Jussi Adler-Olsen, Conrad Aiken

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: Het Alfabethuis (Vertaald door Erica Weeda)

“Het weer was niet al te best. Een koude wind en slecht zicht. Ongebruikelijk guur voor een Engelse januaridag. De Amerikaanse bemanning zat al een tijdje op de landingsbaan toen de lange Engelsman op de groep afkwam. Hij was nog niet helemaal wakker. Achter de voorste groep kwam een gedaante half overeind en zwaaide naar hem. De Engelsman zwaaide terug en geeuwde luid. Na een lange periode met alleen maar nachtvluchten was het moeilijk om het ritme van dag en nacht weer om te keren. Het zou een lange dag worden. In de verte taxieden de machines langzaam naar het zuidelijke deel van de startbanen. Dat betekende dat ze spoedig de lucht zouden vullen. De stemming was levendig en tegelijk beklemmend.
Het bericht aangaande de missie kwam van generaal-majoor Lewis H. Breretons kantoor in Sunning Hill Park. Daarin verzocht hij de opperbevelhebber van de RAF, luchtmaarschalk Harris, om Britse assistentie. De Amerikanen waren nog steeds erg onder de indruk van de Britse Mosquito’s. In november hadden ze bij een nachtelijke aanval op Berlijn het best bewaarde geheim van de Duitsers onthuld: de fabriek van v-1 bommen in Zemplin. De keuze van de manschappen liet men over aan luitenant-kolonel Hadley-Jones, die de praktische werkzaamheden toevertrouwde aan zijn medewerker John Wood. Zijn opdracht was de twaalf Britse bemanningen te selecteren. Acht groepen instructeurs en vier hulpmanschappen met een speciaal observatiedoel onder de 8e en 9e Amerikaanse luchtvloot. Voor die taak werden tweezits P-51D Mustang jachtvliegtuigen uitgerust met Meddo-apparatuur en gevoelige optische instrumenten.
Nog maar twee weken geleden waren James Teasdale en Bryan Young aangewezen als de eerste bemanning die dit materiaal onder zogenaamde  normale omstandigheden' zouden testen. Kortom, ze konden ervan uitgaan dat ze weer in een gevecht verwikkeld zouden raken. De aanval was gepland op 11 januari 1944. Doel van het konvooi bommenwerpers waren de vliegtuigfabrieken in Oschersleben, Braunschweig, Maagdenburg en Halberstadt. Beiden hadden geprotesteerd dat hun kerstverlof werd ingetrokken. Ze waren nog steeds oorlogsmoe.Veertien dagen om je te verdiepen in die klerekist!’ Bryan zuchtte. ‘Ik weet helemaal niets van al die apparatuur. Waarom kan Uncle Sam niet z’n eigen rotzooi bemannen?’ John Wood stond met zijn rug naar hen toegekeerd, gebogen over zijn aktemappen. ‘Omdat ze jullie willen hebben!’ Dat is toch geen argument?'Jullie kunnen voldoen aan de verwachtingen van de Amerikanen en bovendien levend terugkomen.’ Kunnen ze ons dat garanderen?'Ja!’ `Zeg iets, James!’ Bryan keerde zich om naar zijn vriend. James greep naar zijn halsdoek en haalde zijn schouders op. Bryan plofte neer.”

 

Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Improvisaties: Licht en sneeuw: 04

Op de dag dat mijn oom en ik naar de begraafplaats reden,
Ratelde de regen op het dak van de koets;
En pratend over ditjes en datjes
Waakten we ervoor om naar de kist van het kind op de stoel voor ons te kijken.
Toen we de begraafplaats bereikten
Ontdekten we dat de dunne sneeuw op het gras
Al doorzichtig was van de regen;
En er waren planken op gelegd
Zodat we konden lopen zonder onze voeten nat te maken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

Jussi Adler-Olsen, Conrad Aiken

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: Natriumchloride (Vertaald door Kor de Vries)

