Der Juni (Erich Kästner), David Leavitt, Jo Govaerts, Rafik Shami, Aart van der Leeuw, Pascal Mercier, Franca Treur, Dolce far niente

Dolce far niente

 

Zomerlandschap met wandelende kinderen door Johan Krouthén, 1913

 

Der Juni

Die Zeit geht mit der Zeit: Sie fliegt.
Kaum schrieb man sechs Gedichte,
ist schon ein halbes Jahr herum
und fühlt sich als Geschichte.

Die Kirschen werden reif und rot,
die süßen wie die sauern.
Auf zartes Laub fällt Staub, fällt Staub,
so sehr wir es bedauern.

Aus Gras wird Heu. Aus Obst Kompott.
Aus Herrlichkeit wird Nahrung.
Aus manchem, was das Herz erfuhr,
wird, bestenfalls, Erfahrung.

Es wird und war. Es war und wird.
Aus Kälbern werden Rinder
Und weil’s zur Jahreszeit gehört,
aus Küssen kleine Kinder.

Die Vögel füttern ihre Brut
und singen nur noch selten.
So ist’s bestellt in unsrer Welt,
der besten aller Welten.

Spät tritt der Abend in den Park,
mit Sternen auf der Weste.
Glühwürmchen ziehn mit Lampions
zu einem Gartenfeste.

Dort wird getrunken und gelacht.
In vorgerückter Stunde
tanzt dann der Abend mit der Nacht
die kurze Ehrenrunde.

Am letzten Tische streiten sich
ein Heide und ein Frommer,
ob’s Wunder oder keine gibt.
Und nächstens wird es Sommer.

 

Erich Kästner (23 februari 1899 – 29 juli 1974)
Zomer in Dresden, de geboorteplaats van Erich Kästner


De Amerikaanse schrijver David Leavitt werd geboren in Pittsburgh op 23 juni 1961. Zie ook alle tags voor David Leavitt op dit blog.

Uit: The Page Turner

“So what are you working on, Paul?”
“Kreisleriana right now. My teacher’s Olga Novotna, by the way. She said to send you her regards. And on my own, Webern. Miss Novotna doesn’t approve of Webern, so –”
“Old Olga Higginbotham! Isn’t she dead yet?” Isidore Gerstler interrupted.
“No sir, she’s not.”
“Kessler wrote the Second Symphony for her,” said Maria Luisa Strauss. “She is O.”
“I never understood why she changed her name,” Kennington said. “Isn’t an American name good enough? Well, we should go over the program. Pull up a chair.”
Paul did. Brown circles stained the laminated surface of the table, which was empty except for a stack of scores, an eyeglass case, and a plastic bag that appeared to contain knitting.
Kennington opened the first of the scores. “So, we start with the Tchaikovsky –”
“A wonderful choice, sir, if I might say so.”
“I’m glad you approve. Oh, and we take the standard cut in the variations.”
“Fine.”
“Then after the interval, the Archduke. No problems there. And if the audience behaves and we decide to do an encore, it’ll be the andante from the Schubert B-flat. I presume you’re familiar with the Schubert B-flat –”
“I own your 1983 recording of it with DeLaria and Miss Strauss.”
Miss Strauss smiled.
“Well, you’ve clearly done your homework,” Kennington said. “It isn’t often that I get such a gung-ho page turner. In Ravenna once I had an old lady called — if you can believe it — Signora Mozzarella. Remember, Joseph? Charming but palsied.”
“Signora Mozzarella is legendary in the land of Dante,” Mr. Mansourian observed.
“Page turning is an art in its way, I suppose,” Kennington went on. Then, taking a sip from his coffee cup, he abandoned — to Paul’s lasting regret — this fascinating train of thought. “Well, I guess I’m ready. Tushi, you ready?”
“Yes, Richard.”

 

David Leavitt (Pittsburgh, 23 juni 1961)
Scene uit de film “Food of Love” uit 2002 (gebaseerd op de roman “The Page Turner” met Paul Rhys (Richard Kennington) en Kevin Bishop (Paul)

 

De Vlaamse dichteres, schrijfster vertaalster en columniste Jo Govaerts werd geboren op 23 juni 1972 in Leuven. Zie ook alle tags voor Jo Govaerts op dit blog.

 

Met mijn kwantorslag

Met mijn kwantorslag
en mijn inwendloopje
kan ik ze wel verslaan.

Ik ben sterker
dan de zwebongbeesten
en niet bang.

Ik ben niet bang.

 

Ik denk, je moet iets hebben

Ik denk, je moet iets hebben
om van te houden, bijvoorbeeld
een steen in je hand, die
langzaam warmer wordt.

Maar wat is het dan
waarvan je houdt, je eigen
warmte die ook weer verdwijnt
met het lossen van je greep.

Ik denk, je moet toch iets
hebben om van te houden, waarom niet
een steen in je hand, die
koelte aan je huid.

 

Jo Govaerts (Leuven, 23 juni 1972)


De Syrisch-Duitse schrijver Rafik Schami werd geboren op 23 juni 1946 in Damascus. Zie ook alle tags voor Rafik Schami op dit blog.

