Nora Gomringer, Simone Atangana Bekono, Martijn den Ouden, Michiel van Rooij

De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zie ook alle tags voor Nora Gomringer op dit blog.

 

Der Rose kündigen für den Tag, an dem alle nach Dornen fragen

An süßduftenden Tagen, an denen Regen auf allen Bänken sitzt
und ein Rentner über die Rohheit der Jugend erzürnt
-denn der Regen ist jung und tritt die Bänke mit Wasserfüßen-,
an schweren, dunstigen, ebendiesen Tagen
ist der Garten ein Revier der Zierde,
der Schnecken und Würmer,
der Zähne der Löwen,
der Größe der Rosen,
der Majestät und des Grüns.
Ich sitze und gehe manchmal,
es ist ein Tanzschritt eher als ein Wegbereiter,
ich komme nicht an, ja ich verlaufe mich sogar.
Ich trete auf die Zehen meines Baumes.
Mein zarter Schuh versucht ein Muster, versucht etwas bleibendes zu zeichnen,
der Regen wird kommen und wird vergessen machen.
Ich werde mich wegspülen, ich werde unter der Straße gluckern, ich werde mich
wenden, an Ecken an die Oberfläche sprudeln,
ich werde Wände hinauf und hinabsteigen.
Meine Hände spielen im Haar der Farne
und ertasten das Zarte und Gegangene.
Ich denke bei mir, wie leicht und sonderbar die Flächen sind, auf denen wir
                                                                                               wandern
und gar nicht leben.
Der Rose lecke ich den Hals, den schlanken und ihre breite Stola lässt mich im
Schatten weilen.
Der Dorn, der kleine Sarazene, ist voller Eifersucht. Sein Schwert ist alt und meine
Lust sehr jung. Die bunte Dame gewährt, dass ich ein Blatt von ihrer Brust ablöse,
ein Blütensegel, ein bauschiges Tüchlein, das ich mir um Lippen und Fingerkuppen
lege, um, wie ein Schwärmer, dummer Junge, kleiner Muck vor ihr zu lagern und
                                                                                                               wie
einer, der nur Rosenworte reden darf.
Meine Dame hat ihr Herz auf meine Zunge gelegt mit dem einen Kuss.
An Tagen, wie ebendiesen. In Nächten wie jenen,
entsage ich dem Duft und schicke mich, um sie zu betrügen,
an die Hände und Münder anderer Sträucher.
Ich beiße in die Tomate, ich feiere die Röte der Völle.
Hin und her schwingt mein Verdacht,
der Garten raunt. Ich bin entdeckt,
enttarnt als Larve, die ein Blatt zerreißt.
Die Ameise kommt, um nach mir zu sehen.
Die treue Amme trägt mich hinab.
Manchmal bin ich ein Haus, das verlassen wurde von einer Schnecke.
Ich liege als stille Erinnerung am Rand und Halme wachsen in mich hinein
und Vögel hallen wider.
Meine Mauern, die gewunden und wund, zittern wie einsturzgefährdet.
Kein Denken an die fröhlichen Feste.
Sie fragen nach Dornen, die Undankbaren.
Für ebendiesen Tag, sage ich, habe ich der Rose gekündigt.

 

VERSIES

en
een boot legt aan
Böcklin schildert een boot, die aanlegt.
schimmig,
zwelgend.
Een bootsman, naamloos,
al te gewillig, zich prijs te geven.
Hitler bezat een versie,
Utøya werd een
eiland
schimmig,
zwelgend.
Een boot legt aan,
aan boord een dood
een overgangsadvocaat
Böcklin schildert een boot, die aanlegt
Een bootsman naamloos,
Versies van Breivik.
Aan boord een dood,
rusteloos,
verzwolgen,
schimmenrijk,
zonder silhouet,
een eiland
en

 

Vertaald door Maud Vanhauwaert

 

Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichteres en schrijfster Simone Atangana Bekono werd in 1991 geboren in het Brabantse Dongen als dochter van een Kameroense vader en een Nederlandse moeder. Na het Sint-Oelbertgymnasium in Oosterhout studeerde ze een tijd Media & Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Deze studie heeft ze niet afgerond. In 2016 studeerde ze af in creative writing aan hogeschool ArtEZ. Atangana Bekono debuteerde in 2017 met de dichtbundel Hoe de eerste vonken zichtbaar waren, waarvoor zij de Poëziedebuutprijs aan Zee 2018 en het Charlotte Köhler Stipendium 2019 ontving. In 2019 riep de Volkskrant haar uit tot een van de literaire talenten van 2020. In 2020 verscheen haar roman “Confrontaties”, waarin discriminatie en racisme centraal staan en de hoofdpersoon worstelt met angst, teleurstelling en woede. Het boek kwam op de shortlist voor de Libris Literatuurprijs 2021 en werd bekroond met de prijs Beste Boek voor Jongeren 2021 van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek. Ook de Hebban Debuutprijs 2021 en de Anton Wachterprijs 2022 werden aan haar toegekend. Ze trad twee keer op tijdens het literatuurfestival Winternachten, in 2017 en 2020. De Universiteit van Amsterdam benoemde Atangana Bekono per 1 november 2022 tot ‘Honorary Fellow’ aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit, met als leidraad ‘Intimiteit in literatuur’.

