Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Mary Wortley Montagu

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

De koopman zit op zijn kantoor en somt

De koopman zit op zijn kantoor en somt
Bij ’t walmend licht der lamp de winst van ’t jaar:
Hij telt zijn posten preevlend bij elkaar
En cijfert, tot zijn rug zich dieper kromt,

Als de balans niet sluit. Hij peinst en gromt,
Half-binnensmonds en met verstoord gebaar
Telt hij opnieuw, ontstemd om ’t zoeken naar
Een cijfer-cent, die niet te voorschijn komt.

En …l zijn winst vergeet hij, niet tevrêe
Vóór ’t vinden van het cijfer van een cent –
Zijn kast is vol met hoopen klinkend goud: –

Ik ben bevreesd, dat ik soms óok zoo deê,
En centen-cijferend mij heb ontwend
’t Gouden geluk te zien dat ‘k overhoud.

 

De gesloopte plaats V

Sta op, mijn lief, de zon schijnt door de boomen,
De vogels vliegen al om voedsel uit,
De visscher achter ’t huis sleept in de schuit
Zijn net, gevuld met visschen, uit den stroom en

De stalknecht legt op ’t voorplein reeds de toomen
Zijn paarden aan, – sta op, mijn lief, mijn bruid,
De aarde is voor ons ook nieuw en schoon en luid,
Sta op, mijn lief, nu is geen tijd voor droomen.

Kom mee, mijn eenigst dat aan ’t veld ontbrak.
De reiger stijgt, de ooievaar op het dak
Vliegt hene en weer, den heelen hof doorruischt

De wind, gezeefd door stralen; ’t water bruist
Bij ’t vallen om de bocht en schuimt en blinkt,
Warm wordt de lucht die dauw en droppen drinkt.

 

Van de liefde die vriendschap heet

12
Ik walg nu van die dagen vol van zon,
Van die zon zelf, die niet wil ondergaan;
Wanneer het nacht was zou ik naast hem staan
En zeggen:Vriend, ’t was waar, eerst nu begon

Mij ’t leven, al wat ik eertijds verzon
Was logen, wat ik zei van zon was waan,
En van genot en liefde, maar, welaan,
Vergeef mij dat ik zoo dwaas dwalen kon.

Dan zou ons zijn een zoet verkeer van leed,
Zeer innig, als van zielen, nu ontdaan
Van trots en ijdelheid en klein belang; –

En elk van ons zou ’t zijn of naast hem schreed
Zijn eigen ziel, op ’t eind geheel verstaan,
Naakt en een glorie, van eenzelfden rang.

 


Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Cover brievenboek

 

De Oostenrijkse schrijver en arts Arthur Schnitzler werd geboren in Wenen op 15 mei 1862. Zie ook alle tags voor Arthur Schnitzler op dit blog.

Uit: Reigen

„GRAF Bist schon älter?
DIRNE Ins zwanzigste geh’ i.
GRAF Und wie lang bist du schon…
DIRNE Bei dem G’schäft bin i ein Jahr!
GRAF Da hast du aber früh ang’fangen.
DIRNE Besser zu früh als zu spät.
GRAF setzt sich aufs Bett Sag mir einmal, bist du eigentlich glücklich?
DIRNE Was?
GRAF Also ich mein’, geht’s dir gut?
DIRNE Oh, mir geht’s alleweil gut.
GRAF So… Sag, ist dir noch nie eing’fallen, dass du was anderes werden könntest?
DIRNE Was soll i denn werden?
GRAF Also… Du bist doch wirklich ein hübsches Mädel. Du könntest doch z. B. einen Geliebten haben.
DIRNE Meinst vielleicht, ich hab’ kein?
GRAF Ja, das weiss ich – ich mein’ aber einen, weisst einen, der dich aushalt, dass du nicht mit einem jeden zu gehn brauchst.
DIRNE I geh’ auch nicht mit ein’ jeden. Gott sei Dank, das hab’ i net notwendig, ich such’ mir s’ schon aus.
GRAF sieht sich im Zimmer um
DIRNE bemerkt das Im nächsten Monat ziehn wir in die Stadt, in die Spiegelgasse.
GRAF Wir? Wer denn?
DIRNE Na, die Frau, und die paar anderen Mädeln, die noch da wohnen.
GRAF Da wohnen noch solche –
DIRNE Da daneben… hörst net… das ist die Milli, die auch im Kaffeehaus g’wesen ist.
GRAF Da schnarcht wer.
DIRNE Das ist schon die Milli, die schnarcht jetzt weiter ’n ganzen Tag bis um zehn auf d’ Nacht. Dann steht s’ auf und geht ins Kaffeehaus.”


Arthur Schnitzler (15 mei 1862 – 21 oktober 1931)
Scene uit een opvoering in Leipzig, 2010

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Pem Sluijter werd geboren in Middelburg op 15 mei 1939. Zie ook alle tags voor Pem Sluijter op dit blog.

 

Formule 1

Op de dag van de race
rijden wij langs Pforzheim
om Hockenheim heen,
gedompeld in drieëndertig
graden Celsius ricthing Karlsruhe.
De radio aan.

Van een dichter uit Israël
wordt een vers gelezen in slepend
Duits; de toestand drukt hevig
dan weer aanzienlijk minder,
zegt de stem

erschwären
erleichteren aber
der Umstand bleibt

de toestand blijft voor altijd
vrede mijdend zegt de stem.

Stem zwijgt.
Woorden blijven hangen dwars door
de berichten van de race in Hockenheim.
Op het parcours zijn drie motoren in de fik
gevlogen; de coureurs sprongen
juist voor de tijd.