Uit: Sophia

„Onkel Barakat, Tante Maries Ehemann, soll damals in vier Tagen nach Jaffa und zurück geritten sein, um seiner schwangeren Frau Jaffa-Orangen zu bringen. Sie bekam einen Korb der berühmten süßen Früchte und dazu später ein gesundes Baby. Ich fand Radfahren elegant, und das Gleichgewicht zu halten glich dem Gang eines Zirkusartisten auf dem Hochseil. Und vor allem diese Erhabenheit!«»Das hast du in zwei bis drei Wochen«, sagte er und merkte erst spät seinen Leichtsinn. Beim Oudspielen kann man sich weder Arm noch Bein brechen, beim Radfahren schon. Sie strahlte ihn mit ihren dunk-len Augen an, stürmte zu ihm und küsste ihn innig auf die Lippen, so dass all seine Gewissensbisse wie Fledermäuse aus seinem Kopf hinaus-flatterten. »Bring es mir bei«, flehte sie ihn an, und er sah die Freudentränen in ihren Augen.Merkwürdig, wie lange man mit seinen geheimen Wünschen lebt. Über sechs Monate waren sie bereits ein Paar, und sie hatten sich offen von ihrem bisherigen Leben erzählt, und auf einmal entdeckten beide, dass sie immer noch nicht genug voneinander wussten.»Ich hatte vielleicht Angst davor, dass du mich auslachst«, sagte Aida, eher um sich selbst das Zögern zu erklären. Karim nickte. »Du sprichst mir aus der Seele. Ich habe es ab dem zwanzigsten Lebensjahr nieman-dem mehr verraten. Und wenn jemand mich nach meinen unerfüll-ten Wünschen fragte, so sagte ich tanzen und wie eine Schwalbe flie-gen. Tanzen wollte ich später, nach dem Tod meiner Frau Amira nicht mehr.«
»Und ich konnte mich beim Tanzen nie entspannen. Ich habe im-mer mitgezählt und darauf geachtet, dass die Schritte stimmten. Irgend-wann mit zehn, zwölf Jahren gab ich es auf. Aber das Radfahren, das blieb mein Traum.«Aida war eher klein. Wenn sie barfuß ging, war ihre Stirn auf der Höhe seiner Schulter. Sie war schlank und athletisch, und wenn man nicht wusste, dass sie Mitte fünfzig war, hielt man sie für eine Vierzigjährige. Wenn man ihr Komplimente machte, erwiderte sie: »Liebe verjüngt! Verliebt euch und ihr werdet sehen«, und lachte.Aida war immer schon verwegen. Das erfuhr auch Karim bald und hatte immer Angst um sie, wegen ihres Übermuts. Nach einer Woche mit Übungen auf dem großen, fast immer leeren Parkplatz einer pleitegegangenen Textilfabrik vor dem Osttor, nicht weit von ihrem und Karims Haus entfernt, wollte er, dass sie auch lernte, durch eine belebte Gasse zu fahren. Er begleitete sie zu ihrer Gasse, die etwas breiter war und auf der westlichen Seite parallel zur Jasmingasse verlief. Aida fuhr ganz ruhig, und Karim hielt sie am Sattel. Mehrere Frauen und Männer beobachteten sie am Fenster oder an der Tür ste-hend und schüttelten missbilligend den Kopf.“

 

Rafik Shami (Damascus, 23 juni 1946)
Poster


De Nederlandse dichter en schrijver Aart van der Leeuw werd geboren in Hof van Delft op 23 juni 1876. Zie ook alle tags voor Aart van der Leeuw op dit blog.

Uit: Ik en mijn speelman

“Ik mompel een verwensching, maar wat baat mij dit. Ja, zooals ik verwacht had, mijn huwelijk; immers al sinds mijn tiende jaar ben ik voor de dochter van den markies van Almonde bestemd, nú tel ik twintig, en nooit heb ik haar nog met de oogen aanschouwd. Hartelijk moet ik er om lachen, wanneer al die mislukte pogingen, om ons te zamen te brengen, in mijn herinnering opduiken. Ik zie me weer in onze galakaros naast mijn vader het slotplein van het kasteel van Almonde oprijden. En dan verschijnt op de bordestrappen een soort major-domus, die wanhopig de handen boven de krulpruik in elkander slaat. Meer dan een week al, meldt hij, is zijn meester wegens een hardnekkigen jichtaanval bedlegerig, en nu heeft juist dezen morgen ook zijn dochter het noodig gevonden, om haar kamer te houden. Wat ze mankeert, begrijpt niemand; frisch als altijd komt haar gezicht boven de dekens te voorschijn. Maar wie van opstaan spreekt, stuurt ze de deur uit.
Mijn vader maakt zijn opwachting bij den gekluisterden gastheer, en van uit de verte hoor ik diens kijvende stem de kuren van de kleine feeks, want zóó wordt ze betiteld, verwenschen. Den volgenden morgen onverrichter zake reizen wij af.
En dan nog dat tegenbezoek van vader en dochter een paar jaren later!
’s Ochtends op den dag van hun aankomst ben ik in mijn besten lijfrok moet en kruipen, hoewel ik het mij meteen al had voorgenomen, dat enkel een spinnekop er tusschen de mazen van zijn web van zou genieten, of een muis, die den kop door een gat van den vloer steekt.
Speurlustig, als jongens dat plegen te wezen, had ik niet lang nog geleden achter de gobelins van de ontvangzaal een verborgen trap ontdekt, die naar een torenkamer voerde, waarvan het bestaan door geen sterveling vermoed werd. Allerlei dingen had ik daar naar toe gesleept, boeken, een oud vuurroer, een stroozak, een drinkkan, wat vaatwerk, en dikwijls sloot ik mij er op, in het gezelschap alleen van mijn adembeklemmende droomen.
Terwijl nu alles voor een plechtige ontvangst in gereedheid werd gebracht, stal ik een brood en een koude kip uit de keuken, en, juist toen de slotdeuren voor het doorluchtige tweetal werden open geworpen, trok ik mij met mijn buit voor een paar dagen terug in mijn schuilhoek.
Eerst toen de zweep beneden mijn tralievenstertje ten afscheid klapte, en ik de wielen van een reiskoets de poort uit hoorde rollen, verwaardigde ik mij, me weer te vertoonen. En de strengste straf bleek niet in staat me mijn geheim te ontwringen.”

