Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, P. A. de Génestet, Voltaire, Garth Risk Hallberg

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook alle tags voor Margriet de Moor op dit blog.

Uit: Kreuzersonate

“Tien jaar later ontmoette ik de blinde criticus opnieuw, de patriciërszoon Marius van Vlooten die zich als student om een ongelukkige liefde een kogel door het hoofd had gejaagd. Hij stond als laatste in de rij voor een van de incheckbalies op Schiphol en doordat er rond zijn enorme, gebogen gestalte iets woedends hing, herkende ik hem meteen. Zijn schedel glansde. Gehuld in de donkerblauwe regenjas die hij ondanks het mooie zomerweer had aangetrokken, schuifelde hij tikkend met zijn blindenstok met de rij mee naar voren. Ik herinnerde me dat ik me er destijds over verbaasd had hoe onhandig hij vaak onder het voortgaan met zijn stok de grond aftastte, alsof hij verzuimd had in het begin van zijn blindheid, in de jeugd ervan, dit speciale zintuig te trainen en het de juiste gewoonten bij te brengen. Ik sloot achter hem aan. Aannemend dat hij net als ik onderweg was naar de Festspiele in Salzburg, besloot ik mij bekend te maken.
Ik kuchte. ‘Meneer Van Vlooten…’ Daarna legde ik even mijn vingers op zijn arm. Ik wist nog dat voor een blinde de mensen door hun stem en hun aanrakingen plotseling uit het niets te voorschijn komen.
Ik noemde mijn naam. ‘Misschien herinnert u zich mij niet meer, maar wij hebben elkaar ontmoet…’
Zich abrupt naar mij toekerend, legde hij me met een gebaar van zijn hand het zwijgen op. Ik keek hem recht in het gezicht. Met een schok zag ik hoe het veranderd was en kon amper geloven dat het de tijd was geweest die deze ravage had aangericht. Onder zijn ogen lagen zwarte kringen en een krachtige spier trok een mondhoek omlaag. De put die het revolverschot van toen boven zijn oor had achtergelaten, kende ik al en hij wekte in plaats van schrik enkel een vlugge herinnering aan zomeravonden, aan uitgelezen maaltijden onder kroonluchters en aan de kleine canon van viool en cello op het motief cis d cis b cis fis-d cis b: de omstandigheden van onze eerste ontmoeting.
‘Natuurlijk herinner ik me u!’ onderbrak hij mijn klankvisioen en ik herkende zijn hese bekakte stem. ‘U bent de jongeman in wiens gezelschap ik ooit naar Bordeaux ben gevlogen.’
‘Ja,’ zei ik meteen. ‘We hadden een lange tussenstop in Brussel.’
Hij stak zijn nek naar voren.
‘Óf ik me u herinner, u en uw soort!’ Zijn gezicht werd rood. ‘Pienter, belangstelling voor veel te veel dingen tegelijk en dus zonder enige ware hartstocht. Studie aan het Musicologisch Instituut van de Universiteit van Amsterdam. Een beurs, een bijbaantje, geen cent van thuis, afgestudeerd op Schönberg.’
Onwillekeurig knikte ik.
‘Een aantal kortstondige liefdesverhoudingen die jullie relaties noemen met vrouwen die jullie vriendinnen noemen. Ten slotte trouwen jullie er eentje na voor jezelf logisch en goed beargumenteerd uiteengezet te hebben waarom zij de ware is, en wordt er een hypotheek op beider naam afgesloten. Ik zou u willen vragen: wat richt dit alles in godsnaam uit?’

 

 
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

 

De Nederlandse schrijver en vertaler Gerard Koolschijn werd op 21 november 1945 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Koolschijn op dit blog.

Uit: Geen sterveling weet

“Gelukzalig onwetend was ze nog van de zwarte wolken die zich in een verafgelegen land samenpakten. Wat wist ze ook van het christendom? Ja, de plantage was een keer bezocht door dominee Kostelijk, maar het prentje dat hij Jettie gaf, van een Hollands boerenlandschap waarin jonge meisjes vrolijk spelen met gieter en schep boven de tekst Gedenk uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap — dat kleurige plaatje kon slecht als voorbereiding op de Waarheid dienen. De wolken hingen in Den Haag. Daar zit het jongetje dat ons leven zou overheersen, Jan, op een gebloemde divan naast zijn moeder. Haar neus is groot, haar voorhoofd een berghelling. Haar verleden rust, ingelijst, op de ombouw van een opklapbed: een zwaargebouwd meisje naast een met bloemen versierde fiets op een Delftse gracht, voor de apotheek waar ze werkte. `Ap-teek,’ zei oma later, wanneer ze ons trots en met spijt aan haar opgegeven betrekking herinnerde. `Ap-teekassistente.’ Het ventje zelf lijkt met zijn speelgoedbeer nog heel normaal, al kijkt hij ernstig. Op tafel staat een glas melk. Op een platje voor opengeslagen deuren is het hele gezin vereeuwigd, Jan en zijn broertje Koos ook al in matrozenpak. Boven het viertal hangt beddengoed te drogen. Of is het vooroorlogs ondergoed? In een ruimte vol ordnerkasten ziet de vader toe op zestien andere keurige heren, die aan een lange tafel ijverig lderkenwerk verrichten. Fietsen, bolhoeden. Somber en kouwelijk staat Jan als puber op het station van Ede, met plusfours en pet, op weg naar zijn dominee in Bennekom, waar diens grote vlucht begon. Voorlopig was de afstand tussen de toekomstige gehuwden nog veilig groot, wekenlang varen. Zij zou in de tropenhitte moeten afdalen naar Belawan, de haven van Medan. Het schip zou haar door Straat Malakka onder India langs naar Aden voeren, en dan door de Rode Zee, het Suezkanaal en de Middellandse Zee tot aan Genua, waar de trein naar het land van de Elfstedentocht wachtte. Ze was zes toen haar reis naar de botsing van genen begon. Jan was tien.”

 


Gerard Koolschijn (Den Haag, 21 november 1945)

 

De Amerikaans-Poolse schrijver Isaac Bashevis Singer werd geboren op 21 november 1904 als Isaac Hertz Singer in Radzymin, Polen. Zie ook alle tags voor Isaac Bashevis Singer op dit blog.

Uit: More Stories from My Father’s Court (He Wants Forgiveness From Her)

“I closed my eyes and contemplated the strangeness of human relationships. Because a young man in Lodz or Kolish can’t sleep at night for thinking about his former fiancée, I, a young boy from Krochmalna Street, have to be in a droshky on a Wednesday noon. I passed through the elegant gate of the woman’s building, climbed up a marble staircase to her apartment, and rang the bell. A maid clad in a white apron opened the door and asked me what I wanted.
“The lady of the house is being called to the rabbi’s courtroom.” The woman soon appeared. She was in her late thirties, still pretty, but her high bosom was heavy, and she had scattered strands of gray hair. She looked as imposing in her womanliness as did her former fiance in his manliness. She asked me why I had come. “Your former fiance is summoning you to see the rabbi—my father,” I said. The woman’s big dark eyes widened. “What fiance? And what rabbi?” As I told the woman everything I had heard, I noticed the color changing on her face—now pale, now red. One moment she was about to burst into laughter, the next she turned sad. At one point I thought she was going to yell at me and drive me from the apartment. Then she seemed to soften. “Do you already understand these matters?” she asked. “I understand everything,” I said with boyish boastfulness. “Wait. I’m going to phone my husband.” After I had waited for a long time in the corridor, the young woman came out wearing a coat and hat. “Let’s go.” I told her I had money for a droshky, but she said she’d pay for the droshky herself. Soon I was sitting next to her—a lady from Khlodna Street going to meet her former fiance, accompanied by a boy with red sidecurls, who knew bizarre secrets, was mixed up in the affairs of strangers, and was thinking wild thoughts. The woman herself did not interest me that much, but I couldn’t take my eyes off the horse. I sat to the side, where I could observe the horse’s broad hindquarters and long tail, which swayed and seemed to tell me mutely: I don’t care who I carry or where I go. I don’t know anything. I’m a horse’s rear and I’ll always be one. When I eat oats, I have the strength to pull this droshky. I don’t care whether a priest, a rabbi, or a Turk is sitting in it. From time to time the horse’s tail swished, a sign that its hindquarters were satisfied. As I climbed the stairs to our apartment with the woman, I noticed that her dress was narrow and long. She had to take small steps and was unable to negotiate two stairs at a time. The heels of her shoes were high and shiny. Pharmacy fragrances clung to her. She took me by the sleeve, as if to lean on me for protection.”

 

 
Isaac Bashevis Singer (21 november 1904 – 24 juli 1991)
Standbeeld in Biłgoraj, Polen

 

De Amerikaanse schrijfster en literatuurwetenschapster Marilyn French werd geboren op 21 november 1929 in New York. Zie ook alle tags voor Marilyn French op dit blog.

