Anthony Staring, Derek Walcott

De Nederlandse dichter, landbouwkundige en landheer Anthony Christiaan Winand Staring werd geboren in Gendringen op 24 januari 1767. Zie ook alle tags voor Anthony Staring op dit blog.

 

In een vriendenrol.
1823.

Elk zoekt Geluk; maar talloos zijn de paden,
Waarlangs wij zoekend grafwaarts gaan.
De zucht naar Goud, naar Weeld’, naar Magt, naar Lauwerbladen
Kiest onderscheiden baan.

Op ónzen weg zweeft, lokkend, voor ons henen
Der Kunsten en der Muzen Koor.
Met ons kwam Liefde zich, als togtgenoot, vereenen –
Houdt Vriendschap ’t eigen spoor.

In milden glans ontluikt voor onze treden
Een bloei, des nijvren plukkers waard,
Wiens oog niet, afgedwaald, voorbij ’t Genoeg van Heden
Op ’t Veel van Morgen staart.

Dat zóó – mijn Vriend! – dat zóó ons heil moog’ duren!
Dat ons erkentlijk offer geur’;
Tot eens de jongste koom’ van de ons bescheiden Uren,
En de aardsche voorhang scheur’!

 

Het geluk.

Wat baat den stervling al zijn zwoegen?
Wat noopt de waan hem vroeg en spaâ?
Wat klimt hij ’t lokkend schijngenoegen,
Van rots tot rots, aamechtig na?
In ’t eind op hachlijk steil verheven,
O arme vreugd! hij staart in ’t rond,
Om fluks weêr naar een kruin te streven,
Gezien van breeder horizont.

Een Dwaze hang’, met gierige oogen,
Aan roem, of magt, of goud, of eer;
Tevreên, in ’t lot haar toegewogen,
Knielt stille Wijsheid dankend neêr.

’t Geluk is veil voor zweet noch zorgen;
’t Ontvlugt hem, die naar hooger staat;
Maar toeft, in ’t schuilend dal verborgen,
Als huisgenoot, bij Middelmaat.

 

De winterroos.

Versliept gij ’t zoet der Lentedagen,
Traag Roosje, dat gij nu nog waakt?
Uw Zusters toefde, in hof en hagen,
Een rust, die gij alleen niet smaakt!

Moge u de storm ten Zefir wezen,
Arm Bloemtje, spreek, wat wint ge er bij?
’t Genot der vreugd, hoe uitgelezen.
Is, ongedeeld, van geen waardij.

 


Anthony Staring (24 januari 1767 – 18 augustus 1840)
Standbeeld in Vorden

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

V

Hij kon de honden horen in de verte, en hun gekef
leidde hem naar het kerkje dat oprees naast de weg,
maar hij ging niet naar binnen. Dit was te min voor gebed
en de zwarte honden waren slechts zijn gedachten in nachten van vrees
door de strakke en lonende bossen van Santa Cruz;
zijn hart hobbelt, bubbelend bloed als bessen op zijn spoor,
drie of vier palmen heffen hun kroon en de gekke papegaaienkreten
zijn als het gekletter van getuigen in een obsceen proces,
maar ze doorkruisen een roze hemel en vervagen en er komt soelaas.
In de hete, holle middag gaat er een schreeuw door het dal,
er zweeft een havik en achter de vlam van de immortelle brandt een heuvel
met een kolom van blauwe rook; dit is alles wat er is aan waarde.
O bladeren, vermenigvuldig de dagen van mijn afwezigheid en trek ze af
van de vernedering der bestraffing, de hinderlaag van schande
om wat ze zijn: excrement, onwaardig voor elk thema,
niet de knoest en de houding van een ceder of het buigzaam gras,
alleen de hoon van onverschilligheid, van beschimping doorstaan
als de lenige duik van takken die zwiepen met de gratie
van het verduren, buigend onder de manier waarop de bamboe
de horizontale vlagen van de regen gehoorzaamt, geen martelaarschap
maar natuurlijke meegaandheid; er was een huis beneden hem
waar hij zonder een wond meer dan welkom was,
en vriendelijke honden kwamen zich bij de poort verdringen om zijn stem.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)
Borstbeeld in Castries, Saint Lucia

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e januari ook mijn blog van 24 januari 2024 en ook mijn blog van 24 januari 2021 en ook mijn blog van 24 januari 2019 en ook mijn blog van 24 januari 2017 en ook mijn blog van 24 januari 2016 deel 2.

Wouter van Heiningen, Derek Walcott

De Nederlandse dichter Wouter van Heiningen werd geboren op 23 januari 1963 in Leidschendam. Zie ook alle tags voor Wouter van Heiningen op dit blog.

 

Warme woorden

Veel kunnen het er zijn, slechts enkele
halen de lijst van waaruit selectie

plaats vindt. Losgezongen van inhoud,
klinkers of medeklinkers of waardering

door deze of gene. Slechts zij die aan de
criteria voldoen mogen zich verheugen.

Ballotage noch voorverkiezing wegen mee,
uiteindelijk bepalen betekenis en klank

waar warme woorden aan voldoen. Zo is
parelmoer een mooi voorbeeld.

 

 

Berekenend

Waarom een rentetabel mij fascineert,
een opsomming van dode cijfers.

Rangschikking mag dan belangrijk zijn,
het afronden van getallen na de komma

doet het voor me. Lees in cijfers de
berekening van daden en verwachtingen.