 

 
Pem Sluijter (15 mei 1939 – 18 december 2007)

 

De Nederlandse letterkundige, essayist en criticus W.J.M. Bronzwaer werd geboren op 15 mei 1936 in Heerlen. Zie ook alle tags voor W. J. M. Bronzwaer op dit blog

Uit:Lessen in Lyriek

“Het parallellisme illustreert een verschijnsel dat op fundamenteel niveau aan de orde is bij poëtisch taalgebruik, zowel in zulke betrekkelijk kleinschalige gevallen als klankherhaling (assonantie, alliteratie of rijm), als bij meeromvattende poëtische bouwprincipes als de opbouw van langere teksten in steeds dezelfde strofen. We noemen dit verschijnsel geperiodiseerde herhaling. De term valt in twee delen uiteen, waarvan eerst de notie van de herhaling zal worden verduidelijkt. Het informatietheoretische begrip redundantie kan ons hierbij helpen. Redundant is die informatie welke voor het tot stand komen van een betekenismoment overbodig is. Zien we op straat een driehoekig verkeersbord met een geschematiseerde tekening van een fiets erop, dan zijn de driehoekige vorm en de fiets dragers van niet-redundante informatie: ‘driehoekig’ betekent ‘waarschuwing’ en de ‘fiets’ betekent ‘voor fietsers’; met behulp van deze niet-redundante informatiedragers kunnen we het bord dus volledig en correct interpreteren. Zo’n schematische tekening die als informatiedrager fungeert, noemen we een pictogram. Zou zich onder het pictogram nog een bordje bevinden met de tekst ‘Pas op voor fietsers!’, dan zou die tekst redundant zijn; hij voegt immers geen betekenis toe aan die welke het pictogram al uitdraagt. Maar ook de informatie die wordt gedragen door het feit dat het verkeersbord bijvoorbeeld van metaal is vervaardigd, kan redundant worden genoemd, want onze interpretatie van het bord zou geen andere zijn wanneer het van kunststof was. De grondstof waaruit een object is gemaakt, hoeft natuurlijk niet altijd redundant te zijn. Wanneer we van iemand zeggen dat hij zijn vrouw elk jaar een ijzeren armband cadeau doet op haar verjaardag, dan is de informatie overgebracht door ijzeren zeker niet redundant.
Ook bij talige informatie kunnen we redundante van niet-redundante informatie onderscheiden. Bij het normale taalgebruik in het dagelijks leven worden we door redundante informatie overspoeld. De mededeling ‘Een fiets gekocht’ is, als antwoord op bepaalde vragen, even informatief als de zin ‘Ik heb een fiets gekocht’; twee van de vijf woorden zijn in het laatste geval dus redundant.”

 


W.J.M. Bronzwaer (15 mei 1936 – 20 januari 1999)

 

De Nederlandse historisch letterkundige Frits van Oostrom werd geboren in Utrecht op 15 mei 1953. Zie ook alle tags voor Frits van Oostrom op dit blog.

Uit Mozes en de doortocht door de polder (Lezing)

“Na zijn met de Pulitzer Prize bekroonde Guns, germs and steel(over de opgang van het Westen) bestudeerde Jared Diamond de keerzijde van de medaille: de ondergang van samenlevingen. Volgens hem bezwijken die doorgaans aan dezelfde ziekte, waarvan de symptomen in het licht van hedendaagse ontwikkelingen iets onheilspellends krijgen: zelfoverschatting – demonisering van vermeende tegenstanders – afbrokkelende interne eendracht – uitputting van middelen – verstoring van het milieu. Is er ook nog hoop? Jawel, sommige landen vinden wel degelijk de juiste uitweg temidden van alle conflicterende factoren:
“A good example of a society minimizing such clashes of interest is the Netherlands [volgt omstandige lofzang op het poldermodel] That acknowledged interdependence of all segments of Dutch society contrasts with current trends in the United States, where wealthy people increasingly seek to insulate themselves from the rest of society […] Underlying such privatisation is the misguided belief that the elite can remain unaffected by the problems of society around them.”
Let wel: Tuchman en Diamond spreken van “the Dutch” en “the Netherlands” als collectief exempel. Niet één held wordt er speciaal voor aangezien, er valt geen naam zoals van Washington of Lincoln, Lech Walesa, Churchill of Mandela. Zo Nederland al dergelijke messiaanse leiders heeft gekend, staan ze inmiddels bij madame Tussaud. Natuurlijk: wij hebben een vader des vaderlands in Willem van Oranje, een paar beroemde vlootvoogden en enkele hoofdarchitecten van het poldermodel; maar het eigenlijke leiderschap van Nederland schuilt in het collectief. Dat gold al helemaal in onze echte glorietijd, de Gouden Eeuw. De Republiek kende geen staatshoofd, zelfs geen regering, geen eenheid van bestuur, en evenmin een nationaal systeem van wetgeving en rechtsbedeling. Belastingen waren hooguit gewestelijk en voor het overgrote deel lokaal.”

 

 
Frits van Oostrom (Utrecht, 15 mei 1953)

 

De Duitse dichter, schrijver, literatuurwetenschapper en musicus Michael Lentz werd geboren in Düren op 15 mei 1964. Zie ook alle tags voor Michael Lentz op dit blog.

