Gouden Uil voor Marc Reugebrink, Nikolaj Gogol, Milan Kundera, Urs Allemann, Maria Polydouri, Edmond Rostand, Rolf Hochhuth, Joseph de Maistre

De Nederlandse dichter en schrijver Marc Reugebrink won vorige week de Gouden Uil voor zijn roman Het grote uitstel. Reugebrink werd geboren in Goor op 12 augustus 1960. Hij studeerde in Groningen zowel aan de lerarenopleiding (Nederlands en Engels) als aan de universiteit (Nederlandse taal- en letterkunde). In 1988 debuteerde hij als dichter met Komgrond, waarvoor hij de Van der Hoogtprijs 1989 kreeg; in 1987 kreeg hij voor zijn poëzie het Hendrik de Vriesstipendium van de stad Groningen. In 1991 volgde Wade. Onderwijl maakte hij samen met Joost Niemöller en Xandra Schutte deel uit van de redactie van het literaire tijdschrift De XXIe Eeuw (1990-1993), en trad hij in 1994 toe tot de redactie van het algemeen-culturele tijdschrift De Gids. Hij verliet de redactie in 1999. Tegelijkertijd schreef hij een korte tijd poëziekritieken voor de Volkskrant, en werkte hij van eind jaren tachtig tot medio jaren negentig als recensent voor het Nieuwsblad van het noorden (thans Dagblad van het noorden) en bijna tien jaar voor De groene Amsterdammer. In 1998 verscheen Wild vlees, zijn eerste roman. Datzelfde jaar trok hij naar Gent, waar hij thans nog woont en werkt. In 2002 verscheen de essaybundel De inwijkeling, en in 2004 Touchdown, zijn tweede roman (longlist Gouden Uil en Librisprijs). In 2007 verscheen de roman Het grote uitstel . Vanaf 2001 is Reugebrink redacteur en redactiesecretaris van het onafhankelijke literaire tijdschrift Yang. Ook schrijft hij regelmatig voor o.a. De Morgen en houdt hij op internet een literair journaal bij (Inwijkeling).

Uit: Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 1989, Dankwoord

“Wat die nestgeur betreft: die zal ik niet ontkennen, hoezeer de traditie waaruit ik voortkom momenteel ook in een kwade reuk mag staan. Ik stem wat dat aangaat volmondig in met een bekende uitspraak van de Engelse dichter T.S. Eliot, die de ware originaliteit slechts een vorm van ontwikkeling noemde. Het absoluut originele gedicht is een absoluut slecht gedicht, zo stelde hij; het heeft zich losgemaakt van al het bekende en kan niet meer begrepen worden. Ik heb het dan ook altijd nogal merkwaardig gevonden dat een aantal critici in mijn bundel zowel de verwantschap met de autonomistische traditie heeft aangewezen – en dus de poëzie in die zin begreep -, als tegelijkertijd van mening was dat mijn gedichten verregaand onverstaanbaar waren. Als ik dat goed begrijp, kan ik daaruit alleen maar concluderen dat de autonomistische traditie voor deze critici in haar geheel onverstaanbaar is, en dat is een onthullende constatering. Het betekent immers dat deze critici het werk van Leopold, van Van Ostaijen, zelfs van Nijhoff, van Kouwenaar of Faverey, van Mallarmé, Valéry, van Benn en Célan nooit hebben begrepen. Het is alsof de hele twintigste eeuw nooit heeft bestaan!