 

Aart van der Leeuw (23 juni 1876 – 17 april 1931)
Delft


De Zwitserse schrijver en filosoof Pascal Mercier (eig. Peter Bieri) werd geboren op 23 juni 1944 in Bern. Zie ook alle tags voor Pascal Mercier op dit blog.

Uit: Perlmann’s zwijgen (Vertaald door Gerda Meijerink)

“Het was een losse opmerking geweest, niet doordacht, en zonder dat hij serieus aan een verwerkelijking had gedacht. Zijn indruk was dat het allemaal erg vaag en vrijblijvend was gebleven, en opeens had hij er haast mee gemaakt naar de vergaderzaal te gaan.
Hij had verder niet meer aan dat gesprek gedacht, totdat hij een paar weken later een brief kreeg van Angelini, en kort daarna een telefoontje van het hoofdkantoor van Olivetti in Ivrea. Perlmann’s voorstel, kreeg hij tot zijn verrassing te horen, was heel goed gevallen bij het bedrijf, vooral bij een paar collega’s van de researchafdeling, maar ook de directie was erg ingenomen met het plan. Bijzonder gecharmeerd waren ze van de mogelijkheid op die manier een project te kunnen opzetten dat enerzijds iets met de producten van het bedrijf te maken had en anderzijds veel verder strekte, omdat het een thema van algemeen belang, zogezegd van grote maatschappelijke betekenis betrof. Hij, Angelini, stelde voor de bijeenkomst volgend jaar in Santa Margherita Ligure te houden, een badplaats in de buurt van Rapallo aan de Golf van Tigullio. Ze hadden daar wel vaker conferenties gehouden en dat was ze goed bevallen. Het geschiktst voor de geplande onderneming waren de maanden oktober en november, zei hij, dan was het nog zacht, maar er waren dan bijna geen toeristen meer, de sfeer die er dan hing was rustig en beschouwelijk, precies wat een onderzoeksgroep nodig had. Voor het overige had Perlmann volledig de vrije hand, met name natuurlijk wat de keuze van de deelnemers betrof. Perlmann beet op zijn lippen en voelde een machteloze irritatie in zich opkomen als hij aan dat gesprek terugdacht. Hij had zich laten overrompelen door de sonore, zo zelfverzekerde stem door de telefoon, zonder dat daar verder enige reden voor was.”

 

Pascal Mercier (Bern, 23 juni 1944)
Cover


De Nederlandse schrijfster en freelance journaliste Franca Treur werd geboren in Meliskerke op 23 juni 1979. Zie ook alle tags voor Franca Treur op dit blog.

Uit: De woongroep

“Ik had graag nog wat naar haar gekeken, maar ze legt het kind voorzichtig naast zich neer op de bank, het spuugdoekje erbovenop, en staat op om ons te begroeten. Ze drukt Erik tegen zich aan en zoent hem alsof hij behouden terug is gekeerd van de grote vaart.
Freddie is een beetje pappig geworden, maar Caro ziet er heel gezond en blozend uit. Ze heeft een vreemd luchtje bij zich. Iets zuurs. Misschien wast ze zich niet meer zo goed. Misschien heeft ze andere dingen aan haar hoofd dan zichzelf af te gaan zitten sponzen.
Ze hebben wel twee badkamers, zeggen ze. Eentje boven en een op de tweede verdieping. De tweede verdieping staat nog helemaal leeg. Ze hebben er ook nog niet echt een plan voor. Misschien een atelier voor Caro, maar voorlopig komt ze nog nergens aan toe.
Caro vindt het tijd dat we aandacht geven aan de baby’s. Een ligt er boven in zijn bedje, de andere wil niet slapen. De baby die niet wil slapen kijkt me uitdrukkingloos aan. Hij heeft glimmende vetpukkeltjes, maar verder ziet hij er goed uit. Hij heeft het voorhoofd van Caro, wat een gelukje is. Freddies voorhoofd heeft niet de gangbare halfronde vorm van een markies, maar die van een plat zonnescherm, zoals bij prehistorische mensen. Deze baby heeft netjes een markiesje.
‘Ziet er goed uit,’ zegt Erik. ‘Goed gedaan.’
‘Ja, hè?’ zegt Caro.
‘Is die andere net zo?’ vraag ik.
Dat is niet zo. Ze zijn niet eeneiig. De ouders vinden dat maar beter ook. Je moet ze als twee individuen zien en niet als meer van hetzelfde.
We moeten Freddie z’n schuurtje bekijken. Althans, Erik moet het zien, maar ik wil niet bij Caro en de baby blijven. Alle frisse lucht die ik binnenkrijg is meegenomen.
Freddie schuift een grote glazen deur opzij en we lopen zo van de kamer de tuin in. Er staat een schommelbank.
Het is echt een mooie avond. De eerste avond van het jaar dat je buiten kan zitten, als je een vest aantrekt.
In de verte klinken kinderstemmen. Hoog en schril. Een vrouw roept: ‘Joachim, doe wat mama zegt.’
Ik kijk over de schouderhoge schutting. De buren hebben ook een schommelbank. Er zit een vrouw in. Haar lange benen bungelen. Ze leest een vrouwenblad.
Moeten de mensen hier niet eten? Wanneer eten ze?”

