Alexander Blok, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow, Philippe Sollers, Nancy Mitford

De Russische schrijver en dichter Alexander Blok werd geboren op 28 november 1880 in St. Petersburg. Zie ook alle tags voor Alexander Blok op dit blog.

The night

The night. The street. Street-lamp. Drugstore.
A meaningless dull light about.
You may live twenty-five years more;
All will still be there. No way out.

You die. You start again and all
Will be repeated as before:
The cold rippling of a canal.
The night. The street. Street-lamp. Drugstore.

 

Vertaald door Vladimir Markov en Merrill Sparks

 

Here We Live..

Here we live in ancient chambers
By the water strings.
Here at spring the gladness rambles,
And the river sings.

As the gaiety’s first message,
With the first spring gales,
There will pour the blazing azure
In the doors of cells.

And quite full of sacred shudder
Of the years of dreams,
Through the fields we’ll gaily ride in
Bless of dazzling beams. 

 

My Monastery, Where..

My monastery, where I’m badly pining,
Is granite, melted by the burning mind.
I’m strangled and blinded under this heat, lying,
And leave it, trying a new cell to find…

There’ll be still heat, but one that’s always warming.
The bloody ball will melt my brain to ash,
I’ll lose my mind in ways, the more calming,
Than in this one, oppressing blood and flesh.

Where’s the new cell? Where is my cloister, novel?
Not on the skies, the grave’s darkness behind,
But on the Earth it’s healthy one and low,
Where I’ll find all, when having lost my mind!…

 

Vertaald door Yevgeny Bonver

 
Alexander Blok (28 november 1880 – 7 augustus 1921)
Portret door Ladunya, 2010

Lees verder “Alexander Blok, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow, Philippe Sollers, Nancy Mitford”

Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook alle tags voor Erwin Mortier op dit blog.

 

Uit: Gestameld liedboek – Moedergetijden

“Ze is een spiegel geworden. Zien wij er opgewekt uit, dan is zij het ook–min of meer. Staan de zorgen en het verdriet op ons aangezicht te lezen, dan slaat ook bij haar de treurnis toe. Maar de laatste tijd, de laatste tijd verblijft ze steeds vaker in wat een permanente ontwrichting lijkt. Ik kan alleen maar hopen dat in haar geest nog maar weinig besef heerst van tijd, dat er in haar niets meer leeft dat weet dat het vroeger anders was, beter. De gedachte kan nooit lang troost bieden.
In een eeuwig nu van angst moeten leven is wellicht een even grote marteling – alleen maar heden, alleen maar paniek.
Soms, wanneer ze me met haar blik fixeert, denk ik dat in haar brein een of ander mechanisme naar alle tekenen van emoties speurt, in mijn gelaat, in mijn hele lichaam. Doe ik me opgewekter voor dan ik me voel, dan lukt het niet haar tot rust te brengen. Ergens in haar hersenen pikt een of ander circuit op dat ik me anders gedraag dan het gesteld is met mijn humeur. Een instinct misschien, dat nog min of meer intact is of wie weet sterker naar de voorgrond treedt nu de complexe functies van denken en spreken zo goed als ingestort zijn.

(…)

We zijn doodsbang. We zeggen er weinig over, maar we zijn doodsbang. Doodsbang voor wat komen gaat, hoe onvermijdelijk ook. Doodsbang voor de rouw, die we tegelijk vandaag nog zouden willen aanvatten om niet langer in deze schemerzone tussen leven en dood te moeten blijven hangen. Het is vis noch vlees, dag noch nacht, dood noch leven. De ziekte trapt haar de tijd uit en schopt ons uit de taal. Woorden, ze lijken me een soort van granenontbijt tegenwoordig: ongetwijfeld gezond, maar nogal smaakloos.”

 

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

Lees verder “Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow”

Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2007 en ook mijn blog van 28 november 2008 en ook mijn blog van 28 november 2009.

 

Uit: Godenslaap

 

“Natuurlijk was ik jaloers, en ik ben het nog steeds. Jaloers op de schilders, op hun woordenschat van coloriet. Jaloers omdat ik de taal niet kan fijnstampen in een mortier en naar goeddunken vloeiend of pasteus kan maken door er olie doorheen te mengen, noch een nieuwe kleur kan scheppen door wat poeder van het ene woord aan wat poeder van het andere toe te voegen. Jaloers ook, omdat er geen taal bestaat waarmee je eerst een ondergrond kunt aanbrengen, die door het kleurenweefsel dat je erbovenop legt heen blijft schemeren. Jaloers omdat ik een taal zou willen die geen betekenis draagt, maar bovenal intensiteit, een betekenis die aan de betekenis ontstijgt, en die je niet zozeer zou moeten lezen, als wel bezien, met de geletterdheid van het oog, de eruditie van het netvlies.”