“Na de noodoproep verstreken er slechts vijf minuten voor de ambulance het grasveld opdraaide in dc richting van dc chaos die op je netvlies werd gebrand. Rond het dampende gat lagen zes levenloze lichamen en een scherpe stank van verbrand vlees vermengde zich met de ozongeur die na de blikseminslagen nog steeds in de lucht hing. “Allemaal achteruitgaan!”riep een van de ambulancebroeders naar het groepje studenten dat was toegesneld uit de universiteit aan de andere kant van de weg en bij de aanblik als aan de grond genageld stond. Zijn collega trok hem aan zijn mouw. “We kunnen hier niets doen, Martin, maar kijk daar eens!” Hij wees naar een oudere man wiens knieën langzaam in het doorweekte gras wegzakten. “Waarom stonden ze zo dicht bij elkaar en waarom is de bliksem niet in de bomen ingeslagen?” jammerde de man toen ze dichterbij kwamen. Hoewel de regen met bakken uit de hemel kwam en de jas van de man als een natte doek aan hem vastplakte, sloeg hij geen acht op iets anders dan op wat er zojuist was gebeurd. Martin draaide zich om naar de universiteitsgebouwen, waar meerdere sirenes en blauwe zwaailichten aankondigden dat er verscheidene ambulances en politievoertuigen onderweg waren.
“We geven hem iets kalmerends voor het nog tot een hersenbloeding komt”, zei hij tegen zijn collega. Martin knikte at kneep zijn ogen samen. Door de stortregen heen werd hij twee vrouwen gewaar die op hun hurken bij een aangroeiende waterplas aan de windsingel raten. “Kom snel!” riepen ze en Martin greep zijn tas en begon te rennen. “Volgens mij ademt ze”, steunde de ene vrouw, terwijl ze haar hand om de nek van het zevende slachtoffer hield. Afgezien van de zat zwartgeblakerde kleding van de bewusteloze vrouw leek ze niet direct zo heftig verbrand als de andere slachtoffers. “Ik denk dat ze hier door de blikseminslag naartoe is geslingerd
, zei de vrouw met trillende stem. “Kun je haar redden? Terwijl Martin het tengere lichaam wegtrok bij de waterplas die steeds dieper werd, nam het geschreeuw achter hem toe. Nu hadden zijn toegesnelde collega’s geconstateerd dat ze niets konden uitrichten. De bliksem had alle zes motsen gedood die in de regen dicht op elkaar hadden gestaan. Martin legde de vrouw in de stabiele zijligging en voelde haar pols, die langzaam en zwak was, maar stabiel leek te zijn. Op het moment dat hij opstond en naar zijn collega’s wenkte dat ze met een brancard moesten komen sidderde haar lichaam. Een paar korte, diepe inademingen deden haar borstkas spannen en in een plotselinge beweging kwam ze omhoog op haar ellebogen en keek ze om zich heen. “Waar ben ik?” vroeg ze met rood dooraderde ogen.”

 

Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

De beeldhouwer

Als uit graniet de kunstenaar
een kikvors, roos of vleugel maakt,
komt uit de harde steen zowaar
iets zachts tevoorschijn, teer en naakt.
In dit geval nam hij zijn hart,
dat als een steen werd mettertijd,
en beitelde met pijn en smart
in jarenlange eenzaamheid.
Werd het een vleugel of een roos,
een kikker op een lelieblad … ?
een meisjeshoofd kwam na een poos
uit wat hij onder handen had:
met heel veel haren, naar het scheen,
de ogen waren half dicht,
zo keek zij slaperig langs je heen
naar een denkbeeldig vergezicht.
Het mooie kind vond ons te min,
zij overdacht met trotse lach:
zij was een bloem, in zekere zin,
en bracht haar schoonheid aan de dag.
Gelijk een boom die nimmer weent,
maar schittert in een bliksemflits,
waar al het andere versteent,
zag zij zichzelf en anders niets.
Zo werd het stenen hart een hoofd
dat men vereert, beweent of … breekt.
Medusa had hij zich beloofd,
maar liever nog een slang gekweekt.

 

Vertaald door H. F. H. Reuvers

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

Jussi Adler-Olsen, James Baldwin, Conrad Aiken

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: De noodkreet in de fles (Vertaald door Kor de Vries)