 

Franca Treur (Meliskerke,23 juni 1979)
Cover


Zie voor nog meer schrijvers van de 23e juni ook mijn blog van 23 juni 2018 deel 1 en ook deel 2.

David Leavitt, Jo Govaerts, Rafik Shami, Aart van der Leeuw, Pascal Mercier, Franca Treur, Jean Anouilh, Anna Achmatova

De Amerikaanse schrijver David Leavitt werd geboren in Pittsburgh op 23 juni 1961. Zie ook alle tags voor David Leavitt op dit blog.

Uit: The Page Turner

“Well, well, well,” said Mr. Mansourian, “if you’re not the best-dressed page turner I’ve ever seen. Come on, I’ll introduce you to Kennington.”
“Good luck, sweetheart!” Pamela called almost mournfully. She waved at Paul, a tissue balled in her fist. “Break a leg! I’ll see you after the concert.”
He didn’t answer. He was out of earshot, out of the wings, beyond which the hum of the settling audience was becoming audible.
Mr. Mansourian led him up steep stairways and along antiseptic corridors, to a dressing room at the door to which he knocked three times with sharp authority.
“Come in!”
They went. In front of mirrors Richard Kennington, the famous pianist, sat on a plastic chair, bow tie slack around his throat. He was drinking coffee. Isidore Gerstler, the famous cellist, was eating a cinnamon-frosted doughnut out of a box. Maria Luisa Strauss, the famous violinist, was stubbing out a cigarette in an ashtray already overflowing with red-tipped butts. Her perfume, capacious and spicy, suggested harems. Yet the room had no softness, no Persian carpets. Instead it was all lightbulbs that brightened the musicians’ faces to a yellowish intensity.
“Good evening, folks,” Mr. Mansourian said, shutting the door firmly. “Richard, I’d like you to meet Paul Porterfield, your page turner.”
Haltingly Kennington revolved in his seat. He had dark, flat hair, short sideburns, eyes the color of cherry wood. Fine ridges scored his face, which was slightly weather-beaten: not old-looking exactly, just older-looking than the pictures on his CDs suggested. As it happened, Paul owned all eight of Kennington’s CDs.
Kennington smiled. “Pleased to meet you, Paul Porterfield,” he said, holding out his hand.
“Thank you, sir,” Paul answered, and accepted the hand with caution; after all, he’d never had the opportunity to touch anything so precious before. Yet it did not feel different from an ordinary hand, he reflected. Nor did anything in Kennington’s handshake transmit to Paul the magic that happened when he sat down in front of a piano.
“This is an honor for me,” Paul went on. “I’ve always been a great admirer of yours.”
“Very kind of you to say so. And may I introduce my cohorts?”
Isidore Gerstler, still involved with his doughnut, only waved. But Maria Luisa Strauss winked at Paul, shook out her long black hair, played with the gold ankh that hung between her freckled breasts. “I’ve never seen such a well-dressed page turner,” she said.“

 

David Leavitt (Pittsburgh, 23 juni 1961)
Scene uit de film “Food of Love” uit 2002 (gebaseerd op de roman “The Page Turner”) met Alan Corduner (Joseph) en Kevin Bishop (Paul)


De Vlaamse dichteres, schrijfster vertaalster en columniste Jo Govaerts werd geboren op 23 juni 1972 in Leuven. Zie ook alle tags voor Jo Govaerts op dit blog.

 

Zij stuurde hem een blad

Zij stuurde hem een blad
waar hij vroeg om een
brief. Zo was de taal
die zij samen spraken
brieven = bladeren.

Zij hadden kunnen kiezen
voor andere zij had hem
een letter kunnen sturen in plaats van
vele wat hij wou zinnen verhalen zij

kozen
de moeilijkste die waarin zij beiden
nog kinderen waren
niets meer wisten dan wat zintuigen
hun gaven wat is het
dat ik voel (stilte)
hoe heet het daar waar je me
kust – onnoembare details nu
naamloos uitvergroot:
Krakau (moedervlek).

 

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
elk land, elk huis, laat staan dit lijf is mij te eng.
Aan niets, aan niemand kan ik ooit volledig toebehoren
dan aan die onbetrouwbare innerlijke stem.