(…)

 

Het was zonder meer een vredig tafereel, en een even vredige, melancholieke septemberochtend, en voor de zoveelste keer verwonderde ik me erover hoe snel we, na slechts enkele uren voordien voor de vleugels van het noodlot te hebben geschuild de alledaagsheid als een taai kleed over de kraters en de doden wierpen- en ik weet nog steeds niet of ik zulks een vorm van genade vond, een teken van onverzettelijkheid, of een soort zelfverdoving, de kalmte van een schaap dat in de nabijheid van een roedel wolven te dichtbij om ze te kunnen ontvluchten, een glorieus fatalisme over zich afroept en zijn fatum kalm in de ogen blikt. “

(…)

 

“We hebben zerken nodig, iets tastbaars dat de dode toedekt, ons de toegang tot de Hades verspert, een offertafel of een wierookschaal waarin we het gevoelen van schuld kunnen verbranden nadat we de doden, die al een keer gestorven zij n, in de spelonken van onze geest nog een tweede keer in de rug hebben geschoten, om ver de kunnen. “(Dit is een metaforische manier van aanduiden hoe we met de doden uit een oorlog moeten omgaan.)

 

 

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

Lees verder “Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow”

Erwin Mortier, Sherko Fatah, Alberto Moravia, Rita Mae Brown, Julian Randolph Stow, Philippe Sollers, Hugo Pos

De Vlaamse dichter en schrijver Erwin Mortier werd geboren in Nevele op 28 november 1965. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2007 en ook mijn blog van 28 november 2008. en eveneens mijn blog van 11 november 2009.

Signalement van het lijf

Berispt mijn hekel aan geografie
met blauwe meanders, zeeëngtes,

havensteden op mijn benen. Herhaalt
in ademnood rampzalige tentamens

economie. Beheerst tal van richtingen.
Inzichten in ruimte, tijd in weefsels

uitgespreid. Sprint windingen. Zet
verdichtingen uiteen. Zucht

pneumatisch. Verdeelt hydraulisch
lust. Trekt zich lauter mechanisch

af. Niettemin zindelijk.
Lekt zelden. Braakt amper.

Doorgaans ongevaarlijk.
Tenzij men het voortijdig wekt..

 

 

Huis in mij

Het huis herademt mij, eindelijk.
Het legt zijn moederlijke muren

op de mijne. Behaagziek laat het deuren
in sloten vallen, slaat luiken open, klapt

ze weer dicht. Het diept vergeten licht
op uit zijn kelders, haalt op zolder bestofte

dromen uit het rag tussen de balken vandaan.
Vleermuizen of dode tantes worden wakker,

fladderen op, verschrikt maar koket.
Bij het raam kennen twee verschoten vitrages

plotseling hun vorige bestaan
als onderrok of voile, ooit om boezems

spelend, of, in hun strenge verbintenis
van gat en draad, panty’s die vrouwen-

kuiten ongenaakbaar maakten.
Het woelt zijn lege kamers om, het huis.

Het vouwt me zorgzaam op en slaat
zich ombekommerd dicht om mij.

 

Mortier

Erwin Mortier (Nevele, 28 november 1965)

 

De Duitse schrijver Sherko Fatah werd geboren op 28 november 1964 in Oost-Berlijn. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