“Het was de derde ochtend, en de geur van teer en zeewier was in hun kleren gaan zitten. Onder de vloer van het boothuis klotste het pap-ijs rustig tegen de palen, herinneringen wekkend aan de dagen toen alles nog goed was. Hij tilde zijn bovenlijf omhoog van de slaapplek van papierafval en boog zo ver voorover dat hij het gezicht van zijn broertje kon zien, dat er zelfs in zijn slaap gepijnigd en verkleumd uitzag. Zo meteen zou hij wakker worden en veranderd om zich heen kijken. Hij zou de leren riemen om zijn polsen en zijn middel voelen knellen. Hij zou het ratelen horen van de ketting die hem vasthield. Hij zou de sneeuwjacht en het licht zien worstelen om door de geteerde planken heen te komen. Daarna zou hij beginnen te bidden. Talloze keren was de wanhoop in zijn broers ogen opgelaaid. Keer op keer hadden half gesmoorde gebeden om Jehova’s genade geklonken achter de krachtige tape over zijn mond. Maar ze wisten allebei dat Jehova hun geen blik waardig keurde, want ze hadden bloed gedronken. Bloed dat hun gevangenbewaarder in hun glas water had laten druppelen.
Glazen waaruit hij hen had laten drinken, voordat hij vertelde wat erin zat. Ze hadden water met het verboden bloed gedronken en nu waren ze voor eeuwig verdoemd. Daarom gloeide de schaamte dieper in hen dan de dorst brandde. Wat denk je dat hij met ons gaat doen? hadden de bange ogen van zijn broertje gevraagd. Maar hoe zou hij het antwoord daarop moeten weten? Hij voelde alleen intuïtief dat het allemaal snel voorbij zou zijn. Hij leunde voorover en bestudeerde de ruimte nog een keer in het zwakke licht. Liet zijn blik langs de hanenbalken en de spinnenwebben glijden. Hij zag elk uitsteeksel en elke knoest. De verrotte peddels en roeispanen die aan de nok hingen. Het vergane visnet dat al tijden geleden zijn laatste vangst had gedaan. Maar toen ontdekte hij de fles. In een flits gleed een zonnestraal over het witblauwe glas en verblindde hem. Hij was zo dichtbij, en toch was het zo moeilijk om erbij te komen. Hij lag vlak achter hem, vastgeklemd tussen de ruwe planken waarvan de vloer was gemaakt. Hij stak zijn vingers in de kieren tussen de planken en peuterde aan de flessenhals, terwijl de lucht om hem heen tot ijs bevroor. Als hij hem loskreeg, sloeg hij hem kapot en zou hij met de scherven de riem rond zijn vastgebonden polsen doorvijlen. Als de riem knapte, zou hij met zijn gevoelloze handen de gesp op zijn rug zoeken. Hij zou die openmaken, de tape van zijn mond trekken, zich van de riemen rond zijn middel en zijn dijen ontdoen, en op het moment dat de ketting die aan de leren riem zat hem niet langer vasthield, zou hij naar voren springen en zijn broertje bevrijden. Hem tegen zich aandrukken en hem vasthouden, tot hun lichamen niet meer trilden.”

 

Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver James Baldwin werd op 2 augustus 1924 in Harlem, New York, geboren. Zie ook alle tags voor James Baldwin op dit blog.

Uit: The Cross Of Redemption

“Billie Holiday came along a little later and she had quite a story, too, a story which Life magazine would never print except as a tough, bittersweet sob story obituary—in which, however helplessly, the dominant note would be relief. She was a little girl from the South, and she had quite a time with gin, whiskey, and dope. She died in New York in a narcotics ward under the most terrifying and—in terms of crimes of the city and the country against her—disgraceful circumstances, and she had something she called “Billie’s Blues”: “My man wouldn’t give me no dinner/Wouldn’t give me no supper/Squawked about my supper and turned me out-doors/And had the nerve to lay a padlock on my clothes/I didn’t have so many, but I had a long, long way to go.” And one more, one more—Bessie Smith had a song called “Gin House Blues.” It’s another kind of blues, and maybe I should explain this to you—a Negro has his difficult days, the days when everything has gone wrong and on top of it, he has a fight with the elevator man, or the taxi driver, or somebody he never saw before, who seems to decide to prove he’s white and you’re black. But this particular Tuesday it’s more than you can take— sometimes, you know, you can take it. But Bessie didn’t this time, and she sat down in the gin house and sang: “Don’t try me, nobody/ ‘Cause you will never win/I’ll fight the Army and the Navy/Just me and my gin.” Well, you know, that is all very accurate, all very concrete. I know, I watched, I was there. You’ve seen these black men and women, these boys and girls; you’ve seen them on the streets. But I know what happened to them at the factory, at work, at home, on the subway, what they go through in a day, and the way they sort of ride with it. And it’s very, very tricky. It’s kind of a fantastic tightrope. They may be very self-controlled, very civilized; I like to think of myself as being very civilized and self-controlled, but I know I’m not. And I know that some improbable Wednesday, for no reason whatever, the elevator man or the doorman, the policeman or the landlord, or some little boy from the Bronx will say something, and it will be the wrong day to say it, the wrong moment to have it said to me; and God knows what will happen. I have seen it all, I have seen that much. What the blues are describing comes out of all this. “Gin House Blues” is a real gin house. “Backwater Flood” is a real flood. When Billie says, “My man don’t love me,” she is not making a fantasy out of it. This is what happened, this is where it is. This is what it is. Now, I’m trying to suggest that the triumph here—which is a very un-American triumph—is that the person to whom these things happened watched with eyes wide open, saw It happen. So that when Billie or Bessie or Leadbelly stood up and sang about it, they were commenting on it, a little bit outside it: they were accepting it.”