Uit: Beyond Power

“It is therefore extremely ironic that patriarchy has upheld power as a good that is permanent and dependable, opposing it to the fluid, transitory goods of matricentry. Power has been exalted as the bulwark against pain, against the ephemerality of pleasure, but it is no bulwark, and is as ephemeral as any other part of life. Coercion seems a simpler, less time-consuming method of creating order than any other; yet it is just as time-consuming and tedious and far more expensive than personal encounter, persuasion, listening, and participating in bringing a group into harmony. None of this is unknown, unfamiliar, unperceived. Yet so strong is the mythology of power that we continue to believe, in the face of all evidence to the contrary, that it is substantial, that if we possessed enough of it we could be happy, that if some “great man” possessed enough of it, he could make the world come right”
(…)

.For it is not enough either to devise a morality that will allow the human race simply to survive. Survival is an evil when it entails existing in a state of wretchedness. Intrinsic to survival and continuation is felicity, pleasure. Pleasure has been much maligned, diminished by philosophers and conquerors as a value for the timid, the small-minded, the self-indulgent. “Virtue” involves the renunciation of pleasure in the name of some higher purpose, a purpose that involves power (for men) or sacrifice (for women). Pleasure is described as shallow and frivolous in a world of high-minded, serious purpose. But pleasure does not exclude serious pursuits or intentions, indeed, it is found in them, and it is the only real reason for staying alive.”

 


Marilyn French (21 november 1929 – 2 mei 2009)

 

De Britse schrijfster Freya North werd geboren op 21 november 1967 in Londen. Zie ook alle tags voor Freya North op dit blog.

Uit: The Turning Point

“Alone in his truck on an empty stretch of road in the middle of Thompson Country, Scott cursed out loud though no one could hear him. For the previous half an hour, as he drove from the belly of Kamloops and through the entrails of its suburbs, his phone signal had been off and the radio had played crystal clear everything he wanted to hear. His own personal play-list, beamed telepathically back through the radio, providing company and a soundtrack to the three hours remaining of the journey home. And now, as the road climbed and the scenery most deserved a rousing score, the music had gone and, instead, the cell-phone networks were polluting this immaculate part of British Columbia. His phone rang, his voicemail beeped, his phone rang again, his voicemail beeped. The sound wasn’t dissimilar from some god-awful plastic Europop. A barrage of text-message alerts now chimed in like a truly crap middle eight before the calls started again. The phone was in his bag, in the footwell. Whatever risks Scott had taken in his life, he’d only ever driven with two hands on the wheel and both eyes on the road ahead. He pulled over. What, for Christ’s sake, what?The voicemail icon with its red spot as angry as a boil. The envelope signifying text messages bursting with four unread. Missed calls. Managing his phone was the only thing in life that Scott was prepared to multitask,  because to minimize the time spent on it, was time well spent. He accessed the voicemail whilst clicking into the texts. Before he’d heard a thing he knew what was wrong from Jenna’s two words:
I’m fine x
But by then, a recorded voice was filling the car with the details.‘Hi Scott – it’s Shelley. I’ve been trying to contact you – Jenna’s had a seizure. She’s OK now but it lasted near enough five minutes. She hit her head, she has a concussion so they’ve taken her to Squamish just to be sure. It’s just gone two. You have my number so feel free to call me.’Scott only vaguely listened to the later messages, all from Jenna’s friend Shelley repeating the information in different tones of voice: tired, upbeat, reassuring, pseudo-medical. He stamped on the gas and drove fast, without looking at the view and with the radio off. There was no quick route. Too many mountains in the way”

 


Freya North (Londen, 21 november 1967)

 

De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent op 21 november 1982. Zie ook alle tags voor Wouter Steyaert op dit blog.

 

Ik doe het stof af. Ik schuur de tegelvloer. Ik ga bij de kapper en vermink iemand
met een haardroger. Ik vermoord een klant. Ik schiet een agent neer. Ik snijd het
hoofd van een kapster af.
Wij worden ouder. Wij worden zieker. Wij willen altijd alles beter doen.
Ik mis een leidende hand om in te bijten.
Ik mis de tijd waarin slurpen sociaal was aanvaard.
Onze inhoud loopt leeg over een diamanten steenweg. Wij dansen, wij zingen, wij
zijn cirkelzagen in ons verdriet. Wij mijmeren. Wij liggen slapeloos in een bed.

*

In het hakselhout liggen wij te kotsen. Op onze oprit plassen wij uw naam weg,
die wij daar in krijt hadden neergeschreven: om u hier te houden! Is een paard dat
huppelt in een laan in het donker dan niet goed genoeg voor u? Kan ik mijn gelaat
overschilderen en zingen in de molsgangen van de rooms-katholieke Kerk?
U bent niets, precies zoals wij het hebben gewild.

 

 
Wouter Steyaert (Gent, 21 november 1982)

 

De Nederlandse dichter en theoloog Petrus Augustus de Génestet werd geboren in Amsterdam op 21 november 1829. Zie ook alle tags voor P. A. de Génestet op dit blog.

 

Toen ik een knaap was

Toen ik een knaap was in ’t zorgloze leven,
Gordde ik mij-zelve en liep naar mijn lust;
Vrij in mijn wandlen en zoeken en streven,
Vrij in mijn reizen, mijn dromen, mijn rust.

Straks ook voor mij is een ure gekomen,
Ure van roeping, van ernst, van genâ,
Dat in mijn boezem die stem werd vernomen
Hebt gij mij lief? – en mijn ziele sprak : Ja.

Sinds mij dat uur uit mijn dromen kwam wekken,
Leidt mij een ander, ook waar ik niet wil,
Leert mij de handen steeds williger strekken,
Volgen en dragen, ach, vrolijk of stil.

Toch, nu die Meerdre gebiedt in mijn leven,
Vinde ik, trots banden en zielstrijd en smart,
Wat ik eens vruchteloos zocht in mijn streven:
Vrijheid en vrede voor ’t rusteloos hart.

 

De mailbrief

XXI
Toch, als de tovervonk langs wonderdraad gevlogen,
– Snel als de Laster vliedt en ’t praatje van de Logen –
De tijding brengt in ’t land: de Mail, de Mail is aan!
Dan hoort men harten vaak als dichterboezems slaan,
Want elk, vol vreugd, vol vrees, wacht van zijn verre lieven
De levenstekenen, de lange, dierbre Brieven!

 

Weemoed en hope

Op de bodem van het leven,
In de diepte van het hart
Rust de Weemoed
En de Smart;
Maar de Hope rijst er neven,
In ’t geslingerd mensenhart.

Tussen weemoed, strijd en hope
Vliedt het leven snel voorbij;
Waakzaam, werkzaam
Wachten wij
Dat het Raadsel zich ontknope,
Wat ons korte leven zij.

 

 
P. A. de Génestet (21 november 1829 – 2 juli 1861)

 

De Franse schrijver Voltaire, (pseudoniem van François-Marie Arouet)werd werd op 21 november 1694 geboren in Parijs. Zie ook alle tags voor Voltaire op dit blog.

Uit: Essai sur les moeurs et l’esprit des nations

«Quand le Cid eut chassé les musulmans de Tolède et de Valence, à la fin du XIe siècle, l’Espagne se trouvait partagée entre plusieurs dominations. Le royaume de Castille comprenait les deux Castilles, Léon, la Galice, et Valence. Le royaume d’Aragon était alors réuni à la Navarre. L’Andalousie, une partie de la Murcie, Grenade, appartenaient aux Maures. Il y avait des comtes de Barcelone qui faisaient hommage aux rois d’Aragon. Le tiers du Portugal était aux chrétiens.

Ce tiers du Portugal, que possédaient les chrétiens, n’était qu’un comté. Le fils d’un duc de Bourgogne, descendant de Hugues Capet, qu’on nomme le comte Henri, venait de s’en emparer au commencement du XIIe siècle.
Une croisade aurait plus facilement chassé les musulmans de l’Espagne que de la Syrie ; mais il est très-vraisemblable que les princes chrétiens d’Espagne ne voulurent point de ce secours dangereux, et qu’ils aimèrent mieux déchirer eux-mêmes leur patrie, et la disputer aux Maures, que la voir envahie par des croisés.
(1114) Alfonse, surnommé le Batailleur, roi d’Aragon et de Navarre, prit sur les Maures Saragosse, qui devint la capitale d’Aragon, et qui ne retourna plus au pouvoir des musulmans.
(1137) Le fils du comte Henri, que je nomme Alfonso de Portugal, pour le distinguer de tant d’autres rois de ce nom, ravit aux Maures Lisbonne, le meilleur port de l’Europe, et le reste du Portugal, mais non les Algarves. (1139) Il gagna plusieurs batailles, et se fit enfin roi de Portugal.
Cet événement est très-important. Les rois de Castille alors se disaient encore empereurs des Espagnes. Alfonse, comte d’une partie du Portugal, était leur vassal quand il était peu puissant ; mais, dès qu’il se trouve maître par les armes d’une province considérable, il se fait souverain indépendant. Le roi de Castille lui fit la guerre comme à un vassal rebelle ; mais le nouveau roi de Portugal soumit sa couronne au saint-siége, comme les Normands s’étaient rendus vassaux de Rome pour le royaume de Naples, Eugène III confère, donne la dignité de roi à Alfonse et à sa postérité, à la charge d’un tribut annuel de deux livres d’or (ll47). Le pape Alexandre III confirme ensuite la donation moyennant la même redevance.”