Voor dergelijke critici houdt met het vaststellen van verwantschap het eigenlijke lezen dan ook op. Het eigen onvermogen om door te dringen in teksten die qua taalgebruik afwijken van het middenstandsproza of het journalistieke proza (de verschillen tussen beide zijn soms akelig klein), wordt hier tot maatstaf voor goede poëzie verheven. Nu ben ik, misschien ondanks de schijn van het tegendeel, de laatste om de eis dat poëzie verstaanbaar moet zijn, tegen te spreken. Maar voor deze critici betekent verstaanbaarheid blijkbaar dat het taalgebruik in gedichten niet mag afwijken van het taalgebruik bij de bakker. Het lijkt mij nu juist een van de wezenstrekken van poëzie dat zij zich niet conformeert aan die vorm van taalgebruik, althans niet als regel. Zelfs de grootste brooddichter maakt weinig kans een halfje wit mee te krijgen als hij zijn verzen bij de bakker voorleest. ‘If we were in the habit of reading poets their obscurity would not matter; and, once we are out of the habit, their clarity does not help’, schreef de Amerikaanse dichter Randall Jarrell ooit. Zo bezien is de onverstaanbaarheid ‘in the eye of the beholder’ en niet iets wat men dichters aan kan wrijven.

reugebrink3

Marc Reugebrink (Goor, 12 augustus 1960)

 

De Russische schrijver Nikolaj Vasiljevitsj Gogol werd geboren in Poltawa, Oekraïne, op 1 april 1809. Zie ook mijn blog van 1 april 2007.

Uit: St. John’s Eve (Vertaald door Larissa Volokhonsky)

 

Weddings in the old days were no comparison with ours. My grandfather’s aunt used to tell us–oh, ho, ho! How girls in festive headdresses of yellow, blue, and pink stripes trimmed with gold braid, in fine shirts stitched with red silk and embroidered with little silver flowers, in Morocco boots with high, iron-shod heels, capered about the room as smoothly as peahens and swishing like the wind; how young women in tall headdresses, the upper part made all of gold brocade, with a small cutout behind and a golden kerchief peeking from it, with two little peaks of the finest black astrakhan, one pointing backward and the other forward, in blue jackets of the best silk with red flaps, stepped out imposingly one by one, arms akimbo, and rhythmically stamped away at the gopak. How young lads in tall Cossack hats and fine flannel blouses with silver-embroidered belts, pipes in their teeth, bobbed and pranced before them, cutting all sorts of capers. Korzh himself couldn’t hold back, looking at the young ones and remembering bygone times. With a bandore in his hands, puffing on his pipe and humming at the same time, the old fellow put a glass on his head and, to the loud shouts of the revelers, broke into a squatting dance. What people won’t think up when they’re tipsy! They used to dress in disguises–my God, they no longer looked like human beings! No comparison with the costumes at our weddings nowadays. How is it now? They just copy the Gypsies or the Muscovites. No, it used to be one would dress up as a Jew and another as a devil, and first they’d kiss each other and then grab each other’s topknots . . . God help us! you had to hold your sides from laughter. They’d get dressed up inTurkish or Tartar costumes: everything on them blazes like fire . . . And when they start fooling and pulling tricks . . . well, saints alive! A funny thing happened with my grandfather’s aunt, who was at this wedding: she was dressed then in a loose Tartar dress and went around offering glasses to the guests. The devil put one of them up to splashing some vodka on her from behind. Another–no flies on him either–struck a fire straight away . . . the flame blazed up, the poor aunt got frightened and started pulling her dress off in front of everybody . . . Noise, laughter, turmoil arose, like at a street fair. In short, the old people remember no merrier wedding ever.”

 

nikolai-gogol

Nikolaj Gogol (1 april 1809 –  4 maart 1852)

 

De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook mijn blog van 1 april 2007.

Uit: The Curtain

 

Let us imagine a contemporary composer writing a sonata that in its form, its harmonies, its melodies resembles Beethoven’s. Let’s even imagine that this sonata is so masterfully made that, if it had actually been by Beethoven, it would count among his greatest works. And yet no matter how magnificent, signed by a contemporary composer it would be laughable. At best its author would be applauded as a virtuoso of pastiche.

What? We feel aesthetic pleasure at a sonata by Beethoven and not at one with the same style and charm if it comes from one of our own contemporaries? Isn’t that the height of hypocrisy? So then the sensation of beauty is not spontaneous, spurred by our sensibility, but instead is cerebral, conditioned by our knowing a date?

