Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

Liefde

Als ik eens dood zal zijn
laat de deur open blijven
tussen mij en mijn leven
sluit niet je hart

Breng mij het voedsel der doden
een schotel liefde, een glas
glimlach, ik zal je zien staan
op de tafel der dingen

Vergeet mij niet en ik zal
zorgen dat je niet oud wordt
lieveling voor de val
vergeet mij niet, ik zou sterven.

 

Eucharistie

DAGELIJKS gaat gij teloor
in licht op het water
in woord op het land
en dagelijks komt gij tot stand
in brood op de tafel

Rood is de tegenstand
van bloed en tranen
maar gij die woont in mijn hand
gij wint zonder moeite
de wijsheid terug uit de maan
het leven terug uit de dood
Uw naam is met wijn geschreven.

WIJ SPREKEN woorden van brood
wij gieten liederen wijn uit

wij luisteren met onze handen
en met onze lippen horen wij

woorden van brood worden vlees
terwijl de wijn zich tot bloed zingt

dan groeien wij in de tijd
terug tot de dag van de schepping
vooruit tot het einde der wereld.

 

Zo is dat

de kinderen worden
nog altijd geboren
in de vanouds
bekende vorm
compleet met heel kleine oren
alsof er haast niets
te horen viel
behalve het zinloos gepraat
van moeders
en met heel grote ogen
alsof er heel veel was te zien
behalve de goede borst
behalve het goede gezicht
maar dat gaat gauw genoeg over
dan worden de oren groter
dan worden de ogen kleiner
dan worden zij net als wij
net als de tantes
net als de ooms
net als de grijze
soldaten buiten net als de bruine
interieurs
kortom
in de vereiste vorm

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

LIAM

Hij is weer beneden, een duik in een droom
van melk, en Teresa die veel
te moe is om weer te gaan slapen, gaat terug
naar de tafel waar ze de punt
van haar pen test, als de speen op een fles.

In een fles met permanente inkt
doopt ze haar pen en begint
over haar potloodstrepen op de voorkant
van het spiraalvormige plakboek de naam te tekenen die ze kozen voor
wie nog nooit van een naam heeft gedroomd.

Het is William, net als zijn vader, maar
ze is pas bij Will gekomen
(de dubbele L, een andere spiraal
naar de Liam zoals ze hem nu noemen), waardoor
ze nog steeds drie letters van de man moet

spellen die zich heeft opgerold in I am.
—De vreemdeling in de wieg die
langer lijkt elke keer dat ze hem eruit tillen
en zal ontdekken dat, hoewel zij het verhaal een naam hebben gegeven,
het aan hem is om het te schrijven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

Aan Iokaste

Bij ontstentenis van vrouwen
waren alle mannen planten,
gaven zelfs misschien wel bloemen,
als er niet aan alle kanten
poolijs was, oost, west, noord, zuid,
en totaal geen hemelstreken.
Alleen wind die zinneloos
op de huizen zich liet breken.
Als geen vrouwen meer bestonden,
waren ook die huizen leeg,
was ons hart leeg, was ons lijf leeg,
alle levensteeken veeg;
zaten wij mistroostig samen
zonder arbeid of gesprek
en verhief een hond reikhalzend
naar de maan zijn trieste bek.
Gingen wij dan dood, dan vloekten
wij op ons onvruchtbaar leven,
want wij waren nooit geboren,
waren altijd weggebleven.

 

In exilio

I
Het oud klavier is hopeloos ontstemd.
Als grijze draden tussen zwarte haren
klinkt de verwelkte toon van enk’le snaren
en alle geestdrift wordt vermoeid gedempt.

Maar als de wind er zich mee gaat bemoeien
waait hij twee eeuwen zonder moeite weg,
ik sta weer aan een rozenheg en leg
mijn oor te luister aan muziek die vloeien

komt uit de meisjeskamer van een buiten.
Zij speelt een sierlijk spel en op de ruiten,
de toetsen en haar poederhaar glanst licht.

Ik kan niets zien van haar bedwelmd gezicht,
alleen den cavalier die, wat gebogen,
het blad omslaat herken ik, aan mijn ogen.

 

II
’s Nachts droom ik van mijn aankomst op de kade
waar zij woont en van haar betraand gezicht.
Maar ’s morgens in het onbarmhartig licht
luister ik naar de regen, lig te raden

hoe lang het nog zal duren eer ik vrijkom.
Dan neemt het ruisen mijn gedachten mee
naar huis en naar de havens en de zee,
naar vorig jaar Augustus en zijn rijkdom.

Ik denk aan het kanaal waarop wij roeiden,
de late kabbeling en de vermoeide
schepen voor anker, aan de tuin vol ooft,

aan vrede en aan haar genegen hoofd
en aan de glimlach van verstandhouding
tussen haar oogen en de schemering.

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
Guillaume van der Graft, getekend door Kees Wennekendonk, z.j.

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

TROMPE-L’OEIL

In heel Genua
zie je ze: ramen met openstaande luiken.
Dan spat de illusie uiteen.

Maar dat is niet waar. Jij wist
dat de luiken slechts opgeschilderd waren.
Je wist het keer op keer.

De claim van het opgeschilderde luik
dat het ooit het oog
van het raam sluit is een openlijke leugen.

Je merkt op hoe zijn schaduwgrendels
in een enkele hoek de muur raken,
zoals de vastzittende wijzers van een klok.

Wie heeft het vaker dan twee keer per dag
nodig het bij het rechte eind te hebben?
Wie heeft echte schaduw harder nodig dan spelen?

In het huis, een eindeloze
stapel kleding om te wassen.
Op een buitenmuur de verse verf ervan

opgehangen om te drogen–
hemden wapperen op een fries
niet gerimpeld door een briesje,

zoals de woorden die op deze regel zijn vastgepind.
En het vreemde woord is een leugen:
die tweede “l” in “l’oeil”

die er alleen uitziet als een “l” en stom is.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

Regen op de rivier

Het regent sprakeloos, het groen wordt dieper,
het water neuriet als een jonge vrouw,
de vogels leven lachend mee, als liep er
een nachtwachtwoord blootsvoets door dag en dauw.

Het is mijn schuld niet, dat er booten fluiten!
Al is mijn evenwicht nu naar de maan,
vanavond loop ik steelsgewijs naar buiten;
ik zal het uit het water op zien gaan.

Ik zal de woorden in mijn handen wegen
en wikken tegen jouw bedauwde blik
totdat zij samenspannen om ’t verzwegen
consigne van zes letters: jij en ik.

 

Allemansgeest in de winter

Wanneer de wolken zoo verbeten naar
den einder jagen en het water droeve
versregels mompelt, vouwt de lage hoeve
de handen boven ’t hoofd. Om dit gebaar

lachen de vogels wel, maar die behoeven
zich niet te dekken tegen luchtgevaar.
Ben ik jaloers? Het tegendeel is waar:
de vogels kunnen naar de West oploeven

maar ik zie luisterend uit over het veld
en voel weer een gemis, gerustgesteld.
Op schilderijen zou de zon nu groen zijn.