 

 
Voltaire (21 november 1694 – 30 mei 1778)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse schrijver Garth Risk Hallberg werd geboren in Louisiana in november 1978 en groeide op in Noord-Carolina. Zie ook alle tags voor Garth Risk Hallberg op dit blog.

Uit: City on Fire

“Good,” she said. “That’s great. Except can you try not to look at the camera, dumbass?”

All it took was the voice. It was her: the girl from the ballfield. The hair was different, or maybe it was that the headphones were gone, but her features were still larger than life: the pierced nose, the wide, expressive mouth. He flipped through some nearby records. Quick glances took in more of the boys across the shop. Or men, possibly, in a kind of uniform. Slogans in various hues covered their black jackets, superseded by an identical logo freshly painted on the back of each. The white guy’s hair was short and uneven, as if cut by lawn- mower. The black one wore a stocking cap. The camera would make them look lost in contemplation of the record stacks; click, click, it went, a devouring sound, or so Charlie imagined. In reality it was impossible to hear over the deep-dish bass thumping off every surface. Then the white one, the giant one, announced he was bored. “Are we done yet?”
“Are you kidding? You do this like every day, Sol.”
“Yeah, but not in front of a camera. You didn’t tell us that would make it be so boring. Plus Nicky would kill me if he found out. No more cameras, he says.”
“Nicky, Nicky, Nicky. Why should I listen to someone who refuses to even meet—”
“—only ’cause you never put down the fucking camera! Anyway, I got to get to work.”
“Fine, whatever,” the girl said. “I’m out of film anyway. Go screw.” But once the guys drifted out the door, she started aiming her lens around at the perfunctory record store crap, the posters on the wall, the smoldering joss sticks, the caged ferret, et cetera, et cetera. It landed, eventually, on Charlie. The eye not blocked by the camera opened and then narrowed, as if to bring a memory into focus. “Hey, wait a minute. I know you. How do I know you?”

 

 
Garth Risk Hallberg (Louisiana, november 1978)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e november ook mijn blog van 21 november 2015 deel 2.

Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire, Garth Risk Hallberg

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook alle tags voor Margriet de Moor op dit blog.

Uit:Van vogels en mensen

“Op een vroege juni-ochtend komt hij thuis. Hij rijdt de straat in. Vredige stilte, zij het bedrieglijk. De auto’s staan nog allemaal onder de meidoorns langs de stoepranden geparkeerd. De jonge bomen bloeien. Witroze bloemetjes.
Het is even na zessen. In deze straat, de Mozartstraat te Schalkwijk, zal het dagelijks leven op zijn vroegst pas over een half uur beginnen. Schalkwijk is een tussen weilanden en water gelegen dorp, het heeft een middeleeuws verleden maar hoort tegenwoordig tot de gemeente Haarlem.
Als hij uitstapt valt het uitzinnige kabaal van de vogels in de meidoorns hem niet speciaal op. Dit gejubel is hem vertrouwd. Rinus Caspers, van huis uit hovenier, werkt als vogelverjager op de luchthaven, zo’n kilometer of tien verderop. Een onverstoorbare, vriendelijke man. Gewend solitair te werken en nooit te beroerd om een nachtdienst van een collega over te nemen. Alleen-zijn, ’s nachts onder de sterrenhemel of onder een pak regenwolken, hij zou niet weten wat daar voor eenzaams aan is.
Hij steekt de straat over naar de nieuwbouwwoning, een tussenhuis van vier-onder-een-kap, waar hij met zijn vrouw en zoon woont. Zodoende vallen de in neutrale kleding gestoken man en vrouw op de voorbank van een Volkswagen hem net zomin op als het vogelgetsjilp. De twee hebben dienst. Straks zullen ze zo netjes mogelijk een arrestatie verrichten, op zichzelf niets bijzonders, alleen is het dit keer een vrouw. Ook niet echt ongehoord in hun vak.
Hij duwt de voordeur achter zich dicht. De hond, een bordercollie, staat dan al intens zijn laarzen en broek te besnuffelen. Het dier dat deze keer niet mee mocht naar de vliegtuigen wil zich op de hoogte stellen. De opgaande zon schijnt door het zijraam van de erker via de huiskamer het halletje in. Rinus hangt zijn jekker tussen de jassen en sjaals van Marie Lina, zijn vrouw, en zijn zoon Olivier. Hij gaat ervan uit dat de twee nog een lekker uurtje mogen blijven liggen, warm in hun slaapgeur, van niets wetend.
‘Naar je mand,’ beveelt hij zachtjes de collie.
Hij trekt zijn laarzen uit en brengt ze via de keuken naar de achterplaats om ze later op de dag met de tuinslang schoon te spuiten.”

 

 
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

Lees verder “Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire, Garth Risk Hallberg”

Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook alle tags voor Margriet de Moor op dit blog.

Uit:De schilder en het meisje

“Daarop had de schilder gevoeld hoe ze ontspanden. Hoe de anderen begrepen dat ze het dus goed hadden gezien. Alle vier keken nu van het schilderij naar hem, maar hij zei niets, knikte alleen vaagjes. De vernedering kwam eraan, maar was nog abstract. Had nog niet de gedaante aangenomen van een brik, normaal in gebruik voor biertransport, die met een hoop lawaai de Rozengracht op komt rollen en stilhoudt voor nummer 184. Dat zou pas over een paar dagen gebeuren.
Nog voordat er zou worden geklopt zou zijn vrouw opendoen.
‘Lieve help! Ze hebben het al gebracht!’
Hij en zij zouden elkaar halverwege de trap tegemoet zijn gehold, hij vanaf de eerste verdieping waar hij aan het werk was, zij vanuit de open voordeur waardoorheen je op straat het paard kon zien, de lege bok en een stuk van de gênante, tot aan de dissel naar voren geschoven lading, een slordige grijsgrauwe rol, dubbelgeklapt tot een paar meter doorsnee.
Nog niet. Geen sprake van zelfs. De grijsgrauwe rol hing op dit moment nog magnifiek uitgespreid, al zijn kleuren naar buiten, op een van de eervolste plekken waar hij maar hangen kon. Eigenlijk tweede keus, zeker, maar niettemin. Intussen kwam de commissie met kritische opmerkingen over de woeste stijl van het werk, argumenten die zonder meer relevant waren, maar die de maker ervan een lachje ontlokten – dit is verdorie mijn beste groep, beter nog dan die schutters die nu toch al zo’n jaar of twintig zonder noemenswaardig gezeur in De Doelen hangen!
Zijn lachje kwam irritant over.
‘Een penseel is geen hakbijl,’ klonk het kwaad.
‘Soms wel,’ zei de schilder.
‘U rotzooit maar wat aan.’
De schilder boog.
Een van de burgemeesters opende nu een bleekgroene map, haalde er een tekening uit en wilde hem die toesteken. Maar de schilder verroerde geen vin.”

 

 
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

Lees verder “Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Isaac Bashevis Singer, Wouter Steyaert, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark, Voltaire”

Wouter Steyaert, Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark

De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent op 21 november 1982. Zie ook alle tags voor Wouter Steyaert op dit blog.

 

Mijn diepste gevoelens

Ik bid. Ik richt mij tot de Schepper. Ik vraag Hem
om een meisje. Ik vraag Hem om ontmaagd te
worden. Misschien hoort Hij mij.

Ik ben niet tevreden. Ik ben alles kwijt. Mijn meisje
en moeke. Zij hebben mij verlaten. En vake ook.

Ik woon alleen. Ik heb geen geld. Ik heb niets.

 

Het wenende meisje

Jammer toch, een wenend meisje,
en nog zo jong. Meent ze dat wel,
zo’n groot verdriet? Want tussen haar tranen
kan ik niet goed zien.

Zie ze staan, zo beteuterd,
en waarom? Heeft haar vriendje
haar daar zo afgezet? Of heeft ze soms
een hele zware kwaal? 

Ik weet niet wat er scheelt
met dit bleke meisje. Ze zegt
helemaal niets, en vanwaar
zou ik haar beter moeten kennen dan hier? 

Het is hard om nu mijn ogen
te moeten sluiten voor haar verdriet,
maar helpen kan ik toch niet,
ze weent altijd even fel.

 

 
Wouter Steyaert (Gent, 21 november 1982)

Lees verder “Wouter Steyaert, Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Marilyn French, Freya North, Carl-Henning Wijkmark”

Wouter Steyaert, Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Marilyn French, Freya North, Voltaire

De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent op 21 november 1982. Zie ook alle tags voor Wouter Steyaert op dit blog.

 

het wordt wettelijk geregeld

er kruipen mieren door me heen
maar niet als kogels – als hele kleine
dames die daar niets te zoeken hebben

het is echter niet verboden – niet van mij
noch van hen – mij te betreden

zonder sleutel of slot – zelfs een kijkgat
is hen te veel – en dat mag allemaal

er kruipen mieren door mijn hoofd
en ik word er wit van
ik word er ovaal en theatraal van

anderzijds kruip ik ook als een mier
dus als een hele grote dame
met een wit hoofd, ovaal en theatraal

die niets te zoeken heeft dan kogels
en dat mag ook

 

Kassa

Ik kocht zeep in Delhaize.
Aan de kassa struikelde ik
over mijn schoenveters.

Ik probeerde mij
vast te klampen
aan de knieën
van de dame voor mij.