No way around it: historical consciousness is so thoroughly inherent in our perception of art that this anachronism (a Beethoven piece written today) would be spontaneously (that is, without the least hypocrisy) felt to be ridiculous, false, incongruous, even monstrous. Our feeling for continuity is so strong that it enters into the perception of any work of art.

Jan Mukarovsky, the founder of structural aesthetics, wrote in Prague in 1932: “Only the presumption of objective aesthetic value gives meaning to the historical evolution of art.” In other words: in the absence of aesthetic value, the history of art is just an enormous storehouse of works whose chronologic sequence carries no meaning. And conversely: it is only within the context of an art’s historical evolution that aesthetic value can be seen.”

 

kundera

Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)

 

De Zwitserse schrijver en dichter Urs Allemann werd geboren op 1 april 1948 in Schlieren. Zie ook mijn blog van 1 april 2007.

Elegisch die dritte

 

Als den Gebirgssturz passierend er sah wie das Flugzeug aus Fleisch am

Felsen zerplatzte und schrie unter der Blutwolke o

dass Myriaden von Fliegen den Hirnpunkt den Herzspalt und schwärmten

auf ach und brannte so süss dies dass der Rauch Gesang

zwar doch die Zunge zerfiel und floss aus dem Mund an den Knochen

ab in die Schluchten das Wort aber es hielt ihn nicht

Haut sondern spie ihn hinaus und hinauf dass die Arme er wieder

weit und der Schnabel die Brust auf bis im Frein der Motor

stampfte und sah es nicht und lauschte und war der Propeller

der ihn noch einmal emporschraubend sich aufhob und war

nichts als die Glühlaus am schwarzen am Schädel am Himmel und pickte

selber sich weg und verschlang das Helikopter-Ioo

als an der Leber des Adlers der hohle der Zahn des Prometheus

nagte und schenkte ein Licht ihm im Schenkel der Stern

der aus dem Fleisch schon heraus sich zu drehen und nannte es Auge

was als winziger Mond lidlos ihm um den Kopf

schwirrte doch kaum es ihn sah wie die Bombe dem Krater entgegen

flog über Kopf der Vulkan ziellos Raketenmusik

 

 

 

Hinkfüssig

Auf Schlittschuhn wenn und stolz im Puff der Greis ausrutscht

dass scharf von unten es Gelächter durchs Eis bricht

Sweet Mermaids Fuss den Hut vom Kopf, Pa, Shorts runter

ob Schurz hoch Sturm von Loch zu Loch dich am Bart zerrt

der weiss zu flattern wär die Blume Schnee Klopstock

im Winterfreudenhaus beraubt der Stahlflügel

verrostet hing an hellbeblüteten Ulmen

zu schlafen schwindelnd als ihn Showgirls fair hüllten

zu tausend ein in Nacht nach Holders Flugvorsatz

Wolken um nach Welten um ei das stirbt stammelnd

die Polder nun vorüber sind es warn schöne

Gelichtre keiner Bläue Trauridämm seyn will

des Wintersdau mit Unterthrän als dann glänzet

im Beindorf leer den Todtenstille du friss dein

Gefriergeflügel Chickenshit wenn das auftaut

da die Mänaden du Monade träumst Zahlen!

Miss Mermaid! lang Errettung, Pa, nix Mund Nixmäär

 

Allemann

Urs Allemann (Schlieren, 1 april 1948)

 

De Griekse dichteres Maria Polydouri werd geboren op 1 april 1902 in Kalamata. Zie ook mijn blog van 1 april 2007.

To A Friend

I shall come upon the night, on the way that drags me along,
I shall come and find you there alone.
With indolent movements, eventide will spin her delicate shades,
drifting past your desolate window.

In the stillness of your  room you shall have me in-
books scattered around, consigned to silence deep.
And we shall sit side by side, musing over moments past,
yet long before we lose them, still are dying and last.

For the bitterness of ungrateful life, the dreariness,
for having no yearning, no craving,
for decay and silence abiding
plunged in brooding stillness
our speech and ultimate thought shall fade away.