Nacalculatie is als voorspel zoals het
Klaarzetten van reeksen. En dat dan

logisch gestructureerd met een aanhef
tot het laatste isgelijkteken.

 

 

Dat wat er is

Ik hoef mij er niet van te vergewissen
dat ook op de lege dagen, in de stille uren,
ik jou steeds opnieuw zal missen

dat ik nimmer zal vergeten
hoe je naar me keek en hoe je
genoot van de gebeurtenissen

We hoeven wie we zijn niet
te bemeten aan onze naam en onze
functie, noch hoeven we te beslissen

of dat wat is, er wel mag zijn, we laten
ons niet dirigeren, negeren deze
hindernissen, ons denken is niet ingesleten

 


Wouter van Heiningen (Leidschendam, 23 januari 1963

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

IV

Hij zat een vagevuur-november uit, maar dan een zonder
vuur, waarvan de rook slechts de geladen mist was
die stroomde door de verkoolde bossen, waar een ronde
zon vaag tuurde in ’t voorbijgaan en waar schaduwen zich
verbaasden over elke helderheid op trottoir en okeren muur,
maar die de wet van de seizoenen deed verbleken en uitwiste
als een fout. Hij ging door de menigte als een crimineel,
bracht alles wat hij aan gratie kon opbrengen op in het lichtste
gebaar, de terloopse frase, een kom in de hand; hij at
zonder het hoofd te laten hangen, en in die doorzichtigste
uren die soms het grijze licht doorboorden, herhaalde hij
bij zichzelf dat dit niet zijn klimaat of volk was, geen jaargetij
zo afmattend als dit, en hieraan voorbij was de zee
en de onverbiddelijke genade van licht, een raam in de kerker
die zijn geest geworden was; dat het lijden wel meeviel
als er daarna de waarheid maar was van een andere hemel
en er andere bomen waren die pasten bij zijn natuur, zijn hand
die heel zijn vijfenzestig jaren lang getracht had niet meer te liegen
dan een krab dat zou kunnen die loopt over zijn bladzijde zand.
De dagen werden donkerder met kou, achter hekken stierven
meer bladeren, de mist werd dikker, maar daarna was er het groene eiland.
Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e januari ook mijn blog van 23 januari 2019 en ook mijn blog van 23 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Kristín Marja Baldursdóttir, Derek Walcott

De IJslandse schrijfster Kristín Marja Baldursdóttir werd geboren op 21 januari 1949 in Hafnarfjörður. Zie ook alle tags voor Kristín Marja Baldursdóttir op dit blog.

Uit: Die Farben der Insel (Vertaald door Coletta Bürling)

„Wallender Dampf versuchte aus der Küche auszubrechen, und drängte sich an die Fensterscheiben wie eine vollbusige Frau an einen schlanken Mann, aber es gelang ihm nicht. Ich hatte das Fenster zugemacht, denn ich wollte ein Bad nehmen und keine Zugluft haben. Als die Luft so heiß und feucht war, dass sich Wasserperlen auf Tisch und Stühlen bildeten, zog ich mich aus und stieg in den großen Holzzuber, den Frauen für die große Wäsche oder für die Kinder an Samstagen verwenden, er war viel zu klein für eine erwachsene Person. Aber wenn ich die Beine anzog und mich zusammenkauerte, hatte ich Platz genug. Wir haben immer Platz genug, wenn wir es richtig anstellen. Wasser lässt Erinnerungen wach werden. Solange ich mich erinnere, habe ich auch die Kontrolle über die Vergangenheit. Kontrolle über mein Leben. Kann es mir gestatten, von großer Helligkeit zu träumen. Das Wasser und ich wurden eins, ich vergaß alles um mich herum, ich befand mich bereits weit im Süden und wurde von so starken Sonnenstrahlen umschmeichelt, dass ich mir die Hand vor die Augen halten musste; undeutlich sah ich die Fischerboote, die bei Sonnenaufgang in die Bucht hineinfuhren, schemenhaft sah ich die Schwalben, die zwischen den blühenden Bäumen unterhalb des weißen Hauses flogen, genau wie auf dem Bild, das ich in diesem ausländischen Buch gesehen hatte. Und ich hatte auch das Gefühl, als könnte ich den Duft von italienischem Waschpulver und frisch gebackenem Brot zum Frühstück riechen, ich war in meiner wunderschönen Welt, als es an der Haustür klopfte. Und dann öffneten bereits diejenigen, die draußen standen, die Tür, sie warteten nicht darauf, dass sie hineingebeten wurden, so war es üblich, klopfen und dann gleich die Tür öffnen, in diesem Dorf schloss man das Haus nicht ab, nicht einmal nachts. Ich hörte, wie sie den Flur betraten, ich kannte ihre Stimmen und fragte mich, warum in aller Welt sie immer gerade dann zu Besuch kamen, wenn ich ein Bad nehmen wollte. Und dann standen sie auch schon mitten in der Küche und sagten: »Wie oft badest du eigentlich, Karitas?« Als sei ich ein unmündiges Kind, das man dauernd zurechtweisen müsse. Es schien ihnen aber andererseits vollkommen gleichgültig zu sein, dass ich in dem Zuber saß, deswegen kam mir gleich der Verdacht, dass ihnen etwas anderes und Wichtigeres auf dem Herzen lag. Sie waren gekommen, um mich um einen Gefallen zu bitten, und gaben sich deshalb alle Mühe, nett zu mir zu sein. Und genauso war es: Es ging darum, dass die Kulissen fiir die Weihnachtsaufführung gemalt werden mussten, und das konnte niemand besser als die Zeichenlehrerin an der Volksschule, die früher einmal in Kopenhagen studiert hatte. Ihretwegen durfte sie deshalb gern in ihrer Anwesenheit ein Bad nehmen. Sie boten sogar an, mir beim Haarewaschen zu helfen, die eine massierte mir die Kopfhaut mit grüner Seife, während die andere heißes und kaltes Wasser mischte, um damit die Seife auszuspülen.“