Eigenlijk moest dit vers zijn bedacht
achter ginds raamkozijn te middernacht,
maar er wordt niet gestookt. Het zou geen doen zijn.

 

Nijmegen

Achter mij wuift mijn
haar op de heuvels
voor mij beweegt mijn
maanblauwe mond

boven mijn ogen
stijgen de vleugels
ik ben er tegen
ik ben Nijmegen
ik ben gewond

eerwaarde zusters
ja en amen
wandelen langzaam
langs mijn neus

ik heb geen keus
ja zeggen alle
klinkende namen
die mij invallen
amen is moe

blinkende ramen
vouwen zich toe

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Een regenboog boven de Seine

Eerst geruisloos, een spray
van mist in het gezicht, een neus-
vrolijk van vocht dat nooit is
voorbestemd om een stortbui te worden.

Tot de doorweekte wolk
zich plotseling leegstort
in de Seine, met een luide
klap, dan een vallende ovatie

voor de ondoordringbare
zon – die blijft schijnen
op onze schoenen die zich vullen
als open boten en op de zeilen

van onze krantenhoedjes
die gaan scheuren, en die, signalerend
dat niemand er aan dacht
een paraplu mee te nemen,

in plaats daarvan een regenboog opzet.
Een regenboog boven de Seine,
perfect gewrocht als een teken-
brug gedroomd door een kind

in krijt, en volgens de wet
van dromen kan de verbinding,
eenmaal gemaakt, slechts verloren gaan;
wij, geen kind meer,

staan boven het rooster
van de metro die we niet
nemen, gedreun onder onze voeten, en
zuigen op wat we weten:

de triomf van deze arc-
en-ciel, het verbijsterende
van dit monumentale
prisma geslepen door motregen, is

dat het verdwijnt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2020 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

100 jaar Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Dat is vandaag precies 100 jaar geleden.  Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

 

De tale Kanaäns

Wij leggen wel wegen aan
als onderlinge gesprekken
en stichten gemeenplaatsen voor de Shell

maar wij kunnen het leven niet bereiken
als in de nieuwe liederen
van Israël

daar worden woonplaatsen gesticht
als metaforen
en vormen uitkijktorens
’t omringende begrip

daar prijzen ze ’s avonds de duisternis
als een teug moedermelk
en heffen de ochtendkelk
met heilige landwijn

en de wijngaardslak van een litanie
laat een spoor na dat glinstert van tranen
maar op de muren der tuinen
steekt iedere zon een trompet
de toekomst in
daar wordt geblazen
door een buis van verzet.

 

Babel

Hiertoe is het bestaan verminderd:
een huurhuis, roepen langs de trap
en bovenaan de wetenschap
dat niets meer helpt en niets meer hindert.

Want het is onherroepelijk –
de kinderen hebben met hun ogen
deze omgeving ingezogen,
deze beperking, dit geluk.

Of zal een wonder zich voltrekken,
eens op een nacht, morgen misschien?
dan zullen wij de kinderen wekken

om de vurige oven te zien
met in het vuur de drie stadsgekken
en nog een vreemde bovendien.

 

Nachtwater

’s Avonds ging hij op pad. Hij ging
fluitende door de schemering
omdat de lucht veranderd was
in iets dat lichter is dan gas.

De bomen stonden naast elkaar
als hengelaar naast hengelaar
langs de waterkant van de straat,
de huizen stonden in beraad.

En langzaam steeg de maan omhoog
als een geestelijk vissenoog
en toen dat in de hemel steeg
liep hij huiverend voort en zweeg,

want zelfs al zou het boomlatijn
voor hem niet ontoegank’lijk zijn,
het was alsof alles rondom
verdronken was en voortaan stom

en hij veroordeeld, hij alleen,
woorden te spreken en het scheen
alsof bij elk woord dat hij sprak
water onhoudbaar binnenbrak.

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
Portret door Arie van Wijngaarden, 2007

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Twee duiven

Ze hebben urenlang gezeten
op die vensterbank, nauwelijks
bewegend. Snavel tegen snavel,

een matchend paar, het verschil is
bijna onmerkbaar-
zoals bij peper- en zoutvaatjes.

Het is een evenement wanneer ze
(tegelijkertijd) hun speldenknopkopjes
instoppen in lavendelvesten

van vet. Maar herinnerend aan
het vage draaien van wijzers –
want op de een of andere manier

moeten ze hebben gedraaid –
hebben ze de ernstige,
kleine ogen van monniken aangenomen

met hun kap op in vergaderingen,
zo intiem dat het niet nodig is
iets te zeggen. Waar sommige rochelen
in het park, en hun brood
verdienen, laten deze zich rustig
door het duister overspoelen-

het is alles wat de menselijke
verbeelding kan doorgronden,
hoe vastberaden

achteloos twee silhouetten
in een venster staan, dik
als melkglas. Ze lijken

nooit iets anders
te hebben gegeten als ze ineens
zich roeren om bruut

te gaan pikken, uit liefde
of properheid, in de groezelige
veren van de ander;

maar wanneer ze hun plaatsen,
weer innemen, is het een verschuiving
die slechts een schilder

of een kapper (die een kin
terug in positie duwt)
vermoedelijk zou opmerken.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2019 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Dolce far niente, Cola Debrot, Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter, Daan Zonderland

Dolce far niente

 

The Direction of My Dream door Nils Verkaeren, 2018


Het zevende gebod

Lianen hangen zwart als kronkelende lussen
die wurgen zullen wie hier stilstaan om te kussen.
Wij lopen door, de hittige wellust in de benen
en in het hart de neiging om ons lot te wenen.
Wie weet is er een God, die iets weet van het leven,
en op de oordeelsdag ons allen zal vergeven.

 

Cola Debrot (4 mei 1902 – 3 december 1981)
De haven van Kralendijk, Bonaire, de geboorteplaats van Cola Debrot


De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog.

De twee zusters

  Hooglied 8 vers 8

I
De kleinste zuster die geen borsten heeft
loopt in de schaduw van de middagbomen
en zie hoe groen de appels van haar ogen
zijn, door ovale bladeren onderschept.

En toch zijn ze niet langer ongerept,
niet meer zo hard als vroeger in de zomer,
er is iets van vertedering getogen
zodat zij in zichzelf behagen schept

en diepten raakt waar zij haar kleur aantreft.
Bekent zij die, dan zal zij ’t lied verhogen
en kan zij dan in Gods Rijk niet meer komen,
zij komt zo wel in zijn Schriftuur terecht.


II
De grote zuster sluimert in de tuin.
Zij heeft zich als een bloembed afgezonderd.
Zij heeft het zoemen van de bij veranderd,
het klinkt nu dringender en niet zo rein.