Zij schrok hevig
en vond dat ik stonk.
Zij reed met haar karretje over mij.

Ik had pijn en riep om hulp.

Nadien raapte een kassierster
mij op. Zij was lief.

Zij had geen diploma.
Daarom weigerde ik
verder contact.

 

 
Wouter Steyaert (Gent, 21 november 1982)

Lees verder “Wouter Steyaert, Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Gerard Koolschijn, Marilyn French, Freya North, Voltaire”

Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Marilyn French

De Amerikaans-Poolse schrijver Isaac Bashevis Singer werd geboren op 21 november 1904 als Isaac Hertz Singer in Radzymin, Polen. Zie ook alle tags voor Isaac Bashevis Singer op dit blog.

 

Uit: The slaughterer

„Since Yoineh Meir had begun to slaughter, his thoughts were obsessed with living creatures. He grappled with all sorts of questions. Where did flies come from? Were they born out of their mother’s womb or did they hatch from eggs? If all the flies died in winter, where in the new ones come from in the summer? And the owl that nested under the synagogue roof – what did it do when the frost came? Did it remain there? Did it fly away to warm countries? How could anything live in the burning frost, when it was scarcely possible to keep warm under the quilt?

An unfamiliar love welled up in Yoineh Meir for all that crawls and flies, breeds and swarms. Even the mouse – was it their fault that they were mice? What wrong does a mouse do? All it wants is a crumb of bread, a bit of cheese. Then why is the cat such an enemy to it?

Yoineh Meir rocked back and forth in the dark. The rabbi may be right. Man cannot and must not have more compassion than the Master of the universe. Yet he, Yoineh Meir, was sick with pity. How could one pray for life for the coming year, or for a favourable writ in Heaven, when one was for robbing others of the breath of life?

Yoineh Meir thought that the Messiah Himself could not redeem the world as long as injustice was done to beasts. By rights everything should rise from the dead: every calf, fish, gnat, butterfly. Even in the worm that crawls in the earth there glows a divine spark. When you slaughter a creature you slaughter God…”

 


Isaac Bashevis Singer (21 november 1904 – 24 juli 1991)

Lees verder “Isaac Bashevis Singer, Margriet de Moor, Marilyn French”

Isaac Bashevis Singer, Marilyn French, Margriet de Moor, Kerstin Preiwuß, Veza Canetti, Freya North

De Amerikaans-Poolse schrijver Isaac Bashevis Singer werd geboren op 21 november 1904 als Isaac Hertz Singer in Radzymin, Polen. Zie ook alle tags voorIsaac Bashevis Singer op dit blog.

Uit: Der Büßer (Vertaald door Gertrud Baruch)

„Im Jahre 1969 hatte ich zum ersten Mal Gelegenheit, die Klagemauer zu sehen, über die ich schon so viel gehört hatte. Sie sah etwas anders aus als die auf den Holzdeckel meines Gebetbuches geschnitzte Klagemauer. Da waren Zypressen zu sehen, hier jedoch konnte ich keinen einzi­gen Baum entdecken. Jüdische Soldaten bewachten den Zugang. Es war hellichter Tag, und zahlreiche Juden ver­schiedenster Art hatten sich hier eingefunden. Aschkena­sim und Sefardim waren da. Jugendliche mit schulterlan­gen Schläfenlocken, bekleidet mit Kniehosen, rabbini­schen Hüten und flachen Schuhen, unterhielten sich in ungarisch gefärbtem Jiddisch miteinander. Umringt von Neugierigen, hielt ein weiß gekleideter sefardischer Rabbi­ner in hebräischer Sprache eine Predigt über den Messias. Manche Besucher sagten das Totengebet auf, manche psalmodierten das Achtzehngebet. Einige schlangen sich Gebetsriemen um den Arm, andere wiegten den Ober­körper, während sie Psalmen rezitierten. Bettler baten mit ausgestreckter Hand um Almosen, manche feilschten sogar mit ihren Wohltätern. Vierundzwanzig Stunden am Tag betrieb hier der Allmächtige sein Geschäft.
Ich stand da und betrachtete die Mauer und die benach­barten, von Arabern bewohnten Straßen. Die Häuser, so schien es mir, hielten sich wie durch ein Wunder aufrecht, eins überragte das andere, und alle reckten sich und drän­gelten, um eine bessere Aussicht auf die Steinmauer zu haben, die als Erinnerung an den heiligen Tempel stehen­geblieben ist. Die Sonne brannte, er herrschte eine trockene Hitze, und überall roch es nach Wüste, uralter Zerstörung und jüdischer Ewigkeit.

Plötzlich kam ein schmächtiger Mann, der einen Kaftan und einen Samthut trug, auf mich zu. Dort, wo sein Man­tel auseinanderklaffte, war ein breiter Gebetsschal zu se­hen, dessen Fransen ihm fast bis zu den Knien reichten. Er hatte einen weißlichen Bart, aber ein jugendliches Ge­sicht. Seine Augen, so dunkel wie schwarze Kirschen, bezeugten, daß er ein junger, früh ergrauter Mann war.“

 

Isaac Bashevis Singer (21 november 1904 – 24 juli 1991)

Portret door Sylvia Ary, 1935

Lees verder “Isaac Bashevis Singer, Marilyn French, Margriet de Moor, Kerstin Preiwuß, Veza Canetti, Freya North”

Isaac Bashevis Singer, Marilyn French, Margriet de Moor, Veza Canetti, Freya North

De Amerikaans-Poolse schrijver Isaac Bashevis Singer werd geboren op 21 november 1904 als Isaac Hertz Singer in Radzymin, Polen. Zie ook mijn blog van 21 november 2006 en ook mijn blog van 21 november 2007 en ook mijn blog van 21 november 2008 en ook mijn blog van 21 november 2009.

Uit: Fool’s Paradise

 

„Somewhere, sometime, there lived a rich man whose name was Kadish. He had an only son who was called Atzel. In the household of Kadish there lived a distant relative, an orphan girl, called Aksah. Atzel was a tall boy with black hair and black eyes. Aksah was somewhat shorter than Atzel, and she had blue eyes and golden hair. Both were about the same age. As children, they ate together, studied together, played together. Atzel played the husband; Aksah, his wife. It was taken for granted that when they grew up they would really marry.

But when they had grown up, Atzel suddenly became ill. It was a sickness no one had ever heard of before: Atzel imagined that he was dead.

How did such an idea come to him? It seems it came from listening to stories about paradise. He had had an old nurse who had constantly described the place to him. She had told him that in paradise it was not necessary to work or to study or make any effort whatsoever. In paradise one ate the meat of wild oxen and the flesh of whales; one drank the wine that the Lord reserved for the just; one slept late into the day; and one had no duties.

Atzel was lazy by nature. He hated to get up early in the morning and to study languages and science. He knew that one day he would have to take over his father’s business and he did not want to.

Since his old nurse had told Atzel that the only way to get to paradise was to die, he had made up his mind to do just that as quickly as possible. He thought and brooded about it so much that soon he began to imagine that he was dead.

Of course his parents became terribly worried when theysaw what was happening to Atzel. Aksah cried in secret. The family did everything possible to try to convince Atzel that he was alive, but he refused to believe them. He would say, “Why don’t you bury me? You see that I am dead. Because of you I cannot get to paradise.”

Many doctors were called in to examine Atzel, and all tried to convince the boy that he was alive. They pointed out that he was talking, eating, and sleeping. But before long Atzel began to eat less and he rarely spoke. His family feared that he would die.“

 

 

 Isaac Bashevis Singer (21 november 1904 – 24 juli 1991)

 Portret door Sylvia Ary, 1935

 

Lees verder “Isaac Bashevis Singer, Marilyn French, Margriet de Moor, Veza Canetti, Freya North”

Isaac Bashevis Singer, Marilyn French, Margriet de Moor, Veza Canetti, Freya North, Arthur Quiller-Couch, Voltaire, Franz Hessel

De Amerikaans-Poolse schrijver Isaac Bashevis Singer werd geboren op 21 november 1904 als Isaac Hertz Singer in Radzymin, Polen. Zie ook mijn blog van 21 november 2006 en ook mijn blog van 21 november 2007 en ook mijn blog van 21 november 2008.

 

Uit: Shadows on the Hudson (Vertaald door Joseph Sherman)

Stanislaw Luria, Ann’s husband, was trying to win over his host’s nephew Herman. While Herman remained a staunch Communist, Luria was bitterly opposed. His only grievance against America was its failure to drop the atomic bomb on Moscow instead of Hiroshima. Luria and Herman had one thing in common, however: they both spoke eloquent Polish. Luria had trained as a lawyer in Warsaw, and Herman had studied in the jurisprudence faculty before going off to defend Madrid.

Now Luria reasoned: “Prosze pana, I know exactly what you think. I know more Marxism than all the Marxists put together. To my regret, I too made a fool of myself for a while. There was a time I even believed in Lenin. Ah, in one’s youth one makes mistakes. When a young man doesn’t make mistakes, there’s something wrong with him. But one thing I hope you’ll grant me: that without Uncle Sam’s help, without lend-lease, your Comrade Stalin would never have marched into Berlin. This, I expect even the most ardent Stalinist will concede …”

Luria spoke as if he was begging Herman to see reason. Luria, past fifty, was short and broad-shouldered, and had an enormous head, no neck to speak of, a disheveled shock of brown hair streaked with gray, and a face that was either bloated or swollen by self-importance. His thick eyebrows overhung yellow eyes set in blue pouches flaked with crud. His nose had unusually large nostrils. There was something brutish and wild about him, yet he seemed sluggish, half-asleep. His narrow forehead was deeply cloven–whether with a wrinkle or a scar it was difficult to say.