 

“vielleicht ist es so, vielleicht ist es aber auch nicht so.”
anagrammatische Sprechakt-Variationen einer These von Georg Büchner

vielleicht ist es so, vielleicht ist es aber auch so nicht.
vielleicht. so ist es. vielleicht. aber ist es auch? so nicht.
vielleicht. ist es so? vielleicht. ist es aber auch so nicht.
vielleicht ist es. so! vielleicht ist es. aber. auch. nicht. so.
vielleicht. ist es so, vielleicht. istesaberauch nicht so.

vielleicht ist es so, vielleicht ist es aber auch nicht so.

vielleicht, vielleicht! so ist es, aber auch so ist es nicht.
vielleicht-vielleicht! so ist es auch nicht, aber so ist es.

leicht, soviel ist es, ist es aber vielleicht auch nicht.    so
leichtes ist so viel, aber vielleicht eist auch so nichts.
vieles eist so leicht, aber vielleicht ist auch so nichts.

so. vielleicht ist es viel, aber auch so ist es nicht leicht.

soso, aber ist es vielleicht auch vielleicht? ist es nicht?

so ist es viel, so ist es leicht, vielleicht aber auch nicht.

so leicht ist es nicht! vielvielleicht ist es aber auch so.

ist es auch viel so, leicht so, aber leicht ist es nicht viel.

aber es ist so. auch vielleicht ist vieles nicht so leicht.

ist es vielleicht auch bar so, vielen ist seicht so leicht.

vielleicht ist es so, vielleicht ist es aber so auch nicht.

so es auch nicht ist, vielleicht, ist es aber vielleicht so:
so es aber vielleicht so ist, ist “vielleicht” auch nicht “es”.
so es aber vielleicht so ist, ist es auch nicht “vielleicht”.

seit leichtes so viel ist, vielleicht aber auch so nichts,
ist es nicht so leicht, aber auch so ist es vielleicht viel.

aber es ist so. auch vielleicht ist viel nicht so leicht.    es
ist aber so es. vielleicht ist es auch nicht so vielleicht.

so es aber vielleicht nicht ist, ist es vielleicht auch so.
auch so ist es, nicht viel, aber es ist vielleicht leicht. so!
so viel, so leicht; ist es, ist es vielleicht aber auch nicht.
es ist soviel licht. vielleicht eist es aber auch nicht so.

leicht ist es viel so, aber auch viel ist es nicht so leicht.

 


Michael Lentz (Düren, 15 mei 1964)

 

De Zwitserse schrijver en architect Max Frisch werd geboren in Zürich op 15 mei 1911. Zie ook alle tags voor Max Frisch op dit blog.

Uit: Biedermann und die Brandstifter

„Die Bühne ist finster, dann leuchtet ein Streichholz auf: man sieht das Gesicht von Herrn Biedermann, der sich eine Zigarre anzündet und jetzt, da es heller wird, sich seinerseits umsieht. Ringsum stehen Feuerwehrmänner in Helmen.
BIEDERMANN Nicht einmal eine Zigarre kann man heutzutage anzünden, ohne an Feuersbrunst zu denken!… das ist ja widerlich – Biedermann verbirgt die rauchende Zigarre und verzieht sich, worauf die Feuerwehr vortritt in der Art des antiken Chors. Eine Turmuhr schlägt: ein Viertel.
CHOR Bürger der Vaterstadt, seht Wächter der Vaterstadt uns,
Spähend,
Horchend,
Freundlichgesinnte dem freundlichen Bürger –
CHORFÜHRER Der uns ja schließlich bezahlt.
CHOR Trefflichgerüstete
Wandeln wir um euer Haus,
Wachsam und arglos zugleich.
CHORFÜHRER Manchmal auch setzen wir uns,
Ohne zu schlafen jedoch, unermüdlich
CHOR Spähend,
Horchend,
Daß sich enthülle Verhülltes,
Eh’ es zum Löschen zu spät ist,
Feuergefährliches.
Eine Turmuhr schlägt halb.
CHORFÜHRER Feuergefährlich ist viel,
Aber nicht alles, was feuert, ist Schicksal,
Unabwendbares.
CHOR Anderes nämlich, Schicksal genannt,
Daß du nicht fragest, wie’s kommt,
Städtevernichtendes auch, Ungeheures,
Ist Unfug,
CHORFÜHRER Menschlicher,
CHOR Allzumenschlicher,
CHORFÜHRER Tilgend das sterbliche Bürgergeschlecht.
Eine Turmuhr schlägt: drei Viertel.“

 


Max Frisch (15 mei 1911 – 4 april 1991)
Scene uit een opvoering in Heidelberg, 2017

 

De Duitse schrijfster Judith Hermann werd geboren op 15 mei 1970 in Berlijn-Tempelhof. Zie ook alle tags voor Judith Hermann op dit blog.

Uit: Sommerhaus, später

„Mein erster und einziger Besuch bei einem Thera-peuten kostete mich das rote Korallenarmband und meinen Geliebten. Das rote Korallenarmband kam aus Rußland. Es kam, genauer gesagt, aus Petersburg, es war über hundert Jahre alt, meine Urgroßmutter hatte es ums linke Handgelenk getragen, meinen Urgroßvater hatte es ums Leben gebracht. Ist das die Geschichte, die ich erzählen will? Ich bin nicht sicher. Nicht wirklich sicher:
Meine Urgroßmutter war schön. Sie kam mit mei-nem Urgroßvater nach Rußland, weil mein Ur-großvater dort Ofen baute für das russische Volk Mein Urgroßvater nahm eine große Wohnung für meine Urgroßmutter auf der Petersburger Insel Was-silij Ostrow. Die Insel Wassilij Ostrow wird umspült von der kleinen und von der großen Newa, und wenn meine Urgroßmutter sich in der Wohnung auf dem Malyj-Prospekt auf ihre Zehenspitzen gestellt und aus dem Fenster geschaut hätte, so hätte sie den Fluß sehen können und die große Kronstädter Bucht. Meine Urgroßmutter aber wollte den Fluß nicht se-hen und nicht die Kronstädter Bucht und nicht die hohen, schönen Häuser des Malyj-Prospekts. Meine Urgroßmutter wollte nicht aus dem Fenster hinaus-sehen in eine Fremde. Sie zog die schweren, roten samtenen Vorhänge zu und schloß die Türen, die Teppiche verschluckten jeden Laut, und meine Urgroßmutter saß auf den Sofas, den Sesseln, den Himmelbetten herum und wiegte sich vor und zurück und hatte Heimweh nach Deutschland. Das Licht in der großen Wohnung auf dem Malyj-Pro-spekt war ein Dämmerlicht, es war ein Licht wie auf dem Grunde des Meeres, und meine Urgroßmutter mag gedacht haben, daß die Fremde, daß Petersburg, daß ganz Rußland nichts sei als ein tiefer, dämmeri-ger Traum, aus dem sie bald erwachen werde.
Mein Urgroßvater aber reiste durchs Land und baute Ofen für das russische Volk Er baute Schachtöfen und Röstöfen und Flammöfen und Fortschaufe-lungsöfen und Livermooreöfen.“