De bloesems gaan voorbij en zijn verwonderd
waarom zij nu reeds geuren als de wijn:
dan ‘is het herfst en staan de bomen bruin’ –
het wachten is nog op een dag of honderd

en daarna moet het wel gekomen zijn
dat zij is opgestaan en heeft gewandeld
langs alle paden, over alle vlonders,
voorbij de rotspartijen van oerpuin.

 

Telefoon in de morgen

De telefoon was anders. Het hele huis.
Het licht bewoog zich ruimer en ouderwetser.
Ik was pas opgestaan en ik had juist
geschreven: watergedichten voor weckflessen.

Toen ik beneden kwam greep ik eerst mis
maar zij wees mij de plaats. Zij was zelf anders.
Het bellen hield op. Mijn stem praatte. Er is
iets met haar haar, dacht ik, het zit zo schrander.

Er zat nog wat schmink op haar wangen, haar
mond wist er meer van en zij dacht met haar leden.
Zij keek naar mij, maar ik dacht, waar kijkt zij naar?
Achter mij speelt nog het naaste verleden.

Vliegtuigen wierpen goudstof uit, zij droeg een bont,
zij ging in een andere autobus zitten –
het verbaasde mij hoe zij haar toekomst vond
zonder mij. Zij kon zich loslaten en bezitten.

De nacht was er onmerkbaar mee heengegaan.
Nu was het morgen. Zij was zich volkomen meester.
Ik legde langzaam de hoorn op de haak.
Men kent mij dus, dacht ik. Ik ben van gisteren.
Wat ik gedroomd heb heeft zij meegemaakt.

 

Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)

 

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan. Zie ook alle tags voor Mary Jo Salter op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Two Pigeons

They’ve perched for hours
on that window-ledge, scarcely
moving. Beak to beak,

a matched set, they differ
almost imperceptibly—
like salt and pepper shakers.

It’s an event when they tuck
(simultaneously) their pinpoint
heads into lavender vests

of fat. But reminiscent
of clock hands blandly
turning because they must

have turned—somehow, they’ve
taken on the grave,
small-eyed aspect of monks

hooded in conferences
so intimate nothing need
be said. If some are chuckling

in the park, earning
their bread, these are content
to let the dark engulf them—

it’s all the human
imagination can fathom,
how single-mindedly

mindless two silhouettes
stand in a window thick
as milk glass. They appear

never to have fed on
anything else when they stir
all of a sudden to peck

savagely, for love
or hygiene, at the grimy
feathers of the other;

but when they resume
their places, the shift
is one only a painter

or a barber (prodding a chin
back into position)
would be likely to notice.

 

Discovery

6:48 a.m., and leaden
little jokes about what heroes
we are for getting up at this hour.
Quiet. The surf and sandpipers running.
T minus ten and counting, the sun
mounting over Canaveral
a swollen coral, a color
bright as camera lights. We’re blind-
sided by a flash:

shot from the unseen
launching pad, and so from nowhere,
a flame-tipped arrow—no, an airborne
pen on fire, its ink a plume
of smoke which, even while zooming
upward, stays as oddly solid
as the braided tail of a tornado,
and lingers there as lightning would
if it could steal its own thunder.

—Which, when it rumbles in, leaves
under or within it a million
firecrackers going off, a thrill
of distant pops and rips in delayed
reaction, hitting the beach in fading
waves as the last glint of shuttle
receives our hands’ eye-shade salute:
the giant point of all the fuss soon
smaller than a star.

Only now does a steady, low
sputter above us, a lawn mower
cutting a corner of the sky,
grow audible. Look, it’s a biplane!—
some pilot’s long-planned, funny tribute
to wonder’s always-dated orbit
and the itch of afterthought. I swat
my ankle, bitten by a sand gnat:
what the locals call no-see-’ums.

 

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)


De Nederlandse dichter Daan Zonderland (pseudoniem van Dr. Daniel Gerhard (Daan) van der Vat) werd geboren in Groningen op 15 augustus 1909. Zie ook alle tags voor Daan Zonderland op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

Het is tijd om heen te gaan

Op een culinair congres in Amsterdam zingt een kok weemoedig gestemd door het zien van het Rokin:

‘Het is tijd om heen te gaan,
Tijd, ondanks de klokken,
Tijd, ofschoon de kunstenaars
Nog naar Arti*) sjokken.

Alles gaat voorbij mijn lief,
Niets blijft bij het oude,
Zelfs de liedjes die ik zing,
Zijn je reinste claude.

Fram is boos en schrijft niet meer,
Abri koos een ander
En die hebben liefgehad
Schreien om elkander,

Schreien, schoon de zomerbries
Door de blaren ritselt,
Want de Duitse bief is stuk
En de Weense schnitzelt.

 

Er was eens een arme jongen

Er was eens een arme jongen
Die had een blikken fluit.
Daar blies hij de zonderlingste
En raarste liedjes uit.
De ouden schudden hun hoofden.
De wijzen werden kwaad.
De koning en zijn ministers
Verjoegen hem van de straat.
Maar alle jongens en meisjes
Gingen er heimlijk op uit
En luisterden ’s nachts in het duister
Naar het lied van de Blikken Fluit.

 

Daan Zonderland (15 augustus 1909 – 5 augustus 1977)
Cover


Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn blog van 15 augustus 2018 en ook mijn blog van 15 augustus 2016 en eveneens mijn blog van 15 augustus 2015 deel 2 en ook deel 3.

Dolce far niente, Nescio, Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter, Leonie Ossowski, Daan Zonderland, Jan Campert

 

Dolce far niente

 


Gezicht op het IJ voor Amsterdam, met de overkapping van het Centraal Station door Hobbe Smith, 1913.

 

Uit: Boven het dal

“We zaten in den avond op ’t terras van ’t Tolhuis en keken over ’t IJ naar de stad. De electrische lampen aan de spoorbaan brandden lila in de hoogte tegen een donkerblauwe lucht. ’t Weerlichtte wat boven de drie spitse torens van de kerk aan de Haarlemmerstraat, onder de kap van ’t Centraalstation hijgde een locomotief, de tram reed brommend over de De Ruyterkade, ’t water golfde verlaten koudblauw met nerveuze, korte en onnoozele golfjes, maakte een zwak geluidje tegen den steenen rand van ’t terras en riekte zwakjes naar dood water. Dicht bij lag, heel stil, het scheepje van visschers, de mast, zonder zeil, stak schraaltjes naar boven tegen de donkere stad, met de punt in een licht stuk licht. ‘k Zag dat ’t scheepje van voren hoog was en van achteren laag en vond ’t aardig, er zoo naar te kijken.
’t Was stillig, er waren weinig menschen. Er was wat geluid van glazen en kopjes, nu en dan, de stad aan den overkant ademde zwakjes en onschuldig en weerkaatste zijn lila engele lichten, die zigzagden in ’t IJ.”

