Jodi Picoult, William Michaelian

De Amerikaanse schrijfster Jodi Lynn Picoult werd geboren op 18 mei 1966 in Nesconset op Long Island, New York. Zie ook alle tags voor Jodi Picoult op dit blog.

Uit: The Book of Two Ways

“My calendar is full of dead people.
When my phone alarm chimes, I fish it out from the pocket of my cargo pants. I’ve forgotten, with the time change, to turn off the reminder. I’m still groggy with sleep, but I open the date and read the names: Iris Vale. Eun Ae Kim. Alan Rosenfeldt. Marlon Jensen.
I close my eyes, and do what I do every day at this moment: I remember them.
Iris, who had died tiny and birdlike, had once driven a getaway car for a man she loved who’d robbed a bank. Eun Ae, who had been a doctor in Korea, but couldn’t practice in the United States. Alan had proudly showed me the urn he bought for his cremated remains and then joked, I haven’t tried it on yet. Marlon had changed out all the toilets in his house and put in new flooring and cleaned the gutters; he bought graduation gifts for his two children and hid them away. He took his twelve-year-old daughter to a hotel ballroom and waltzed with her while I filmed it on his phone, so that the day she got married there would be video of her dancing with her father.
At one point, they were my clients. Now, they’re my stories to keep.
Everyone in my row is asleep. I slip my phone back into my pocket and carefully crawl over the woman to
my right without disturbing her—air traveler’s yoga—to make my way to the bathroom in the rear of the plane. There I blow my nose and look in the mirror. I’m at the age where that’s a surprise, where I still think I’m going to see a younger woman rather than the one who blinks back at me. Lines fan from the corners of my eyes, like the creases of a familiar map. If I untangle the braid that lies over my left shoulder, these terrible fluorescent lights would pick up those first gray strands in my hair. I’m wearing baggy pants with an elastic waist, like every other sensible nearly-forty woman who knows she’s going to be on a plane for a long-haul flight. I grab a handful of tissues and open the door, intent on heading back to my seat, but the little galley area is packed with flight attendants. They are knotted together like a frown.
They stop talking when I appear. “Ma’am,” one of them says, “could you please take your seat?”
It strikes me that their job isn’t really very different from mine. If you’re on a plane, you’re not where you started, and you’re not where you’re going. You’re caught in between. A flight attendant is the guide who helps you navigate that passage smoothly. As a death doula, I do the same thing, but the journey is from life to death, and at the end, you don’t disembark with two hundred other travelers. You go alone.”

 

Jodi Picoult (Nesconset, 19 mei 1966) 

 

De Amerikaanse dichter en schrijver William Michaelian werd geboren op 20 mei 1956 in Dinuba, Californië. Zie ook alle tags voor William Michaelian op dit blog.

 

Hij weet het

Stop. Laten we niet dwaas zijn.
De hond staat op de veranda
te luisteren naar elk woord van ons.
Zie je wel? Hij kijkt naar binnen.
Het is niet eerlijk om hem getuige te maken
van onze luie misdaad van egoïsme,
vooral op zo’n fijne
warme herfstdag.
Kijk naar hem. Hij weet het.
We zouden op konijnen moeten jagen,
niet hier in de keuken
naar elkaar staan te blaffen
zonder een bot tussen ons.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

William Michaelian (Dinuba, 20 mei 1956)
Portret door Rahina, 2010

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mei ook mijn blog van 19 mei 2020 en eveneens mijn blog van 19 mei 2019 en ook mijn blog van 19 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Constantin Göttfert, Simone van Saarloos, Karel van het Reve, Gijs IJlander, Thera Coppens, H.W.J.M. Keuls, Jodi Picoult

De Oostenrijkse dichter en schrijver Constantin Göttfert werd op 19 mei 1979 in Wenen geboren. Zie ook alle tags voor Constantin Göttfert op dit blog.