 


Judith Hermann (Berlijn-Tempelhof, 15 mei 1970)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Lady Mary Wortley Montagu werd geboren in Thoresby Hall, Nottinghamshire, op 15 mei 1689 en gedoopt op 26 mei 1689. Zie ook alle tags voor Mary Wortley Montagu op dit blog.

 

A Man In Love
L’Homme qui ne se trouve point, et ne se trouvera jamais

The man who feels the dear disease,
Forgets himself, neglects to please,
The crowd avoids, and seeks the groves,
And much he thinks when much he loves;
Press’d with alternate hope and fear,
Sighs in her absence, sighs when near.
The gay, the fond, the fair, the young,
Those trifles pass unseen along,
To him a pert insipid throng.
But most he shuns the vain coquette;
Contemns her false affected wit:
The minstrel’s sound, the flowing bowl,
Oppress and hurt the amorous soul.
‘Tis solitude alone can please,
And give some intervals of ease.
He feeds the soft distemper there,
And fondly courts the distant fair;
To balls the silent shade prefers,
And hates all other charms but hers.
When thus your absent swain can do,
Molly, you may believe him true.

 


Mary Wortley Montagu (15 mei 1689 – 21 augustus 1762)
Mary Wortley Montagu met haar zoon Edward door Jean-Baptiste van Mour, ca. 1717

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e mei ook mijn blog van 15 mei 2017 en ook mijn blog van 15 mei 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Mary Wortley Montagu

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

De koopman zit op zijn kantoor en somt

De koopman zit op zijn kantoor en somt
Bij ’t walmend licht der lamp de winst van ’t jaar:
Hij telt zijn posten preevlend bij elkaar
En cijfert, tot zijn rug zich dieper kromt,

Als de balans niet sluit. Hij peinst en gromt,
Half-binnensmonds en met verstoord gebaar
Telt hij opnieuw, ontstemd om ’t zoeken naar
Een cijfer-cent, die niet te voorschijn komt.

En …l zijn winst vergeet hij, niet tevrêe
Vóór ’t vinden van het cijfer van een cent –
Zijn kast is vol met hoopen klinkend goud: –

Ik ben bevreesd, dat ik soms óok zoo deê,
En centen-cijferend mij heb ontwend
’t Gouden geluk te zien dat ‘k overhoud.

 

De gesloopte plaats V

Sta op, mijn lief, de zon schijnt door de boomen,
De vogels vliegen al om voedsel uit,
De visscher achter ’t huis sleept in de schuit
Zijn net, gevuld met visschen, uit den stroom en

De stalknecht legt op ’t voorplein reeds de toomen
Zijn paarden aan, – sta op, mijn lief, mijn bruid,
De aarde is voor ons ook nieuw en schoon en luid,
Sta op, mijn lief, nu is geen tijd voor droomen.

Kom mee, mijn eenigst dat aan ’t veld ontbrak.
De reiger stijgt, de ooievaar op het dak
Vliegt hene en weer, den heelen hof doorruischt

De wind, gezeefd door stralen; ’t water bruist
Bij ’t vallen om de bocht en schuimt en blinkt,
Warm wordt de lucht die dauw en droppen drinkt.

 

Van de liefde die vriendschap heet

12
Ik walg nu van die dagen vol van zon,
Van die zon zelf, die niet wil ondergaan;
Wanneer het nacht was zou ik naast hem staan
En zeggen:Vriend, ’t was waar, eerst nu begon

Mij ’t leven, al wat ik eertijds verzon
Was logen, wat ik zei van zon was waan,
En van genot en liefde, maar, welaan,
Vergeef mij dat ik zoo dwaas dwalen kon.

Dan zou ons zijn een zoet verkeer van leed,
Zeer innig, als van zielen, nu ontdaan
Van trots en ijdelheid en klein belang; –

En elk van ons zou ’t zijn of naast hem schreed
Zijn eigen ziel, op ’t eind geheel verstaan,
Naakt en een glorie, van eenzelfden rang.

 

 
Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Cover brievenboek

Lees verder “Albert Verwey, Arthur Schnitzler, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom, Michael Lentz, Max Frisch, Judith Hermann, Mary Wortley Montagu”

Arthur Schnitzler, Albert Verwey, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Edwin Muir, Mary Wortley Montagu

De Nederlandse dichter, essayist en letterkundige Albert Verwey werd geboren in Amsterdam op 15 mei 1865. Zie ook alle tags voor Albert Verwey op dit blog.