But the night will come to rest
right at your window’s nest.
Scents and glittering stars and fair breezes shall mingle
with the grand call that Nature delivers,
with your heart that even silence itself will not shelter.

poulidori

Maria Polydouri (1 april 1902 – 30 april 1930)

 

De Franse schrijver Edmond Eugène Alexis Rostand werd geboren in Marseille op 1 april 1868. Zie ook mijn blog van 1 april 2007.

Uit: La Samaritaine

 

SCÈNE IV

JÉSUS, LES DISCIPLES

PIERRE, descendant.

Maudit soit ce pays ! Que la peste s’y vautre !

Et que la sauterelle y tombe, avec son bruit !

JACQUES, de même.

Que la nielle1 sur l’arbre abolisse le fruit,

Ou que le ver l’attaque au fond de la réserve !

ANDRÉ, de même.

Et que la femme avorte et que l’homme s’énerve !

Qu’ils connaissent toutes les soifs, toutes les faims !

Que tous leurs ennemis viennent sur leurs confins2,

Et qu’il ne reste rien de leurs villes rasées !

PIERRE

Que jamais, jamais plus, sous les bonnes rosées,

Vous ne vous incliniez et vous ne murmuriez,

Citronniers, amandiers, grenadiers et mûriers

Que jamais plus sous les fruits lourds l’arbre ne crie !…

JÉSUS

Les bénédictions de Dieu sur Samarie !

 (I1 descend..)

PIERRE

Quoi, Rabbi1 ? Mais ces mots de toi, que je retins :

« Évitez les Gentils2 et les Samaritains.

Ne prêchez qu’aux brebis d’Israël !… »

ANDRÉ

Oui, toi-même

Tu paraissais haïr ces païens !

JÉSUS

Je les aime.

PIERRE

Je te les entendis cependant prononcer,

Ces paroles. Pourquoi ?

JÉSUS

C’était pour commencer.

Vous n’aviez pas encore assez large poitrine

Et je ne pouvais toute y loger ma doctrine.

Si je vous avais dit d’aimer jusqu’aux Gentils,

Vous vous seriez scandalisés, mes chers petits.

 

Scène 4

Pouvais-je sans danger, dans votre ombre première,

Faire entrer brusquement tout mon flot de lumière ?

À vous, faibles, verser d’un coup tout mon vin fort ?

Non, certe, et c’est pourquoi j’étais prudent d’abord :

Je filtrais le rayon, je mesurais la dose,

Je n’osais tout livrer. Mais voici l’heure. J’ose.

ANDRÉ

Quoi ! de n’être pas Juif, cela n’empêche rien ?

JÉSUS

Élisée a guéri Nahaman le Syrien1.

PIERRE

Quoi ! nous devons aimer ces gens de Samarie ?

JÉSUS

Et vous les aimerez, puisque je vous en prie.

PIERRE

Que nous demandes-tu, Rabbi ?

JÉSUS

D’être parfaits.

On se sent allégé quand on porte mon faix. »

 

rostand

Edmond Rostand (1 april 1868 – 2 december 1918)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 1 april 2007.

De Duitse schrijver Rolf Hochhuth werd geboren op 1 april 1931 in Eschwege. Zie bovendien mijn blog van 2 april 2006

De Franse politicus, schrijver en filosoof Joseph, comte de Maistre werd geboren in Chambéry op 1 april 1753.