Uit: Steiners Geschichte

„Ich begriff nicht, was mich das anging. In den langen Stunden, in denen er auf Passagiere wartete, zeichnete der Fährmann Aulandschaften in die leeren Spalten oder Akte von jungen Mädchen, von Moos überwachsene Bunker. Ein roter Buntstift mit abgebrochener Spitze klemmte in der Mulde zwischen den auseinanderfallenden Seiten, in einem Gurkenglas auf dem Regal über dem Schreibtisch steckten weitere.
«Ich weiß es doch nicht», sagte Ina noch einmal. «Wie soll ich es wissen?»
Ich erschrak über ein Klopfen an der Tür. Es war aber nur ein Stück Treibholz, das klopfte, kein Mensch.
Es ist nicht so, dass mich nicht schon früher einiges an Ina irritiert hätte. Aber als sie jetzt aufstand und damit begann, die Laden des Schreibtisches zu durchwühlen, hätte ich sie am liebsten gepackt und zurück ins Auto gezogen. Ich wollte nicht hier sein.
Alte Fahrtenbücher, die sie von vorne bis hinten durchblätterte: Autos, Motorräder, Fahrräder, daneben weitere Zeichnungen des Fährmannes: Mädchen und Jungen, mit Kugelschreiber, Bleistift, Buntstiften.
Irgendwelche zusammengeknüllten Rechnungen, die sie aufblätterte und vor sich auf dem Schreibtisch glatt strich.
Damit ging alles los. Ich bemerkte es zuerst nur an dem leisen Rascheln, mit dem das Papier in ihrer Hand zitterte, und daran, wie sich ihr Kopf zwischen ihren Schulterblättern heraushob, als wäre er die
ganze Zeit über zu weit in ihrem Körper gesteckt. Sie blickte mich an und dann das Papier.
Ich fragte: «Was ist?»
In manchen Momenten denke ich, es hätte alles anders kommen können, hätte sie damals dieses Stück Papier, diesen Einkaufszettel über zwei Bleistifte und einen Packen Briefpapier nicht gefunden.
Sie antwortete sehr leise: «Limbach.»
Auf Inas Strickhandschuhen waren gelbe Sterne, dort wo die Fingernägel waren. Ein solcher gelber Stern ruhte jetzt knapp unter diesem Wort. Es war die Adresse des Papierhändlers.“

 

 
Constantin Göttfert (Wenen, 19 mei 1979)

 

De Nederlandse schrijfster en columniste Simone van Saarloos werd geboren in Summit, New Jersey op 19 mei 1990. Zie ook alle tags voor Simone van Saarloos op dit blog.

Uit: De vrouw die

“De taxi reed voorbij de hoge brownstone huizen, voorbij de bomen die haast agressief over de weg bogen, alsof hun wortels beledigd waren door de afgemeten stukken aarde die ze in de stoep kregen toebedeeld. De lucht trilde boven de daken van de auto’s, dansend op de beat die uit een onbekend raam dreef. De stoet trok op en stond stil. De stoplichten wisselden van kleur zoals de reclameblokken op Amerikaanse televisie een programma onderbraken: vaak, maar kort.
Een vrouw in verpleegsteruniform negeerde het rode licht en zocht haar eigen weg tussen de optrekkende auto’s. Om haar nek hing een stethoscoop. Ze hield het borststuk van zich af als een rapper die zijn gouden ketting showt.
Een jongen rolde voorbij op een skateboard met grote wielen. Hij zette af en maakte vaart met blote voet. In zijn hand hield hij een slipper. Hij droeg een rugtas met een schild van stof waaronder zijn board kon worden vastgeklikt. De klep van zijn pet zat in zijn nek, OMG stond erop.
Tot nog toe was de reis voorspoedig verlopen. De douanier had haar ‘welkom thuis’ geheten. De paar keer dat ze voor een congres naar Missouri of Californië was gevlogen zeiden ze dat ook, maar nu was ze voor het eerst in de thuisstaat van haar vader.
De chauffeur verstond haar niet en moest het adres van haar telefoon aflezen voor ze bij het vliegveld wegreden. Ze spraken dezelfde taal maar met een andere achtergrond. Zijn auto rook naar kreteksigaretten.
Janine boog naar voren, ze stak haar hoofd door de opening in de plastic wand die passagier en chauffeur scheidde en vroeg naar de buurt. Hij kwam uit een ander deel van de stad. Ze vertelde dat ze moleculair bioloog was, uit Nederland kwam en drie maanden in New York zou verblijven.
‘Vakantie?’ vuurde hij.
‘Nee, nee, geen vakantie. Ik ben hier om de marathon te lopen.’
De chauffeur haalde zijn schouders op. Hij had de passieve kracht van iemand die nooit verloor of achterliep omdat hij de race negeerde.
Ze voegden in op een rotonde en passeerden de bibliotheek. De functie van het gebouw stond in dikke letters op de gevel geschreven, Library: de stad van Janines vader toonde direct haar binnenkant. Prospect Park lag ernaast, renners en fietsers zoefden in en uit. Op de stenen bankjes voor de ingang lagen daklozen, hun hoofden rustten op de gevulde plastic zakken waarin ze hun levens meetorsten.”