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
mijn eigen bouwwerken van het meest flexibel materiaal,
vol gaten, voor wie geen grenzen kan stellen aan zijn dromen,
vol nestelplaatsen in het eigenwijs gekronkel van een taal.

Soms vrees ik dat voor mij de tijd al is gekomen
waarin mij elke kracht ontbreekt
om van de barre steden waar ik ben nog weg te dromen,
maar dan is daar toch weer die stem die in mij spreekt
en mij terug tot mijzelf doet komen,
d.w.z. die mij openbreekt.

 

Jo Govaerts (Leuven, 23 juni 1972)
Leuven

 

De Syrisch-Duitse schrijver Rafik Schami werd geboren op 23 juni 1946 in Damascus. Zie ook alle tags voor Rafik Schami op dit blog.

Uit: Eine deutsche Leidenschaft namens Nudelsalat

„Mein Bruder Antonios und ich bekamen die ersten Ohrfeigen. Marie blieb verschont, weil sie in ihrem weißen Kleid engelsgleich dastand und viel zu klein war für eine große Ohrfeige vom väterlichen Kaliber. Nach der zweiten Ohrfeige heulten wir. Der Fotograf verfluchte uns und mahnte meinen Vater barsch, seine Hand bei sich zu lassen. Diese Formulierung kam in meinem Leben nur einmal vor – die Hand bei sich lassen. Ich habe sie in bitterer Erinnerung und deshalb in meinen dreißig Büchern nicht ein einziges Mal gebraucht.
Als Antonios nicht aufhören wollte, Witze zu reißen, gab ihm mein ältester Bruder, stellvertretend für den Vater, einen kräftigen Tritt. Schlagartig verwandelte sich Antonios in einen Schauspieler, tat so, als wäre die Kamera des Fotografen, damals ein beachtlicher Kasten aus Holz, eine Filmkamera, und warf sich wie Robert Mitchum nach einem Faustschlag in einer Bar zu Boden. Der Fotograf bat ihn mit süßlicher, aber zugleich giftiger Stimme aufzustehen. Antonios richtete sich auf und wischte sich mit dem rechten Handrücken über seinen Mundwinkel. Es gab nichts zu wischen, aber diese Geste gehörte zur Filmszene. Ich bog mich vor Lachen und mein Vater drehte mir gegen alle Gesetze der Physik, Biologie und Pädagogik mein rechtes Ohr um 180 Grad herum. Und staunte selbst, wie das Ohr in seine Ausgangsposition zurückschnellte. Dieses Staunen ließ sein Gesicht auf dem Foto nicht gerade intelligent erscheinen.
Ich mache es kurz. Das Foto wurde nach Amerika geschickt. Der Onkel in Florida hat nie geantwortet. Und so blieben wir Syrer.“

 

Rafik Shami (Damascus, 23 juni 1946)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Aart van der Leeuw werd geboren in Hof van Delft op 23 juni 1876. Zie ook alle tags voor Aart van der Leeuw op dit blog.

Uit: Ik en mijn speelman

“Eerst deed hij de snaren donker dreunen, en dan zwol een klank aan, dien wij niet meer herkenden, zoo vol en schoon was die stem. Wij zaten in roerlooze stilte te luisteren. Bij het einde hoorde ik snikken, en een van mijn vrienden vloekte, alsof hem een wond was toegebracht. Ik voelde een hand op mijn schouder.
Een oogenblik later stond ik op straat naast den speelman. Mijn draagstoel was er nog niet. Geen ster ontbrak er aan den stralenden hemel. Ik volgde mijn geleider door buurten, waar ik nooit tevoren was geweest. Flambouwgloed over wemelend water, nachtgespuis, dat zich om vuren had gelegerd, de dreunende stap van den wacht, met de haakbus geschouderd, een mompelend man voor ons uit langs de huizen; krotten, bouwvallige puien en een vrouw voor een drempel, die in een donker trapgat wees. Ook eenzame stegen, waar wij haastig achter twee schaduwen aansnelden, een slanke en zwierige, en een, die door een spotvogel op het plaveisel scheen te zijn geschetst. Alles, wat ik tegemoet trad, maakte mij licht en gelukkig; het scheen me, of mij lang geleden een belofte gedaan was, welke nu eindelijk werd ingelost.
Bij een omhoog rankende kerk, die aan het lied van daareven deed denken, nam hij de muts in de rechterhand, zijn gitaar droeg hij mee in de linker, en dan maakte hij een buiging, waarbij zijn bult boven zijn hoofd rees, als de koepel boven de domkerk daar naast ons. Zoo nam hij afscheid.
Spoedig verloor ik hem uit het gezicht in het warnet der straten. Mijn huis was niet ver.
Den volgenden morgen werd ik door mijn kamerdienaar gewekt, en zoo begon er dan weer een dag voor mij, gelijk er al duizenden door de opengeschoven gordijnen bij mij binnen waren gelaten. Basque, de knecht, schenkt het lauw gemaakte water in, hij reikt mij de satijnen kousen, het schoeisel, dat kostbaar gegespt is, het ondergoed van zijde en de fluweelen jas met kantwerk aan de mouwen en knoopen uit edelsteen. Nu schikt hij mij de krulpruik om het weerbarstige haar. Het morgenmaal wordt opgedragen in vaatwerk van zilver en email uit Limoges, dat ik van mijn moeder geërfd heb.
De koets is voorgereden ondertusschen, en ik laat mij naar een dame brengen, die ik een handkus aan ga bieden, en een compliment, dat ik gedurende den rit heb bedacht.
Van de bezoeken ben ik weer thuisgekomen, en nauwelijks zit ik, met over elkander geslagen beenen, een pamflet door te bladeren, dat een van mijn vrienden bespot, of een lakei reikt mij op een presenteerblad een brief over, waarvan ik dadelijk het vaderlijk handschrift herken.”