 


Kristín Marja Baldursdóttir (Hafnarfjörður, 21 januari 1949)

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

III

Hij droeg zijn duistere gedachten in en uit de schaduw
als een luipaard dat van leger wisselt om een gespikkelde rust
te vinden, passend voor bespiegelingen, terwijl zijn gele ogen nu
dichtgaan op een prikkelende geeuw, zat van niets, van leegte,
toch vol pompende, afgemeten vrede, zoals een kudde zebra’s
die de gestreepte tint van grassen naar een drinkplaats brengen
maar met het gestage van hoofden en hoeven, hun vetlokken schrap
voor zijwaartse uitschieters. De bladeren en schaduwen helen;
allen liggen welwillend neer in de voldoening der bomen, leeuw
met jakhals, wanneer de middag het koninkrijk van de vrede is;
zij rekken zich, rillen en zijn stil, de enige actie ligt
in hun langzaam draaiende ogen. Hier onder de hevige dom
van een wolkenloze augustus voelt hij hoe het lome klimt
van buik naar traag ooglid en leeuwengeeuw, rilt
in zijn flanken en langs zijn leden kruipt, een vrede
die zo ver teruggaat als de paraplubomen, in een rust
dicht bij Eden, eer een donkere gedachte als een wolk
racet over het open gras, en zijn dravende volgster, leeuwin,
gehurkt haar gewicht verplaatsend, toesloeg! Dan komen een kleine horde
hoppende, openmakende gieren en de gespikkelde hyena’s erin.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e januari ook mijn blog van 21 januari 2022 en ook mijn blog van 21 januari 2019 en ook mijn blog van 21 januari 2018.

Stefan Popa, Derek Walcott

De Nederlandsche schrijver en journalist Stefan Popa werd op 20 januari 1989 geboren in Vleuten. Zie ook alle tags voor Stefan Popa op dit blog.

Uit: Het feest

“De vrouw buigt en fluistert haar petekind bewaarwoorden toe: ‘Deug, liefje, maar niet te veel. Na de dood is er meer dan genoeg tijd voor nietsigheid.’ Tante Tola duwt het kind van zich af. Ze cirkeldanst zichzelf in ademnood. Haar jurk plakt al aan haar rug. Omdat ze zwart velours draagt, ziet niemand haar zweet. Maar Batko ruikt het, hoe haar huid en de stof aaneenkleven. Het meisje ademt licht als haar hup. Ze springt op de leesstoel om de gasten te overzien, die over het tapijt schuifelen dat over de breedte van Tola’s woonkamer ligt uitgespreid. Op die hoogte, zo groot als een man, staart ze naar het beest, alsof ze berekent hoe groot de kans is dat ze wordt opgevreten. Op zijn grote achterpoten danst Batko Wojtek mee met de gasten van tante Tola. Geen schakel in de cirkel, maar er middenin, naast het tweemansorkest, een vrouw met een accordeon en een vrouw met een klarinet. Ze spelen niet slecht. De zussen moesten de beer door de deurpost duwen. Batko droeg de berenleidster met een koord achter zich aan. Het ware beest. De beer schudt zijn kop. Hij gromt. Het lijkt alsof hij de klarinet voelt. De belletjes die ze aan hun rokken hebben geknoopt. Of hij wordt gek, lastig vast te stellen bij een roofdier dat uit de wildernis is geroofd. Bij elke danspas krassen zijn teennagels door het tapijt en in het eikenhout daaronder. Kras in het hout, kras in Tola’s ziel. De plankenvloer trilt, kraakt, swingt. De kerstballen in de spar zwieren mee. Batko draagt de muilkorf van een herdershond. Niet omdat de beer zo klein is, maar omdat de herdershonden van de Balkan zo groot als beren zijn. Klarinet, accordeon, belletjes en een muilkorf. Dit is nog eens een feestje, denkt Batko Wojtek. Jij dacht dat beren niet kunnen denken?
Dit is nog eens een feestje, denkt Batko Wojtek. Jij dacht dat beren niet kunnen denken? Batko overziet alles, hoort alles, snapt vrijwel alles. Hij is groter dan het meisje op de stoel. Slimmer dan alle gasten bij elkaar. Hij danst, als je het zo mag noemen. Zo waren de feestjes, voor Coca-Cola en Burger King, toen er nog ijzeren gordijnen waren en geen wereldwijde webben, toen het buurdorp nog een andere wereld was. Alle rimpelhanden vullen elkaar.
‘Hoppa,’ roepen ze allemaal, ‘hoppa!’ Tante Tola port de paarden op, haar gasten, ze hinniken, wisselen om de pas. Mensen met invloed, professoren en hun bruiden, dokters en doctors, leraren, en vrienden, buren, kennissen, collega’s en gewezen familieleden. Het ziet er zwart van. ‘Is er nog rakia?’ vraagt iemand. Een terechte vraag, denkt Batko. ‘Op tafel,’ antwoordt tante Tola. ‘Er is altijd rakia.’ Een goed antwoord. De cirkel breekt en de cirkel heelt opnieuw aan. Dansen, laat die botten kraken, dansen zullen we, dansen zullen we tot we natollen in het graf. Alleen tante Tola, en Batko, weet waarom ze vandaag vreten en zuipen, en dansen zodat ze vervolgens nog meer kunnen vreten en zuipen. Vandaag, drie dagen na het kerstdiner, twee dagen na de naamdag van Emma, haar buurvrouw op links, en één dag na die van de heilige Stefan, sommeerde tante Tola haar dochter om de sofa tegen de ene muur te schuiven en haar salontafel onder het raam daartegenover. Snel, maar zorgvuldig. De twee binnentapijten, de goede, de Turkse, liggen intussen gewikkeld als een koolrol op de trap naar boven.”