 

 
Simone van Saarloos (Summit, 19 mei 1990)

 

De Nederlandse letterkundige, vertaler, essayist, schrijver en columnist Karel van het Reve werd geboren in Amsterdam op 19 mei 1921. Zie ook alle tags voor Karel van het Reve op dit blog.

Uit: Nacht op de Kale Berg

“Het was met een enigszins beklemd gemoed dat ik me die middag naar ‘De Kroon’ begaf. Bepaalde dingen die anderen koud laten grijpen mij soms aan. Eén van die dingen is het door anderen in volle ernst horen bedrijven van religieuze propaganda. Wie wel eens aanhangers van de secte van Jehova’s getuigen over de vloer gehad heeft zal zich kunnen voorstellen wat ik bedoel. Deze lieden kijken je soms vlak in je gezicht en beginnen dan een taal uit te slaan die je het schaamrood naar de kaken doet stijgen. Ook het beluisteren van godsdienstpredikers die voor de radio optreden heeft op mij dat vreemde effect, dat wel plaatsvervangende schaamte genoemd wordt. Ook ergernis zit er bij. Vaak heb ik er over nagedacht wat eigenlijk de oorzaak van dat onbehagen mag zijn. Anti-godsdienstige gevoelens kunnen hier naar ik geloof haast geen rol spelen: ik ben a-religieus grootgebracht, niet anti-religieus. Bovendien koesterde ik beslist geen vijandige gevoelens jegens de secte die mijn vriend Joop had opgericht of althans in zijn greep hield. Ook ben ik verdraagzaam van aard, en kan ik het heel goed hebben als iemand meningen en gevoelens heeft die strijdig zijn met de mijne. Het gezelschap van vrome lieden is me zelfs niet onaangenaam.
Soms denk ik dat mijn boven omschreven afkeer alleen samenhangt met de manier waarop die predikers in het openbaar spreken. Er moet ergens iets zo gruwelijk onwaarachtigs inzitten dat men ze niet zonder schaamte kan aanhoren. Zij hebben de geveinsdheid van acteurs, maar missen de artistieke bezetenheid die ons de kunstenaar doet vergeven dat hij iets zegt wat hij eigenlijk niet meent. En de indruk dat de religieuze prediker iets zegt wat hij eigenlijk niet meent is overweldigend. Die indruk wordt natuurlijk mede gewekt doordat wat hij vertelt uiterst bizar is, maar toch ook, en naar ik geloof vooral, door de toon die hij aanslaat, en die een redelijk mens nimmer gebruiken zou wanneer hij er niet door een machtige druk der omstandigheden toe zou worden gedwongen.”

 


Karel van het Reve (19 mei 1921 – 4 maart 1999)
Cover

 

De Nederlandse dichter en schrijver Gijs IJlander (eig. Gijs Hoetjes) werd op 19 mei 1947 in Alkmaar geboren. Zie ook alle tags voor Gijs IJslander op dit blog.