 


Nescio (22 juni 1882 – 25 juli 1961)
Reguliersbreestraat vanaf Rembrandtplein door Henk Alleman. Nescio werd geboren in de Reguliersbreestraat.

Lees verder “Dolce far niente, Nescio, Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter, Leonie Ossowski, Daan Zonderland, Jan Campert”

Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter, Leonie Ossowski, Daan Zonderland, Jan Campert, Matthias Claudius

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Wanneer het afliep kwam Vasse

Wanneer het afliep kwam Vasse,
kamde zijn vlasbaard en zette een hoge hoed op
en in zijn geklede jas
met zilveren tressen, een marechaussee van de dood,
vestigde Vasse dan onze gewijde aandacht
op de wet van het graan en het gras.
Als een traan biggelend langs de neus van de Voorstraat,
tersluiks weggeslikt om de hoek van het postkantoor,
deed hij de ronde langs onze blozende wangen.
Hoe zout is de dood en hoe zoet
ruikt het hout op de hoek van de Eiermarkt
waar Vasse zijn werkplaats heeft,
waar hij planken schaaft en ineenpast
tot tweepersoonsledikanten,
tot eenpersoons geurende kisten.

 

La belle et la bête

Zo is het steeds geweest
en zal het ook zo zijn ?
La belle en het beest,
de bloemen en het zwijn.

Al kijkt het varken rond
om als een pauw te lopen,
al komen uit zijn mond
de parelen gedropen,

al doet hij als een kat
hooghartig en welvarend,
al wappert hij met wat
vleugels zijn bij een arend,

hij heeft een platte snuit.
Ook bij het mooiste weer
poseert hij naast zijn brood
als varken zonder meer.

 

 
Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)
Cover

Lees verder “Guillaume van der Graft, Mary Jo Salter, Leonie Ossowski, Daan Zonderland, Jan Campert, Matthias Claudius”

Guillaume van der Graft, Leonie Ossowski, Mary Jo Salter, Daan Zonderland, Jan Campert

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Guillaume van der Graft op dit blog en ook mijn blog van 15 augustus 2010.

 

Vragenderwijs

Ik vroeg het aan de vogels
de vogels waren niet thuis

ik vroeg het aan de bomen
hooghartige bomen

ik vroeg aan het water
waarom zeggen ze niets
het water gaf geen antwoord

als zelfs het water geen antwoord geeft
hoewel het zoveel tongen heeft
wat is er dan

wat is er dan
er is alleen een visserman

die draagt het water
onder zijn voeten
die draagt een boom
op zijn rug
die draagt op zijn hoofd een vogel.

 

God alleen weet

God alleen weet hoe bang
ik ben. God weet hoe erg
verbroken samenhang
schrijnt, wat het vergt

om uit het stille bin-
nenste van de tijd
geboren tot de winst
van de verlorenheid

mens te zijn in een huid,
leven omdat het moet,
omdat het vonnis luidt:
bestaan, alleen, voorgoed.

De hemel is gescheurd,
ik leef ten einde raad.
Geboren is gebeurd,
voorgoed is veel te laat.

 
Guillaume van der Graft (15 augustus 1920 – 21 november 2010)

Lees verder “Guillaume van der Graft, Leonie Ossowski, Mary Jo Salter, Daan Zonderland, Jan Campert”

Mary Jo Salter, Guillaume van der Graft, Susanne Mischke, Wanda Schmidt, Roger Willemsen

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan.

 

John Lennon

 

The music was already turning sad,

      those fresh-faced voices singing in a round

            the lie that time could set its needle back

 

 and play from the beginning. Had you lived

      to eighty, as you’d wished, who knows?—you might

            have broken from the circle of that past

 

 more ours than yours. Never even sure

      which was the truest color for your hair

            (it changed with each photographer), we claimed

 

 you for ourselves; called you John and named

      the day you left us (spun out like a reel—

            the last broadcast to prove you’d lived at all)

 

 an end to hope itself. It isn’t true,

      and worse, does you no justice if we call

            your death the death of anything but you.

 

 

 II

 

It put you in the headlines once again:

      years after you’d left the band, you joined

            another—of those whose lives, in breaking, link

 

 all memory with their end. The studio

      of history can tamper with you now,

            as if there’d always been a single track

 

 chance traveled on, and your discordant voice

      had led us to the final violence.

            Yet like the times when I, a star-crossed fan,

 

 had catalogued your favorite foods, your views

      on monarchy and war, and gaily clipped

            your quips and daily antics from the news,

 

 I keep a loving record of your death.

      All the evidence is in—of what,

            and to what end, it’s hard to figure out,

 

 riddles you might have beat into a song.

      A younger face of yours, a cover shot,

            peered from all the newsstands as if proof

 

 of some noteworthy thing you’d newly done.

 

 

mary-jo-salter

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2007.

 

 

ZELDEN GELUKT HET…

 

Zelden gelukt het te schrijven
op een zo simpele wijze
dat de woorden als kinderen
ademen in het
bed van de taal
onder de dekmantel van het gedicht
Soms slapen ze allemaal
als rozen
soms richt
een zich op
kleine slapeloze
en vraagt om iets onbestaanbaars
Men geeft hem ecn pop, een betekenis,
een pose
iets ongehoords
Men haast zich het licht aan te steken
men blijft op de rand
van de taal zitten lezen
woord voor woord
hand in hand.

 

 

 

BELOKEN PASEN

 

Streng weer, geen zachtmoedige lente,
regen en koude strepen wind;
beeldhouw de tijd, maak een kind
uit de windselen van het onbekende,

 

doop het met hoop, put liefde
uit de leegte, doe niets te niet,
er mocht een ster zijn die warm wordt,
die de leegte opwindt en verschiet van vreugde,

 

er mocht een ster zijn die weet
en wij zouden erop kunnen wonen,
aarde kan week en onstuimig zijn,
leed opzuigen, goed zijn voor zonen en dochters.

 

 

Guillaume van der Graft (Rotterdam, 15 augustus 1920)

 

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 15 augustus 2008.