 

vt I (origin0

de stad is heel mooi vandaag
regen valt rustig op zoevende auto’s
zilver zoals staal lekt op tapijten in de huizen van anderen
jij bent solide ergens anders
ik ga een blokje om

ik was oranje
jij een bleek soort blauw heel diep
scheuren ze langs de grachten als strepen
geen geslacht, die auto’s, slordig
als ik door de deuropening kijk zie ik je zoute glimlach
ooit mocht ik die van je gezicht slaan werd je zeiknat
de echte is er een die plastic smolt

snijd de tijd eruit
ik was weids en overdonderend een periode lang
ik zag een soort grotesk onvormlijk iets zo mooi
het deed bam bam je borsten of een zeilschip
het deed een spook na het was je wijsvinger of god
mijn richting uit gestoken of gewoon gewillig
ik draai me om maar kwam mezelf niet uit
zo groots zo vochtig nee ik loop dieper in mezelf en ben
ijskoude witte muren en de vloer is zo diepbruin
dat het pijn doet een kleur die zijn toekomst zoekt
glimmend en

ik snijd tijd eruit en tijd die toekijkt
een vloer die om zichzelf heen kromt
alles om me heen elk voorwerp – krom
elke hand ook elk rimpelend gat elk mes
blindslag in de hals gelegd niet ideaal maar wat er uit je
kruipt of dat expres is
samen tot één tentakel dat zich aan me vastzoog
                    me naar zich toetrok

ik of ik in mezelf
ik wil er meer van wat het ook is
ik at de houtskool op en dronk de inkt
wil de omheining worden niet omheind
ik kneed tijd strompel een rondje
maar jij stond gewoon stil!
en leeft!
en bewoog je!

 

Simone Atangana Bekono (Dongen, 1991)

 

De Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Martijn den Ouden werd geboren in Nieuw-Lekkerland in 1983.Zie ook alle tags voor Martijn den Ouden op dit blog.

 

Paradijzen

paradijs 1

het goed onderhouden buitenzwembad in Emmeloord omringd met eindeloze bossen en sportvelden waar ’s zomers beeldige atleten in gestreept badgoed lenig van de hoge springen

paradijs 2

de weelderig gedekte eettafel van de familie Tukker eerste kerstdag 1972 waar grootvader zich met het broodmes de keel doorsnijdt na zijn bekentenis de kinderen te hebben misbruikt

paradijs 3

het zonnewerend naaldbos dat bij 37 graden Celsius haar poriën opent en uit volle overgave het leven onder haar rokken verleidt zich voort te planten

paradijs 4

het steriele dierenasiel waar hopeloze dieren op een pijnloze wijze het tijdelijke met het eeuwige verwisselen op een met zonlicht bestreken behandeltafel

 

Martijn den Ouden (Nieuw-Lekkerland, 1983)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Michiel van Rooij werd geboren in Eindhoven in 1982. Zie ook alle tags voor Michel van Rooij op dit blog.

 

Het verlangen naar Berlijn

Soms voel je een verlangen zo hevig
dat je het op dat moment al bijna
meemaakt. Vreemde momenten.

Zoals het biertje waar je naar op weg
bent en dat je eigenlijk al proeft.
Of het meisje dat je later ziet.

Opeens zat ik te ontbijten in Berlijn.
Zomaar een Imbiss.
Ergens half acht in de ochtend.

Ik kon het Brötchen horen kraken.
Rook de koffie en voelde de krant
ritselen tussen mijn vingers.

Om me heen dat kenmerkende
gedempte geroezemoes van openbare
ruimten, het klonk als het verlangen zelf.

