying: “Will you come in, Miss Wonderly?”

A voice said, “Thank you,” so softly that only the purest articulation made the words intelligible, and a young woman came through the doorway. She advanced slowly, with tentative steps, looking at Spade with cobalt-blue eyes that were both shy and probing.”

 

 

 

 

hammett

Dashiell Hammett (27 mei 1894 – 10 januari 1961)

 

 

 

 

 

De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.

 

Uit: Über Franz Kafka

 

Nach diesem Vortrag begleitete mich Kafka, der um ein Jahr Ältere, nach Hause. – Er pflegte an allen Sitzungen teilzunehmen, doch hatten wir einander bis dahin kaum beachtet. Es wäre auch schwer gewesen, ihn zu bemerken, der so selten das Wort ergriff und dessen äußeres Wesen überhaupt eine tiefe Unauffälligkeit war, – sogar seine eleganten, meist dunkelblauen Anzüge waren unauffällig und zurückhaltend wie er. Damals aber scheint ihn etwas an mir angezogen zu haben, er war aufgeschlossener als sonst, allerdings fing das endlose Heim-Begleitgespräch mit starkem Widerspruch gegen meine allzu groben  Formulierungen an.”

 

 

 

 

maxbrod

Max Brod (27 mei 1884 – 20 december 1968)

 

 

 

 

 

De Belgische Franst
alige schrijver Georges Eekhoud werd in Antwerpen geboren op 27 mei 1854.
Zie ook mijn blog van 27 mei 2007 en ook mijn blog van 27 mei 2008

 

Uit: Escal-Vigor

 

Cependant, à travers la campagne, les charrettes bâchées de toile blanche, aux cerceaux de fleurs, roulent plus lentement. Valets et servantes entendent bruire et sentent courir sur leur nuque comme une énervante brise d’équinoxe. C’est la respiration chaude des couples affalés sur les banquettes derrière eux. Elles soupirent; ils halètent… La petiote finissait par s’endormir, assoupie par cette atmosphère plus capiteuse que les bouffées de la fenaison. Comme personne ne s’offre à la reconduire, il serait temps pour elle de mettre pied à terre et de rebrousser chemin, car les autres ne songent pas encore au retour, et le «pays de roses» est loin de la dernière station de son pèlerinage aux chapelles du boire. Pour la bande luronne le vrai plaisir ne fait même que commencer. Enfin on se décide à réveiller la benjamine. L’un d’eux la mettra sur son chemin et rattrapera le «pays des roses» à l’étape suivante. Mais la petite remercie ce garçon. Inutile qu’il se dérange“.

 

 

 

 

eekhoud

Georges Eekhoud (27 mei 1854 – 29 mei 1927)

 

 

 

 

 

De Engelse schrijver Arnold Bennett werd geboren in Hanley, Staffordshire, op 27 mei 1867. Bennetts geboorteplaats Hanley maakte deel uit van de zogeheten ‘six towns’. Dit gebied stond bekend als the Potteries, naar de voornaamste industrie van de streek, het pottenbakken.Bennett begon zijn carrière als schrijver met wat klein journalistiek werk en stuurde stukken in naar tijdschriften. In 1889 won hij een schrijfwedstrijd voor het blad Tit-Bits en in 1894 werd hij assistent-redacteur van het tijdschrift Woman.In 1902, het jaar waarin Bennett naar Parijs verhuisde, verscheen de roman Anna of the Five Towns, de eerste van een reeks verhalen over de Potteries. Hij zou 10 jaar in Frankrijk blijven en schreef daar in die periode een groot aantal boeken. The Gates of Wrath, ook oorspronkelijk als feuilleton gepubliceerd, verscheen in 1903. Andere boeken over de Potteries waren Tales of the Five Towns (1905) en The Grim Smile of the Five Towns (1907). In 1908 kwam The Old Wives’ Tale uit, waarvan het verhaal zich tegen dezelfde achtergrond afspeelt. Dit werk bezorgde hem internationale faam. Hij reisde naar de Verenigde Staten, waar hij succesvolle lezingen gaf, en keerde in 1912 terug naar Engeland. Hij schreef nog 15 romans, waaronder de trilogie Clayhanger en een aantal bundels met korte verhalen. Verder produceerde hij 14 toneelstukken, waarvan de meeste ook werden uitgevoerd, twee boeken met eenakters en vele essays.