Uit: Das Dunkle Schiff

Die Frauen hatten sich in der Ferne verteilt und mit dem Sammeln der Kräuter begonnen. Wie ein schwaches Echo, von den Felsen mehr verschluckt als zurückgeworfen, erhob sich das Geräusch. Es war ein Helikopter, angestrahlt vom späten Licht, das selbst seine Tarnfarbe fröhlich erscheinen ließ. Er beschirmte seine Augen mit der Hand und blickte hinauf. Er sah den Haupt- und den Heckrotor und vernahm das anschwellende Donnern. Doch nichts, auch nicht diese Maschine war fähig, den tiefen Frieden über den Hügeln zu stören. Der Helikopter flog vorüber, kam zurück und zog einen weiten Kreis über ihm. An der offenen Seitenluke kauerten zwei Soldaten, einer winkte ihm zu. Alles konnte geschehen an diesem Tag, und so winkte er ohne Furcht zurück. Der Helikopter zog seine Bahn und sank unwirklich langsam zur Erde nieder. Im Geheimen hatte er den Kinderwunsch verspürt, und nun wurde er wahr; er landete, weit entfernt zwar, aber er landete. Vielleicht nehmen sie mich mit, war sein nächster Gedanke, vielleicht kann ich mit ihnen fliegen.
Er lief los, winkend und rufend, scharfkantige Steine und spitze Distelsträucher waren in seinem Weg, doch nichts ließ ihn stolpern, und nichts stach ihn. Weit vor ihm wurde der Helikopter eingehüllt von aufgewirbeltem Sand, trockene Halme segelten durch die Luft. Es ist zu weit, ich schaffe es nicht, dachte er, als er die beiden Soldaten herausspringen und geduckt zu den Frauen hinüberlaufen sah. Diese hatten ihre Körbe abgestellt, die Hände in die Hüften gestützt oder an die Stirn gelegt und blickten den Männern entgegen. Er sah, wie die Soldaten sie zum Helikopter trieben, sah es undeutlich durch den Staub, und da blieb er stehen. Ich schaffe es nicht, dachte er noch einmal bedauernd, doch tröstete ihn, dass es überhaupt geschehen war, das ganz und gar Außergewöhnliche. Er stand und sah sie abheben, ruckartig erst, dann unaufhaltsam, wie in den Himmel gezogen, bis sie die Staubwolke unter sich ließen. Ganz leicht legte sich der Helikopter auf die Seite und flog erneut seine weite Kurve, schraubte sich allmählich höher und höher, bis er befreit im Himmel dahinschwamm. Er blickte ihnen nach und winkte wieder. Und tatsächlich kam die Maschine erneut heran, das Donnern wurde laut und lauter, bis er sich die Ohren zuhielt. Den Kopf im Nacken sah er die Frauen. Da fielen sie, eine nach der anderen stürzte aus der Luke, mit gebreiteten Armen glänzten sie auf im Licht, und wie um sie aufzuhalten, riss an ihren Gewändern der Wind.“

 

Fatah

Sherko Fatah (Oost-Berlijn, 28 november 1964)

 

De Italiaanse schrijver Alberto Moravia werd geboren in Rome op 28 november 1907. Zie ook mijn blog van 28 november 2006 en ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: Römische Erzählungen (Vertaald door Jutta Eckes)

 

Der Dickschädel  Eines Morgens im Juli machte ich gerade ein Nickerchen auf der Piazza Melozzo da Forlì, im Schatten der Eukalyptusbäume in der Nähe des ausgetrockneten Brunnens, als zwei Männer und eine Frau auf mich zukamen und mich baten, sie an den Lido di Lavinio zu bringen. Während sie sich überlegten, was sie zahlen wollten, sah ich sie mir genauer an: Blond, groß und dick der eine, ein farbl
oses, fast graues Gesicht und Augen wie aus himmelblauem Porzellan, die tief in dunklen Höhlen lagen, ein Mann um die Fünfunddreißig; der andere jünger, dunkle, zerzauste Haare, Schildpattbrille, schlaksig, mager, ein Student vielleicht. Die Frau schließlich war geradezu spindeldürr, sie hatte ein langes, schmales Gesicht zwischen zwei Wogen lose herabfallender Haare und wirkte mit ihrem schlanken Körper und dem grünen Kleidchen wie eine Schlange. Doch ihr roter und voller Mund glich einer Frucht, und ihre schönen, schwarzen und leuchtenden Augen waren wie nasse Kohle; sie sah mich auf eine Weise an, daß ich Lust bekam, mich auf das Geschäft einzulassen. Tatsächlich akzeptierte ich den ersten Preis, den sie mir vorschlugen; darauf stiegen sie ein, der Blonde neben mir, die beiden anderen hinten, und los gings.  Ich durchquerte ganz Rom, um die Straße hinter der Basilika San Paolo zu erreichen, welche der kürzeste Weg nach Anzio ist. Bei der Basilika tankte ich voll und bog dann mit Vollgas in die Straße ein. Ich rechnete mir aus, daß es ungefähr fünfzig Kilometer sein müßten; es war halb zehn, wir wären also gegen elf dort, genau die richtige Zeit für ein Bad im Meer. Das Mädchen hatte mir gefallen, und ich hoffte, mit ihm Freundschaft zu schließen: Sie waren nicht besonders vornehm, die beiden Männer schienen dem Akzent nach Ausländer zu sein, Flüchtlinge vielleicht, wie sie in den Sammellagern rings um Rom leben. Das Mädchen dagegen war Italienerin, sogar Römerin, aber auch sie nichts Besonderes: sagen wir Zimmermädchen oder Büglerin oder etwas Ähnliches. Während ich darüber nachdachte, spitzte ich die Ohren und hörte das Mädchen und den Dunkelhaarigen hinten im Wagen miteinander plaudern und lachen. Vor allem das Mädchen lachte, denn es war, wie ich bereits bemerkt hatte, recht liederlich und schlüpfrig, geradezu wie eine betrunkene Schlange. Der Blonde zog angesichts dieses Gelächters unter seiner schwarzen Sonnenbrille die Nase kraus, sagte jedoch nichts, er drehte sich nicht einmal um.“