 

Michiel van Rooij (Eindhoven, 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn blog van 26 januari 2019 en ook mijn blog van 26 jauari 2016 en mijn blog van 26 januari 2014 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Antoine Wauters, Maud Vanhauwaert, Tsjêbbe Hettinga, F. Springer, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Molière, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit: Moi, Marthe et les autres

« 1. Nous arpentons le boulevard SainGerm et inspectons les restes des combats de nuit. Nous regardons devant nous, nous agenouillons, Josh dit: y a que des macchabées par ici, Hardy, que de la chair carbonisée. Il prend ma main et nous nous en allons, empruntant les petites rues et le funicul nous menant en droite ligne chez nous.

2. Je n’aime pas quand Josh s’approche trop quand il parle. Une odeur de charogne, Josh, à chaque fois qu’il s’approche trop près. Le monde est un lieu terrible, dis-je à Ossip en me collant à lui de retour dans la grotte, mais la bouche de Josh est encore plus infecte. Ossip sourit et me prend dans ses bras: t’es bête, Hardy. On s’endort en fixant la lune. La lune est bleue.

3. Nous fouillons les poubelles. Entrons dans de vieux magasins. Marthe nous devance, obsédée à l’idée de trouver du lait pour nourrissons. Ça sert à rien, Marthe, on lui dit. Tu le sais bien. Mais nos petits vont mourir si les choses continuent! hurle-t-elle. Et elle verse des larmes à peine perceptibles, que nous ne regardons pas, que nous ne regardons plus: nous avançons

4. Ce qu’il y a de comestible, nous le mettons dans des sacs. Ce qu’il y a de pourri, nous n’y touchons pas. S’il y a le moindre doute, nous l’écartons aussi. Ainsi des vieux oignons, des œufs, de la farine. Nous épargnons les pâtes, le riz, quelques graines dont on ignore le nom. Nous emportons les sacs dans nos réserves mais n’informons personne de l’endroit où se trouvent exactement celles-ci.

5. Tiens, j’ai encore perdu une dent, dit Ossip en me la montrant. Une nouvelle dent. Puis il sort abattre un poulet, plaçant le cou en équilibre sur le tronchet, mais frappant avec un gourdin. La tête du poulet pend. Qu’y a-t-il en ce monde qui puisse être épargné? demande Begraaf. Et il sourit comme seuls sourient les gens qui ont beaucoup perdu. »

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

 

De Vlaamse dichteres en schrijfster Maud Vanhauwaert werd op 15 januari 1984 geboren in Veurne. Zie ook alle tags voor Maud Vanhauwaert op dit blog.

 

*

De jongen met droge lippen. Een maïsvliesje
het gat in zijn hoofd opgevuld met donkerpaars rubber maïsvliesje

overdag plastificeert hij uw documenten wijdbeens
in een steegje een afbladderende raffinaderij
maïsvliesje maïsvliesje

daarlangs rekt een accordeon zich uit
slomer past zich aan aan de sirene
maïsvliesje: plaveisel van de zomer

voor je het weet stookt hij met een dame tussen zijn tanden
smaakt de wijn hem ’s avonds naar een pasgeteerd scheepsdek
trekken ze maïsvliesjes

over hun hoofden schommelend
met verlamde benen, nagellak op droge lippen, plakt
aan hun zolen een verbolgen kwal

 

[het eerste gedicht gaat over]

het eerste gedicht gaat over

het uitspansel dat in een zalfje
in onze oren kleeft

dijbenen zoals ‘rose’ wanneer
uitgesproken in Marseille
wijde dijen. wij zijn speels

kletsen een opgerolde theedoek
tegen bovenarmen, zwellen

als stervende sterren op

 

[het tweede gedicht gaat over]

het tweede gedicht gaat over

het haar dat je in een klitje
uit de borstel trekt

voorzichtig op de kale legt
tevreden, zolang je de borelingen
maar stevig schudt en niet

zoals wij, huiswaarts
de geschoten schaapjes slap

over de schouder hangt

 

 
Maud Vanhauwaert (Veurne, 15 januari 1984)

 

De Friese dichter en vertaler Tsjêbbe Piter Hettinga werd geboren in Burgwerd op 15 januari 1949. Zie ook alle tags voor Tsjêbbe Hettinga op dit blog.