 

Uit: The Old Wives’ Tale

 

“Those two girls, Constance and Sophia Baines, paid no heed to the manifold interest of their situation, of which, indeed, they had never been conscious. They were, for example, established almost precisely on the fifty-third parallel of latitude. A little way to the north of them, in the creases of a hill famous for its religious orgies, rose the river Trent, the calm and characteristic stream of middle England. Somewhat further northwards, in the near neighbourhood of the highest public-house in the realm, rose two lesser rivers, the Dane and the Dove, which, quarrelling in early infancy, turned their backs on each other, and, the one by favour of the Weaver and the other by favour of the Trent, watered between them the whole width of England, and poured themselves respectively into the Irish Sea and the German Ocean. What a county of modest, unnoticed rivers! What a natural, simple county, content to fix its boundaries by these tortuous island brooks, with their comfortable names–Trent, Mease, Dove, Tern, Dane, Mees, Stour, Tame, and even hasty Severn!

Not that the Severn is suitable to the county! In the county excess is deprecated. The county is happy in not exciting remark.

It is content that Shropshire should possess that sw
ollen bump, the Wrekin, and that the exaggerated wildness of the Peak should lie over its border. It does not desire to be a pancake like Cheshire. It has everything that England has, including thirty miles of Watling Street; and England can show nothing more beautiful and nothing uglier than the works of nature and the works of man to be seen within the limits of the county.”

 

 

 

 

bennett

Arnold Bennett (27 mei 1867 – 27 maart 1931)

 

 

 

 

 

De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Als 17-jarige kwam hij naar München, waar hij politicologie studeerde. Na de val van de sjah ging hij voor korte tijd terug naar Iran. De theocratie daar deed hem besluiten weer naar Duitsland terug te keren. Inmiddels bezit hij de Duitse nationaliteit. Liefde en ballingschap zijn hoofdthema’s in zijn werk.

 

 

mein wort sucht still

mein wort sucht still
derweil das licht
dieses hungrige tier
schweigt und betrachtet
bis die innenwelt sich entblößt
wahrheiten liegen
gefügig auf der erde
rar geworden sind die orte
an denen sich das wort mühelos
an seine herkunft erinnert

 

 

 

 

 

der krieg wird assimiliert

 

der krieg wird assimiliert

leise ohne stigma

immer mehr metallstücke

extrem laut und nah

berichten von seinem wohlbefinden

bis die synthetische herstellung der schönheit gewährleistet ist

zeitweilige und mutanten  

    ausgeglichen vernünftig phlegmatisch 

beherrschen fortan die menagerie

bar jeglicher täuschung

geborgen im halbdunkel des gehorsams

ihre zeichen sind gering

ihre türen offen

 

 

 

 

 

said_

Said (Teheran, 27 mei 1947)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Herman Wouk werd geboren op 27 mei 1915 in New York. Hij stamt uit een Russisch-joodse immigrantenfamilie en groeide op in The Bronx. Hij studeerde aan Columbia University en werkte daarna voor de radio. Hij debuteerde in 1941 met de roman The Man in the Trenchcoat. Tijdens WO II diende hij op een mijnenveger en schreef hij daarnaast aan zijn tweede roman Aurora Dawn. Voor zijn roman The Caine Mutiny (1951) kreeg hij de Pulitzer Prize. Het boek werd later verfilmd met Humphrey Bogart in de hoofdrol.

 

Uit: A Hole In Texas

 

“We all have bad days, and Dr. Guy Carpenter awoke to rain drumming on gray windows, with a qualm in his gut about what this drab day might bring. Late at night an e-mail had come in, summoning him to an urgent morning meeting at the Jet Propulsion Lab with no reason given, an ill omen indeed to a survivor of the abort on the Texas plain. He was in pajamas at the desk in his den, gnawing at a slice of Swiss cheese on sourdough bread as he marked up a gloomy cost estimate of new space telescopes, when his wife burst in, her long black hair hanging in wet tangled ringlets, her soaked nightgown clinging transparently to her slim body. “Sweeney got out,” she barked.

“No! How, this time?”

“I took out the trash, that’s how. They collect it Wednesday at seven, or have you forgotten? It’s raining buckets, I hurried, I left the screen door unlatched, and the bastard slipped out. I tried to catch him and got drenched.”

“I’ll find him.”

“Don’t you have that meeting at seven-thirty? I’m wet through and stark naked, as you see, or I’d look for him.”

“No problem. Sorry about the trash.”

Dr. Carpenter threw on a raincoat and plodded out barefoot on slippery grass. The downpour was helpful. Sweeney hated the wet, so he would be holed up in some dry spot of the backyard instead of hightailing it over the fence for a major chase, and if that failed, a general neighborhood alarm. Penny’s obsession for keeping her cat indoors was a given of their marriage. Wonderful wife, Penny, with a human weakness or two such as a slight streak of jealousy and an unarguable dogma that outside cats were short-lived. Sweeney, a resourceful Siamese, ignored her for a doting fool, he knew he would never die, and he lay in wait for any chance to get out.”