 

Aart van der Leeuw (23 juni 1876 – 17 april 1931)
Cover

 

De Zwitserse schrijver en filosoof Pascal Mercier (eig. Peter Bieri) werd geboren op 23 juni 1944 in Bern. Zie ook alle tags voor Pascal Mercier op dit blog.

Uit: Perlmann’s zwijgen (Vertaald door Gerda Meijerink)

“De schuld van dit alles was het prachtige licht dat het stille watervlak achter de badhokjes op witgoud deed lijken. Zulk licht had Agnes willen vastleggen, en om die reden was hij uiteindelijk voor Carlo Angelini’s aandringen gezwicht, ondanks dat hij hem onsympathiek vond, die atletische, alerte man met zijn innemende maar net iets te geroutineerde glimlach. Ze hadden elkaar begin vorig jaar in de wandelgangen van een conferentie in Lugano leren kennen, toen Perlmann tot lang na het begin van een zitting op de gang voor een raam was blijven staan. Angelini had hem aangesproken, en voor Perlmann was dat een goed excuus geweest om nog niet naar de zaal te gaan. Ze waren in de kantine gaan zitten, waar Angelini hem over zijn functie bij Olivetti had verteld. Hij was vijfendertig, een generatie jonger dan Perlmann. Het aanbod bij Olivetti te komen werken had hij pas twee jaar geleden geaccepteerd, nadat hij een paar jaar een assistentschap aan de universiteit had bekleed. Het was zijn taak de contacten van het concern met universiteiten te onderhouden. Hij kon dat naar eigen inzicht doen, waarbij hij de beschikking had over een royaal budget, want zijn activiteiten werden beschouwd als een onderdeel van de PR van het concern. Ze hadden een poosje over machinaal vertalen gesproken, het was een gesprek als vele andere. Maar opeens was Angelini heel enthousiast geworden en hij had hem gevraagd of hij geen zin had ten behoeve van een taalwetenschappelijk project een onderzoeksgroep samen te stellen: een kleine, maar intensieve klus, een handjevol gerenommeerde wetenschappers die een paar weken op een mooie plek bijeen zouden komen, natuurlijk alles op kosten van het concern. Perlmann vond destijds dat de man veel te snel met dat voorstel was gekomen. Ook al had Angelini laten doorschemeren dat Perlmann voor hem geen onbekende was, toch kende hij hem persoonlijk krap een uur. Maar wie weet moest een man met de verantwoordelijkheden van Angelini wel zo doortastend kunnen zijn. Achteraf bedacht Perlmann dat zijn intuïtie hem toen al had gewaarschuwd. Hij had niet bijster enthousiast op het voorstel gereageerd, eerder lauw; niettemin had hij gezegd dat zo’n groep naar zijn mening uit mensen van verschillende disciplines zou moeten bestaan.”

 

Pascal Mercier (Bern, 23 juni 1944)

 

De Nederlandse schrijfster en freelance journaliste Franca Treur werd geboren in Meliskerke op 23 juni 1979. Zie ook alle tags voor Franca Treur op dit blog.

Uit: De woongroep

“We volgen zijn wijsvinger naar de overkant.
‘Daar zit een parenclub,’ fluistert hij. ‘Ik heb ze in het snotje. Zeg maar niet tegen Caro. Ze doet al een beetje jaloers.’
Ik had wel een tientje willen geven voor die blik. Je hoopt van jezelf dat je nooit zo zal kijken. Je hoopt het, maar voor hetzelfde geld hoort het bij een fase.
Freddie en Erik slaan elkaar op de schouders. Ze staan nu allebei een drempel hoger dan ik. Zo kunnen ze vanuit de hoogte op mij neerkijken. Ik ga op mijn tenen staan en kus Freddie vluchtig, ik ken hem tenslotte niet zoals Erik hem kent. Maar híj drukt zijn lippen warm tegen mijn wangen. Ik voel een golf van sympathie door me stromen. Freddie is oké.
‘Caro is binnen,’ zegt Freddie.
Op de drempel neem ik nog even een diepe teug lucht. Ik hou niet zo van de geur van andermans huizen.
Binnen zijn de gordijnen halfdicht. We staren een tijdje in het rond om wat te wennen aan de bijna sacrale schemer die er hangt.
‘Wauw!’ zeggen we. Ze hebben er echt wat van gemaakt. Een houten vloer, een lange tafel met op de hoek een aankleedkussen, lichtgele crèmetubes, een stapeltje pampers. Er zijn twee grote gatenplanten, aan de muur hangt ingelijste kunst. Eén wand is tot de nok gevuld met boeken. In zijn vrije tijd pakt Freddie graag een keer een goed boek. Op de onderste rij staan vijfentwintig delen Winkler Prins.
En dan, achter ons, in de beige zithoek, bij het zachtgele schijnsel van een schemerlampje, zit vol glans en glimlach Caro met een baby.”