Uit: Vergeef onsonze zwakheid

“Meter na meter bewoog het gevaarte naar achteren tot het buiten de haven draaien kon en de steven naar het westen richtte. Het water tussen de kades was zwart en glad en stil, buitengaats was er licht en schuim en beweging. Het gekrijs van de meeuwen was hier anders, zonder weerkaatsing tegen stalen en betonnen havenloodsen. Wie het vasteland verliet, ging een andere wereld binnen, waar wind en water het voor het zeggen hadden en de mens op zichzelf was aangewezen.
Daar stond hij aan de reling, in zijn ouderwetse montycoat, zijn handen diep in de zakken, zijn voeten een stukje uit elkaar om de bewegingen van het schip te kunnen volgen. Stoer en opgewassen tegen het buitenleven, maar bleek in het gezicht onder het schippersmutsje.
Het aan de slapen grijzende haar fladderde in de wind, de toegeknepen ogen tuurden in de verte en traanden een beetje; de rode neus had niets met drankgebruik te maken maar met vocht en lage temperatuur.
De rechte mond met opeengeklemde lippen duidde eerder op kou dan op vastberadenheid. Daar stond een binnenzitter die was losgebroken, zijn pak en overhemd aan een haakje had gehangen en iets ruigers uit de kast had getrokken. Die montycoat was een cadeau van Cecile waar hij zijn twijfels over had, zoiets draagt een buitenmens niet.
Rechtop stond hij, met holle rug, hij zoog zijn longen vol met zeelucht. De haven loste geleidelijk op in de contouren van het vasteland. Hij keerde zich om naar de open zee. Zijn bestemming was nog gehuld in mist, nevelflarden onttrokken de horizon aan het zicht. Het gekrijs van meeuwen en het gesis van de boeggolf werden begeleid door het geronk van de scheepsmotoren.
Jan-van-genten stortten zich van grote hoogte loodrecht in zee, verderop was er iets donkers in het water, een mvlek die traag bewoog.”

 

 
Gijs IJlander (Alkmaar, 19 mei 1947)

 

De Nederlandse schrijfster Thera Coppens werd geboren in Amsterdam op 19 mei 1947. Zie ook alle tags voor Thera Coppens op dit blog.

Uit: Adriaan Roland Holst in Bergen

“We parkeren de auto in het dorp en lopen naar de ruïne. De meeste locaties die je als kind hebt bezocht, lijken bij een weerzien gekrompen. Maar Bergen is veel uitgebreider dan in mijn jeugdherinnering. Je kunt je nauwelijks oriënteren tussen de slingerpaden en zwarte bosbeken. Ze lijken allemaal op elkaar met hun hekken en bruggetjes van ruwe boomstammen. De Meerwijk werd gebouwd door bekende architecten van de Amsterdamse school. Ze hebben er de vreemdste architecturen geplaatst: hoog opgestapelde bakstenen burchten met rieten daken en piepende tuinhekken. Jan van der Vegt vertelt op weg naar het voormalige woonhuis van de dichter, dat hij tijdens zijn onderzoek schoenendozen vol foto’s van vrouwen en meisjes vond. Van velen zijn de namen bekend: daar poseert Zus Blom met een enorme hoed vol kunstbloemen, hier zit Pop Ensink in een wit jurkje aan Jany’s voeten. Nel heeft met haar elegante wandelstok iets van een femme fatale wat ook mag gelden voor Hermine, Corinne, Raymonde. Mies is verleidelijk, Asta pittig. Er staan in de biografie ook namen zonder foto’s: de vage Windy met wie hij zijn achtentwintigste verjaardag in een hotel in Bergen aan Zee vierde, Enny, Riti, Trees, Maartje, Oda, Mitja, Suzette, Nel. Geen wonder dat de dichter op een dag afgestompt raakte voor de liefde. In Bergen en op reis door Europa en Zuid-Afrika had hij zoveel sexuele contacten, dat de noodlottige gevolgen niet uit konden blijven. Van der Vegt beschrijft in zijn biografie de behandelingen in een kliniek in Nice uiterst kies. Maar je vraagt je toch af hoeveel problemen al die minnaressen in het pil-loze tijdperk door Roland Holst hebben gehad? Hoeveel onbekende nazaten heeft Jany, die van de prins geen kwaad leek te weten? We slaan rechtsaf en komen bij het beroemde huis aan de Nesdijk aan de rand van Bergen, dat hij in 1921 betrok. Zijn vader had het voor hem laten bouwen. Daar ontstond o.m. de vele malen herdrukte bundel ‘Een winter aan zee’. Voordat de bejaarde dichter de Bergense verzorgingsflat Frankenstate betrok, schonk hij de Nesdijkwoning aan zijn buurvrouw en geliefde. Ze heeft zijn ooit zo verwilderde tuin mooi verzorgd en de heg fantasievol in de vorm van kantelen geknipt.”