 

 

 

 

Wouk

Herman Wouk (New York, 27 mei 1915)

 

 

 

 

 

De Amerikaanse schrijver John Cheever werd geboren op 27 mei 1912 in Quincy, Massachusetts. Hij was de zoon van een directeur van een schoenenfabriek, waardoor hij een welvarende jeugd doorbracht in Massachussetts. Door de beurskrach van 1929 veranderde dat . Zijn vader verliet het gezin. Cheever bezocht de Thayer Academy, maar werd daar vanaf getrapt omdat hij op roken betrapt werd. Over deze gebeurtenis schreef hij een verhaal dat gepubliceerd werd in New Republic. Cheever schreef verhalen die door verschillende tijdschriften werden aangekocht. In 1935 begon een levenslange verbintenis met The New Yorker. Na een reis door Europa ging hij in New York wonen waar hij kennismaakte met schrijvers als John Dos Passos, E.E. Cummings en James Agee.  Tijdens de oorlog was hij vier jaar infanterist. Na de oorlog schreef hij over zijn ervaringen tijdens de oorlog en over de levens van New Yorkers in de buitenwijken in The way some people live. Net als John Updike en Richard Yates wist Cheever de achterkant van de Amerikaanse droom te tonen in korte verhalen, die vanaf de jaren ’50 in tijdschriften als The New Yorker verschenen. Het grootste deel van zijn verzamelde verhalen zijn gebundeld in The stories of John Cheever, waarvan een selectie in het Nederlands is verschenen als De Verhalen (2008). Een vertaling van zijn dagboeken, The Journals of John Cheever is in Nederland uitgekomen onder de titel Verscheurde Stilte (1993) In 1979 ontving Cheever de Pulitzer Prize.

 

Uit: The Enormous Radio

 

“Jim and Irene Westcott were the kind of people who seem to strike that satisfactory average of income, endeavor, and respectability that is reached by the statistical reports in college alumni bulletins. They were the parents of two young children, they had been married nine years, they lived on the twelfth floor of an apartment house near Sutton Place, they went to the theatre on an average of 10.3 times a year, and they hoped someday to live in Westchester. Irene Westcott was a pleasant, rather plain girl with soft brown hair and a wide, fine forehead upon which nothing at all had been written, and in the cold weather she wore a coat of fitch skins dyed to resemble mink. You could not say that Jim Westcott looked younger than he was, but you could at least say of him that he seemed to feel younger. He wore his graying hair cut very short, he dressed in the kind of clothes his class had worn at Andover, and his manner was earnest, vehement, and intentionally naïve. The Westcotts differed from their friends, their classmates, and their neighbors only in an interest they shared in serious music. They went to a great many concerts–although they seldom mentioned this to anyone–and they spent a good deal of time listening to music on the radio.

Their radio was an old instrument, sensitive, unpredictable, and beyond repair. Neither of them understood the mechanics of radio–or of any of the other appliances that surrounded them–and when the instrument faltered, Jim would strike the side of the cabinet with his hand. This sometimes helped. One Sunday afternoon, in the middle of a Schubert quartet, the musicfaded away altogether. Jim struck the cabinet repeatedly, but there was no response; the Schubert was lost to them forever. He promised to buy Irene a new radio, and on Monday when he came home from work he told her that he had got one. He refused to describe it, and said it would be a surprise for her when it came.”

 

 

 

 

john_cheever

John Cheever (27 mei 1912 – 18 juni 1982)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver Richard von Schaukal werd geboren op 27 mei 1874 in Brünn. Zoals veel intellectuelen van zijn generatie was hij een enthousiaste voorstander van WO I, iets wat zijn neerslag vond in de Ehernen Sonetten (1915). Ook kon hij zich, gelijk Hugo von Hofmannsthal of Anton Wildgans niet neerleggen bij de ondergang van de Donaumonarchie. Zijn bekendste prozawerk is Leben und Meinungen des Herrn Andreas von Balthesser (1907)

 

 

Abend

 

Weiße Schwäne senken ihre schmalen,

Schlanken Hälse in den schilfdurchragten,

Stillen, grünen Weiher, plätschern leise,

Ziehen weiter ihre stillen Kreise…

An dem Arm des müden, hochbetagten

Schloßherrn, der den schlafgemiednen Qualen

Seiner kalten Nacht entgegenbangt,

Steht in leichten, weißen Spitzen

Die Gemahlin. Spielend langt

Sie nach den gewundnen Rebenranken…

Ihre flügelstarken Flucht-Gedanken

Zittern vor den roten Lebensblitzen.