 

Ik zie de mens, maar ik begrijp hem niet

Ik zie de mens, maar ik begrijp hem niet: –
Hij eet van ’t leven al wat lekker smaakt,
En proeft van ál zijn passies: zijn mond raakt
Iedere vrucht, die iedre hand hem biedt.

Hij zoekt in dronkenschap een droom, die vliedt,
In ’t leven, – tot hij, moede en koud, ontwaakt,
Naakt en gebroken: op zijn lippen smaakt
Des levens droesem bitter als verdriet.

En dan noemt hij de wijn, die vreugde geeft –
Zijn passie – zonde, en nuchterzijn zijn deugd,
Daar hij zich dwaas dronk in een mooie droom,

En in het leven schijn zocht, die niet leeft.
Hij vleit zich met de erinn’ring zijner vreugd,
Maar durft geen appel proeven zonder schroom.

 

De handdruk

Er is zoveel waar ’t wonderlijk begeren
Ongaarn naar reikt; want wij zijn zo gemaakt
Dat wij niet enkel wat ons scha doet weren,
Maar onze trots ook wat wil helpen wraakt.

Op andren niet alleen maar op ons eigen
Verhalen wij het leed dat de andre ons deed,
En voeden lust in pijn en wonden krijgen
En noemen de andre en weten zelf ons wreed.

Dan staan we op ’t laatst in het heelal, verbijsterd
Dat zoveel schoons als toch moet zijn, niet blijkt:
Wij voelen ons gelijk een boom, geteisterd
Door wind, weer, bliksem, schoon hij niet bezwijkt.

Wij staan alleen: dan sluipt zich in ons voelen,
Dan dringt zich door naar ’t aarzelend verstand,
Gemeenschap, zwijgend, vol verstaan bedoelen:
De warme druk van een bevriende hand.

 

Van de liefde die vriendschap heet

 3

Ik had uw hart mij tot een huis gewijd:
De wierook brandde – de opgeslagen blaân
Der schriften gloorden – de ark zag ’k openstaan –
Ik had mijn wolk rondom mijn huis gespreid.

En zie, in mijn huis zit een wisslaar aan,
Midden in mijn mysteriën, als beidt
Hij mijne komst: – opent de poorten wijd,
Strooit lovers, dat mijn voet moog’ binnengaan!

Wee mij! straks zal mijn levensmoede ziel,
Droef als een vlam, die half omsluierd gloort,
Rijzen naar waar àl bleke zielen zijn.

Om daar te branden met den matten schijn
Van onbegrepen liefde en ’t onverhoord
Bidden te horen van wie na mij kniel’.

 

Albert Verwey (15 mei 1865 – 8 maart 1937)
Dichters groepsfoto:, circa 1900. Boven:  Alfred Schuler, Stefan George  
Bemeden: Karl Wolfskehl, Ludwig Klages, Albert Verwey

Lees verder “Arthur Schnitzler, Albert Verwey, Pem Sluijter, W.J.M. Bronzwaer, Edwin Muir, Mary Wortley Montagu”

Alan Hollinghurst, Hugo Raes, Radwa Ashour, Ivan O. Godfroid, Isabella Nadolny, Vítězslav Nezval, Maxwell Bodenheim, Edmond De Goncourt, Mary Wortley Montagu, Xavier Roelens

De Britse schrijver Alan Hollinghurst werd geboren op 26 mei 1954 in Stoud, Gloucestershire. Zie ook mijn blog van 26 mei 2007 en ook mijn blog van 26 mei 2008.

 

Uit: The Spell

 

He wondered if the boy had lost the way. They had started out on a driven track half-covered with small noisy stones; but it faded, was found again for half a mile, where it followed the rim of a dry wash, and then died away among the windswept contours and little dusty bushes of the desert. The pick-up roared on across long inclines of grey dirt. The boy kept his foot down and stared straight ahead, as if unable to consider the possibilities that lay to left and right. He was almost smiling — Robin couldn’t decide if from nerves or from the pleasure a local person has in scaring and disorienting a stranger. An empty bottle rolled and clinked against the metal supports of the bench-seat. Robin sat with his forearm braced in the open window, and grunted involuntarily at each bump and drop: academic research had never been so wayward or so physical. He found that he was smiling too, and that he was not only shaken but happy.

    They reached a low crest and there beneath them spread thirty or forty miles of silvery waste, crossed by the quick eclipses of windy sunlight; the wide plain was rifted with gulleys and dry riverbeds, and climbed distantly to mountains which were radiant towers in the west and unguessable obscurities in the blackly shadowed south. This was what he wanted to see: it was what had brought a rich man and his architect here half a century ago. It wasn’t a terrain that could be ploughed or grazed or humbled by use: nothing could have altered unless by the gradual violence of winds and storm rains. The pick-up slowed, and Robin imagined that even his guide, who had surely seen nothing but this country all his life, was responding to its magic or its admonishment.

`What are those mountains called?’ he shouted over the churning of the engine and the racket of stones and grit against the bottom of the vehicle. The boy looked stoopingly across, and out beyond Robin at the morning-bright bluffs to the west. He nodded several times, perhaps he had only understood the word mountains, or was hesitating before so many mountains, with so many names.“

 

hollinghurst1

Alan Hollinghurst (Stoud, 26 mei 1954)

 

 

 

De Belgische schrijver Hugo Raes werd geboren in Antwerpen op 26 mei 1929. Zie ook mijn blog van 26 mei 2007 en ook mijn blog van 26 mei 2008.

 

 

van A naar M loopt de rechte  (fragment)

 

van A naar M loopt de rechte.

Van M vertrekt ze in een boog, ze is vertrokken.

Ze vordert feilloos en zuiver maar dik.

Het is een punt dat vordert, oprukt, traag en nauwkeurig.