 

moravia1

Alberto Moravia (28 november 1907 – 26 september 1990)
Portret door Renato Guttuso

 

De Amerikaanse schrijfster Rita Mae Brown werd geboren in Hanover, Pennsylvania op 28 november 1944. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

Uit: Claws and Effect

“Odd that Mim would own a Bentley for she was a true Virginian, born and bred, plus her family had been in the state since the early 1600s. Driving anything as flashy as a Bentley was beyond the pale. The only thing worse would be to drive a Rolls Royce. And Mim didn’t flaunt her wealth. Miranda, who had known Mim all of her life, figured this was a quiet rebellion on her friend’s part. As they both cruised into their sixties, not that they were advertising, this was Mim’s salvo to youth: Get Out Of My Way.
People did.
Mary Minor “Harry” Haristeen smiled when Mim pushed open the door. “Good morning.”
“Good morning, Harry. Did you have trouble driving in today?”
“Once I rolled down the driveway I was fine. The roads are clear.”
“You didn’t ask me if I had trouble.” Miranda walked up to the counter dividing the post office staff from the public. As she lived immediately behind the post office, with just an alleyway in between, she slipped and slid as she made her way to work on foot.
“You haven’t broken anything so I know you’re fine.” Mim leaned on the counter. “Gray. Gray. Cold. Hateful.”

“Four degrees Fahrenheit last night.” Miranda, passionate gardener that she was, kept close watch on the weather. “It must have been colder at Dalmally.” She mentioned the
name of Mim’s estate just outside of town. As some of Mim’s ancestors fled to America from Scotland they named their farm Dalmally, a remembrance of heather and home.
“Below zero.” Mim strolled over to her postbox, took out her key, the brass lock clicking as she turned the key.
Curious, Mrs. Murphy dropped off the windowsill, jumped onto the wooden counter, then nimbly stepped off the counter onto the ledge that ran behind the postboxes, dividing the upper boxes from the larger, lower boxes. She enjoyed peering in the boxes. If a day dragged on she might reach in, shuffle some mail, or even bite the corners.
Today she noticed that Susan Tucker’s mailbox had Cracker Jacks stuck on the bottom of it.

Brown

Rita Mae Brown (Hanover, 28 november 1944)

 

De Australische dichter en schrijver Julian Randolph Stow werd geboren in Geraldton in het westen van Australië op 28 november 1935. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: The Merry-Go-Round in the Sea

 

The merry-go-round had a centre post of cast iron, reddened a little by the salt air, and of a certain ornateness: not striking enough to attract a casual eye, but still, to an eye concentrated upon it (to the eye, say, of a lover of the merry-go-round, a child) intriguing in its transitions. The post began as a square pillar, formed rings, continued as a fluted column, suddenly bulged like a diseased tree with an excresence of iron leaves, narrowed to a peak like the top of a pepperpot, and at last ended, very high in the sky, with an iron ball. In the bulge where the leaves were, was an iron collar. From this collar eight iron stays hung down, supporting the narrow wooden octagonal seat of the merry-go-round, which circled the knees of the centre post rather after the style of a crinoline. The planks were polished by the bottoms of children, and on every one of the stays was a small unrusted section where the hands of adults had grasped and pulled and send the merry-go-round spinning.”

 

Stow

Julian Randolph Stow (Geraldton, 28 november 1935)

 

De Franse schrijver Philippe Sollers werd geboren op 28 november 1936 in Bordeaux. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

Uit: Guerres secrètes

“Je me demande depuis un certain temps, alors que j’ai lu et relu Homère, L’Iliade et L’Odyssée, pourquoi ce vieux texte monte de plus en plus vers moi d’une façon fraîche, énigmatique et violente. Et pourquoi, dans le même temps, tout ce qui peut se dire en chinois, dans la stratégie chinoise en particulier, monte avec le même caractère d’urgence. Serait-ce que la Grèce et la Chine ont des choses à se dire Le grand stratège Sunzi a vécu entre Homère et Euripide. Ces figures précèdent de peu l’ère qu’on dit chrétienne, et qui méritait mieux que d’inaugurer un calendrier. Les Grecs et les Chinois ont failli se rejoindre après le Concile de Trente. Puis ces mondes se sont séparés, grosso modo depuis la Révolution française, avant d’être peu à peu oubliés de tous: la synthèse, ou plutôt la tenue de la contradiction, n’a pu être opérée longtemps. Les Chinois sont délibérément méconnus. Quant aux Grecs, on sait le sort d’oubli qui leur est maintenant réservé.

Philippe_Sollers

Philippe Sollers (Bordeaux, 28 november 1936)

 

De Surinaamse schrijver, dichter en jurist Hugo Pos werd geboren in Paramaribo op 28 november 1913. Zie ook mijn blog van 28 november 2008.