 

Nikolaj Gogol, Milan Kundera, Urs Allemann, Rolf Hochhuth, Joseph de Maistre, Maria Polydouri, Edmond Rostand

De Russische schrijver Nikolaj Vasiljevitsj Gogol werd geboren in Poltawa, Oekraïne, op 1 april 1809. Gogol kwam uit Klein-Rusland (nu Oekraïne). Zijn ouders bewoonden een klein landgoed in de landstreek Poltava. Hij volgde het gymnasium in Nezjin. In 1828 ging hij naar Sint-Petersburg om een baan te zoeken bij de overheid. In 1829 publiceerde hij het gedicht Hanz Küchelgarten. Van 1831 tot 1832 werkte Gogol aan Avonden op een dorp nabij Dikanka. Dit is een vrolijke, folkloristische verhalenbundel, geïnspireerd door zijn jeugdjaren in Oekraïne. In 1834 werd hij adjunct-hoogleraar aan de universiteit van Sint-Petersburg. Dat was geen succes. Een jaar later legde hij zich toe op het schrijven. Thema’s die vaak terugkeren in zijn werk zijn de duivel en de tegenstelling tussen schijn en werkelijkheid. Ook schreef hij veel over Sint-Petersburg. Rond 1836 kwam zijn toneelstuk De revisor uit. Een ander toneelstuk van hem is: Huwelijk. Daarnaast schreef hij ook verhalen zoals De neus en Dagboek van een gek, beide uit 1835. Later werden deze verhalen gebundeld in Petersburgse vertellingen. Een beroemde novelle van Gogol in deze bundel is De mantel. Over deze novelle schreef Vladimir Nabokov: Met zijn onsterfelijke verhaal De mantel, werd Nikolaj Gogol de grootste kunstenaar die Rusland ooit heeft voortgebracht. Een waar meesterwerk van Gogol is de roman Dode zielen uit 1842.

Uit: Die Nacht vor Weihnachten

Der letzte Tag vor Weihnachten war zu Ende gegangen. Eine klare Winternacht brach an. Die Sterne blinkten. Der Mond stieg feierlich am Himmel empor, um den guten Menschen auf der ganzen Welt zu leuchten, auf daß sie frohen Mutes nach altem Brauch ihre Weihnachtslieder unter den Fenstern sängen. Der Frost hatte seit dem Morgen stark zugenommen. Dafür war es aber so windstill, daß man das Knirschen des Schnees unter den Stiefelsohlen eine halbe Werst weit hören konnte.
Noch hatte sich keine Singschar auf der Straße gezeigt. Nur der Mond schien verstohlen in die Hüttenfenster, wie um die sich putzenden Mädchen daran zu erinnern, daß es an der Zeit sei, in den knisternden Schnee hinauszulaufen.
Da qualmten dicke Rauchschwaden aus einem der Schornsteine und stiegen als schwarze Wolke empor. Mit ihnen fuhr aber, auf einem Besenstiel reitend, die Hexe zum Himmel auf.
Wäre in diesem Augenblick der Assessor von Sorotschinzy in einer mit Bürgerpferden bespannten Troika vorbeigefahren, die nach Ulanenart pelzverbrämte Mütze auf dem Kopf, in seinem blauen, mit schwarzem Lammfell gefütterten Mantel und mit seiner teuflisch geflochtenen Peitsche, mit der er den Kutscher anzutreiben liebte – so hätte er die Hexe sicherlich bemerkt, denn es gibt keine Hexe auf der ganzen Welt, die dem scharfen Blick des Assessors von Sorotschinzy zu entgehen vermag. Er weiß haargenau, wieviel Ferkel die Sau einer jeden Einwohnerin wirft, wieviel Leinwand sie in ihrer Truhe aufbewahrt und welche Kleidungsstücke oder Wirtschaftsgegenstände jeder ordentliche Mann an den Feiertagen in der Schenke zu versetzen pflegt. Doch der Assessor fuhr nicht vorbei und hätte sich um das fremde Dorf auch gar nicht bekümmert – er hatte seinen eigenen Bezirk

Gogol

Nikolaj Gogol (1 april 1809 –  4 maart 1852)

 

De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Een van Kundera’s bekendste werken is toch wel De ondraaglijke lichtheid van het bestaan; een filosofische roman waarin de auteur de lezer meeneemt in de hoofden van vier hoofdrolspelers, met verschillende achtergronden en denkbeelden, die allemaal hun bestaan op een eigen manier proberen in te richten. Vanuit verschillende perspectieven worden zaken als toeval en voorbestemming, politiek, kunst, liefde, seks, kitsch en natuurlijk de lichtheid van het bestaan behandeld. Kundera woont sinds 1975 in Frankrijk. Hij was daar tevens docent vergelijkende literatuurwetenschap aan de Universiteit van Rennes.