En zichzelf achterlaat in tweede dimensie.

Over X tijdseenheden zal de tocht voltrokken zijn en hoog en volledig.

M is een rode stip.

Hier eindigt het bewegende punt.

De overgang van het rekkend zwarte punt in het rode stabiele punt is

niet zichtbaar, er is geen grens, geen dooreenvloeiing.

 

Sterk schuin omhoog loopt de rechte T’ X’.

De andere lijnen kruisen mekaar op verschillende afstanden en niveaus.

De boog van het cirkelsegment verdwijnt in het niet aan twee zijden in

de verre schemerverte waar verder niets te zien is.

Er verschijnt een stip.

Een punt ontstaat in de nabijheid van N’ en verdwijnt tegelijkertijd

dadelijk opnieuw.

De omgeving is nu als voorheen.

De lijnenruimte verbleekt alsof lichtend ze wordt.

Bij O is er een bol gekomen van niet te schatten grootte.

 

Raes

Hugo Raes (Antwerpen, 26 mei 1929)

 

 

De Egyptische schrijfster en literatuurwetenschapster Radwa Ashourwerd geboren op 26 mei 1946 in Caïro. In 1967 studeerde zij af in Engelse literatuurwetenschap. Daarna specialiseerde zij zich in Vergelijkende Literatuurwetenschap. Zij doceert tegenwoordig aan de Ain Shams universiteit in Caïro. Daarnaast schrijft zij romans, korte verhalen en kritieken.

 

Uit: Siraaj.An Arab Tale (Vertaald door Barbara Romaine)

 

“Amina is afraid of the sea, but to her heart she pretends otherwise: she gets up before the rooster crows, and begins her day by going down to the beach. She stares through the darkness out to sea and whispers a prayer. After that she makes her way to the port and inquires, “Any news?”

“No news.”

She walks along the path that leads to the hill, then begins her ascent to the high house. She passes by the dungeon and hears the murmurs and muffled voices. She continues the climb to the women’s quarters, which are wrapped in silence and the crash of the waves.

By the time she reaches the kitchen courtyard, the darkness has faded and the sky has burst into the colors of sunrise. “Bismillah al-rahman al-rahim,” she says, as she hauls out the sacks of flour and commences opening them one after another. Then she begins the process of sifting. The other women don’t arrive until after Amina has finished kneading the dough and left it to rise. The women flock to their tasks, while the slaves carry in the daily provisions of fresh-killed meat, baskets of fish, and crates of fruits and vegetables.

After the call to afternoon prayer, Amina knots her handkerchief around two loaves of bread—her day’s wages—picks up her bundle, and retraces her steps homeward, grains of flour still clinging to her dress and headscarf. Her body gives off mingled odors of the day’s sweat and baked bread. She stops by the port.

“Any news?”

“No news.”

She proceeds to the beach, sits down facing the sea . . . and waits.”

 

 

ashour

Radwa Ashour (Caïro, 26 mei 1946)

 

 

 

De Belgische, Franstalige, schrijver en essayist Ivan O. Godfroid werd geboren in Boussu op 26 mei 1971. Zie ook mijn blog van 26 mei 2007.

 

Uit: Pacte de contrition

 

« Il est l’heure ! Allez, au lit ! Je dois t’attacher pour la nuit, Monsieur Wanson. »

Quand je suis seul /

Et qu’il est là

« Et ne fais pas cette tête… c’est ton dernier jour ici ! Demain tu quittes la Haute Sécurité pour le nouveau Quartier W

– ordre du Docteur X. Petit veinard, tu auras même un voisin de chambre. »

Lorsque je sens le monstre hideux penché sur moi

« Fais de beaux rêves, gueule d’amour. Ne cherche pas à t’évader, d’accord ? Ha – ha – ha… Hé ! Wanson ? Wanson ! Je

me demande parfois si tu m’as jamais écouté. »

J’ai peur du noir

L’infi rmière coupe la lumière. Ferme la porte. Tourne la clef. L’écho glacé de ses pas roule et disparaît. Et le vent piquant

de l’angoisse monte en ma gorge à m’étouffer.

 

La lumière s’éteint : il est là

Démon de mes vies passées

Le monstre immense et immobile

Qui me regarde sans bouger

Il a la couleur de la mort

Il se déplace par magie

Je sens son souffl e dans mon cou

Proie frissonnante aux yeux fermés

 

Il est dans un coin de la chambre

À me fi xer sans faire de bruit

Il s’assoit au bord de mon lit

Sa face frôle mon visage

Je ne dois pas me retourner

Le regarder serait mourir

Je dois m’enfuir dans le sommeil

– ou chanter.

Ivan_O_Godfroid

Ivan O. Godfroid (Boussu, 26 mei 1971)

 

 

 

De Duitse schrijfster Isabella Nadolny (eig. Isabella Peltzer) werd geboren op 26 mei 1917 in München. Zij werkte als secretaresse op een ministerie in Berlijn. In 1941 trouwde zij met de schrijver Burkhard Nadolny. Zelf begon zij in 1951 met schrijven. Vanaf de jaren zestig legde zij zich meer toe op het vertalen.

 

Uit:  Die Stunden vor Morgengrauen

 

“Es war Sonnabend, der erste Sonnabend im April, und Louise schien es, als habe der Sommer mit einem einzigen schwindelerregenden Ruck am Thermometer zugeschlagen. Die strahlende Nachmittagssonne sank ihr köstlich in die müden Glieder, als seien, dachte sie wehmütig, die müden Glieder wirklich draußen, in der Sonne, wie bei allen anderen Leuten, statt hier im Werkzeugschrank nach Marks Turnschuhen zu suchen. Als ihr gerade eine Dose halb voll vertrockneter Farbe ärgerlicherweise an den Ellbogen fuhr, fiel ihr ein, dass es für eine Hausfrau beim ersten unerwarteten Sonnenschein des Jahres ja nie anders war. Er trieb einen nicht hinaus, sondern hinein. In lang verschlossenen Schubladen nach den Sommersachen der Kinder suchen. Sie aufbügeln. Fehlende Knöpfe annähen. Und in dunklen Schränken wühlen: nach den Gartenkissen, den Liegestühlen, den Seilen für die Schaukel….”