 

Uit: In Triplo

 

Zelfportret

 

Voor de joden

 

 Vraag niet: ‘Wat heb ik misdaan?’

 Wat kan het ze schelen

 Het enkele feit, dat je leeft,

 is een blaam voor de velen.

 

 Je bent zo oud en zo wijs

 geworden in het lijden.

 Bal nu je vuist en trek uit

 om hartstochtelijk te strijden.

 

 Want beter is het te sterven

 met een geweer in je handen,

 dan te leven in vrees

 en in grote schande.

 

 En ga je kapot

 zullen anderen strijden

 – want praten geeft geen moer –

 voor betere tijden.

 

Zoiets zou ik nooit meer kunnen schrijven. Het druist helemaal in tegen wat ik mijn natuur zou willen noemen. Het past niet bij mij. En toch. Daar ligt het, de woorden zijn uit mijn pen gevloeid. Bestrijd de barbaren, hoi polloi, de velen.

De meeste verzen die in de oorlog met hartebloed zijn geschreven hebben, hoe waarachtig ook verwoord, hun zeggingskracht verloren. Gedichten vlak na de oorlog geschreven, met de dauw van de herwonnen vrijheid nog op de lippen, houden daarentegen een schone belofte in. Vrede, vrouw, vrijheid, verlangen, het is de wereld van de zachte V die gaat opbloeien nadat het geweld is gekeerd.”

 

HugoPos

Hugo Pos (28 november 1913  – 11 november 2000)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e november ook mijn vorige blog van vandaag.

Alberto Moravia, Hugo Pos, Carl Jonas Love Almqvist, Julian Randolph Stow, Yves Thériault, Nancy Mitford, Dawn Powell, William Blake

De laatste twee dagen was het aantal literaire geboortedagen beperkt. De 28e november is echter een zeer vruchtbare gebleken voor schrijvers. Vandaar dat er na deze posting nog een tweede volgt. Kom gerust nog eens kijken later vandaag…

De Italiaanse schrijver Alberto Moravia werd geboren in Rome op 28 november 1907. Zie ook mijn blog van 28 november 2006.

Uit: Der Dickschädel (Vertaald door Jutta Eckes)

 

Eines Morgens im Juli machte ich gerade ein Nickerchen auf der Piazza Melozzo da Forlì, im Schatten der Eukalyptusbäume in der Nähe des ausgetrockneten Brunnens, als zwei Männer und eine Frau auf mich zukamen und mich baten, sie an den Lido di Lavinio zu bringen. Während sie sich überlegten, was sie zahlen wollten, sah ich sie mir genauer an: Blond, groß und dick der eine, ein farbloses, fast graues Gesicht und Augen wie aus himmelblauem Porzellan, die tief in dunklen Höhlen lagen, ein Mann um die Fünfunddreißig; der andere jünger, dunkle, zerzauste Haare, Schildpattbrille, schlaksig, mager, ein Student vielleicht. Die Frau schließlich war geradezu spindeldürr, sie hatte ein langes, schmales Gesicht zwischen zwei Wogen lose herabfallender Haare und wirkte mit ihrem schlanken Körper und dem grünen Kleidchen wie eine Schlange. Doch ihr roter und voller Mund glich einer Frucht, und ihre schönen, schwarzen und leuchtenden Augen waren wie nasse Kohle; sie sah

mich auf eine Weise an, daß ich Lust bekam, mich auf das Geschäft einzulassen. Tatsächlich akzeptierte ich den ersten Preis, den sie mir vorschlugen; darauf stiegen sie ein, der Blonde neben

mir, die beiden anderen hinten, und los ging’s“.

 

Moravia

Alberto Moravia (28 november 1907 – 26 september 1990)

 

De Surinaamse schrijver, dichter en jurist Hugo Pos werd geboren in Paramaribo op 28 november 1913.  Pos ging in 1925 naar Nederland om in Leiden en later ook Parijs rechten te studeren. In de oorlogsjaren verbleef hij in Engeland, in Indonesië met zijn ontluikende onafhankelijkheidsstrijd en in Japan ter berechting van oorlogsmisdadigers. Pos was later in Suriname en in Nederland werkzaam als rechter.  In zijn naoorlogse, Surinaamse tijd schreef hij onder de schuilnaam Ernesto Albin gedichten in het tijdschrift Soela (1963-1964) en een aantal toneelstukken, onder meer het door hemzelf geregisseerde Vive la Vida (1957). Zijn hoorspel Black and White uit deze tijd werd bekroond. Hij begon pas laat met het schrijven van proza, wel liet hij enkele bibliofiele bundeltjes kwatrijnen het licht zien en verschillende andere bundels. In zijn eerste verhalenbundel Het doosje van Toeti (1985) kijkt hij terug op zijn jeugdjaren in Paramaribo en zijn overtocht naar Holland. De verhalen uit zijn tweede bundel, De ziekte van Anna Printemps (1987) spelen zich overal op de aardbol af. Datzelfde kosmopolitisme is te vinden in de bundel essays en reisverslagen Reizen en stilstaan (1988).