 

James Baldwin (2 augustus 1924 – 1 december 1987)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Conrad Potter Aiken werd geboren in Savannah, Georgia op 5 augustus 1889. Zie ook mijn blog van 5 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Conrad Aitken op dit blog.

 

Preludes voor Memnon

XVIII

In den beginne, niets; en uiteindelijk
Niets; en tussen deze onnutte nullen in,
Schittering, muziek, god, het Zelf… Mijn liefste,
Hart dat klopt voor mijn hart, borst waarop ik slaap,
Wees klaarte, muziek, god, mijzelf – voor mij.

In den beginne, stilte, en uiteindelijk
Stilte; en tussen deze stiltes in, het geluid
Van een witte bloem, die zich opent en sluit.
Mijn liefste, mijn liefste, wees die witte bloem voor mij:
Open en sluit je: dat geluid zal mijn wereld zijn.

In den beginne, chaos, en uiteindelijk
Chaos; en het onmetelijke wonder daartussen –
Glorie, ontreddering, elk besef van schittering.
Liefste, wees die glorie en dat besef van schittering.
Jij bent wat chaos prijsgaf. Wees mijn ster.

 

Vertaald door Hans Dekkers en René Huigen

 

Conrad Aiken (5 augustus 1889 – 17 augustus 1973)
Portret door Mary Hoover Aiken, 1938

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 2 augustus 2018 en ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

Dolce far niente, Simon Carmiggelt, Jussi Adler-Olsen, James Baldwin, Taha Adnan

 

Dolce far niente

 


Rosarium in het Vondelpark door Dorien van Diemen, 2017

 

Uit: Vreemdeling in Amsterdam

“De man stapt voorop met de soepele tred van iemand die onophoudelijk grote ruiten door de binnenstad vervoert, maar de vrouw, die de achterkant vasthoudt, heeft moeite met zijn straf tempo en beweegt zich voort op zo’n bijna drafje, dat een broze indruk maakt en wel eens fataal zou kunnen aflopen.
Alfred Polgar schreef, toen hij uitkeek op een binnenplaats, waar gevangenen werden gelucht: ‘Het valt mij in dat Dostojevski mij niet invalt.’ En ik registreer, dat mijn geest verzuimt: ‘Waar werd oprechter trouw, dan tussen man en vrouw’ van Vondel op mijn beeldscherm te projecteren.
Als de man, dwars door een rood voetgangerslicht, oversteekt en het gepiep van autoremmen in veelvoud te horen valt, pakt de vrouw de ruit ook met haar twééde hand beet, waardoor ze de indruk maakt er zich radeloos aan vast te klemmen.
In huwelijken wordt veel geleden, dames.
Maar ze bereiken, in flagrante strijd met de wetten der logica, onbeschadigd de overkant en verdwijnen daar in een zo juist door een Duitse touringcar ontladen gezelschap oude, zwaarlijvige personen, op wier door smart getekende koppen fleurige papieren hoedjes staan.
Om niets onbeproefd te laten rijdt een lijkwagen in tijdnood voorbij en verschijnt van links een man met een reclamebord, die zich als Charlie Chaplin heeft uitgedost. Vier moedeloze negers wachten op de tram, ten einde ergens heen te gaan waar ze net zogoed niet heen zouden kunnen gaan. Een priester in ouderwets habijt verlaat een bloemenwinkel, in het blij bezit van een fors uitgevallen clivia. Een dikke vrouw geeft een zoet aan haar hand lopend jongetje, zonder tastbare reden, een klap en een jeugdige banketbakker doet een misstap en valt nog net niet met vier witte gebakdozen in de armen uit een bestelauto. In een houten keet die de dienst van publieke werken zodanig op de stoep van een brug heeft geplaatst dat oude moedertjes en vrouwen met kinderwagens met gevaar voor het leven de rijweg op moeten, zitten vier shagjes rokende mannen te kaarten.
Kortom – een menigte.
Als je er een tijdje met toeristenogen naar kijkt wordt duidelijk waarom in televisiestukken, door figuranten gespeelde voorbijgangers altijd zo volstrekt onnatuurlijk zijn. Zij handelen niet absurd, overeenkomstig de werkelijkheid, maar op een manier die volgens de regisseur natuurlijk is. Daarom doet het zo gekunsteld aan. Maar als ze zich net zo gedroegen als de mensen op straat, zouden alle kijkers zeggen: ‘Waarom doen ze zo gek?’ Ook voor dit probleem bestaat geen andere oplossing dan berusten.”