Uit: Ignorance

 “What are you still doing here?” Her tone wasn’t harsh, but it wasn’t kindly, either; Sylvie was indignant.
“Where should I be?” Irena asked.
“Home!”
“You mean this isn’t my home anymore?”
Of course she wasn’t trying to drive Irena out of France or implying that she was an undesirable alien: “You know what I mean!”
“Yes, I do know, but aren’t you forgetting that I’ve got my work here? My apartment? My children?”
“Look, I know Gustaf. He’ll do anything to help you get back to your own country. And your daughters, let’s not kid ourselves! They’ve already got their own lives. Good Lord, Irena, it’s so fascinating, what’s going on in your country! In a situation like that, things always work out.”
“But Sylvie! It’s not just a matter of practical things, the job, the apartment. I’ve been living here for twenty years now. My life is here!”
“Your people have a revolution going on!”
Sylvie spoke in a tone that brooked no objection. Then she said no more. By her silence she meant to tell Irena that you don’t desert when great events are happening.
“But if I go back to my country, we won’t see each other anymore,” said Irena, to put her friend in an uncomfortable position.”

 

Kundera

Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)

 

De Zwitserse schrijver en dichter Urs Allemann werd geboren op 1 april 1948 in Schlieren. Van 1986 tot 2005 was hij literair redacteur van de Baseler Zeitung. In 2001 verraste hij zijn lezers met een gedichtenbundel, waarin hij de antieke vormen van ode en sonnet nieuw leven inblies.

 

Asklepiadeisch die zweite

Reisst wenn mitten entzwei einen eine seis sich
sie seis nackt auf das Brett dich in den Kübel dass
fern dem Bauch und es gliedert
was der Kopf auseinanderdrückt

bis es ob er es sprengt wenn er zersprungen und
aus dem Schädel das Herz sich in den Mund das Hirn
auftut und es herauskriecht
dass des Abends den Hammer du

drauf und wieder nicht weisst ob dich getötet was
wenns im Eimer erwacht an dir heruntertropft
als dies stete sich Höhlen
oder wieder der Kieselstein

nämlich nirgends ein Wort das dich wenn ihr zerdrückt
und der Zangengeburt müd aber raus aus dem
Bagger schweisste dass nie mehr
einer eine zu foltern sich –

 

Alkäisch die zweite

So dass aus nichts gefolgert der Vers und dichs
hirnunter wegschleisst oder Erinnerung
ob Burtswehsplitter aus der Schädel-
glocke abspitzend der Odenklöppel

zerschwungen durchbricht oder Vergangenheit
wenn schambergborstenstriegelnd dann doppelwulst-
verknotet wie sichs dir entgegen
weil aus dem Spalt sich ein ander Fleisch frisst

und lieb im Schenkel was auf dem Kehricht dir
vorn Rumpf gestürzt schmöcksch? du es sich rühren siehst:
was Wurm das lebt so gsehsch? die Haut jetzt
gschpürsch? platzt es weg und das wächst und packt dich

von fern her an der Kehle und reisst dir gang!
Schlafstrophen aus worinnen dem Gurgelschlitz
chumm! Fleisch entfällt und auglos Kinder-
kugeln daraussen in Löchlein rollen

 

Allemann

Urs Allemann (Schlieren, 1 april 1948)

 

De Duitse schrijver Rolf Hochhuth werd geboren op 1 april 1931 in Eschwege. Hij werkte eerst als boekhandelaar, later als lector en is sinds 1963 zelfstandig schrijver. Hij woont afwiiselend in Basel en Berlijn. Hochhut is pleitbezorger van het documentaire theater. In zijn stukken treden vaak fictieve personen op naast historische. De tijd waarin het stuk speelt is echter altijd goed gedocumenteerd. Zijn thema’s zijn politieke en sociale vraagstukken en de verwerking van het nationaalsocialistische verleden van Duitsland. In 2001 ontving Hochhuth de eerste Jacob-Grimm-Preis. Zie ook mijn Blog van 2 april 2006.