 


Stefan Popa (Vleuten, 20 januari 1989)

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

II

Hij geloofde dat de pijn van het balling zijn voorbij was gegaan
nu, maar hij was opgehouden de dagen en maanden te tellen
en onlangs de jaargetijden, gegeven de belofte dat niets kan bestaan
een heel leven lang, laat staan voor altijd, dat als wij eens,
maar grondig, een verlies hebben geleden, wij dat niet nog eens
doen op dezelfde manier, zodat wat hij telde de jaren waren
wier getallen hij niet hardop herhaalde, maar hij wist dat als er
regen viel en na regen de wind de plaza’s veegde, zijn tranen
zo snel droogden als de verblekende platen beton tegenover
het nationale park met zijn fietspaden en het
regenachtig zilver van wielen, dat de zomerhitte
in een van de vriendelijkste steden van Europa niets
was vergeleken bij het inferno van augustus thuis.
Hij mompelt in zichzelf met de oude koloniale dictie
en hij hoorde hoe hij nog steeds thuis zei, niet alleen
om de hoop dat hij daar gauw weer zou zijn te sussen, maar
dat hij aan de reling van de lijnboot zou staan en de getande indigo
bergruggen zou zien die op hem hadden gewacht, en al de vertrouwde
ijzeren daken en zelfs de gieren die balanceren op de hete
richels van het douanekantoor. Hij is in ’t zwart, zijn haar is
wit geworden en op een parkbank ligt zijn wandelstok.
Zo’n persoon bestaat niet. Ik ben zelf een fictie
die zich de heuvels van het eiland herinnert als het donker wordt.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e januari ook mijn blog van 20 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Bert Natter, Derek Walcott

De Nederlandse schrijver, uitgever en journalist Bert Natter werd geboren in Baarn op 19 januari 1968. Zie ook alle tags voor Bert Natter op dit blog.

Uit: Ze zullen denken dat we engelen zijn

“Een politiebusje rijdt het plein op. Ik zoek de ogen van de vrouw. Zij staart naar het brandende café waarin de geldwagen verdween, haar vrije hand is op weg naar haar telefoon, haar andere hand houd ik nog vast.
Uit het politiebusje springen in het zwart gehulde mannen die eensgezind iets onverstaanbaars roepen en ieder een kant op gaan.
Als een buurman die zijn gazon sproeit, loopt een van hen weloverwogen in onze richting, zijn wapen met twee handen vasthoudend en bij elke stap die hij zet een schot lossend. Plotseling kijk ik recht in zijn donkere ogen, die schuilgaan in de spleet van zijn bivakmuts. In die glanzende gaten lees ik wat hij wil: dood.
Alle kogels lijken mijn kant op te komen. Deze zelfmoordenaar heeft het op mij gemunt.
Hij knalt niet in het wilde weg, hij maait mij niet neer in een krankzinnige kogelregen, hij schiet gericht, op mij. Eerst moet ik dood, dan hij.
Als ik omkijk zie ik een bejaarde dame met een grijze knot op een met bloed overgoten tafelblad liggen, een hondje staat met zijn voorpoten in haar schoot amechtig te blaffen.
In paniek wil ik vluchten. Dat lukt niet. Ik word in mijn stoel gedrukt. De ene hand van de vrouw naast me reikt nog steeds naar haar telefoon, lijkt in de lucht te hangen, alsof alles stilstaat en de kogels netjes zullen wachten tot zij heeft gecontroleerd of er nog berichtjes zijn.
Eindelijk heeft ze haar telefoon te pakken. Nadat ik me met veel moeite heb losgewurmd, laat ik me op de grond vallen. Ik trek haar mee naar beneden. Ze kijkt me met grote ogen aan en begint te gillen.
We belanden op de tegels.
Ik leg mijn hand over haar mond, wat half lukt, want ze zet haar tanden in mijn vlees en krast met haar nagels over mijn wang. Rustig ademen, kalm blijven. Ik trek haar tegen me aan, onze handen grijpen in elkaar alsof we armpje drukken. Als de schoten nog dichterbij lijken te komen, ga ik over haar heen liggen. Ik pers alle geluid, elk gerucht, iedere kreet uit de vrouw.”