 

Uit: Creool

 

„In 1943, terwijl het oorlogsbedrijf nog in volle gang was, gebeurde er iets dat er ogenschijnlijk niets mee te maken had. Meneer Waller, boer Thomas in de wandeling, een oud koffieplanter, had in Paramaribo een Suriname-avond georganiseerd, die uitsluitend voor Surinamers toegankelijk was. Zoiets aparts, exclusiefs, had bij mijn weten in Suriname nog nooit plaatsgevonden. De buitensociëteit Het Park, de geliefde ontmoetingsplaats van de beter gesitueerden, zou op die bewuste avond haar terrein afschermen en alleen Surinamers toelaten. Restte de vraag, Surinamers, wie zijn dat? Om die vraag te beantwoorden dook het eenhoofdig Waller-comité niet in moeilijke antropologische of etnische begripsomschrijvingen, maar liet het aan ieder over om zelf uit te maken of hij/zij er al dan niet toe behoorde. Ik herinner mij die avond nog goed. Op het terrein stonden talrijke tenten waar van alles te doen en te krijgen was, terwijl op de dansvloer een onvermoeibare band voor een opgewekte calypsostemming zorgde. De bezoekers van de fancy-fair, want dat was het, moesten wel diep in hun zak tasten, want achter al dit opgeruimde gedoe school de werkelijke diep-serieuze bedoeling van het Waller-initiatief. De opbrengst van de avond zou dienen om de Surinamer terug te brengen naar de landbouw, die hij na de afschaffing van de slavernij de rug had toegekeerd.

 

Suriname, de kolonie waarmee volgens Colijn niets mee te beginnen was en waar niets te halen viel, was door de oorlog als het ware uit een diepe slaap ontwaakt. Amerikaanse troepen en een detachement van de Prinses Irenebrigade uit Engeland waren er gelegerd om de voor de oorlog vitale bauxietmijnen te beschermen, waardoor de bedrijvigheid was toegenomen.“

 

hugopos

Hugo Pos (28 november 1913  – 11 november 2000)

 

De Zweedese dichter, schrijver, criticus en reiziger Carl Jonas Love Almqvist werd geboren in Stockholm op 28 november 1793. Almqvist schreeft een groot aantal boeken en gedichten. Hierin verkondigde hij vaak zijn radicale meningen over de maatschappij en politiek. Dit leverde hem veel weerstand op van mensen en instellingen die hem als een gevaarlijke revolutionair beschouwden. Hij werd ervan beschuldigd een vage bedrijfskennis met arsenicum geprobeerd te hebben te vermoorden. Of hij schuldig was is nooit bekend geworden, maar in paniek vluchtte hij naar de Verenigde Staten. Daar nam hij een nieuwe identiteit aan en trouwde. In 1865 keerde hij naar Europa terug. Een jaar later stierf hij  in Duitsland het jaar daarna. Hij wordt gezien als één van de belangrijkste Zweedse sociale hervormers van de 19e eeuw.

 

Uit: Die Woche mit Sara (Vertaald door Anne Storm)

 

Das Mädchen sah ihn mit – wie er fand – recht hübschen Augen an. Den Ring, den er ihr hinhielt, nahm sie zwar in der ersten Verblüffung – und er vermutete, sie würde ihn auf den Finger streifen, was sie ursprünglich ja wohl beabsichtigt hatte -, doch dann ging sie, ohne ein Wort zu sagen, langsam zur Reling und warf den Ring ins Wasser. Prosit, Sergeant!, sagte er zu sich selbst, als er diese Bewegung wahrnahm. Das heißt so viel wie: Ich bin ordentlich abgeblitzt. Bravo, Junker!

  Er ging an die gegenüberliegende Reling und warf den anderen Rosshaarring, den er sich schon an den Finger gesteckt hatte, auch ins Wasser. Danach spuckte er auf die Salutkanone, die gerade in Reichweite war. Dann spazierte er ein Stück über das Deck nach achtern, und als er sich wieder dem Vorderdeck näherte, geschah es, dass er direkt auf die rosiger Unbekannte stieß, die dort stand und zusah, wie die Maschinerie arbeitete.

  “Siehst du”, sagte er und hielt seine Hände hin, “ich habe meinen Ring auch ins Wasser geworfen. Das war das beste, was wir tun konnten.” Erst ein scharfes Mustern von Kopf bis Fuß, dann ein kaum merkliches, doch nicht unfreundliches Lächeln, eine leicht belustigte Miene, die aber sofort verschwand – das war ihre Antwort: “Ist der Ring im Wasser? So, so!”, fügte sie hinzu.