 

Uit: Jacob Grimm oder Angst um unsere Sprache

 

„In Grimms Märchen klingt als geistiger Widerhall der französischen Revolution ihre radikale Gesellschaftskritik: Aphoristisch einleuchtend, wie beiläufig, gar nicht schulmeisterlich. Ein Beispiel aus dem ziemlich unbekannten Märchen: ‘Der Wolf und der Mensch’: Als einst der Fuchs dem Wolf Angst machte vor der Stärke der Menschen, der kein Tier gewachsen sei, bat der Wolf, ihm doch einmal einen Menschen zu zeigen; ich zitiere: “Zuerst kam ein alter abgedankter Soldat. ‘Ist das ein Mensch?’ fragte der Wolf. ‘nein, das ist einer gewesen’ antwortete der Fuchs” – worauf der Wolf den Invaliden nicht angriff. Kann man sarkastischer, aufklärerischer, mitleidiger – mit einem Wort: so drastisch wie Voltaire formulieren? Doch Gesellschaftskritik beschränkt sich viel seltener bei den Grimms nur auf Mitgefühl für den sozial Verunglückten – nein, sie ruft meist in den Märchen zur Rebellion auf! Rebellion legitimiert durch Unrecht. Die treuen Bremer Stadtmusikanten sind ja nicht spaßeshalber gegen ihre Peiniger aufgestanden – sondern erst, als die ihnen ans Leben wollten. Und der Erste der “Sechse” war “ein Mann” – so beginnt das Märchen -, “der verstand allerlei Künste; er diente im Krieg und hielt sich brav und tapfer, aber als der Krieg zu Ende war, bekam er den Abschied und drei Heller Zehrgeld auf den Weg. ‘Wart’ sprach er, ‘das lass ich mir nicht gefallen, finde ich die rechten Leute, so soll mir der König noch die Schätze des ganzen Landes herausgeben’. Da ging er voll Zorn in den Wald” – ein Satz, der exakt hundert Jahre nach Beginn der Arbeit am Wörterbuch 1951, mit Jüngers ‘Waldgang’ zum imperativen Titel für zivilen Ungehorsam werden sollte, genau so gemeint wie in diesem Märchen: “Da ging er voll Zorn in den Wald”; wie auch Schillers Räuber.“

 

HOCHHUTH

Rolf Hochhuth (Eschwege, 1 april 1931)   

 

De Italiaanse politicus, schrijver en filosoof Joseph, comte de Maistre werd geboren in Chambéry op 1 april 1753 – Turijn, 26 februari 1821) was Tijdens deze eerste periode van de Franse Revolutie schreef hij verscheidene politieke werken, waaronder Considérations sur la France, waarin hij een oordeel velde over de situatie van Frankrijk, zonder ooit Frankrijk te hebben bezocht. In 1803 werd hij naar Sint-Petersburg afgevaardigd. Daar publiceerde hij in 1810 zijn Essai sur le principe générateur des institutions politiques, een werk over sociale politiek. In 1816 bezocht de Maistre dan uiteindelijk Frankrijk. Men onthaalde hem met veel bewondering, want hij had per slot van rekening twintig jaar daarvoor voorspeld welke koers Frankrijk zou varen. In Frankrijk had men immers, onder de Restauratie, het koningschap hersteld. Hoewel hij zeer gelukkig was met deze ontwikkeling, rustte de Maistre niet op zijn lauweren en publiceerde hij nog enkele ophefmakende geschriften: Du Pape (1819) en Les Soirées de Saint-Pétersbourg (1821). Dit waren werken waarin hij zijn laatste bedenkingen over de christelijke maatschappij, de Kerk en de Voorzienigheid neerschreef.