 


Bert Natter (Baarn, 19 januari 1968)

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

I

Dit is de eerste fictie: de bijbelse plaag van de libellen
die over de palmpluimen trokken na de reusachtige regens
waarvan we dachten dat het sprinkhanen waren; wat ze zwellen
doet in onze ogen is intrige, geloven dat de fictie begint
met het opstijgen van verwonderlijke insecten van de eerste lijn.
Paarden stampen aan de lasso’s van muggen en de zoete geur
van hun mest mengt zich met de reuk van gras dat droogt,
en ik zie de bergen stomen vanuit de zonverlichte deur.
Er zit symmetrie in dit alles, of alle fictie is bedrog.
Bid voor een leven zonder intrige, een dag zonder verhalen,
maar de libellen drijven als een korf adjectieven, losgeraakt
uit een woordenboek, als bijen uit de korf van het brein,
en zoals de tijd verstrijkt verstrijken zij, hun aantal vermindert
en ze betekenen niet meer dan dat ze komen na regen.
Ze komen na regen naar dit dal als de bamboe weer kalm wordt
na het dorsen en plonzen als de manen van paarden, ze komen
met de pestilente horde van een profeet, aangegord
voor de dag van de sprinkhaan. Wat hun legermacht opriep
is nergens te zien; toch herbergt het angstwekkend zoemen van vleugels
boven de tuin echo’s van een oeroude bezoeking, bezoekers
die zijn gekomen om ons te herinneren aan onze eerste ondeugden,
granaatogig en drakerig; science noch fiction.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e januari ook mijn blog van 19 januari 2019 deel 1 en ook deel 2.

Maart (Jacqueline van der Waals), Jan Eijkelboom, Elisabeth Borchers

 

 

Koude maart door Rafael Sander, 2011

 

Maart

’t Is pas Maart, de winterweiden
Dragen nog een waasje wit
En de zwarte akkers beiden
’t Zaad nog naakt en omgespit.

Maar de musschen in de boomen
Piepen al met luid misbaar
En de fijne katjes komen
Reeds aan wilg en hazelaar.

’t Is al Maart, de dagen lengen
En de zon begint alvast,
Op de wei wat kleur te brengen
Met een lichte schilderskwast.

Nog een maand en allerwegen
Kiemt het veld en kleurt de wei;
Nog een maand of twee gezwegen,
Dan is ’t bloeimaand, dan is ’t Mei!

 

Jacqueline van der Waals (26 juni 1868 – 29 april 1922)
Den Haag, de geboorteplaats van Jacqueline van der Waals

 

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook alle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

 

Wijnhaven

Stutten, die ook alweer gaan rotten,
verhindren ’t huis om in te storten.

Klimop drong door de ramen heen
zodat het in november scheen

of in die wankele warande
nog mensen zorgden voor hun planten.

Maar dat bedrieglijk groenfestijn
is nu van een verschrompeld bruin,

terwijl van buiten kale ranken
het huis omknellen en verankren.

Tot aan dit wankel evenwicht
een kat, een zwerver, ik wellicht

een einde maakt en mét de stenen
straks in de haven is verdwenen.

Een lauwe vloedgolf geeft nog aan:
hier heeft een deftig huis gestaan

waar eens bepruikte kooplui zagen
hoe in de wemelende haven

het lager volk de winst opbracht
die bij droeg tot hun kalm gezag.

Alleen het water bleef in leven,
en ’t huis. Maar dat nog slechts voor even.

 

Afloop

1
Op oude paden ligt het blad
in slijk tot pulp verplet.
Wij hadden samen nog gezien
hoe het tot rood en goud verschoot
eer het verstoten werd.

Niet meer de blote takken
met in december al aan ’t end
de knop die blinkt als nieuw metaal
in winterzon, voorjaarsmachinerie
die geen break down kent.

2
De opgezette man stond voor het raam,
zag in de tuin de vuurdoorn beven.
Er zat een gele vogel in
die van de bessen at.
De man wou wel weer leven.

Kan troost zo simpel zijn?
Er is een pijn die bijna
zichzelf verdooft, er is een weten
dat geen behoefte heeft het liefste,
als ’t voorbij is, te vergeten.

 

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)
Portret door Janus Nuiten, 2003

 

De Duitse schrijfster en dichteres Elisabeth Borchers werd geboren in Homberg op 27 februari 1926. Zie ook alle tags voor Elisabeth Borchers op dit blog.

 

hoor en zie

hoor en zie
deze tijd
deze plotselinge
rooddoornige tijd
wanneer de vrouwen naar de rivier willen
wanneer de mannen naar de rivier willen
wanneer iemand zegt
het leven is mooi geworden
en ik ben mooi

maar wanneer het nacht wordt
maar wanneer de nacht levendig wordt
maar wanneer de nacht een kooi wordt
maar wanneer de vogels
door open monden vliegen
en de stemmen luider zijn dan de stemmen

hoor
wanneer er iemand is
en iemand zal er altijd zijn
die sprakeloos zichzelf ziet weggaan
hij
de vleugelloze
op straat
de vleugelsnelle
in het blauwe blauw

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elisabeth Borchers (27 februari 1926 – 25 september 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e maart ook mijn blog van 1 maart 2021 en ook mijn blog van 1 maart 2020 en ook mijn romenu blog van 1 maart 2019  en ook mijn blog van 1 maart 2015 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Luuk Gruwez, Philip Larkin

De Vlaamse dichter, prozaïst en essayist Luuk Gruwez werd geboren op 9 augustus 1953 te Kortrijk. Zie ook alle tags voor Luuk Gruwez op dit blog.