 

Franca Treur (Meliskerke,23 juni 1979)


De Franse (toneel)schrijver Jean Anouilh werd geboren in Bordeaux op 23 juni 1910. Zie ook alle tags voor Jean Anouilh op dit blog.

Uit: Médée

« LE GARÇON C’est Jason qui m’envoie.
MÉDÉE Il ne rentrera pas? Il est blessé, mort?
LE GARÇON Il vous fait dire que vous êtes sauvée.
MÉDÉE Il ne rentrera pas ?
LE GARÇON Il vous fait dire qu’il viendra, qu’il faut l’attendre.
MÉDÉE Il ne rentrera pas? Où est-il?
LE GARÇON Chez le roi. Chez Créon.
MÉDÉE Emprisonné ?
LE GARÇON Non.
MÉDÉE, crie encore. Si ! C’est pour lui cette fête ? Parle ! Tu vois bien que je sais. C’est pour lui ?
LE GARÇON Oui. C’est pour lui.
MÉDÉE Qu’a-t-il donc fait ? Allons, dis vite. Tu as couru, tu es tout rouge, il te tarde d’y retourner. On danse, n’est-ce pas ?
LE GARÇON Oui.
MÉDÉE Et on boit?
LE GARÇON Six barriques ouvertes devant le palais!
MÉDÉE Et les jeux, et les pétards, et les fusils qui partent tous ensemble vers le ciel. Vite, vite, petit, et tu auras joué ton rôle, tu pourras retourner là-bas et t’amuser. Tu ne me connais pas. Qu’est-ce que cela peut te faire ce que tu vas me dire? Pourquoi mon visage te fait-il peur? Tu veux que je sourie? Voilà, je souris. D’ailleurs, c’est plutôt une bonne nouvelle puisqu’on danse. Vite, petit, puisque je sais!
LE GARÇON Il épouse Créuse, la fille de Créon. C’est demain matin la noce.
MÉDÉE Merci, petit ! Va danser maintenant avec les filles de Corinthe. Danse de toutes tes forces, danse toute la nuit. Et quand tu seras vieux, rappelle-toi que c’est toi qui es venu dire à Médée. »

 

Jean Anouilh (23 juni 1910 – 3 oktober 1987)
Medea op het punt haar kinderen te vermoorden door Eugène Delacroix, 1862

 

De Russische dichteres Anna Achmatova werd geboren in Bolshoi Fontan bij Odessa, 23 juni 1889. Zie ook alle tags voor Anna Achmatova op dit blog.

 

Aan de geliefde

Je moet geen duiven naar mij sturen,
je moet geen bange brieven schrijven,
de maartse wind niet laten waaien in mijn gezicht.
Gisteren ben ik aangekomen in een groene gaarde
waar ziel en lichaam mogen rusten
in de schaduw van een populierenbos.

Van hier kan ik ons stadje zien:
Paleis, wachthuisjes, legerplaatsen,
boven het ijs de gele boog van de chinese brug.
Je bent verkleumd van drie uur op mij wachten,
je durft niet weg te gaan van de veranda
en kijkt verbaasd naar al die nieuwe sterren.

Als een grauwe eekhoorn zal ik in de elzen springen,
als een wezel schichtig draven langs het pad,
als een zwaan zal ik je uit de verte roepen
opdat mijn bruidegom geen angst zal hebben
terwijl hij in de blauwe, dwarrelende sneeuw
op het verschijnen van zijn dode bruidje wacht.

 

Vertaald door Kees Verheul

 

Der eine geht den graden Weg

Der eine geht den graden Weg,
Im Kreise geht ein andrer
Und will ins Elternhaus zurück,
Zur Freundin, die er kannte.
Doch ich, ich geh – nach mir die Not,
Nicht grade, nicht im Kreise,
Ins Nirgendwann, ins Nirgendwo,
Wie’n Schnellzug von der Weiche.

 

Der Mut

Wir wissen, was heut in der Waagschale liegt
Und sehn das Geschehne gelassen,
Die Stunde des Muts in den Uhrwerken tickt,
Uns wird unser Mut nicht verlassen.
Uns schreckt nicht das Sterben im Kugelhagel,
Es schreckt uns nicht, jagt man uns fort,
Denn wir bewahren dich, russische Sprache,
Das große, das russische Wort.
Wir sprechen dich aus, unabhängig und rein,
Den Enkeln als Erbe, in Freiheit zu sein
Auf ewig!

Vertaald door Eric Boerner

 

Anna Achmatova ( 23 juni 1889 – 5 maart 1966)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e juni ook mijn vorige blog van vandaag.

David Leavitt, Jo Govaerts, Rafik Shami, Aart van der Leeuw, Pascal Mercier, Franca Treur, Jean Anouilh, Anna Achmatova, Hanneke van Eijken

De Amerikaanse schrijver David Leavitt werd geboren in Pittsburgh op 23 juni 1961. Zie ook alle tags voor David Leavitt op dit blog.