 

 

De Duitse schrijfster en draaiboekauteur Susanne Mischke werd geboren op 15 augustus 1960 in Kempten. Na het gymnasium studeerde zij bedrijfskunde. Na o.a. gewerkt te hebben als actrice en journaliste publiceerde zij in 1994 haar eerste roman „Stadtflut“, een satirische detective rond de stad Berlijn. In 1996 verscheen de roman „Mordskind“, in 1997 het hoorspel „Die Witwen“. Zij schreef twee draaiboeken voor de detectivserie Kobra 11. In 2005 verscheen de roman “Wölfe und Lämmer”

 

Uit: Mord am Muttertag

 

„Streife fahren bringt überhaupt nichts“, sagte Ferdi mißgelaunt. „Er hat sich noch nie eine von der Straße geschnappt. Immer in ihren Wohnungen. Wenn sie mal eben zur Mülltonne gehen, oder zum Briefkasten, oder ein Fläschchen Wein aus dem Keller holen und nur ganz kurz die Tür auflassen .. “

„Möglich“, antwortete Siggi. „Aber man kann nicht in jedes Haus, in dem so eine Alte wohnt, einen Polizisten stellen. Auf Streife sehen uns die Leute und haben das Gefühl, daß was für ihre Sicherheit getan wird.“

„Es war klar, daß es wieder uns Ledige trifft“, maulte Ferdi. „Sonntagsschicht bei so einem Wetter!“

„Dienst ist Dienst. Denk an den Zuschlag.“

„Ich hab Durst“, knurrte Ferdi. „Fahr zum Kiosk. Scheiß Muttertagsmörder.“

Er holte noch einmal tief Atem und schaute hinauf zum samtblauen Maihimmel, so sehnsüchtig wie einer schaut, der eine lange Haftstrafe anzutreten hat. Wenn ich ein Vöglein wär .. dachte er und drückte resigniert auf den vergoldeten Klingelknopf. Es dingdongte. Er hörte, wie sich die Absätze ihrer Gesundheitsschuhe in den Kokosläufer bohrten, der Schlüssel schabte im Schloß, die Tür öffnete sich gerade so weit, wie es die massive Kette zuließ.“

 

Mischke

Susanne Mischke (Kempten, 15 augustus 1960)

 

De zwitserse dichteres en schrijfster Wanda Schmid werd geboren op 15 augustus 1947 in Zürich. Zij is werkzaam als schrijfster en bibliothecaresse. In 1995 verscheen van haar de dichtbundel Wer zuerst das Schweigen, in 2000 de verhalenbundel Friedhofsgeflüster. Verder bundels van haar zijn Sonnenfinten, 2004 en Apfelblütenstecher, 2008.

 

 

Luftperlen im Wasser…

Luftperlen im Wasser
aufgefädelt auf einem Frauenhaar
Mohnblumen bersten
Mauersegler schlafen im Flug
die Wiese trägt das Gras
kokett in Büscheln
und dort in der Kuhle nachtschwarzes Moos
und ein rostiges Stück Stacheldraht

 

 

Eva

 

Im Schlangenreif
nichts gehört
mit beweglichen Lippen
den Kreis
gerade gezogen
die Rache
nicht gestillt
vom Schweigen
entbunden
zur Sprache gebracht
Ahnung von Freiheit

 

Wanda-Schmid

Wanda Schmidt (Zürich, 15 augustus 1947)

 

 

De Duitse schrijver, essayist en televisiepresentator Roger Willemsen werd geboren in Bonn op 15 augustus 1955. Van 1984 tot 1986 was hij werkzaam als assistent voor literatuurwetenschappen aan de Ludwig-Maximilians-Universität München. Ook werkte hij als vertaler, uitgever en zelfstandig schrijver. In 1988 vertrok hij voor drie jaar als correspondent naar Londen. Hij vertaalde werk van Umberto Eco en Thomas Moore en schreef eigen boeken als Die Abruzzen oder Kopf oder Adler. Zijn tv-loopbaan begon Willemsen in 1991 bij de Pay-TV-zender Premiere, waar hij meer dan 600 afleveringen van de interviewserie 0137 presenteerde. Van 2004 tot 2006 presenteerde hij als opvolger van Elke Heidenreich en Daniel Cohn-Bendit de Literaturclub op de Zwitserse televisie.

 

Uit: Deutschlandreise

 

„Auch für die anderen wird durchaus etwas getan: Es gibt ein “Asia Bistro”, Wohnungen auf dem Dritten Förderweg, Immobilien mit dem Zusatz “geklärte Eigentumsverhältnisse”, das “0” in “Sun World” trägt eine Sonnenbrille, und die lokale Versicherung verspricht den humpelnden Trinkern, Arbeitslosen, bärtigen Tätowierten, den blähbäuchigen Alkoholikerinnen und abgestumpften Hundehaltern: “Drei intelligente Gewinnstrategien schon bei 50 Euro Monatsbeitrag”. Sie leben und sie reden für eine andere Welt.

Aber auch in dieser hier bettelt niemand. Es hätte keinen Sinn. Und weil es zwar ein Tourismus Amt gibt, aber keinen wirklichen Fremdenverkehr, löst der Tourist Irritationen aus. Er bewegt sich nicht mit den Schritten des Tagelöhners oder Arbeitslosen. Er sucht was, wendet ein anderes Zeitmaß auf die Kulisse an, sieht eine Fassade hoch, und schon tun es zehn andere, um festzustellen: nie gesehen! Aber wie auch, wenn kein Sommerfrischler da ist, den Blick der Einheimischen zu lenken. Diese betrachten sich niemals selbst, sie werden betrachtet.

Als Fremder sucht man immerzu das Eigentliche, irgendetwas, was hinter allem ist, das Wesentliche, aber man kommt nur durch Fassaden und Tapetentüren. Manchmal stehen einzelne gehässig renovierte Kleinodien dazwischen, wie um den Verfall noch bewusster zu machen. Der Rest ist Kapitulation. Nirgends sonst wendet die Architektur so schamlos ihre Materialien nach außen: Gips, Bimsstein, Ziegel, Mauerwerk, geborstenes Holz, blätternde Farbe. Was sich hier zum Ensemble versammelt, ist die Baukunst der Niederlage.“

 

Roger_Willemsen

Roger Willemsen (Bonn, op 15 augustus 1955)

 

  Zie voor nog meer schrijvers van de 15e augustus ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

 

Mary Jo Salter, Guillaume van der Graft, Marga Kool, Heinrich Eichen, Benedict Kiely, Thomas de Quincey, Matthias Claudius, R.J. Peskens, Daan Zonderland, Jan Campert, Edna Ferber

De Amerikaanse dichteres Mary Jo Salter werd geboren op 15 augustus 1954 in Grand Rapids, Michigan en groeide op in Detroit, Baltimore en Maryland. Zij studeerde zowel aan Harvard als aan Cambridge University. Tijdens haar verblijf aan Harvard studeerde zij samen met de dichteres Elizabeth Bisshop. Salter werkt als redacteur voor de Atlantic Monthly en de The New Republic. Ook doceerde zij sinds 1984 aan het Mount Holyoke College. Tegenwoordig doceert zij aan de John Hopkins University en zij is sinds 1995 vice presidente van de Poetry Society of America. Zij is getrouwd met de schrijver Brad Leithauser.

 

Werk o.a: Sunday Skaters, 1994, A Kiss in Space, 1999, Open Shutters, 2003

 

 

A Rainbow Over the Seine

 

Noiseless at first, a spray
of mist in the face, a nose-
gay of moisture never
destined to be a downpour.