Nadolny

Isabella Nadolny (26 mei 1917 – 31 juli 2004)

 

 

 

De Tsjechische dichter en vertaler Vítezslav Nezval werd geboren op 26 mei 1900 in Biskoupky. Hij geldt als medegrondlegger van het Poëtisme en als leidende persoonlijkheid van het Tsjechische surrealisme. In 1953 werd hij benoemd tot nationale kunstenaar. Hij studeerde in Brünn en Praag, maar maakte zijn studie rechten niet af. Zijn werk werd gepubliceerd in kranten en tijdschriften als Rudé Právo, Tvorba, Odeon, Nová scéna, Lidové noviny. Hij sloot zich aan bij het antifascistische verzet en werd in 1944 voor korte tijd gevangengezet. Na WO II sllot hij zich aan bij de communisten.

 

 

Edison (Fragment)

 

And now the sky beyond the trees is brightening

electric wires tremble in the snow

now promenades and corsos are aglow

now our souls are viewed on the X-ray screen

like ichthyosauri from the pliocene

now the clock’s hand is moving towards six

now we go off together to the flicks

now spectral shades of gamblers and of witches

are put to flight by our electric switches

and now applause and cheers ring through the house

and Thomas Edison now takes his bows

 

The party’s over now your soul is dark

the guests have left and you are back at work

Look at those inventors and at their resources

yet the stars have not deviated from their courses

look at all those people living quietly

no this isn’t work nor even energy

this is adventure as on the high seas

locking oneself in one’s laboratories

look at all those people living quietly

no this isn’t work it’s poetry

It’s intention and a bit of accident

to become one’s country’s president

to become a poet who’s outstripped you all

to become a songbird holding you in thrall

to be always lucky at roulette

to be the discoverer of a new planet

 

 

Vertaald door Ewald Oser

 

Nezval

Vítězslav Nezval (26 mei 1900 – 6 april 1958)

 

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Maxwell Bodenheim werd geboren op 26 mei 1892 in Hermanville, Mississippi. Zijn vader was in 1888 naar de VS getrokken. Rond 1912 leerde Bodenheim Ben Hecht in Chicago kennen. Ze raakten bevriend en richtten samen een tijdschrift op.  Andere leden van de groep waren o.a. Sherwood Anderson en Charles MacArthur. Zijn eerste gedichten publiceerde Bodenheim 1914 in het Poetry Magazine. In de jaren die volgden groeide hij uit tot een belangrijk schrijver. Hij publiceerde 10 dichtbundels en 13 romans. In de jaren twintig en dertig verslechterden zijn levensomstandigheden helaas dramatisch. Hij begon te drinken en werd dakloos. Samen met zijn derde vrouw werd hij door een 25-jarige bordenwasser na een ruzie vermoord.

 

 

EAST SIDE MOVING PICTURE THEATRE–SUNDAY

 

An old woman rubs her eyes

As though she were stroking children back to life.

A slender Jewish boy whose forehead

Is tall, and like a wind-marked wall,

Restlessly waits while leaping prayers

Clash their light-cymbals within his eyes.

And a little hunchbacked girl

Straightens her back with a slow-pulling smile.

(I am afraid to look at her again.)

 

Then the blurred, tawdry pictures rush across the scene,

And I hear a swishing intake of breath,

As though some band of shy rigid spirits

Were standing before their last heaven.

 

 

 

Factory-girl

 

Why are your eyes like dry brown flower-pods,

Still, gripped by the memory of lost petals?

I feel that, if I touched them,

They would crumble to falling brown dust,

And you would stand with blindness revealed.

Yet you would not shrink, for your life

Has been long since memorized,

And eyes would only melt out against its high walls.

Besides, in the making of boxes

Sprinkled with crude forget-me-nots,

One is curiously blessed if one’s eyes are dead.

 

 

bodenheim

Maxwell Bodenheim (26 mei 1892 – 6 februari 1954)

 

 

De Franse schrijver Edmond de Goncourt  werd geboren op 26 mei 1822. Zie ook mijn blog van 26 mei 2006 en ook mijn blog van 26 mei 2008.

 

Uit: VOYAGE  DU N° 43 DE LA RUE SAINT-GEORGES

 

„… Eh! dis-je, Sterne avait des pantoufles jaunes! Je passai mon pantalon, disant cela  ; et en déjeunant : Pour ceux qui ont proposé une statue à Parmentier, ajoutai-je, ceux-là, certes… Que Sylvestre ait écrit des traités sur les bêtes à laine, Huzard sur les gros bestiaux et leur vaccination, et qu’Yvart en ait donné sur les assolements… Mais Parmentier! À sa santé!…

– Allons! mesdemoiselles! disait-elle sur le pas de la porte. J’avais descendu l’escalier et j’étais au premier.

– Allons! mesdemoiselles, entrez donc! répétait la maîtresse de pension. – «Madame la maîtresse de pension, au moins accoutumez-les à faire leurs lignes droites, à rendre leur caractère net et lisible.»