“Siehst du”, sagte er und hielt seine Hände hin, “ich habe meinen Ring auch ins Wasser geworfen. Das war das beste, was wir tun konnten.” Erst ein scharfes Mustern von Kopf bis Fuß, dann ein kaum merkliches, doch nicht unfreundliches Lächeln, eine leicht belustigte Miene, die aber sofort verschwand – das war ihre Antwort: “Ist der Ring im Wasser? So, so!”, fügte sie hinzu.

 

almqvistny

Carl Jonas Love Almqvist (28 november 1793 – 26 september 1866)

 

De Australische dichter en schrijver Julian Randolph Stow werd geboren in Geraldton in het westen van Australië op 28 november 1935. Hij volgde een studie aan de University of Western Australia en doceerde daarna Engels aan de University of Adelaide, de University of Western Australia en de University of Leeds. Ook werkte hij als anthropoloog onder de aborginals. Deze ervaringen verwerkte hij in de roman To the Islands, waarmee hij in 1958 de Miles Franklin Award won. Stow woonde ook lang in Suffolk in Engeland. Traditionele verhalen uit de regio verwerkte hij in The Girl Green as Elderflower.

 

 

On a Favourite Cat

 

Your house was a palace, full of arcane nooks

to discover and rediscover; all your life

 

a long imperialist adventure, where

kingdoms bowed down to your triumphal tail.

 

How can a little marble dish, abraded

by a rough tongue, so shake the heart? The fall

 

of sparrows is not man’s concern: I took

no thought of what must leave me for your grave.

 

Under the mirabelle tree in my godson’s garden,

be earth’s pet now. What can I do?–but wish you

 

a matriarchy of blackbirds to teach you peaceable manners

and a Malplaquet of a mansion, to stalk and explore for ever.

 

RandolphStowL

Julian Randolph Stow (Geraldton, 28 november 1935)

 

 

De Canadese schrijver Yves Thériault werd geboren op 28 november 1915 in Quebec. Toen hij 15 was verliet hij de school om te gaan werken. Hij had zeer verschillende baantjes totdat hij als schrijver slaagde. Zijn bekendste werk is Agaguk, een verhaal over culturele conflicten tussen de Inuit en de blanke man uit 1958. In 1975 werd hij wegens zijn verdiensten benoemd tot Officer of the Order of Canada.

 

Uit: Agaguk

 

„Dix pas. C’était alors le temps ou jamais. Tout dépendait d’un geste, la pression rapide sur la gâchette, le coup, la balle… L’instant d’une seconde, et moins encore. Un destin fixé. La mort du loup? La mort de l’homme?

Agaguk pressa la détente.

La balle fut un ouragan qui jaillit du canon. Mais elle ne tua pas le loup. Elle ne fit que l’égratigner au passage. Il roula par terre et se retrouva dix pas plus loin. Il fut aussitôt sur ses pattes.

Agaguk était deb
out aussi, son couteau au poing.

Le loup bondit.

Une masse fantomatique, sorte de bolide lancé des airs, s’abattait sur Agaguk. L’homme et la bête basculaient dans le noir. La gueule du loup s’ouvrait, baveuse de rage, et mordait avec un grondement diabolique l’être qui se débattait furieusement entre ses pattes.

C’était entre les deux une lutte horrible, une gymnastique macabre. À chaque gueulée de la bête, le cri de l’homme s’enflait en vrille et crevait la nuit. Le loup en furie l’agrippait, le labourant à grands coups de griffes, puis l’homme saisissant la seconde propice – celle où l’animal s’arc-boutait pour foncer à nouveau – repliait son bras pour plonger le couteau dans le cuir de la bête. Alors celle-ci s’esquivait, mais pour bondir de nouveau sur l’homme qui se raidissait contre la torture.

De grands lambeaux de chair pendaient entre les dents de l’animal.“

 

theriault

Yves Thériault (28 november 1915 – 20 oktober 1983)

 

De Engelse schrijfster Nancy Mitford werd geboren op 28 november 1904 in Londen. Zij stamde uit een aristocratische familie en was een van de exentrieke Mitford Sisters. Tijdens WO II leerde zij in Londen  de Franse politicus Gaston Palewski. Een medewerker van De Gaulle, kennen, wiens minnares zij werd. Mitford schreef biografische werken en vier zeer succesvolle romans: The Pursuit of Love, Love in a Cold Climate, The Blessing en Don’t Tell Alfred.