 

Het wagenhuis (Fragment)

Achttien jaar (nee, ouder hoef je ook niet te worden), ronde ziel
En gevangen in een hart van vijftien – haar scherp gescheiden, ernstig
Bloed, verrukt van wilde krullen, milde ogen, de dichte poort
Van het wagenhuis der genaaste liefde, waar schaamte nog wangen
Heeft, kleren vol dieselolie die nooit meer uit worden gedaan
Nadien, dochter van een boer die geld en dagen telt, van een zomer
Die vlamt in twee vulkanen, van gloeiendhete klei en lava,
Zwem (en ze zwemt) aan de lijn van de stroom, in ploegend trekkerbloed, nu,
In de delta van blauw geweld en zeezilveren scharen, zwem,
Zuster, van een broer die Zondag heet, en van een voorjaar verrezen
Onder twee opgaande manen, van nacht, vleermuis, konijnevacht,
Eet (en ze eet) de dromen van pijn en de vleesgeworden hostie
In de slangekuil van de wellust, jouw innemendheid, eet ze;
Het wagenhuis, bevrijd van de hoeve vol ogen en zwepen, slaat
Van zijn ankers: wagen, bokkig gevoerd, van huis met houten kruis
En gouden lichtvenster, met zijn inhoud, liggend op de bodem, van
Krullen, ogen, aanvalligheid, stort monddood in, ver loeiend vee;
Bloed en afgewerkte olie kruipen naar kuilen in de aarde,
Die het zomers stof draagt, geur van instinct en gasolie, gemengd.
Vanaf de brug (de vaart ruikt naar grond en modderpaling) zie ik hoe
De vlammen in de natte spiegel doven, hoor, de deur van een
Bergschuur piept in de buurtschap het roestig scharnier van de zomer dicht;
Een vrachtwagen boordevol bieten schakelt voor de brug over
De Bottevaart terug; warme dieselwalm kruipt in een winterjas.

 

 
Tsjêbbe Hettinga (15 januari 1949 – 7 maart 2013)

 

De Nederlandse schrijver en diplomaat F. Springer (eig. Carel Jan Schneider) werd geboren in Batavia op 15 januari 1932. Zie ook alle tags voor F. Springer op dit blog.

Uit: Teheran, een zwanezang

“Yvonne en ik hadden hem natuurlijk niet gezien, wij gingen op in elkaar. Iedere paar meter had ik iets grappigs gezegd waar zij om moest schateren, dus hem hadden we niet gezien. Nu wist hij voor eens en altijd… ‘Ach nee, Alfred, verkeerde droom, zo’n komiek ben ik niet.’ Maar hij knikte heel beslist. Ik bewonderde zijn gave om steeds weer nieuwe, nog martelender details voor onze openingsdialoog te bedenken. Zonder verdere omhaal begon hij vervolgens te vertellen over zijn oudste zoon, kei op school, en over de gezinsvakantie op ‘het fascinerende eiland Madagascar’, en over de moeilijke opdracht die hij in Brussel te vervullen had. Bij het bestuderen van de financiële stukken was hij op onregelmatigheden gestuit. Hij had weinig zin in de klus. Misschien moest hij wel tot faillissement adviseren. ‘Je zult het vast heel goed en diplomatiek afwikkelen,’ zei ik. (Voor zo’n delicaat karwei had hij precies de juiste, vertrouwen inboezemende, discrete, Zwitserse stem.) ‘En jij?’ vroeg hij terwijl we ons vastgespten. ‘Ze hebben zich thuis rot gelachen om je laatste boekje waarin je ons onder meer Nietzsche voorschotelt, met dat dolle paard in Turijn, 1889, alsof je er zelf bij was dat wel, maar volgens mijn jongens klopt er geen fluit van je story.’ Schor lachje. ‘Geeft niks, Alfred, je kent mijn handelsmerk. Ik besprenkel bekende historische feiten met een fantasierijk lawaaisausje. Die bekende boekjes zijn niet voor slimme Zwitserse klokkenmakertjes bedoeld. Ik schrijf voor nitwits. Populair en geïllustreerd. Niets is zo gemakkelijk als geschiedschrijving.’ ‘Geschiedschrijving is wel een erg groot woord voor Toby Harrison’s Illustrated Mirror of History & Culture,’ zei hij droog. ‘Je heb me trouwens nooit verteld hoe je aan dat pseudoniem komt.’ ‘Verzonnen door derden. Wat ik je allang had willen zeggen, ik wens ook door jou niet anders meer genoemd te worden.’ `Ik ken je al honderd jaar, man! Doe niet zo gek. Je denkt toch niet dat ik opeens Toby tegen je kan zeggen? Toby Toby, dat krijg ik niet uit mijn bek.’ ‘Ik luister niet meer naar andere namen. Toby Harrison is ongemerkt wereldberoemd aan het worden. Vooral zijn biografieën van levende en dode personen van vorstelijken bloede doen het heel goed. Die Nietzsche met dat paard was een filosofisch tussendoortje.’ Na een kwartier vliegen was hij bereid mij voortaan Tobias te noemen. Een vrij stijve naam die meer bij hem dan bij mij hoorde. ‘Als jij vindt dat een schuilnaam bevorderlijk is voor de verkoop van je eh… geschiedenisboekjes wil ik geen spelbreker zijn. Dat is de enige reden waarom ik dan maar in godsnaam eh… Tobias zeg, maar Toby, dat nooit.’