 

Until the sodden cloud
banks suddenly empty
into the Seine with a loud
clap, then a falling ovation

 

for the undrenchable
sun–which goes on shining
our shoes while they’re filling
like open boats and the sails

 

of our newspaper hats
are flagging, and seeing
that nobody thought to bring
an umbrella, puts

 

up a rainbow instead.
A rainbow over the Seine,
perfectly wrought as a draw-
bridge dreamed by a child

 

in crayon, and by the law
of dreams the connection
once made can only be lost;
not being children

 

we stand above the grate
of the Metro we’re not
taking, thunder underfoot, and
soak up what we know:

 

the triumph of this arc-
en-ciel, the dazzle
of this monumental
prism cut by drizzle, is

 

that it vanishes.

 

salter

Mary Jo Salter (Grand Rapids, 15 augustus 1954)

 

De Nederlandse dichter Guillaume van der Graft (eig. Willem Barnard) werd op 15 augustus 1920 geboren in Rotterdam. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2007.

Er is nog veel te doen,
nalezen wat ik toen
had moeten weten, orde

scheppen in wat geworden is,
tijd hebben, heten

zoals ik heb genoemd.

 

***

 

Ik ben de stilte op het spoor
waar alles mee is begonnen.

Afstanden werden uitgezet,
einders gespannen om naar te

reikhalzen, kringen getrokken
en met een midden bekroond. Hoe

centripetaal is de taal!
Ik geef mij aan een woord gewonnen,

ik ben de stilte op het spoor.

 

 

Barnard

Guillaume van der Graft (Rotterdam, 15 augustus 1920)

 

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Marga Kool werd geboren in Beekbergen op 15 augustus 1949. Zij is vooral bekend vanwege haar werk in het Drents maar publiceert ook in het Nederlands. Kool groeide op in een boerengezin. Ze woonde op verschillende plaatsen in het oosten van het land en vanaf haar elfde jaar in het Drentse Zuidwolde. Ze werkte in het onderwijs, onder andere dertien jaar als lerares Nederlands. Daarnaast was ze bestuurder: voor D66 zat ze tien jaar in de gemeenteraad van Zuidwolde en daarna in de Provinciale Staten van Drenthe. Tussen 1991 en 1999 was ze in Drenthe gedeputeerde van Milieu en Cultuur. Sinds 2000 is ze dijkgraaf van het waterschap Reest en Wieden.
Marga Kool zette zich naast haar werk vooral actief in voor de Nedersaksische streektaal.Zij won op negentienjarige leeftijd met haar televisiespel&nbsp
;Niemandsland een schrijfwedstrijd van de AVRO. De eenakter werd uitgezonden met Cox Habbema in de hoofdrol. Daarna publiceerde ze met tussenpozen verhalen, gedichten, toneelstukken en liedteksten, zowel in het Drents als in het Nederlands

 

Uit: Een kleine wereld

 

’s Maandags in alle vroegte kwam Lange Jan voorbijfietsen, met achter de fiets het rode fietskarretje met de wasmachine. Jan had een lange, uitgerekte Gazelle. Het fietskarretje had een lange boom met een krulvormig uiteinde, waarmee het vastgebonden was aan een pin onder het zadel.
Lange Jan fietste raar. Langzaam en amechtig. Iedere keer dat een been naar beneden trapte ging zijn bovenlijf naar voren; de kin priemde ver over het stuur.
Op het karretje stond de wasmachine, stevig vastgebonden met de zwarte binnenbanden van een fiets. De ventielen glinsterden in de zon. De wasmachine was een ronde, glimmend witte kuip, een echte snelwasser, die door de boerenvrouwen werd geminacht en door de vrouw van de hoofdonderwijzer de hemel in werd geprezen. ‘Ja, wat wil je. Zij krijgen de kleren toch niet smerig,’ spotte buurvrouw Albers. ‘Nee, en ook niet schoon,’ schamperde buurvrouw Geesje terug.
Dan lachten ze wat. Niet hardop. Ze trokken de mondhoeken naar beneden, er kwamen lachrimpeltjes rond hun ogen, ze trokken de schouders omhoog en gniffelden met de klank van leedvermaak. Ons gehucht was te klein voor notabelen. Dokter, dominee en notaris woonden ver weg in het hoofddorp. Het was een buurt van boeren, middenstanders en arbeiders. Meester was bij ons de hoogste in rang: de burgemeester van het gehucht. En zijn vrouw was dus een eigenwijs portret, vonden de mensen. Dat ze iedere maandag de elektrische wasmachine van Lange Jan huurde, maakte het er niet beter op.”

 

Kool

Marga Kool (Beekbergen, 15 augustus 1949)

 

De Duitse dichter en schrijver Heinrich Eichen werd geboren op 15 augustus 1905 in Bonn. Hij groeide op in Elbig in het toenmalige Polen. Aanvankelijk werkte hij voor de gemeente, later werd hij boekhandelaar. Al jong publiceerde hij gedichten. Nadat de Duitse bevolking uit Elbig verdreven was leefde Eichen vanaf 1945 tot aan zijn dood in Berlijn, waar hij opnieuw als boekhandelaar, maar ook als journalist werkte. Hij stond dicht bij de jeugdbeweging en steunde die ook in zijn geschriften. Als homosexueel werd Eichen in het Derde Rijk geconfronteerd met politieverhoren en andere intimidaties. Na WO II schreef hij onder diverse pseudoniemen ook voor tijdschriften voor homo’s. Zijn laatste dichtbundel heette Gesang der Plastik, een sonnettencyclus bij het werk van de beeldhouwer Georg Kolbe.

 

 

Knaben am See

Hell sang zum Himmel ihrer Jugend Lust.
Sie stürmten auf dem Grün der Erde
unbändig und voll Kraft wie junge Pferde;
und ihre Anmut war nur unbewußt.

Die Flut des Sees umspülte ihre Brust.
Sie teilten ihn mit jauchzender Gebärde,
sie glitten, trunken schwebend, ohn’ Beschwerde,
und ihre Anmut war nur unbewußt.

Sie wuchsen leuchtend an des Wassers Rand.
Der Atem ihrer Leiber ging im Takt.
Der Rhytmus ihres Stehens schon war Tanz.

Der Sonne Licht hing jubelnd überm Land,
da schlanke Knaben, blühend braun und nackt,
verharrten singend in des Tages Glanz.

H_eichen

Heinrich Eichen (15 augustus 1905 – 30 mei 1986)

 

 

De Ierse schrijver en journalist Benedict Kiely werd geboren in Omagh op 15 augustus 1919. Al jong wilde Kiely schrijver worden. Tot zijn voorbeelden rekende hij schrijvers als George Bernard Shaw, H.G. Wells en Jonathan Swift. Na zijn schooltijd studeerde hij in Dublin Engels en geschiedenis. In 1941 startte hij zijn loopbaan als journalist en radiopresentator. In 1945 verscheen zijn eerste roman, Countries of Contention, en meer dan een dozijn andere werken zouden volgen.