 

 
Simon Carmiggelt (7 oktober 1913 – 30 november 1987)
Het Vondelpark in Amsterdam

 

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: Selfies (Vertaald door Kor de Vries)

`Ik heet Denise,’ oefende ze met gespannen halsspieren. Donkerder kon haar stem niet worden. `Denise!’ fluisterde ze op het moment dat ze haar lippen van elkaar deed en haar kin op haar borst liet vallen. Als je die houding aannam, was het effect ongelooflijk. Iemand zou de uitdrukking misschien uitleggen als onderwerping, maar het was precies het tegenovergestelde. Hielden de wimpers van vrouwen en de brandpunten van hun pupillen onder die hoek de zintuigen van omstanders niet het best vast? `Alles onder controle,’ zei ze knikkend, terwijl ze de deksels van de gezichtscrèmes dichtdraaide en het arsenaal aan cosmetica in de spiegelkast duwde. Na een ogenblikje rondkijken in het kleine vertrek stelde ze vast dat ze uren rotwerk voor de boeg had met het opruimen van het rondslingerende wasgoed, het opmaken van het bed, het afwassen van alle glazen en het weggooien van afval en flessen. Ach, fuck ook, dacht ze en ze trok het dekbed omhoog, schudde het uit, klopte het hoofdkussen op en overtuigde zichzelf ervan dat als een van haar sugardaddy’s eenmaal hiernaartoe was gekomen, de rest hem waarschijnlijk een zorg zou zijn. Daarna ging ze op de rand van het bed zitten en controleerde snel of haar handtas nu ook van de noodzakelijke artikelen en rekwisieten was voorzien. Ze knikte tevreden, ze was er klaar voor. De wereld en zijn lusten mochten zich wat haar betreft aandienen. Toen zorgde een ongewenst geluid ervoor dat ze haar gezicht omdraaide naar de deur. Klik-klik, klak, klik-klik, klak, het gestrompel dat ze zo verafschuwde. Je bent veel te vroeg, mam, dacht ze terwijl de deur tussen de trap en de hal werd opengeduwd.
Het was bijna acht uur, dus waarom kwam ze nu? Het was immers al ver na haar etenstijd. Ze telde de seconden en stond geïrriteerd op van het bed, toen er op de deur van het kamertje werd geklopt. `Liefje!’ riep haar moeder. ‘Doe je even open?’ Denise haalde gecontroleerd en geluidloos adem. Als ze geen antwoord gaf, ging haar moeder vast wel weer weg. `Denise, ik weet dat je er bent. Wil je even opendoen, ik wil je iets belangrijks vertellen.’ Denise liet haar schouders zakken. ‘Waarom? Heb je soms eten meegebracht?’ riep ze. `Nee, vandaag niet. Ach, wil je niet even beneden komen om te eten, Denise? Alleen vandaag. Oma is er!’ Denises blik schoot naar het plafond. Dan stond haar oma dus beneden en meer was er niet nodig om haar klamme oksels te geven en haar hartslag te laten stijgen. `Oma kan me wat. Ik haat dat wijf.’ `Ach, Denise, zulke dingen mag je niet zeggen. Wil je mij niet een moment binnenlaten? Ik moet gewoon even met je praten.’ `Niet nu. Je kunt het eten buiten voor de deur neerzetten, zoals je altijd doet.’ Afgezien van de man met de trillende huid die een paar kamers verderop in de gang woonde en al zijn ‘ochtendpils’ had geconsumeerd en die nu in vertwijfeling over zijn ellendige leven in janken was uitgebarsten, was het onmiddellijk doodstil geworden op de gang. Het zou haar niet verbazen als ze nu allemaal met gespitste oren stonden te luisteren, maar wat kon haar dat schelen? Ze konden haar moeder toch gewoon negeren, net als zij deed.”