 

 

 

 

 

Schaukal

Richard von Schaukal (27 mei 1874 – 10 oktober 1942)

 

 

 

 

 

De Duitse dichter en schrijver Moritz August von Thümmel werd geboren op 27 mei 1738 in Schönefeld. Hij studeerde in Leipzig en werd later minister in dienst van de erfprins van Coburg. Literaire erkenning kreeg hij voor zijn epos in zes zangen Wilhelmine, zowel door groothden als Goethe als bij het grote publiek. Ook zijn hoofdwerk Die Reise in die mittäglichen Provinzen Frankreichs was een succes. Aan het begin van de 20e eeuw werd zijn werk herontdekt en opnieuw uitgegeven.

 

Uit: Wilhelmine

 

„Einen seltenen Sieg der Liebe sing ich, den ein armer Dorfprediger über einen vornehmen Hofmarschall erhielt, der ihm seine Geliebte vier lange Jahre entfernte, doch endlich durch das Schicksal gezwungen ward, sie ihm geputzt und artig wieder zurück zu bringen.

Der große Gedanke, der sonst die die deutschen Dichter erhitzt, daß sie die Freuden des Tages- und die Erquickung der Nacht — daß sie die Peiniger der menschlichen Natur, Hunger und Durst, und die größern Quaalen der Dichter, den Spott der Satyre und die Faust des Kunstrichters verachten — Dieser große Gedanke: Einst wird die Nachwelt mich lesen —  hat keinen Antheil an meinen Gesängen. Dein belohnendes Lächeln allein, komische Muse! reizt mich an, diesen neuen Sieg der Liebe zu singen; und will ja die Göttin des Ruhms der süßen Bemühung des Dichters noch eine Belohnung hinzuthun, so sey es der theure Beyfall meiner Caroline! Sie lese dieß Lied, das ich, entfernt von Ihr, aus Einsamkeit sang, meinen Geist zu ermuntern! Ihr harmonisches Herz schwell auf; unwillig über den Einfluß des glücklichen Dichters, in Ihr jugendlich wallendes Blut, verschlucke Sie dann eine doppelte Dosin Bezoarpulver, und seufze nach meiner Zurückkunft!“

 

 

 

Thuemmel

Moritz August von Thümmel (27 mei 1738 – 26 oktober 1817)

 

 

 

 

 

De Poolse schrijver, journalist, ontdekkingsreiziger en globetrotter Ferdynand Ossendowski werd geboren op 27 mei 1876 in Dvina. Hij is het bekendst geworden door zijn romans over Lenin en de Russische burgeroorlog, waar hij zelf aan deelnam. Hij studeerde o.a. in Sint Petersburg en in Parijs (bij Marie Curie). In 1921 verscheen zijn eerste boek in het Engels Beasts, Men and Gods. Het werd een groot succes en maakte hem beroemd.

 

Uit: Beasts, Men And God

 

„One morning, when I had gone out to see a friend, I suddenly received the news that twenty Red soldiers had surrounded my house to arrest me and that I must escape. I quickly put on one of my friend’s old hunting suits, took some money and hurried away on foot along the back ways of the town till I struck the open road, where I engaged a peasant, who in four hours had driven me twenty miles from the town and set me down in the midst of a deeply forested region. On the way I bought a rifle, three hundred cartridges, an ax, a knife, a sheepskin overcoat, tea, salt, dry bread and a kettle. I penetrated into the heart of the wood to an abandoned half-burned hut. From this day I became a genuine trapper but I never dreamed that I should follow this role as long as I did. The next morning I went hunting and had the good fortune to kill two heathcock. I found deer tracks in plenty and felt sure that I should not want for food. However, my sojourn in this place was not for long. Five days later when I returned from hunting I noticed smoke curling up out of the chimney of my hut. I stealthily crept along closer to the cabin and discovered two saddled horses with soldiers’ rifles slung to the saddles. Two disarmed men were not dangerous for me with a weapon, so I quickly rushed across the open and entered the hut. From the bench two soldiers started up in fright. They were Bolsheviki. On their big Astrakhan caps I made out the red stars of Bolshevism and on their blouses the dirty red bands. We greeted each other and sat down. The soldiers had already prepared tea and so we drank this ever welcome hot beverage and chatted, suspiciously eyeing one another the while. To disarm this suspicion on their part, I told them that I was a hunter from a distant place and was living there because I found it good country for sables. They announced to me that they were soldiers of a detachment sent from a town into the woods to pursue all suspicious people.“

 

 

 

ossendowski

Ferdynand Ossendowski (27 mei 1876 – 3 januari 1945)