 

 
Thera Coppens (Amsterdam, 19 mei 1947)

 

De Nederlandse dichter Henricus Wijbrandus Jacobus Maria Keuls werd geboren in Obdam op 19 mei 1883. Zie ook alle tags voor H.W. J.M. Keuls op dit blog.

 

Rondeel

De droom verliest zich in het lied,
Het lied zweeft in den nacht te sterven,
En wie zijn aardsche heil moet derven,
Gaat met het lied droomloos te niet.

De huizen bergen het verdriet,
Dat door den leegen dag moest zwerven,
De droom verliest zich in het lied,
Het lied zweeft in den nacht te sterven.

En om een glans die snel vervliet,
Om ’t hart dat wil bezit verwerven,
Om bloed dat jaagt naar zijn verderven,
De nacht zingt ijler dan een riet:
De droom verliest zich in het lied.

 

April op de Veluwe

In andre streken is ’t nu volop voorjaar.
Daar staan nu al veel bomen in een zacht,
Pril waas van groen en gaat jong gras ontspruiten.
Verblindend trilt er de ijle bloesempracht.
.
Hier blijft het donker op de stille heide,
Die nog van winterkoude lijkt verstard.
Vaal en verlaten liggen de stuifzanden
En al het loofhout ziet nog kaal en zwart.
Maar meer dan naar het liefelijkste op aarde
Trekt naar dit stugge land mijn hele hart.

 

 
H.W.J.M. Keuls (19 mei 1883 – 28 oktober 1968)

 

De Amerikaanse schrijfster Jodi Lynn Picoult werd geboren op 18 mei 1966 in Nesconset op Long Island, New York. Zie ook alle tags voor Jodi Picoult op dit blog.

Uit: Het tere kind (Vertaald door Davida van Dijke)

“Dingen breken aldoor. Glas bijvoorbeeld, en kopjes, schalen en vingernagels. Contracten worden verbroken. Chips breken. Je kunt een record breken, een lans voor iemand breken, of je hoofd ergens over breken. Of het ijs breken. Soms kun je een potje bij iemand breken – of niet. Golven breken. De dag breekt aan en gevangenen breken uit.
Stemmen breken, ketenen kunnen verbroken worden. Je kunt de verbinding verbreken. Hetzelfde geldt voor stilte.
De laatste twee maanden van mijn zwangerschap maakte ik een lijst van alle mogelijke dingen die kunnen breken, in de hoop dat het jouw geboorte makkelijker zou maken.
Soms verbreek je een belofte.
Soms breekt je hart.
De nacht voordat jij werd geboren hees ik mezelf overeind in bed om iets aan mijn lijst toe te voegen. Ik rommelde in de la van mijn nachtkastje, op zoek naar pen en papier, toen Sean zijn warme hand
op mijn been legde. ‘Charlotte?’ zei hij vragend. ‘Is alles in orde?’
Voor ik antwoord kon geven nam hij me in zijn armen en trok me dicht tegen zich aan. Ik voelde me veilig en viel direct in slaap. Ik was helemaal vergeten op te schrijven wat ik gedroomd had.
Pas weken later, toen jij er al was, herinnerde ik me opeens waardoor ik wakker schoot die bewuste nacht: breuklijnen. Dat zijn de plekken waar de aardkorst openbreekt. Plaatsen waar een aardbeving
ontstaat en een vulkaan geboren wordt. Met andere woorden: onder ons valt de wereld uit elkaar. Het idee van vaste grond onder onze voeten, dát is een illusie.
Jij werd geboren tijdens een zware storm, die niemand had voorspeld.
Een noordooster, zeiden de meteorologen later. Een sneeuwstorm die eigenlijk naar het noorden had moeten trekken, over Canada, in plaats van als een razende de kust van New England te teisteren.
Plaatselijke nieuwszenders schoven hun reportages over middelbareschoolromances die een herkansing kregen in het bejaardentehuis terzijde. Ook het bekroonde programma over het ontstaan van snoepharten moest wijken. In plaats daarvan werden er non-stop weerberichten uitgezonden over de toenemende windkracht en de woongebieden waar de stroom was uitgevallen door hevige hagel-
buien. Amelia zat aan de keukentafel valentijnskaarten uit gekleurd knutselpapier te knippen.”