 

Uit: The White Wild Bronco

 

“At the age of five, when asked what he wanted to be when he grew up, Isaac said he wanted to be a German. He was then blond and chubby and not at all pugnacious. Because he stuttered, he pronounced the word, German, with three, sometimes with six, initial consonants. He had heard it by his father’s bedside where, propped most of the day on high pillows, the old fusilier remembered Givenchy and Messines Ridge in the hearing of his friends: Doherty the undertaker Mickey Fish, who sold fish on Fridays from a flat dray and from door to door, and who stopped young women – even under the courthouse clock – to ask them the time of evening Pat Moses Gavigan who fished pike and cut the world’s best blackthorns; and the Cowboy Carson, the only man in our town who lived completely in the imagination. Occasionally the old fusilier read aloud out of one or other of the learned anthropological tomes dealing with the adventures of Tarzan the ape man, but mostly the talk was about Germans. Isaac, quiet on his creepie stool, liked the sound of the word. Bella, the loving wife of the old fusilier, had received her husband home from the war, we were told, in a glass case, the loser by a stomach shot away when – all his superior officers dead – he, the corporal, gallantly led an action to success, carried the kopje or whatever it was they carried in Flanders, and stopped just short of advancing, like the gallant Dublins, into the fire of his own artillery. Back home, stomachless in his glass case, he cheated the War Office on the delicate question of expectation of life, collected a fine pension and lived at ease until the world was good and ready for another war. No crippled veteran, left to beg at the town’s end, was the old fusilier. Secure in his bed, in his lattice-windowed room in his white cottage that was snug in the middle of a terrace of seven white cottages, he talked, read about Tarzan, told how fields were won and, on big British Legion days, condescended to receive homage from visiting celebrities, including, once, Lady Haig hersel”

 

kielybenedict

Benedict Kiely (15 augustus 1919 – 9 februari 2007)

 

De Engelse schrijver Thomas De Quincey werd geboren op 15 augustus 1785 in Manchester. Toen hij zeventien was vluchtte De Quincey, die gold als een briljante leerling die van jongs af dol was op boeken, weg van de Manchester Grammar School om enkele maanden lang berooid en hongerig door de straten van Londen te zwerven. Na zich weer verzoend te hebben met zijn familie begon hij aan een studie in Oxford dat hij echter na vier zonder diploma verliet. Hij trok naar het Engelse Lake District om in de buurt te zijn van zijn literaire helden William Wordsworth en Samuel Taylor Coleridge. Na aanvankelijk ook met hen vriendschappelijke contacten te hebben onderhouden raakte hij langzamerhand vervreemd van beide mannen, mede doordat hij vanaf 1813 steeds verslaafder werd aan opium. Gedwongen door geldnood en schulden op op aandringen van zijn goede vriend John Wilson begon hij te schrijven voor Blackwood’s Edinburgh Magazine.  Na het succes van zijn Confessions of an English Opium-Eater schreef hij meer dan 200 artikelen over onderwerpen, variërend van filosofie, geschiedenis, literatuur tot contemporaine politiek.

 

Uit: Confessions of an English Opium-Eater

“It is so long since I first took opium, that if it had been a trifling incident in my life, I might have forgotten its date: but cardinal events are not to be forgotten; and from circumstances connected with it, I remember that it must be referred to the autumn of 1804. During that season I was in London, having come thither for the first time since my entrance at college. And my introduction to opium arose in the following way. From an early age I had been accustomed to wash my head in cold water at least once a day: being suddenly seized with toothache, I attributed it to some relaxation caused by an accidental intermission of that practice, jumped out of bed, plunged my head into a basin of cold water, and with hair thus wetted went to sleep. The next morning, as I need hardly say, I awoke with excruciating rheumatic pains of the head and face, from which I had hardly any respite for about twenty days. On the twenty-first day, I think it was, and on a Sunday, that I went out into the streets; rather to run away, if possible, from my torments, than with any distinct purpose. By accident I met a college acquaintance who recommended opium. Opium! dread agent of unimaginable pleasure and pain! I had heard of it as I had of manna or of ambrosia, but no further: how unmeaning a sound was it at that time! what solemn chords does it now strike upon my heart! what heart-quaking vibrations of sad and happy remembrances! Reverting for a moment to these, I feel a mystic importance attached to the minutest circumstances connected with the place and the time, and the man (if man he was) that first laid open to me the Paradise of Opium-eaters. It was a Sunday afternoon, wet and cheerless: and a duller spectacle this earth of ours has not to show than a rainy Sunday in London. My road homewards lay through Oxford-street; and near “the stately Pantheon” (as Mr. Wordsworth has obligingly called it), I saw a druggist’s shop. The druggist, unconscious minister of celestial pleasures!-as if in sympathy with the rainy Sunday, looked dull and stupid, just as any mortal druggist might be expected to look on a Sunday: and, when I asked for the tincture of opium, he gave it to me as any other man might do: and furthermore, out of my shilling, returned me what seemed to be real copper halfpence, taken out of a real wooden drawer. Nevertheless, in spite of such indications of humanity, he has ever since existed in my mind as the beatific vision of an immortal druggist, sent down to earth on a special mission to myself. And it confirms me in this way of considering him, that, when I next came up to London, I sought him near the stately Pantheon, and found him not: and thus to me, who knew not his name (if indeed he had one) he seemed rather to have vanished from Oxford-street than to have removed in any bodily fashion. The reader may choose to think of him as, possibly, no more than a sublunary druggist: it may be so: but my faith is better: I believe him to have evanesced, or evaporated. So unwillingly would I connect any mortal remembrances with that hour, and place, and creature, that first brought me acquainted with the celestial drug.”

thomas-de-quincey-2-sized

Thomas de Quincey (15 August 1785 – 8 December 1859)

 

 

De Duitse dichter Matthias Claudius werd op 15 augustus 1740 geboren in het Duitse stadje Reinfeld in de buurt van Lübeck. Hij studeerde theologie en rechten, maar beide studies voltooide hij niet. Hij was werkzaam als journalist en bevriend met de Duitse dichters Klopstock en Herder. Hij stierf in 1815 in Hamburg.

 

 

Der Mond ist aufgegangen

 

Der Mond ist aufgegangen,
die goldnen Sternlein prangen
am Himmel hell und klar;
der Wald steht schwarz und schweiget,
und aus den Wiesen steiget
der weiße Nebel wunderbar.

 

Wie ist die Welt so stille
und in
der Dämmrung Hülle
so traulich und so holt
als eine stille Kammer,
wo ihr des Tages Jammer
verschlafen und vergessen sollt.

 

Seht ihr den Mond dort stehen?
Er ist nur halb zu sehen
und ist doch rund und schön.
So sind wohl manche Sachen,
die wir getrost belachen,
weil unsre Augen sie nicht sehn.

 

Wir stolze Menschenkinder
sind eitel arme Sünder
und wissen gar nicht viel;
wir spinnen Luftgespinste
und suchen viele Künste
und kommen weiter von dem Ziel.