Herman was barely thirty three, but he looked older. He was short like his uncle but not so homely. He had a square head with hair cropped short in military fashion–in Spain he had been promoted to the rank of either captain or major–and cold, steel-gray eyes behind a pince nez. Herman spoke slowly and with the deliberation of a diplomat watching every word.

His voice beat woodenly. “No one can know what would have happened without lend-lease. That is an academic question. One thing is beyond doubt: America delayed opening a second front until the Soviet Union was on the verge of decisive victory.”

“Are you suggesting that the invasion of France was superfluous?” Luria demanded.

“By that time the fascists had already been smashed.”

“If we let Stalin write world history, he would more than likely record that the Allies fought on Hitler’s side,” Luria retorded acidly.

“Until Stalingrad, the Allies always hoped for a Soviet defeat.”

Luria raised his eyebrows. His yellow eyes kindled with fury. His right hand–broad, heavy, with swollen veins and fingernails resembling claws twitched as though about to strike a blow. But it never left his knee. Instead, he countered ponderously: “Oh God, look at the might of falsehood! How incredibly vast and powerful it is! Like a bottomless pit.”

Boris was not a scholar, not a learned man, but he loved both Torah and knowledge. Although he had been successful in business, he regretted more than once that he had not become a rabbi, a scholar, or simply a hack writer. Short, stocky, with hands and feet too big for his small frame, large black eyes, a crooked nose, and thick lips, he wore a goatee and spoke in a booming voice. He
persisted in speaking Warsaw Yiddish, having never learned either German or English properly.“

 

singer184

Isaac Bashevis Singer (21 november 1904 – 24 juli 1991)

 

De Amerikaanse schrijfster en literatuurwetenschapster Marilyn French werd geboren op 21 november 1929 in New York. Zie ook mijn blog van 21 november 2007  en ook mijn blog van 21 november 2008. Marilyn French overleed op 2 mei van dit jaar op 79-jarige leeftijd.

 

Uit: De minnaar (Vertaald door Jeanette Bos)

“Henry nam een slok en minachting verdreef al zijn gedachten. Hij staarde naar Hawkes en wist dat het hem goed afging, dat zijn gezicht zijn gevoelens nooit verried, dat Hawkes dacht dat Henry geïmponeerd was en ingespannen luisterde om tussen de regels Hawkes’ geheim te zoeken. Henry voelde zich net een zalm die per ongeluk naar een zee vol haaien was gezwommen en alleen in leven was gebleven door zijn slimheid, door zich listig zozeer als de andere haaien te gedragen dat ze hem voor een van hen hielden. En hij had het overleefd. Maar toch, dacht hij terwijl hij Hawkes mond en wenkbrauwen zag bewegen maar geen woord hoorde, was er een probleem. Hij was een zalm, door de natuur voor iets beters bestemd, gezegend met het vermogen een heldhaftige prestatie te leveren en tegen de stroom op te tornen, de rivier op te zwemmen naar de bron om zijn eieren te leggen. Of deden alleen de vrouwtjes dat? Zwomme mannetjeszalmen ook stroomopwaarts? Hoe dan ook, hij had dat vermogen, dat iets in zich, maar kon er niets meer doen.”

marilynfrench

Marilyn French (New York, 21 november 1929 – 2 mei 2009)

 

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook mijn blog van 21 november 2008.

 Uit: Witte Liefde

 

Op officiële recepties van de gouverneur luister ik naar iemand. Dan merk ik ineens dat ik alleen nog maar het gelijkmatige roezemoezen in de ruimte hoor, de sprekersstem is veranderd in een klank, een motorboot, een wiekslag. Mijn voeten raken los van de grond, mijn hoofd zweeft enkele millimeters boven mijn nek en kantelt langzaam als een poppenhoofd naar alle kanten, wat niemand merkt. Het is een aangenaam gevoel, niets betekent meer iets, niets hoeft. Het is wegglijden in de beslotenheid van mijn eigen gedachten. Mij is wel eens gezegd dat ik op zo’n moment bijna devoot kijk, misschien moet je het bête noemen. Maar als ik zo ben, niks versta van wat ze zeggen, dan ben ik eigenlijk tevreden, dan weet ik dat er nog een wereld bestaat buiten die pratende monden, die patio, die receptie waar ik elegant hangend aan Rudi’s arm de mensen begroet en iedereen iedereens avondjurken met de exact bijpassende juwelen, tasjes en schoenen bewondert.’

(…)

 

“Hij staat op van het plankier, mijn kant zakt wat naar beneden, hij loopt een eindje weg, steekt zijn hand op en zwaait nog als hij van me af loopt. Bij de lichtblauwe Chrysler draait hij zich naar me om en lacht. Als hij wegrijdt, maakt de motor een lekker licht, ronkend geluid. Van de pomp, een meter of tien naast de ijskiosk, komt de geur van verse benzine gedreven, ik hoor het belletje en het zoemen van de meter.’

 

margriet_demoor

Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

 

De Oostenrijkse schrijfster en vertaalster Veza Canetti werd als Venetiana Taubner-Calderon geboren op 21 november 1897 in Wenen. Zie ook mijn blog van 21 november 2008.

 Uit: Die Schildkröten

 

Diese vielen Braunhemden in der Allee! Er steigt in den Garten wie ein Mensch, der nicht mehr hier wohnt. Der hier fremd ist und kein Recht hat. Zum ersten Mal war er unsicher in diesem Haus, obwohl doch eben die Frau, der es gehört, sich freundlich gezeigt hat, fast mit einer Miene, als beschütze sie ihn. Sie ist sonst klar im Kopf und gar nicht weich. Südtirol hat er ihr versprochen, sie tat ihm leid. Mein Gott, wie klein sind ihre Schmerzen, und seine haben in dem Garten nicht Platz. Man muß weglaufen, wenn auch mitten hinein in die braune Rotte. Denn, wenn man nicht läuft, bricht man zusammen. Nur nicht die Haltung verlieren. Schwer, sie zu bewahren, wenn man den Berg hinunterrast, mit großen Schritten ins Dorf hineinläuft.

(…)

 

Die Schildkröte lebt in einem harten Panzer, aber er wird ihr geraubt, weil er so schön ist, er schützt sie nicht und sie bleibt nackt.
Ihr Geheimnis ist Gleichmut. Sie lebt von nichts, von Luft, von Blättern, sie läßt sich zerschneiden, zerstückeln, zerreißen, und sie lebt weiter, stumm und schwer. Aber sie braucht Wärme.
Ohne Wärme muß sie sterben.
Erspäht sie der Geier, muß sie sterben. Er trägt sie hoch in die Luft, in seinen grausamen Krallen, und läßt sie am Felsen zerschmettern. Jetzt ist ihr Fleisch sein Fleisch, jetzt verzehrt er ihr Fleisch.
Erspäht sie der Tiger, muß sie sterben. Er legt sie um und nun ist sie verloren. Er zerfetzt sie und verzehrt ihr Fleisch. Er rast um sich und in wilder Kraft legt er alle um, alle, die er findet. Er läßt sie auf dem Rücken liegen und die Schildkröte auf dem Rücken muß verhungern. Es sei denn, es erspäht sie der Mensch. Er bewundert ihren Panzer, er glänzt so schön. Der Mensch bringt das Tier zum Glühen, damit der Panzer sich löst und sein Wunsch sich erfüllt. Ist es denn ein großer Wunsch? Der Mensch ist behutsam, er sieht bald, daß das Feuer den Glanz vermindert. Er wirft das Tier doch lieber in siedendes Wasser, damit der Panzer keinen Schaden nimmt. Das Gehäuse ist gerettet und das Tier kriecht todwund davon.“

 

VezaCanetti

Veza Canetti (*21 november 1897 – mei 1963)
Met haar echtgenoot Elias Canetti

 

De Britse schrijfster Freya North werd geboren op 21 november 1967 in Londen. Zie ook mijn blog van 21 november 2008.

 

Uit: Pillow Talk

 

By day, Petra Flint is a talented jeweller working in a lively London studio. By night, she sleepwalks. She has 40 carats of the world’s rarest gemstone under her mattress but it’s the skeletons in her closet that make it difficult for her to rest. The insomniac. At one time a promising song-writer, Arlo Savidge now teaches music at a boys’ boarding school in North Yorkshire. He assumes he’s happy with his isolated lifestyle. But, like Petra, ghosts from his past disturb his sleep. Putting the past to bed. Petra and Arlo loved each other from afar during their schooldays. Now, seventeen years later, in a tiny sweetshop one rainy day, they stand before each other once more. Could this be their second chance?”

North

Freya North (Londen, 21 november 1967)

 

De Engelse schrijver en crticus Sir Arthur Thomas Quiller-Couch werd geboren op 21 november 1863 in Bodmin, Cornwall. Zie ook mijn blog van 21 november 2008.