Uit:While England Sleeps

“To start with, at that time I’d gone to bed with probably three dozen boys, all of them either German or English; never with a woman. Nonetheless — and incredible thought it may seem — I still assumed that a day would come when I would fall in love with some lovely, intelligent girl, whom I would marry and who would bear me children. And what of my attraction to men? To tell the truth, I didn’t worry much about it. I pretended my homosexuality was a function of my youth, that when I “grew up” it would fall away, like baby teeth, to be replaced by something more mature and permanent. I, after all, was no pansy; the boy in Croydon who hanged himself after his father caught him in makeup and garters, he was a pansy, as was Oscar Wilde, my first-form Latin tutor, Channing’s friend Peter Lovesey’s brother. Pansies farted differently, and went to pubs where the barstools didn’t have seats, and had very little in common with my crowd, by which I meant Higel and Horst and our other homosexual friends, all of whom were aggressively, unreservedly masculine, reveled in all things male, and held no truck with sissies and fairies, the overrefined Rupert Halliwells of the world. To the untrained eye nothing distinguished us from “normal” men.
Though I must confess that by 1936 the majority of my friends had stopped deluding themselves into believing their homosexuality was merely a phase. They claimed, rather, to have sworn off women, by choice. For them, homosexuality was an act of rebellion, a way of flouting the rigid mores of Edwardian England, but they were also fundamentally misogynists who would have much preferred living in a world devoid of things feminine, where men bred parthenogenically. Women, according to these friends, were the “class enemy” in a sexual revolution. Infuriated by our indifference to them (and to the natural order), they schemed to trap and convert us*, thus foiling the challenge we presented to the invincible heterosexual bond.
Such thinking excited me – anything smacking of rebellion did – but it also frightened me. It seemed to me then that my friends’ misogyny blinded them to the fact that heterosexual men, not women, had been up until now, and would probably always be, their most relentless enemies. My friends didn’t like women, however, and therefore couldn’t acknowledge that women might be truer comrades to us than the John Northrops whose approval we so desperately craved. So I refused to make the same choice they did, although, crucially, I still believed it was a choice.”

 

 
David Leavitt (Pittsburgh, 23 juni 1961)
Cover

Lees verder “David Leavitt, Jo Govaerts, Rafik Shami, Aart van der Leeuw, Pascal Mercier, Franca Treur, Jean Anouilh, Anna Achmatova, Hanneke van Eijken”

Dolce far niente, Jo Govaerts, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson

 

Dolce far niente

 

 
Resting by the Riverbank door Richard Emil Miller,1910-11

 

Waar ik naar verlang vandaag

Waar ik naar verlang vandaag
een frisse zomerjurk te dragen
met blote schouders, een uitgesneden
hals en rug en vooral goed
los om de heupen

waarmee ik dan de tuin in loop
de zon schijnt warm, maar de wind
houdt het draaglijk en brengt
de jurk in beweging en dan

ben jij er natuurlijk ook die
de jurk al even mooi vindt en samen
trekken we hem uit en hangen hem
aan een tak

en liggen te kijken in het gras naar
zo’n frisse zomerjurk in een boom, daar
verlang ik het meest naar vandaag.

 

 
Jo Govaerts (Leuven, 23 juni 1972)
Leuven

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Jo Govaerts, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson”

Jo Govaerts

De Vlaamse dichteres, schrijfster vertaalster en columniste Jo Govaerts werd geboren op 23 juni 1972 in Leuven. Govaerts debuteerde op veertienjarige leeftijd met de dichtbundel “Hanne Ton” (1987). Ze studeerde Oost-Europese talen en culturen in Leuven en Warschau, en sociale antropologie en geschiedenis van Centraal-Azië in Londen. Tijdens haar verblijf in Polen bestudeerde ze o.a. het werk van de Poolse auteur Zbigniew Herbert. Ze maakte kennis met en vertaalde poëzie van de Poolse dichter en Nobelprijswinnaar Wislawa Szymborska (1923-2012). Govaerts had tot 2001 een wekelijkse column in het programma ‘Het Einde van de Wereld’op VRT-Radio 1. In 2011 schreef ze columns voor Cobra.

Wij waren zestien

Wij waren zestien jaar en spelden traag Aeneas’
avonturen. Over hoe winden plots opstaken
en schepen uit hun koers raakten,
over velden aan de overkant van een rivier
waar men een levend mens maar zelden toelaat,
over verlaten vrouwen, oorlogen en tweegevechten.

Wij waren zestien jaar en door de vensters
van het hoge klaslokaal scheen zon.
En om vier uur stond aan de schoolpoort
de jongen die gedurfd had je te kussen.
En alles over winden die plots opstaken,
schepen die uit hun koers raakten
werd in een boekentas gestoken weggeschoven
om de armen vrij te hebben en lichthartig
om hem heen te slaan.
Wij zouden elkaar nooit verlaten,
wij hadden geen oorlog om naartoe te gaan.

 

Je weet nooit zeker

Je weet nooit zeker
wat het is dat
door de lucht beweegt

zo ver weg ook
zoveel hoger

je kan alleen maar hopen
dat het iets is onderweg
naar een mooi plekje

een oude duif
naar zijn duiven

Jo Govaerts (Leuven, 23 juni 1972)