 

Gott, laß dein Heil uns schauen,
auf nichts Vergänglichs bauen,
nicht Eitelkeit uns freun;
laß uns einfältig werden
und vor dir hier auf Erden
wie Kinder fromm und fröhlich sein.

 

Wollst endlich sonder Grämen
aus dieser Welt uns nehmen
durch einen sanften Tod;
und wenn du uns genommen,
laß uns in Himmel kommen,
du unser Herr und unser Gott.

 

So legt euch denn, ihr Brüder,
in Gottes Namen nieder;
kalt ist der Abendhauch.
Verschon uns, Gott, mit Strafen
und laß uns ruhig schlafen
und unsern kranken Nachbar auch.

 

claudiu1

Matthias Claudius (15 augustus 1740 – 21 januari 1815)

 

 

De Nederlandse schrijver R.J. Peskens (auteursnaam van uitgever Geert van Oorschot) werd geboren in Vlissingen op 15 augustus 1909.Van Oorschot debuteerde als dichter onder eigen naam in Links Richten met socialistische verzen. Zijn poëzie werd gebundeld in De turfgravers (1930) en Gevangenis (1932). Hij was als dienstweigeraar geruime tijd
gedetineerd.Als R.J. Peskens debuteerde hij in 1964 in de reeks De Witte Olifant van zijn eigen uitgeverij met proza getiteld Uitgestelde vragen. Er volgden onder dit pseudoniem nog vijf verhalenbundels en een roman. De naam Peskens had hij ontleend aan een beruchte anarchist uit Vlissingen en de initialen stonden voor de voornamen van twee van zijn meest geliefde dichters: de ‘R.’ van Richard Minne en de ‘J.’ van Jan van Nijlen.


Er was een tijd dat ik mij dichter vond,
om welke reden wou ik dat toch wezen?
want elke regel die in mij ontstond
kon men veel mooier bij een ander lezen.

Uit: Brieven van een uitgever (aan Ant ter Braak, 5 november 1986)

“Je zult ondertussen al wel de uitnodiging voor het ‘ere-doctoraat-feest’ ontvangen hebben. Het is eigenlijk allemaal een beetje overdreven vind ik. Een arbeider behoort zijn werk goed te doen en dat heb ik geprobeerd. Het is natuurlijk wel plezierig als je waardering voor je werk ondervindt, maar moet dat extra ‘beloond of geprezen’ worden?
Het is ook een beetje een vreemd huis waarin ik nu terecht ben gekomen, maar een katholieke universiteit die een atheïst, een sociaal democraat met anarchistische afwijkingen, een dwarsligger met zo’n doctoraat ‘eert’ is eigenlijk niet katholiek meer.”

 

peskens

R.J. Peskens (15 augustus 1909 – 18 december 1987)

 

De Nederlandse dichter Daan Zonderland (pseudoniem van Dr. Daniel Gerhard (Daan) van der Vat) werd geboren in Groningen op 15 augustus 1909. Zie ook mijn blog van 15 augustus 2006.

 

Letterlijk

 

“Geachte Heer, ik moet u danken
voor het postpakket dat ik ontving.
Maar u vergeeft mij ongetwijfeld
een zekere teleurstelling.

Toen ik de hand vroeg van uw dochter
die ik hartstochtelijk bemin,
deed ik zulks niet in letterlijke,
doch in overdrachtelijke zin.

 

 

De aardrijkskunde geeft geen antwoord

 

De aardrijkskunde geeft geen antwoord
Op menig interessante vraag.
Waarin bijvoorbeeld schuilt de oorzaak
Dat men moet huilen in Snikzwaag?

Woont er wellicht in Opperburen
Geen burger op begane grond?
Kent Kietvitshaar geen kievitsveren?
Is zwijgen zonde in Roermond?

In welke talen converseert men
In ’t Brabants Babyloniënbroek?
Waarmee bedekt men oosterbenen
In ’t vreemde plaatsje Westerbroek?

Wie zit er stil in ’t dorpje Wippert?
En wie is wie in ’t Friese Wie?
Zijn er alleen maar kromme benen
In het Noord-Hollands Krommenie?

Kent men in Noordeloos geen Noorden?
Wie komt in Voorin achteraan?
En moet een man in Plankenwambuis
Zijn hele leven rechtop staan?

Heeft Middenin geen buitenkanten?
Heeft Nummereen geen plaats voor twee?
Kent men in Nigtevecht geen neven?
Zegt niemand ooit in Jabeek: ‘Nee!’?

Was de geboorteplaats van Nemo
Wellicht het dorpje Nergena?
En zijn er werklijk geen sopranen
In ’t schone plaatsje Altena?

zonderland

Daan Zonderland (15 augustus 1909 – 5 augustus 1977)

 

 

De Nederlandse schrijver, dichter en journalist Jan Campert werd geboren op 15 augustus 1902 in Spijkenisse.Zie ook mijn blog van 15 augustus 2006.

 

Mijn God, maak mij het sterven licht-
en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als ‘k voor de loopen sta.

 

Op vrijdagavond 10 mei 1940, de eerste avond van de oorlog, schetst Jan Campert de sfeer in de stad: “Nooit was Amsterdam zoo mooi en zoo rustig als op deze eersten oorlogsavond. En zóó stil. Maar het was een stilte die van een onheilspellende geheimzinnigheid was vervuld. Want voor het eerst was Nederland’s grootste stad verduisterd.”

jan_campert
Jan Campert (15 augustus 1902 – 12 januari 1943)

 

 

De Amerikaanse schrijfster Edna Ferber werd geboren op 15 augustus 1885 in Kalamazoo, Michigan. Zij was de dochter van Hongaarse immigranten. In haar werk staan vaak vrouwen centraal. In 1924 kreeg zij voor haar roman So Big de Pulitzerprijs. Veel van haar werk is ook met succes verfilmd, zoals bijvoorbeeld Giants met o.a. James Dean en Come and get It.

 

Uit: Gigolo

 

“No nonsense about them. This was the rush hour. Hungry men from the shops and offices and garages of the district were bent on food (not badinage). They ate silently, making a dull business of it. Coffee? What kinda pie do you want? No fooling here. “Hello, Jessie.”

As she mopped the slab in front of him you noticed a slight softening of her features, intent so grimly on her task. “What’s yours?”

“Bacon-and-egg sandwich. Glass of milk. Piece of pie. Blueberry.”

Ordinarily she would not have bothered. But with him: “The blueberry ain’t so good to-day, I noticed. Try the peach?”

“All right.” He looked at her. She smiled. Incredibly, the dishes ordered seemed to leap out at her from nowhere. She crashed them down on the glazed white surface in front of him. The bacon-and-egg sandwich was served open-faced, an elaborate confection.”

 

Ferber

Edna Ferber (15 augustus 1885 – 16 april 1968)