 

Uit: Dead man’s Rock

 

Whatever claims this story may have upon the notice of the world, they will rest on no niceties of style or aptness of illustration. It is a plain tale, plainly told: nor, as I conceive, does its native horror need any ingenious embellishment.  There are many books that I, though a man of no great erudition, can remember, which gain much of interest from the pertinent and appropriate comments with which the writer has seen fit to illustrate any striking situation.

From such books an observing man may often draw the exactest rules for the regulation of li
fe and conduct, and their authors may therefore be esteemed public benefactors.  Among these I, Jasper Trenoweth, can claim no place; yet I venture to think my history will not altogether lack interest–and this for two reasons.  It deals with the last chapter (I pray Heaven it be the last) in the adventures of a very remarkable gem–none other, in fact, than the Great Ruby of Ceylon; and it lifts, at least in part, the veil which for some years has hidden a certain mystery of the sea.  For the moral, it must be sought by the reader himself in the following pages.

To make all clear, I must go back half a century, and begin with the strange and unaccountable Will made in the year of Grace 1837 by my grandfather, Amos Trenoweth, of Lantrig in the County of Cornwall. The old farm-house of Lantrig, heritage and home of the Trenoweths as far as tradition can reach, and Heaven knows how much longer, stands some few miles N.W. of the Lizard, facing the Atlantic gales from behind a scanty veil of tamarisks, on Pedn-glas, the northern point of a small sandy cove, much haunted of old by smugglers, but now left to the peaceful boats of the Polkimbra fishermen.

In my grandfather’s time however, if tales be true, Ready-Money Cove saw many a midnight cargo run, and many a prize of cognac and lace found its way to the cellars and store-room of Lantrig.  Nay, there is a story (but for its truth I will not vouch) of a struggle between my grandfather’s lugger, the Pride of Heart, and a certain Revenue cutter, and of an unowned shot that found a Preventive Officer’s heart.  But the whole tale remains to this day full of mystery, nor would I mention it save that it may be held to throw some light on my grandfather’s sudden disappearance no long time after.  Whither he went, none clearly knew.  Folks said, to fight the French; but when he returned suddenly some twenty years later, he said little about sea-fights, or indeed on any other subject; nor did many care to question him, for he came back a stern, taciturn man, apparently with no great wealth, but also without seeming to want for much, and at any rate indisposed to take the world into his confidence.”

 

Quiller

Arthur Quiller-Couch (21 november 1863 – 12 mei 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Wilhelm Friedrich Waiblinger werd geboren op 21 november 1804 in Heilbron. Zie ook mijn blog van 21 november 2008.

 

Kunsturtheil

 

Kommen Sie doch, welch Gepinsel ist das, das ist ja erbärmlich,
Welch eine Farbe! – “Mein Herr, das ist ein Tizian doch!” –
Richtig – ein Tizian – es ist wahr – ich erkenn’ es, ja freilich –
Ja ’s ist ein Tizian – ist ein vortreffliches Bild.

 

 

Späte Einsicht

 

Die Lieb’ ist wie die Sonne,
Verwegner Uebermuth,
Der schaudernd in der Wonne
Der heißen Lebensgluth,
Den Lichtquell zu ergründen,
In seine Tiefe blickt,
Muß da zuletzt erblinden
Wo sich sein Herz entzückt.

Doch wer nur still bescheiden
Das sanfte Licht genießt,
Woraus ein Meer von Freuden
Für alle Wesen fließt,
Wer nie die letzte Quelle,
Nur ihre Wirkung sucht,
Den labt die Sonnenhelle,
Der keine Thräne flucht.

So denk’ ich oft und meine,
Daß ich wohl gut gedacht.
Doch wenn ich trostlos weine
Hinaus in all’ die Nacht,
Wenn sich mein Auge wendet
Zu Morgensternes Glanz,
Da fühl’ ich’s nicht geblendet,
Wohl aber blind es ganz

 

wilhelm_waiblinger

Wilhelm Waiblinger (21 november 1804 – 17 januari 1830)

 

De Franse schrijver Voltaire, (pseudoniem van François-Marie Arouet) werd werd op 21 november 1694 geboren in Parijs. Zie ook mijn blog van 21 november 2006 en ook mijn blog van 21 november 2007 en ook mijn blog van 21 november 2008.

 

Uit: L’Ingenu

 

Un jour, saint Dunstan, Irlandais de nation et saint de profession, partit d’Irlande sur une petite montagne qui vogua vers les côtes de France, et arriva, par cette voiture, à la baie de Saint-Malo. Quand il fut à bord, il donna la bénédiction à sa montagne, qui lui fit de profondes révérences, et s’en retourna en Irlande par le même chemin qu’elle était venue. 

Dunstan fonda un petit prieuré dans ces quartiers-la, et lui donna le nom de prieuré de la Montagne, qu’il porte encore, comme un chacun sait. 

En l’année 1689, le 15 juillet au soir, l’abbé de Kerkabon, prieur de Notre-Dame de la Montagne, se promenait sur le bord de la mer avec Mlle de Kerkabon, sa soeur, pour prendre le frais. Le prieur, déjà un peu sur l’âge, était un très bon ecclésiastique, aimé de ses voisins, après l’avoir été autrefois de ses voisines. Ce qui lui avait donné surtout une grande considération, c’est qu’il était le seul bénéficier du pays qu’on ne fût pas obligé de porter dans son lit quand il avait soupé avec ses confrères. Il savait assez honnêtement de théologie; et, quand il était las de lire saint Augustin, il s’amusait avec Rabelais: aussi tout le monde disait du bien de lui. 

Mlle de Kerkabon, qui n’avait jamais été mariée, quoiqu’elle eût grande envie de l’être, conservait de la fraîcheur à l’âge de quarante-cinq ans. Son caractère était bon et sensible: elle aimait le plaisir, et était dévote. 

Le prieur disait à sa soeur, en regardant la mer: « Hélas! c’est ici que s’embarqua notre pauvre frère avec notre chère belle-soeur Mme de Kerkabon, sa femme, sur la frégate l’Hirondelle, en 1669, pour aller servir en Canada. S’il n’avait pas été tué, nous pourrions espérer de le revoir encore. 

— Croyez-vous, disait Mlle de Kerkabon, que notre belle-soeur ai
t été mangée par les Iroquois, comme on nous l’a dit? — Il est certain que, si elle n’avait pas été mangée, elle serait revenue au pays… Je la pleurerai toute ma vie… C’était une femme charmante; et notre frère, qui avait beaucoup d’esprit, aurait fait assurément une grande fortune. » 

 

voltaire
Voltaire (21 november 1694 – 30 mei 1778)
Beeld van Jean-Fracois Houdon, 1773

 

 

De Duitse schrijver en vertaler Franz Hessel werd geboren op 21 november 1880 in Stettin. Zie ook mijn blog van 21 november 2006. en ook mijn blog van 21 november 2008.

 

Uit: Spazieren in Berlin (1929)

 

„Lerne Gegenwart, sei nicht immer unterwegs. Es sieht ja reizend aus, wenn du beschwingten Schrittes an den noch Langsamen vorübergleitest und sicher durch die Menge zum Schaufenster steuerst, genau an der Stelle, an der du etwas Bestimmtes zu konstatieren hast. Aber mir geht der Atem aus, wenn ich deinen Knöcheln nachsehe, meine unverwandelbare Verehrung für dich bekommt

etwas Asthmatisches. Verweile doch … Nicht so faustisch, Fräulein! Bitte flaniere!

Das ist ein Fremdwort und wird ein fremder Begriff bleiben, bis du dich so bewegst, daß ein neues Wort von deinem schönen Gange redet. Lustwandeln ist zu kleinstädtisch. Berlinerin, schaff’ ein neues Wort. Mach’ einen Korso aus deinem westlichen Boulevard Tauentzienstraße- Kurfürstendamm.“

(…)

 

„Verfolge im Vorübergehn die Lebensgeschichte der Läden und der Gasthäuser. […] Wieviel Schicksal, Gelingen und Versagen kannst du aus Warenauslagen und ausgehängten Speisekarten ablesen, ohne daß du durch Türen trittst und Besitzer und Angestellte siehst. Da ist wieder das große Vorrecht des Spaziergängers. Er braucht nicht einzutreten, er braucht sich nicht einzulassen. Er liest die Straße wie ein Buch, er blättert in Schicksalen, wenn er an Hauswänden entlang schaut.“

 

Hessel

Franz Hessel (21 november 1880 – 6 januari 1941)

Isaac Bashevis Singer, Marilyn French, Freya North, Margriet de Moor, Veza Canetti, Arthur Quiller-Couch, Voltaire, Franz Hessel

De Amerikaans-Poolse schrijver Isaac Bashevis Singer werd geboren op 21 november 1904 als Isaac Hertz Singer in Radzymin, Polen. Zie ook mijn blog van 21 november 2006 en ook mijn blog van 21 november 2007.