La petite phalange enfantine montait, montait l’escalier, essoufflée de jouer. – «Madame la maîtresse de pension, il faudrait aussi qu’une fille sût la grammaire pour sa langue naturelle. Il n’est pas question de la lui apprendre par règles, comme les écoliers apprennent le latin en classe : accoutumez-les seulement, ces jolis enfants, à ne point prendre un temps pour un autre.»

Joues rouges, minois poupins, paniers au bras, petits bas blancs, et petites bottines agiles, tout cela grimpait l’escalier, tout d’un leste et d’un frais charmants! Le soleil, passant par les grandes vitres du palier, courait et se posait comme un papillon d’or sur les nattes blondes attachées de rubans noirs, et les chevelures brunes affolées. Elles grignotaient, en s’empressant, ouvrant leurs paniers, se montrant leurs tartines. – «Madame la maîtresse, elles devraient aussi savoir les quatre règles de l’arithmétique ; elles s ‘en serviraient utilement pour faire des comptes : c’est une occupation fort épineuse pour beaucoup de gens.“

 

edmond

Edmond De Goncourt (26 mei 1822  –  16 juli 1896)  

 

 

De Engelse schrijfster Lady Mary Wortley Montagu werd geboren in Thoresby Hall, Nottinghamshire, op 26 mei 1689 – Londen, 21 augustus 1762) was een Engels schrijfster. Mary was bevriend met Mary Astell, die wordt gezien als de eerste actieve voorvechtster voor vrouwenrechten in Engeland, en met Anne Wortley Montagu en haar broer Edward. Met deze laatste trouwde zij, tegen haar vaders wil, in 1712. Edward Mortley Montagu was op dat moment parlementslid en vervulde na de troonsbestijging van George I diverse functies. Mary en Edward raakten goed bekend in hofkringen. Hij was bevriend met Joseph Addison, waardoor lady Mary ook in aanraking kwam met de literaire kringen. Zij raakte zelf bevriend met Alexander Pope. In 1716 werd Edward benoemd tot Engels ambassadeur in Constantinopel en hoewel hij in 1717 werd teruggeroepen, bleven zij in Turkije tot 1718. Mary leerde zichzelf Turks en schreef vele brieven naar diverse mensen met wie zij correspondeerde. Haar bekendheid berust vooral op de uitgave van deze brieven, waarin een levendig beeld wordt geschetst van het leven in de Oriënt en aan het Ottomaanse hof.

 

Uit: Letters of the Right Honourable Lady M—y W—y M—e

 

_Rotterdam, Aug_. 3. O. S. 1716.

 

I FLATTER, myself, dear sister, that I shall give you some pleasure in letting you know that I have safely passed the sea, though we had the ill fortune of a storm.  We were persuaded by the captain of the yacht to set out in a calm, and he pretended there was nothing so easy as to tide it over; but, after two days slowly moving, the wind blew so hard, that none of the sailors could keep their feet, and we were all Sunday night tossed very handsomely.  I never saw a man more frighted (sic) than the captain.  For my part, I have been so lucky, neither to suffer from fear nor seasickness; though, I confess, I was so impatient to see myself once more upon dry land, that I would not stay till the yacht could get to Rotterdam, but went in the long-boat to Helvoetsluys, where we had voitures to carry us to the Briel.  I was charmed with the neatness of that little town; but my arrival at Rotterdam presented me a new scene of pleasure.  All the streets are

paved with broad stones, and before many of the meanest artificers doors are placed seats of various coloured marbles, so neatly kept, that, I assure you, I walked almost all over the town yesterday, _incognito_,  in my slippers without receiving one spot of dirt; and you may see the Dutch maids washing the pavement of the street, with more application than ours do our bed-chambers.  The town seems so full of people, with such busy faces, all in motion, that I can hardly fancy it is not some celebrated fair; but I see it is every day the same.  ‘Tis certain no town can be more advantageously situated for commerce.  Here are seven large canals, on which the merchants ships come up to the very doors of their houses.  The shops and warehouses are of a surprising neatness and magnificence, filled with an incredible quantity of fine merchandise, and so much cheaper than what we see in England, that I have much ado to persuade myself I am still so near it.”

 

Montagu

Mary Wortley Montagu (26 mei 1689 – 21 augustus 1762)

Portret door Charles Jervas

 

 

Onafhankelijk van geboortedata:

 

De Vlaamse dichter Xavier Roelens werd geboren in Rekkem in 1976. Hij was hoofdredacteur van het literaire tijdschrift en er is, stelde met Maarten De Pourcq de bloemlezing Op het oog, 21 dichters voor de 21ste eeuw (Uitgeverij P) samen en organiseerde poëziefestivals als Het Uitzaaiend Kaf – poëziefestival voor jong talent en het eerste Belgisch Kampioenschap poetry slam. Eigen gedichten verschenen in o.a. DW B, NRC Handelsblad, De Revisor, Het liegend konijn en Poëziekrant. Hij stond al op Crossing Border en De Nachten. Hij is redacteur van de poëzienieuwssite in Letterland. Juni 2007 verscheen bij Uitgeverij Contact zijn debuutbundel er is een spookrijder gesignaleerd.

 

 

schoon genoeg gelachen

 

aan de leiband schuifelen ramptoeristen voorbij
de rechtgetrokken vrachtwagen, staan even stil
de tijd van een behoefte.

goofy bengelt aan de achteruitkijkspiegel
het doek valt over de overlevenden.
(traag)

een rijvak wordt opengesteld: in de weggesleepte
auto
verlengt de zon de strepen op de achterbank, maakt zwart
of wit wat nu nog getint.
(trager, traagzaam)
er kwijnen wat bloemen in stof
er valt wat te praten als ik alleen ben

 

roelens

Xavier Roelens (Rekkem, 1976)