 

András de verzamelaar

András spaart van alles, zelfs zijn haar.
Om er de kussens mee te vullen voor zijn kop.
Zozeer wil hij soms slapen op zichzelf, zegt hij,
als op een schat die niemand hem ontstelen mag.

Van top tot teen is hij verslaafd aan kwijt
en niets is hem zo lief als wat hij ooit verloor.
Hij heeft zijn dierbaren alleen vermoord
om naderhand zichzelf te kunnen condoleren,

want verreweg het dierbaarst blijft hem András,
altijd András. Zo afgeladen vol zit hij met András
dat in zijn kop geen plaats meer voor een ander
en dat hij solo alle anderen is. Volkomen András.

 

Ballade van de bom

Ik ben de bom die weldra op het huis van
Jonas valt, op het verliefde hoofd van Evelien
of op de mooie Ellen met haar eerste baby.
Neem kennis van mijn meesterlijke zoeven

dwars door een lucht vol krassende kraaien.
Ik streef het sterven na, bezegel elk vergeten,
laat van de straat niet één muur langer heel
voordat ik roerloos lig, waarna eerst groot gekrijs,

daarna de stoffigste van alle stiltes, en ik
de bom ben die gevallen is. Vanuit den hoge
heb ik ze gezien: de kathedralen en kazernes,
de lunaparken, dierentuinen, hospitalen.

Want ik kan denken doordat een alomtegenwoordige
almachtige mij het vermogen heeft geschonken
dit te doen terwijl ik val. En dus denk ik: waarom?
En dan vooral: waarom nu ik, zomaar een bom?

Terwijl toch ook tornado of orkaan dit kan,
vulkaan of aardbeving of doodgewonere natuur:
zo’n herfst of nog het meest die lieve, lieve lente
in haar miskende maar wreedaardige momenten.

 

Equus caballus II

II

HIPPOSOMNIE

Het is mijn ultieme verlangen staande te slapen,
dampend als een paard in de wei, de laatste nevel
rondom kont en schoft en manen, terwijl er ginder
bij het eerste huis al werkvolk is voorbijgereden,

al kinderen – een droom nog in het oog – naar school
toe joelen en postbodes hun brieven bestellen.
Dan, als een paard in de ochtend, zal ik staan wenen
in de wei, gesteld dat paarden konden wenen. Maar paarden

wenen niet. Zij weten. Zij snuiven staande hun ik bijeen,
zij hinniken, verjagen hun tranen naar het vervagende veld
waarop zij ooit hun oorsprong hebben gevonden.
En zij luiken de ogen.

 

Luuk Gruwez (Kortrijk, 9 augustus 1953)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog

 

Bescheiden

Woorden prozaïsch als kippevleugels
vertellen geen leugens,
maken de zaken niet mooier –
zijn te verlegen.

Gedachten die rondscharrelen als munten
onder wisselende heren
raken tot op de rand versleten
maar blijven rouleren.

Onkruid mag niet tot wasdom komen
maar vormt toch soms
een bloem; alleen, het wordt
door niemand waargenomen.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Standbeeld in Hull, East Riding of Yorkshire

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e augustus ook mijn blog van 9 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 9 augustus 2019 en ook mijn blog van 9 augustus 2017 en ook mijn blog van 9 augustus 2015 deel 2.

Jostein Gaarder, Philip Larkin

De Noorse schrijver Jostein Gaarder werd geboren op 8 augustus 1952 in Oslo. Zie ook alle tags voor Jostein Gaarder op dit blog.

Uit: Wij zijn de wereld (Vertaald door Lucy Pijttersen)

“Lieve Leo, Aurora, Noah, Alba, Julia en Máni,
Ik ben achter de computer gaan zitten omdat ik jullie een brief wil schrijven. Wel ben ik een beetje zenuwachtig, want het voelt wat raar om op deze manier contact met jullie te leggen. Het idee erachter is dat deze brief ook kan dienen als een klein boekje dat andere mensen kunnen lezen. Zo’n tekst die iedereen kan lezen, ook al is die in de eerste plaats geschreven voor één iemand, of voor hooguit enkele personen in het bijzonder, wordt ook wel een ‘open brief genoemd. Jullie kunnen deze brief dus pas lezen als het boek is gedrukt. Maar zo erg is dat niet, want ik zal pas wat over het boek vertellen als het gedrukt is, dus zodra de uitgever het gepubliceerd heeft. Ik kijk ernaar uit om jullie allemaal een exemplaar te geven. Daar heb ik al over nagedacht, en ik stel me voor dat het een plechtig moment zal zijn, zowel voor jullie als voor mij. We moeten maar even zien of jullie de brief van je opa een voor een krijgen, of dat we er een groot feest van maken bij iemand van ons thuis.
Zo’n brief in boekvorm heb ik eerder geschreven. Verschillende boeken van mij hebben diezelfde vorm, maar die waren gericht aan personen die ik heb verzonnen. De enige uitzondering was het boek Vita Brevis. Dat heb ik, met veel plezier, geschreven in de vorm van een brief aan Augustinus, een beroemde bisschop en kerkvader die zestienhonderd jaar geleden in Noord-Afrika heeft geleefd. De afzender was een vrouw die echt heeft bestaan, ik wilde haar een stem geven. Zij komt voor in de Belijdenissen, het boek dat de bisschop heeft geschreven, maar we weten maar weinig over haar, behalve dan dat de kerkvader haar op een dag de deur heeft gewezen na jarenlang met haar te hebben samengeleefd. Zelfs haar naam kennen we niet, maar in mijn boek heb ik haar Floria Aemilia genoemd. Natuurlijk heeft de bisschop die brief van Floria nooit gelezen, maar ik wilde dat zo veel mogelijk van zijn huidige volgelingen een kans zouden krijgen dat te doen. In dat boek heb ik zelfs met de veronderstelling gespeeld dat hij inderdaad een brief had ontvangen van de ongelukkige vrouw aan wie hij ooit zijn hart had verpand. De kerkvader had een keuze gemaakt. In plaats van de liefde voor een vrouw in zijn aardse leven had hij de voorkeur gegeven aan een eeuwig leven in het hiernamaals. Kennelijk vond hij dat het een niet te verenigen was met het ander. Wat ons hieraan misschien nog wel het meest verbaast, is de vraag hoe hij ertoe kwam om zo veel in het leven in déze wereld op te offeren voor een aantal veronderstellingen over een andere wereld. Ook zestienhonderd jaar later is dat nog altijd een actueel probleem. In dit boek wil ik het onder andere over dat soort filosofische levensvraagstukken hebben.
Een open brief schrijven aan echte mensen die nu leven, is voor mij iets heel nieuws. Jullie hebben allemaal een andere leeftijd; op het moment van schrijven is de jongste nog maar een paar weken oud en de oudste bijna achttien jaar. Bovendien z
ijn jullie met drie meisjes en drie jongens.”