 

Uit: Old Love

 

“This summer day began like all the others. Harry prepared his breakfast in the kitchen – Rice Krispies with skimmed milk and Sanka sweetened with saccharin. At about nine-thirty he took the elevator down to get the mail. A day didn’t go by that he didn’t receive a number of checks, but this day brought a bounty. The stocks had fallen, but the companies kept paying the dividends as usual. Harry got money from buildings on which he held mortgages, from rents, bonds, and all kinds of business ventures that he barely remembered. An insurance company paid him an annuity. For years he had been getting a monthly check from Social Security. This morning’s yield came to over eleven thousand dollars. True, he would have to withhold a great part of this for taxes, but it still left him with some five thousand dollars for himself. While he totaled up the figures, he deliberated: Should he go to the office of Merrill Lynch and see what was happening on the Exchange? No, there was no point to it. Even if the stocks rose early in the morning, the day would end in losses. “The market is completely crazy,” he mumbled to himself. He considered it an iron rule that inflation always went along with a bullish market, not with a bearish market. But now both the dollar and the stocks were collapsing. Well, you could never be sure about anything but death.”

 

singer_syn

Isaac Bashevis Singer (21 november 1904 – 24 juli 1991)

 

De Amerikaanse schrijfster en literatuurwetenschapster Marilyn French werd geboren op 21 november 1929 in New York. Zie ook mijn blog van 21 november 2007.

Uit: From Eve to Dawn : A History of Women

 

„It was the lowest point in women’s history: a male historian has pointed out that nineteenth-century British women had fewer rights than Babylonian women possessed when Hammurabi’s Code was written.1 Moreover, British women were no worse off than women in other Western countries, and perhaps better off than women in Eastern societies.

 

But the nineteenth century was also the period in which women as a caste for the first time stood up en masse and demanded an end to subjugation. Hard-earned victories gradually won them the right to acquire advanced education, to learn a profession and actually practise it, and to own their personal property. From the perspective of this book, it is the most cheering period in female history, the moment the tide began to turn.

 

It was just such a period for workers, too (many of whom were now women); they also began to stand up and protest wages that were inadequate to maintain life, as well as inhumane working conditions and hours. Middle-class people, including many women, sided with the workers, arguing also that tiny children should not be working in factories, tied to machines, and that all children should be decently fed, healed, and educated.

 

But of course, such arguments would not have been necessary if the actual conditions of life were not so hellish. Cities were overcrowded, filthy, and unhealthy; factories were unsanitary and unhygienic, and workers were treated worse than animals. Yet even so, agricultural workers often found factory work preferable to work on the farm, which was brutally hard and demeaning.

 

To complete the picture of this age of contrasts, it was also a period when socialists (and others) began to envision better ways of living, inventing utopian schemes for living and working in harmony with nature and the machine. Some of these schemes were realized, in towns that still stand (as ruins) in England and the United States. But none of them were successful, largely because men continued to exploit women.“

 

mfrench

Marilyn French (New York, 21 november 1929)

 

De Britse schrijfster Freya North werd geboren op 21 november 1967 in Londen. Zij studeerde kunstgeschiedenis, maar brak die studie 1991 af. Ze besloot een totaal andere richting op te gaan en schrijfster te worden. Ze deed freelance- en uitzendwerk om daarnaast aan haar eerste roman, Sally (1996), te kunnen werken. Aan de publicatie van dit boek gingen echter heel wat afwijzingen vooraf. Ze begon met goede moed aan een tweede roman, Chloe (1997). Ze stuurde een uitgever drie hoofdstukken en een aantal zelfgeschreven recensies, en met succes: ze kreeg een deal voor drie boeken aangeboden, waaronder Sally, Chloe en Polly (1998). Vanaf dat moment kwam haar carriere in een stroomversnelling. De filmrechten van Polly werden meteen verkocht en in de daarop volgende jaren verschenen Cat (1999), Fen (2001), Pip (2003), Love Rules (2005) en Home Truths (2006).

 

Uit: Pip

 

„From her doctor’s coat pockets she lays out the tools of her trade and wipes everything with antiseptic cloths. A comedy stethoscope. Five different types of magic wand. Small red foam balls that, with a little surreptitious rubbing between the palms, or a heartfelt ‘abracadabra’ from a child, metamorphose into a selection of miniature animals. A huge pair of plastic scissors. Handfuls of stickers. The squeaking plastic hammer. She takes off her doctor’s coat. It’s a real doctor’s coat, in thick white cotton, but embellished with colourful patterns on the pockets and with her name, ‘Dr Pippity’, emblazoned on the back like some kind of patchwork tattoo. An intricate circuit and a couple of AAA batteries enable her to make the squeaks and dongs. She takes off her luridly striped pinafore, with

the flowers on springs attached to the kangaroo-style pouch, the badges dotted here and there with ‘I am 8’ and ‘smile’ and various cartoon characters. She peels off her tights – she customized this pair so that one leg has multicoloured dots and the other has wriggling lines.

She showed them off that afternoon, very forlornly, to a girl with no hair up on Gainsborough, the cancer ward.

‘I’ve not got no hair no more’, the child had told her. Dr Pippity had sat beside her and stretched her legs out. ‘This leg here,’ she showed the girl, ‘has the multicoloured measles.’ The girl gingerly placed a finger over the spots to check. ‘And this leg here’, Dr Pippity declared, ‘has worms!’

 

Freya_North

Freya North (Londen, 21 november 1967)

 

De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren.De Moor bezocht na de ULO het Koninklijk Conservatorium in Den Haag waar ze piano en solozang studeerde. Daarna studeerde zij kunstgeschiedenis en archeologie, gaf pianoles en maakte videofilms voordat ze debuteerde als schrijver. In 1988 debuteerde ze onder de naam Margriet de Moor met Op de rug gezien, een bundel verhalen. De bundel werd zeer goed ontvangen, genomineerd voor de AKO-literatuurprijs en won het Gouden Ezelsoor. De Moors eerste roman, Eerst grijs dan wit dan blauw uit 1991 werd nog luider toegejuicht: het boek kreeg de AKO-literatuurprijs.

 

Uit: Eerst grijs dan wit dan blauw

 

“Waarom komt het nooit in haar op mijn agenda door te bladeren, mijn binnenzakken te doorzoeken? Na afloop van een feestje haalt ze mij over een eenzame vriendin met de auto weg te brengen. Hoe moet ik haar het volgende betaald zetten: terwijl ik voor de dame de buitendeur openhoud, zie ik vanuit een ooghoek hoe ze in gebukte houding de ijskast staat in te ruimen, haar nauwe rok kruipt alvast vertrouwelijk omhoog, ze weet maar al te goed dat ik binnen de korste keren terug ben…”

 

DeMoor

Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)

 

De Oostenrijkse schrijfster en vertaalster Veza Canetti werd als Venetiana Taubner-Calderon geboren op 21 november 1897 in Wenen. Haar moeder was sefardisch, haar vader Homgaars-joods. Na WO I werkte de hoogbegaafde, maar gehandicapte Canetti als lerares Engels. In 1927 ontmoette zij de schrijver Elias Canetti met wie zij zeven jaar later trouwde. In 1933 verscheen haar verhaal „Der Kanal“ in de Wiener Arbeiter-Zeitung. Onder het pseudoniem Veza Magd vertaalde zij uit het Engels o.a. „The Power and the Glory“ van Graham Greene. Voor haar eigen romans vond zij tijdens haar leven geen uitgever. Jarenlang was zij wel de literaire adviseur van haar man. Vera Canetti stierf in 1963 in Londen, waarschijnlijk door zelfmoord. In 1990 gaf Elias Cantetti manuscripten uit haar nalatenschap vrij voor publicatie.

 

Uit: Der Fund

 

„Im Winter des Jahres 1940 übersiedelten wir aufs Land in das geräumige Haus eines Pastors und seiner hageren Ehefrau. Die Bedingungen waren durchwegs Verbote. Verboten war der Fleischgenuß, der Alkohol, das Rauchen, der Theaterbesuch und der Verkehr mit den Nachbarn. Das Prinzip des pensionierten Geistlichen lautete: wenn das Empire die von Gott Gezeichneten einläßt, und ich sie gar ins Haus nehme, so haben sich mir diese Flüchtlinge für die Großmut Englands dankbar zu erweisen, und sie haben mir möglichst viel Nutzen zu bringen. Denn sie wetzen die Teppiche ab, ziehen den Zug im Abtritt und schauen durchs Fenster. Sie zahlen, das ist richtig, aber was ist Geld, wei eitel ist es, welcher Schein in den Augen eines Dieners Gottes. Morgens in aller Früh wurde Kompost erzeugt. Die beiden Toogoods taten dies auf eigene Weise, nämlich auf Zeitungspapier, und trugen diesen Schatz, der ihrem Leib entsprossen, hinunter in den Gemüsegarten, wo sie ihn nach einem Jahr in der Form von Karotten zurückbekamen. Denn sparsam sei der Mensch und vergeude nichts, auch nicht seine Exkremente, dann wird der Herr es ihm lohnen. Und richtig, der Herr lohnte es. Wer hat, dem wird gegeben, und sie hatten. Sie hatten ein großes Haus mit vielen Teppichen und hellen Möbeln, sie hatten feingeschnitzte Truhen und kostbare Altertümer. Und ein Zimmer voll mit Vorräten, alle angekauft knapp ehe der Krieg ausbrach, um ihre alten Knochen aufs beste zu versorgen.

Sie hatten und nährten sich redlich. Wir hatten nichts und hungerten.