 

 
Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

 

De Amerikaanse schrijver James Baldwin werd op 2 augustus 1924 in Harlem, New York, geboren. Zie ook alle tags voor James Baldwin op dit blog.

Uit: Letter from a Region in My Mind

« I underwent, during the summer that I became fourteen, a prolonged religious crisis. I use “religious” in the common, and arbitrary, sense, meaning that I then discovered God, His saints and angels, and His blazing Hell. And since I had been born in a Christian nation, I accepted this Deity as the only one. I supposed Him to exist only within the walls of a church—in fact, of our church—and I also supposed that God and safety were synonymous. The word “safety” brings us to the real meaning of the word “religious” as we use it. Therefore, to state it in another, more accurate way, I became, during my fourteenth year, for the first time in my life, afraid—afraid of the evil within me and afraid of the evil without. What I saw around me that summer in Harlem was what I had always seen; nothing had changed. But now, without any warning, the whores and pimps and racketeers on the Avenue had become a personal menace. It had not before occurred to me that I could become one of them, but now I realized that we had been produced by the same circumstances. Many of my comrades were clearly headed for the Avenue, and my father said that I was headed that way, too. My friends began to drink and smoke, and embarked—at first avid, then groaning—on their sexual careers. Girls, only slightly older than I was, who sang in the choir or taught Sunday school, the children of holy parents, underwent, before my eyes, their incredible metamorphosis, of which the most bewildering aspect was not their budding breasts or their rounding behinds but something deeper and more subtle, in their eyes, their heat, their odor, and the inflection of their voices. Like the strangers on the Avenue, they became, in the twinkling of an eye, unutterably different and fantastically present. Owing to the way I had been raised, the abrupt discomfort that all this aroused in me and the fact that I had no idea what my voice or my mind or my body was likely to do next caused me to consider myself one of the most depraved people on earth. Matters were not helped by the fact that these holy girls seemed rather to enjoy my terrified lapses, our grim, guilty, tormented experiments, which were at once as chill and joyless as the Russian steppes and hotter, by far, than all the fires of Hell.”

 


James Baldwin (2 augustus 1924 – 1 december 1987)
Portret door Angelica Markén, 2016

 

De Belgisch-Marokkaanse dichter en schrijver Taha Adnan werd geboren op 2 augustus 1970 in Assfi, Marokko. Zie ook alle tags voor Taha Adnan op dit blog.

 

Lettre différée (Fragment)

Mon frère, mon assassin
Je ne suis pas ton ennemi
Et tu n’es pas le mien
Pourquoi donc me tendre une main
Chargée de mal
Pourquoi as-tu écoulé mon sang
Ton sang
Pour te frayer un chemin
Fait de déroutes
Vers le paradis des assassins?

Frère
Si Dieu voulait
Réduire l’univers à néant
En un clin d’œil
Aurait-Il besoin de ton aide?
Celui qui est un Dieu au ciel
Et sur terre
A-t-Il besoin de quelqu’un comme toi
Pour prendre l’âme du malfaisant
L’âme de l’innocent
L’âme de celui qui avait des intentions
Mais qui n’a pas…
Et l’âme de celui
Dont l’âme est malade?
A-t-Il besoin de ta rancune
Pour les anéantir et toi avec
Dans un instant fugace?!
Réfléchis bien
Qui t’a obnubilé
Qui t’a enfumé la tête
Avec des histoires
Qui du frère
Ô mon assassin
T’a dépouillé?
Qui a réveillé la bête
Dans ton cœur sauvage?
Qui a allumé le feu
Dans ton âme éteinte?

Frère
Depuis Abel
Mort au début de la création
Les offrandes nous ont poussés à la perte
Et tu m’as perdu

Frère
Alors que mon seul péché
Est un destin qui m’a conduit
Aux seuils de l’anéantissement
Frère
Tu es le fils de qui
Dis-moi
Au nom du Ciel?
De quelle argile es-tu créé?
De quelle eau?

Frère
Ô mon semblable
En craintes
En témérité
Dans la perspective de la perte
En frivolité
En tranquillité
Quand la colère monte
As-tu éprouvé comme moi
La légèreté que donne un cœur qui bat
En ton sein?
As-tu aimé un jour?