 

Jostein Gaarder (Oslo, 8 augustus 1952)

 

De Engelse dichter Philip Larkin werd op 9 augustus 1922 geboren in Coventry. Zie ook alle tags voor Philip Larkin op dit blog.

 

Doorgaan met leven

Doorgaan met leven – dat is: herhaling van de gewoonte
waarmee je je zaakjes bedisselt –
is bijna altijd verliezen of tekortkomen.
Het wisselt.

Dit verlies aan belangstelling, haren, initiatief –
ja, als het pokeren was kon je vragen om
andere kaarten en een full house krijgen!
Maar het is schaken.

Je beheert iets duidelijks, een soort ladingsbrief,
als je al je gedachten bent langsgegaan.
Iets anders, wat dan ook, behoort voor jou
niet te bestaan.

En wat brengt het op? Dat wij op den duur
min of meer het stempel herkennen dat onze
gedragingen kenmerkt, ze thuis kunnen brengen.
Maar zeggen,

op die groene avond dat ons doodgaan begint,
wat het allemaal inhield, brengt ons niet verder.
Het sloeg alleen maar één keer op één mens,
en die ligt op sterven.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Philip Larkin (9 augustus 1922 – 2 december 1985)
Portret door Nick Cudworth, 2021

 

Zie voor meer schrijvers van de 8e augustus ook mijn blog van 8 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 8 augustus 2019 en ook mijn blog van 8 augustus 2017 en ook mijn blog van 8 augustus 2015 deel 2.

Alexandre Jardin, Seamus Heaney

De Franse schrijver Alexandre Jardin werd geboren in Neuilly op 14 april 1965. Zie ook alle tags voor Alexandre Jardin op dit blog.

Uit: De edelmoedigen (Vertaald door Arthur Wevers)

“Als telg van het geslacht Jardin weet ik dat je niet per se een monster hoeft te zijn om je tot een kampioen van het kwaad te ontpoppen. Mijn opa, Jean Jardin, bijgenaamd de Gele Dwerg, was van 20 april 1942 tot 3o oktober 1943 de hoofdambtenaar van de bereidwilligste collaborateur onder de Franse staatslie-den: Pierre Laval, regeringsleider van maarschalk Pétain, de man die zonder omwegen durfde te verklaren: ‘Ik wil dat Duitsland de oorlog wint: Op de ochtend van de razzia van het Vél d’Hiv, op 16 juli 134z was mijn opa dus zijn departements-directeur, zijn dubbelganger. Zijn ogen, zijn neus, zijn mond, zijn hand, om niet te zeggen: zijn geweten. Toch heeft niemand, of bijna niemand, ooit het verband ge-legd tussen de Gele Dwerg en de grote razzia, die twee dagen in beslag nam en bijna alle 12.884 gearresteerde Joden, onder wie 031 kinderen, het leven kostte. In elk geval niet de Jardins, en zeker niet mijn vader, Pascal Jardin, bijgenaamd de ZubiaL Hij was er al te zeer aan gewend de werkelijkheid buiten de deur te houden. De best bewaarde familiegeheimen laten zich in het open-baar soms van hun beste kant zien. In een verblindend licht dat ze bijna onzichtbaar maakt. Zoals de doeken van oude meesters die tijdens het bewind van Hitler van Joodse verza-melaars werden gestolen en vervolgens in Duitse salons aan de muur werden gehangen. Gunstig belicht hangen ze voor de neus van de huidige erfgenamen, maar niemand ziet hun ijzingwekkende herkomst. Een halve eeuw lang heeft mijn fa-milie in alle onderdelen van deze sport uitgeblonken: zich blootgeven om bepaalde zaken te verdoezelen. Juist die plek-ken in het zonnetje zetten die, bij ons, in nacht en nevel waren gehuld. Door de kunst te verstaan om het onverdraaglijke met blijmoedigheid, argeloosheid en schilderachtigheid te omkle-den. Hoe is het me gelukt om me los te maken van de officiële waarheid van mijn voorvaderen, die trouw waren aan het ze-nofobe regime van Vichy? Hoe heb ik uiteindelijk de schande aanvaard dat ik een afstammeling was van deze zogenaamde ‘nette’ mensen? En mijn woede geaccepteerd toen het me dui-delijk werd dat men in onze kringen het kwaad had kunnen bedrijven zonder zich van enig kwaad bewust te zijn? En zon-der openlijk blijk te geven van enig ongemak. Hoewel het me natuurlijk nooit is ontgaan dat de werkelijke opdrachtgevers van het kwaad in de eerste plaats Duitsers waren: Heinrich, opberg, Dannecker, Knochen en anderen.”