Uit: Les Soirées de Saint-Pétersbourg (1821)

« L’erreur a mille formes et deux principaux caractères: la superstition et l’incrédulité. Ou l’homme altère en lui l’image de Dieu pour l’accommoder à ses passions, ou, par une passion plus détestable encore, il pousse la fureur jusqu’à l’en effacer entièrement. Le premier de ces deux crimes fut, dans les anciens temps, celui de tous les peuples du monde, un seul excepté; ils eurent toujours pour le second une invincible horreur, et les malheureux qui s’en rendaient coupables furent longtemps eux-mêmes une exception au milieu de toutes les sociétés. C’est que cette dernière impiété attaquait à la fois Dieu et l’existence même des sociétés; le bon sens des peuples l’avait pressenti; et, en effet, lorsque la secte infâme d’Épicure eut étendu ses ravages au milieu de l’empire romain, on put croire un moment que tout allait rentrer dans le chaos. Tout était perdu sans doute, si la Vérité elle-même n’eût choisi ce moment pour descendre sur la terre et pour y _converser avec les hommes. »

 

Maistre

Josep de Maistre (1 april 1753 – 26 februari 1821)

 

De Griekse dichteres Maria Polydouri werd geboren op 1 april 1902 in Kalamata. Ze was een tijdgenote van de dichter Kostas Karyotakis met wie zij een stormachtige, maar tragische  liefdesaffaire had. Hoewel ze al vroeg begon met dichten ontstond haar belangrijkste werk in de laatste vier jaar van haar leven.

 

Dream

I gathered roses for you
wandering about the mount;
a thousand thorns in my view,
my clasping hands in hurt abound.

I longed so much for you to pass
through the icy northern wind,
holding a gift for you –alas-
tight against my bosom’s tilt.

I kept on gazing afar,
full of yearning was my heart
and my eyes streaming tears.

In my craving I failed to see
the dead of night was drawing nigh;
and I cried and cried –whatever be-
me and my roses in the night.

 

Spring Has Drawn High

My cherished one, Lady Spring has drawn nigh. Each eve she deceives me
into playing with her resplendent scarf by the window.

Still, at midnight I can hear your sad song
drifting elusively past the nocturnal bridal harp.  

My cherished one, all seek to lull me into a slumber sweet
and whisper to me that you have faded away, forever long.  

But all ’n’ everything of you shall reminisce,
turning my anguished yearning into a gaping wound.

My cherished one, all do
unwittingly
remind me of you.

POLYDOURI

Maria Polydouri (1 april 1902 – 30 april 1930)

 

De Franse schrijver Edmond Eugène Alexis Rostand werd geboren in Marseille op 1 april 1868. 1918. Rostand was een belangrijke schrijver uit de Franse Romantiek, auteur van het beroemde toneelstuk Cyrano de Bergerac (1897), waarvan de tekst in de verfilming met Gérard Depardieu in de hoofdrol vrijwel integraal werd overgenomen.

 

Uit:  LA PRINCESSE LOINTAINE (1895)

 

BERTRAND

Eh bien, bons mariniers, je veux

Vous le raconter encore une:

Du soleil rit dans ses cheveux,

Dans ses yeux rêve  de la lune;

 

Quand brillent ses traits délicats

Entre les chutes de ses tresses,

Tous les Amants sont renégats,

Plaintives toutes les Maitresses;

 

Un je ne sais quoi de secret

Rend sa grâce unique; et bien sienne,

Grâce de Sainte qui serait

En même temps Magicienne!

 

Ses airs sont doux et persifleurs,

Et son charme a mille ressources

Ses attitudes sont de fleurs,

Ses intonations de sources…

 

Telle, en son bizarre joli

De Française un peu Moabite,

Mélissinde de Tripoli

Dans un grand palais clair habite!

 

Telle nous la verrons bientôt

Si n’ont menti les témoignages

Des pèlerins dont le manteau

Est bruissant de coquillages!

 

ROSTAND

Edmond Rostand (1 april 1868 – 2 december 1918)