 

Uit: The Pursuit of Love

 

„But why?” I said, for the hundredth time. Linda, Louisa and I were packed into Louisa’s bed, with Bob sitting on the end of it, chatting in whispers. These midnight talks were most strictly forbidden, but it was safer, at Alconleigh, to disobey rules during the early part of the night than at any other time in the twenty-four hours. Uncle Matthew fell asleep practically at the dinner-table. He would then doze in his business-room for an hour or so before dragging himself, in a somnambulist trance, to bed, where he slept the profound sleep of one who has been out of doors all day until cockcrow the following morning, when he became very much awake. This was the time for his never-ending warfare with the housemaids over wood-ash. The rooms at Alconleigh were heated by wood fires, and Uncle Matthew maintained, rightly, that if these were to function properly, all the ash ought to be left in the fireplaces in a great hot smouldering heap. Every housemaid, however, for some reason (an early training with coal fires probably) was bent on removing this ash altogether. When shakings, imprecations, and being pounced out at by Uncle Matthew in his paisley dressing-gown at six a.m., had convinced them that this was really not feasible, they became absolutely determined to remove, by hook or by crook, just a little, a shovelful or so, every morning. I can only suppose they felt that like this they were asserting their personalities.“

 

mitford

Nancy Mitford (28 november 1904 – 30 juni 1973)

 

De Amerikaanse schrijfster Dawn Powell werd geboren op 28 november 1896 in Mount Gilead, Ohio. Toen zij zeven jaar was stierf haar moeder en vanaf toen leefde zij op verschillende plaatsen bij familie. Na haar schoolopleiding verhuisde zij naar Manhattan. Veel van haar werk zou gaan over het leven in de kleine stadjes vande Midwest of van mensen uit die stadjes die in New York terecht kwamen. Haar roman Whither verscheen in 1925, maar zij zelf gaf altijd She Walks In Beauty uit 1928 als haar debuut aan. In 1942 behaalde zij met A Time to Be Born haar eerste echte succes. In de jaren negentig beleefde haar veelal satirische romans en verhalen door heruitgaves een ware revival.

 

Uit: Angels on Toast

 

„The Spinning Top was not one of Chicago’s better spots; its chief charm for its customers was that it was not popular and was no place to take a wife. It was a jolly combination of seedy Hollywood glitter and old-time honkytonk. It was near enough to the station so that a busy man could nip over for a drink and the show between trains, say hello to the girls, maybe, and then, after he missed his train, could even be put up in the little adjoining hotel. The girls were good-natured, not bad-looking graduates of various exclusive burlesque wheels, and they sat around at the bar in little fig-leaf costumes, fluttering their blue-greased eyelids at strangers, and on dull nights at least keeping up a semblance of gayety by their perpetual squeals and chatter. It was said, with authority, that a favored customer could toss his coat to Marie, the hat-check girl, for repairs while he drank, and he could even send her out to do his wife’s shopping, if necessary, while he downed a few at the bar. Homey, that was the way a traveller described the Spinning Top, and it was fine dropping in a place where they didn’t snub you, a place where the waiters all called you by your first name, and the girls kidded and scolded you and took care of you, and took every nickel you had. All right, it was a clip-joint, but if you passed out the manager himself took all your valuables out of your pocket to look after till you came to, so that at least nobody else would steal them. It was your own fault if you forgot next day where you’d been“.

 

Dawnpowell_1914

Dawn Powell (28 november 1896 – 14 november 1965)

 

 De Engelse schrijver, dichter en schilder William Blake werd geboren op 28 november 1757 in Londen. Zie ook mijn blog van 28 november 2006.

 

THE LITTLE BLACK BOY

 

MY mother bore me in the southern wild,

And I am black, but O, my soul is white!

White as an angel is the English child,

But I am black, as if bereaved of light.

 

My mother taught me underneath a tree,

And, sitting down before the heat of day,

She took me on her lap and kissèd me,

And, pointing to the East, began to say:

 

‘Look at the rising sun: there God does live,

And gives His light, and gives His heat away,

And flowers and trees and beasts and men receive

Comfort in morning, joy in the noonday.

 

‘And we are put on earth a little space,

That we may learn to bear the beams of love;

And these black bodies and this sunburnt face

Are but a cloud, and like a shady grove.

 

‘For when our souls have learn’d the heat to bear,

The cloud will vanish, we shall hear His voice,

Saying, “Come out from the grove, my love and care,

And round my golden tent like lambs rejoice.”‘

 

Thus did my mother say, and kissèd me,

And thus I
say to little English boy.

When I from black and he from white cloud free,

And round the tent of God like lambs we joy,

 

I’ll shade him from the heat till he can bear

To lean in joy upon our Father’s knee;

And then I’ll stand and stroke his silver hair,

And be like him, and he will then love me.

 

blake

William Blake (28 november 1757 – 12 augustus 1827)