 

Vertaald door Mohamed Khmassi

 

 
Taha Adnan (Assfi, 2 augustus 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e augustus ook mijn blog van 2 augustus 2017 en ook mijn blog van 2 augustus 2011 deel 2.

Jussi Adler-Olsen, James Baldwin, Isabel Allende, Kristine Bilkau, Philippe Soupault, Ernest Dowson, Zoltán Egressy, Caleb Carr, Félix Leclerc

De Deense schrijver Carl Henry Valdemar Jussi Adler-Olsen werd geboren op 2 augustus 1950 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jussi Adler-Olsen op dit blog.

Uit: Selfies (Vertaald door Kor de Vries)

“Zoals altijd droeg haar gezicht de sporen van de voorbije nacht. Haar huid was een beetje uitgedroogd en de donkere kraters onder haar ogen leken dieper dan toen ze naar bed ging.
Denise trok grimassen naar haar spiegelbeeld. Nu was ze een uur bezig geweest om de schades te herstellen en het werd nooit goed genoeg.
‘Je ziet eruit als een hoer en zo stink je ook,’ aapte ze haar moeders stem na terwijl ze haar ogen nog wat extra aanzette.
Op de zit-slaapkamers om haar heen kondigde het lawaai aan dat de andere huurders eindelijk wakker werden en dat het snel weer avond was. Het was een bekende deken van geluid: het gerinkel van flessen, het bij elkaar aankloppen om sigaretten te bietsen, een continu rennen naar het versleten ‘toilet met douche’, dat in het huurcontract ‘luxueus’ werd genoemd.
Nu was de minisamenleving van de onderklasse Denen in een van de donkerder straten van Frederiksstaden eindelijk op gang gekomen, op weg naar een volgende avond zonder uitgesproken doel.
Na een ogenblik keren en draaien stapte ze naar de spiegel toe en bekeek haar gezicht van dichterbij.
‘Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van het land?’ zei ze met een verwaande glimlach terwijl ze haar spiegelbeeld met haar vingertoppen liefkoosde. Ze tuitte haar lippen, liet haar vingers langs haar heupen omhoog naar haar borsten glijden en verder langs haar nek door haar haar. Vervolgens plukte ze een paar pluisjes van haar angorablouse, bracht wat foundation aan op een paar plekjes die onvoldoende waren bedekt en stapte heel tevreden achteruit. Haar geëpileerde en omhoog gestreken wenkbrauwen hadden samen met de Neulash-versterkte wimpers haar ‘appearance’, zoals zij het noemde, verstevigd. Het had haar blik dieper en de gloed van haar iris intenser gemaakt en gaf haar met weinig middelen een extra snufje onbenaderbaarheid.
Kort gezegd was ze klaar om de wereld te betoveren.”

 
Jussi Adler-Olsen (Kopenhagen, 2 augustus 1950)

Lees verder “Jussi Adler-Olsen, James Baldwin, Isabel Allende, Kristine Bilkau, Philippe Soupault, Ernest Dowson, Zoltán Egressy, Caleb Carr, Félix Leclerc”

Dolce far niente, Hugo von Hofmannsthal, Jussi Adler-Olsen, Kristine Bilkau, James Baldwin, Ernest Dowson

Dolce far niente

 

 
Na de regen door German Tatarinov, 1991

 

Regen in der Dämmerung

Der wandernde Wind auf den Wegen
War angefüllt mit süßem Laut,
Der dämmernde rieselnde Regen
War mit Verlangen feucht betaut.

Das rinnende rauschende Wasser
Berauschte verwirrend die Stimmen
Der Träume, die blasser und blasser
Im schwebenden Nebel verschwimmen.

Der Wind in den wehenden Weiden,
Am Wasser der wandernde Wind,
Berauschte die sehnenden Leiden,
Die in der Dämmerung sind.

Der Weg im dämmernden Wehen,
Er führte zu keinem Ziel,
Doch war er gut zu gehen
Im Regend, der rieselnd fiel.

 

 
Hugo von Hofmannsthal (1 februari 1874 – 15 juli 1929) 
Regen in Wenen, waar Hugo von Hofmannsthal werd geboren.

Lees verder “Dolce far niente, Hugo von Hofmannsthal, Jussi Adler-Olsen, Kristine Bilkau, James Baldwin, Ernest Dowson”