Für diesen Hunger hörten wir salbungsvolle Reden, etwa, daß man im Krieg genügsam leben müsse. Um sich für ihre Worte zu stählen, aßen sie heimlich ihre guten Speisen, und wir bekamen die Karotten, die der Herr ihnen erwachsen ließ.

Dafür aber waren sie freundlich. Mit überaus freundlicher Miene häufte uns Frau Pastor den in Wasser gekochten Kohl auf den Teller, dazu gab es Wasserkartoffel, freilich nur eine, denn sie kosteten fast einen Penny das Pfund, wiewohl nicht sie, nicht Frau Pastor, sie hatte eine Quelle, wo sich das Hundert erheblich billiger stellte, diese Kartoffel war freilich säuerlic
h und mit schwärzlicher Fäulnis durchsetzt, aber da blickte Frau Pastor weg und sprach davon, wie schlecht die Welt, und sie dachte, wie gut sie selbst war, die unserethalben, um unsere Seelen zu retten, diese schwarzen Trümmer aß.”

 

canetti

Veza Canetti (*21 november 1897 – mei 1963)

 

De Engelse schrijver en crticus Sir Arthur Thomas Quiller-Couch werd geboren op 21 november 1863 in Bodmin, Cornwall. Quiller-Couch studeerde aan het  Trinity College in Oxford en werkte daarna als docent klassieke talen. In 1887 debuteerde hij met zijn roman Dead man’s rock. Hij publiceerde zijn leven lang veel onder zijn pseudoniem „Q“. In 1912 werd hij hoogleraar Engelse literatuur in Cambridge. Zijn avonturenromans tonen gelijkenis met die van Louis Stevenson. Hij voltooide zelfs een van diens romans.

 

Uit: On the Art of Writing

 

„And Flaubert, that gladiator among artists, held that, at its highest, literary art could be carried into pure science. ‘I believe,’ said he, ’that great art is scientific and impersonal. You should by an intellectual effort transport yourself into characters, not draw them into yourself. That at least is the method.’ On the other hand, says Goethe, ‘We should endeavour to use words that correspond as closely as possible with what we feel, see, think, imagine, experience, and reason. It is an endeavour we cannot evade and must daily renew.’ I call Flaubert’s the better counsel, even though I have spent a part of this lecture in attempting to prove it impossible. It at least is noble, encouraging us to what is difficult. The shrewder Goethe encourages us to exploit ourselves to the top of our bent. I think Flaubert would have hit the mark if for ‘impersonal’ he had substituted ‘disinterested.’

 

For–believe me, Gentlemen–so far as Handel stands above Chopin, as Velasquez above Greuze, even so far stand the great masculine objective writers above all who appeal to you by parade of personality or private sentiment.

 

Mention of these great masculine ‘objective’ writers brings me to my last word: which is, ‘Steep yourselves in them: habitually bring all to the test of them: for while you cannot escape the fate of all style, which is to be personal, the more of catholic manhood you inherit from those great loins the more you will assuredly beget.’

 

This then is Style. As technically manifested in Literature it is the power to touch with ease, grace, precision, any note in the gamut of human thought or emotion.

 

But essentially it resembles good manners. It comes of endeavouring to understand others, of thinking for them rather than for yourself–of thinking, that is, with the heart as well as the head. It gives rather than receives; it is nobly careless of thanks or applause, not being fed by these but rather sustained and continually refreshed by an inward loyalty to the best. Yet, like ‘character’ it has its altar within; to that retires for counsel, from that fetches its illumination, to ray outwards. Cultivate, Gentlemen, that habit of withdrawing to be advised by the best. So, says Fénelon, ‘you will find yourself infinitely quieter, your words will be fewer and more effectual; and while you make less ado, what you do will be more profitable.’

 

arthur_quiller-couch

Arthur Quiller-Couch (21 november 1863 – 12 mei 1944)

 

De Duitse dichter en schrijver Wilhelm Friedrich Waiblinger werd geboren op 21 november 1804 in Heilbron. Vanaf 1822 studeerde hij theologie aan de Tübinger Stift, waar hij filologie als bijvak kon hebben. Op 3 juli 1822 ontmoette Waiblinger voor het eerst de toen al vijftien jaar voor waanzinnig gehouden dichter Friedrich Hölderlin in de Hölderlinturm in Tübingen. Hij zou er gedurende zijn hele studietijd vaak te gast zijn. Deze ontmoetingen verwerkte hij in zijn briefroman Phaeton uit 1823. Later schreef hij een uitvoerig portret van Hölderlin in Hölderlin’s Leben, Dichtung und Wahnsinn. Tijdens zijn studentenjaren behoorde ook de dichter Eduard Mörike tot Waiblingers vriendenkring.

 

Uit: Phaeton

 

„Dein Bruder ist jetzt abgereist. Mir ward der Abschied schwer von dem Guten, der wie mein Schatten mir durchs sonnige Italien folgte. Ewigunvergeßlich wie meiner Kindheit Tage ist mir der Abend, wo wir zum erstenmal die Alpenfirnen wie Trümmer einer Urwelt glänzen sahn, und gleich gebändigten Titanen die Nebelwolken unten lagen im Tale, und oben die milchweißen Stirnen vom Purpur der Abendsonne glühten wie bescheidene Mädchenwangen, und die Riesenlawinen donnernd von jähen fürchterlichen Höhn herab sich wälzten, wir uns im Arme lagen und bei Tells und Arnolds Vaterland uns ewige Freundschaft schwuren!

 

Und als wir gingen auf den sieben Hügeln und wandelten zwischen den schaurigen Gestalten der hohen Vorwelt und sahn, wie um die alten düstern Mauern sich der jugendliche Efeu rankte; als wir saßen an den Ufern der blonden Tiber und ihrem Wellenschlage lauschten, und es aus den Wassern erklang zu uns, den Spätgebornen, wie eine ernste mahnende Stimme, als wir wandelten durch die langen Hallen, wo schweigend unsre alten Götter standen, und wir uns anblickten und uns in die Arme sanken, ach, da wo jeder graue moosbewachsne Trümmer, wo jedes Säulenstück, wo jeder Grashalm an den finstern Mauerrissen, wo alles, alles zu uns sprach: da fühlten wir schwellen unsern Busen. Die Ahnung floh, und es ward klar vor uns. Unser Auge schwamm in Licht und Fülle, und wie eine göttliche Erscheinung sahn wir niederquellen den Geist der Schönheit. Wir fühlten unsern Beruf und den Drang in unserem Innern und knieten nieder und riefen: Dir, heilige Kunst, dir weihn wir unser Leben!“

 

waiblinger

Wilhelm Waiblinger (21 november 1804 – 17 januari 1830)

 

De Franse schrijver Voltaire, (pseudoniem van François-Marie Arouet) werd werd op 21 november 1694 geboren in Parijs. Zie ook mijn blog van 21 november 2006 en ook mijn blog van 21 november 2007.

 

Uit  Essai sur les moeurs et l’esprit des nations

 

„„Souvent les institutions les plus sages ne furent dues qu’à l’aveuglement et à la faiblesse. Il n’y a guère dans l’Église de cérémonie plus noble, plus pompeuse, plus capable d’inspirer la piété aux peuples, que la fête du saint-sacrement. L’antiquité n’en eut guère dont l’appareil fût plus auguste. Cependant, qui fut la cause de cet établissement ? Une religieuse de Liège, nommée Moncornillon, qui s’imaginait voir toutes les nuits un trou à la lune (1264) : elle eut ensuite une révélation qui lui apprit que la lune signifiait l’Église, et le trou une fête qui manquait. Un moine, nommé jean, composa avec elle l’office du Saint-Sacrement ; la fête s’en établit à Liège, et Urbain IV l’adopta pour toute l’Église.

 

Au douzième siècle, les moines noirs et les blancs formaient deux grandes factions qui partageaient les villes, à peu près comme les factions bleues et vertes partagèrent les esprits dans l’empire romain. Ensuite, lorsqu’au treizième siècle les mendiants eurent du crédit, les blancs et les noirs se réunirent contre ces nouveaux venus, jusqu’à ce qu’enfin la moitié de l’Europe s’est élevée contre eux tous. Les études des scolastiques étaient alors et sont demeurées, presque jusqu’à nos jours, des systèmes d’absurdités, tels que, si on les imputait aux peuples de la Taprobane, nous croirions qu’on les calomnie. « On agitait si Dieu peut produire la nature universelle des choses, et la conserver, sans qu’il y ait des choses ; si Dieu peut être dans un prédicat, s’il peut communiquer la faculté de créer, rendre ce qui est fait non fait, changer une femme en fille; si chaque personne divine peut prendre la nature qu’elle veut ; si Dieu peut être scarabée et citrouille; si le père produit le fils par l’intellect ou la volonté, ou par l’essence, ou par l’attribut, naturellement ou librement ? » Et les docteurs qui résolvaient ces questions s’appelaient le grand, le subtil, l’angélique, l’irréfragable, le solennel, l’illuminé, l’universel, le profond.“

 

voltaire

Voltaire (21 november 1694 – 30 mei 1778)

 

De Duitse schrijver en vertaler Franz Hessel werd geboren op 21 november 1880 in Stettin. Zie ook mijn blog van 21 november 2006.