 

Alexandre Jardin (Neuilly, 14 april 1965)

 

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook alle tags voor Seamus Heaney op dit blog.

 

Sloe gin

Het heldere jeneverbessenweer
verdonkerde tot winter.
Zij voedde bessen met gin
en verzegelde de glazen pot.

Toen ik hem openschroefde
rook ik de verstoorde
wrange stilte van een bosje
dat door de keuken opschoot.

Toen ik hem uitschonk
had hij een scherp randje
en hij vlamde
als Betelgeuze.

Ik drink op jou
in doorrookte, blauwzwart
gepolijste bessen, bitter
en betrouwbaar.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Seamus Heaney (13 april 1939 – 30 augustus 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e april ook mijn blog van 14 april 2020 en eveneens mijn blog van 14 april 2019.

Nachoem Wijnberg, Seamus Heaney

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

De afgoden
De bedelaars hielden
de stad in hun macht
zij zaten
op de kathedraaltrap

niemand kon bidden
zonder al zijn geld te verliezen

zij dwongen de beeldhouwers
hun lichamen te gebruiken
als modellen
voor nieuwe lichamen van de Christus
en die aan de kruizen te bevestigen

de bedelaars zaten
wijdbeens op de kathedraaltrap
terwijl zij zich lieten schetsen

’s nachts sliepen zij daar
tussen brandende kaarsen
gerold in tapijten
zodat niemand in het geheim kon bidden.

 

Oud huis en hooglied

Een man draagt de geur van zijn lunch
en werkt zonder oponthoud dat hij niet aankondigt
voor een man die zijn lunch voor hem verbergt
een man kan niet werken als iets hem afleidt

een vrouw is geen werkelijke hulp
zij zwaait als zij angst ziet
met haar hand voor zijn ogen
zij is waardevoller dan parels
een man verkleedt zich voordat hij begint
met werken in een huis dat van een man is
die zijn voorraden voor hem verbergt
en die zijn tong in zijn mond wegstopt

een vrouw is geen werkelijke hulp
zij toont steeds een andere knie
vanaf een stoel naast zijn bed
zij is waardevoller dan parels
een man voorkomt dat een huis vervalt
van een man die zich in het huis opsluit
en die zijn bewegingen voor hem verbergt
op een been staat of tegen een muur leunt

een vrouw is geen werkelijke hulp
haar lippen zijn juwelen
haar borsten zijn juwelen
zij klimt in en uit zijn bed.

 

Slaap

Op het strand verlaat hij elke middag een blonde vrouw
als iemand anders haar nadert kijkt zij strak naar de zee
als iemand haar iets vraagt zegt zij dat zij liever niet praat
soms is zij in slaap gevallen als hij veel later terugkomt
als zij dan wakker wordt omarmt zij hem onmiddellijk
zij vertelt wat zij gedroomd heeft als hij daarom vraagt
hij vertelt hoe hij bijvoorbeeld in een bus door de stad reed
daarna trekt hij haar overeind en loopt met haar naar de zee
hij doopt zijn vingers in het water en raakt haar borsten aan
overdag kan hij nergens inslapen zonder dat iemand hem wekt
op een stoel in een rijdende bus, in een hoek van een supermarkt.

 

Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook alle tags voor Seamus Heaney op dit blog.

 

Van de schrijfgrens

De gespannenheid en de nulliteit om die ruimte
als de auto stopt op de weg, de soldaten merk en
nummer inspecteren en je er nog meer te zien krijgt

als er één zijn gezicht naar je raampje buigt:
op een heuvel erachter kijken ze doelbewust
over wapens in aanslag die jou onder schot houden,

en alles is pure ondervraging
tot een geweer wenkt en je doorrijdt
met een gemaakt onverschillige acceleratie –

een beetje leger, een beetje ontdaan,
als altijd, door die trilling in jezelf,
onderworpen, ja, en gehoorzaam.

Je rijdt dus verder naar de schrijfgrens,
waar het opnieuw gebeurt. De mitrailleurs op driepoot,
de sergeant met zijn walkie-talkie, die gegevens

over jou herhaalt, wachtend op de klik
die je doorlaat; de scherpschutter die je
vanuit de zon in het vizier houdt, als een havik.

En opeens ben je er door, aangeklaagd toch vrijgelaten,
alsof je van achter een waterval was gekomen
op de zwarte stroom van de asfaltweg,

langs pantserwagens, eruit, tussen de
postende soldaten door, die vloeien en wijken
als boomschaduwen in de schoongepoetste voorruit.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 

Seamus Heaney (13 april 1939 – 30 augustus 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e april ook mijn blog van 13 april 2019 en ook mijn blog van 13 april 2018 en ook mijn blog van 13 april 2014.