 


Jodi Picoult (Nesconset, 19 mei 1966)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e mijn ook vorige blog van vandaag.

Constantin Göttfert, Karel van het Reve, Gijs IJlander, Thera Coppens, Jodi Picoult, Yahya Hassan, Ruskin Bond, Luuk Wojcik

De Oostenrijkse dichter en schrijver Constantin Göttfert werd op 19 mei 1979 in Wenen geboren. Zie ook alle tags voor Constantin Göttfert op dit blog.

Uit: Steiners Geschichte

„Ina stellte den Motor nicht ab, auch die Scheinwerfer nicht, sie kurbelte nur das Fenster einen Spalt weit hinab, sodass ich einen Moment lang dachte, sie wolle einem Mann, der drüben am anderen Ufer entlangging, etwas zurufen.
Sie hatte kurz geweint. Jetzt blickte sie mit ruhig an- und abschwellender Brust über ihre kleinen Hände, die immer noch auf dem Lenkrad ruhten, hinweg auf die dunkle March.
«Du willst jetzt dort hingehen?», fragte ich. «Und warum?»
Ich wusste es. Sie suchte eine Geschichte. Eine Geschichte über ihren Großvater.
Sie schob den Türhebel hoch. Mit dem Ellenbogen stieß sie die Tür auf, setzte zuerst einen Stiefel aus dem Wagen, bevor sie mit dem Körper nachrutschte und den sich bereits deutlich unter ihrer Jacke wölbenden Bauch vom Druck des Lenkrades befreite. Mit beiden Händen fasste sie nach dem Wagendach, zog sich aus dem Wagen heraus.
In einem Schlammloch sank sie ein, sie taumelte. Eine Krähe riss sich kreischend vor ihr aus dem schlammigen Unterholz. Ina sah ihr nach, bis sie hinter dem schneebedeckten Dach einer Fischerhütte verschwand. Ich widerstand dem Impuls, Ina nachzueilen. Ich drückte nur selbst die Wagentür auf und beugte mich hinaus, um besser sehen zu können, wohin sie ging. Ich wollte ihr etwas nachrufen, aber ich wusste nicht, was. Man konnte hören, wie die Eisschollen vom Flussufer brachen und leise an die Blechwand der vertauten Fähre klopften. Der Geruch der faulenden Blätter in den quadratischen Netzen der Fischer stieg jetzt zu mir in die Kabine, die Fäulnis von morschem Holz.
«Jetzt komm schon!», rief sie. «Komm schon!» Dabei schlug sie sich 7 mit den behandschuhten Handflächen auf die Oberschenkel. Das sah aus, als wollte sie einen Hund zu sich rufen.“

 
Constantin Göttfert (Wenen, 19 mei 1979)

Lees verder “Constantin Göttfert, Karel van het Reve, Gijs IJlander, Thera Coppens, Jodi Picoult, Yahya Hassan, Ruskin Bond, Luuk Wojcik”