 

 
F. Springer (15 januari 1932 – 7 november 2011)
Cover

 

De Nederlandse schrijfster Etty Hillesum werd geboren in Middelburg op 15 januari 1914. Zie ook alle tags voor Etty Hillesum op dit blog.

Uit: Het verstoorde leven

“Zondag, 9 maart [1941].
(…)

“Zoals ook bij het geslachtelijke verkeer de laatste bevrijdende schreeuw altijd schuw in de borst blijft steken. Erotisch ben ik geraffineerd en ik zou haast zeggen doorgewinterd genoeg om tot de goede minnaressen te behoren en de liefde lijkt dan ook volmaakt, maar toch blijft het Spielerei om het essentiële heen, er blijft diep in me iets gevangen. En zo is het ook met de rest. Intellectueel ben ik zo geoefend dat ik alles kan peilen, alles kan aanroeren met heldere formules, ik lijk zeer überlegen in vele problemen des levens, maar toch, daar heel diep zit een samengebalde kluwen, er houdt me iets vast in de greep en ik ben af en toe toch maar een angstige stakkerd, ondanks het heldere denken.
Laat ik het moment van vanochtend even vasthouden, hoewel het me nu al bijna weer ontglipt is. Door helder denkwerk had ik S. voor een ogenblik overwonnen. Zijn doorzichtige, reine ogen, zijn zware zinnelijke mond; zijn stierachtige, zware gestalte, en de vederlichte, bevrijde bewegingen. De strijd tussen stof en geest, die bij deze 54-jarige man nog in volle gang is. En het lijkt of ik verpletterd word onder het gewicht van die strijd. Ik word bedolven onder die persoonlijkheid en kan er niet onder uitkomen; mijn eigen problemen, die ik ongeveer als van dezelfde aard aanvoel, liggen daar maar wat te spartelen. Het is natuurlijk toch heel anders en het kan niet precies gezegd worden, de eerlijkheid is misschien nog niet onbarmhartig genoeg bij mij en om met woorden tot de bodem der dingen door te dringen valt ook niet mee.
Eerste indruk van enige minuten: geen zinnelijk gezicht, on-Hollands, type dat me toch ergens vertrouwd was, deed denken aan Abrascha, was me toch niet helemaal sympathiek.
Tweede indruk: verstandige, ongelofelijk verstandige, stokoude, grauwe ogen, die de aandacht van de zware mond voor korte tijd wisten af te leiden, maar toch niet helemaal. Zeer geïmponeerd door zijn werk: het peilen van mijn diepste conflicten door het lezen in mijn tweede gezicht: de handen. Ergens ook even heel onaangenaam getroffen: toen ik even niet oplette en dacht dat hij het over mijn ouders had: Nein, das alles sind Sie, philosophisch, intuitiv begabt en nog wat van die heerlijkheden, das alles sind Sie. Hij zei het op de manier zoals je een klein kind een koekje in de hand duwt. Ben je nou niet blij? Ja, al die mooie eigenschappen hebt u nou, bent u nou niet blij? Toen een kort moment van afkeer, ergens vernederd, misschien ook alleen maar geraakt in m’n esthetische gevoel, in ieder geval vond ik hem toen vrij misselijk.”

 

 
Etty Hillesum (15 januari 1914 – 30 november 1943)

 

De Russische dichter Osip Mandelstam werd geboren op 15 januari 1891 in Warschau. Zie ook alle tags voor Osip Mandelstam op dit blog.

 

Only to read childrens’ books

Only to read childrens’ books,
only to love childish things,
throwing away adult things,
rising from saddest looks.

I am wearied to death with life.
There’s nothing it has that I want,
but I celebrate my naked earth,
there’s no other world to descant.

A plain swing of wood;
the dark, of the high fir-tree,
in the far-off garden, swinging;
remembered by feverish blood.

 

A speechless sadness

A speechless sadness
opened two huge eyes.
A vase of flowers woke:
splashing crystal surprise.

The whole room filled,
with languor – sweet potion!
Such a tiny kingdom
to swallow sleep’s ocean.

Wine’s slight redness,
May’s slight sunlight –
fingers, slender, and white,
breaking wafer-fragments.

 

Silentium

She has not yet been born:
she is music and word,
and therefore the un-torn,
fabric of what is stirred.

Silent the ocean breathes.
Madly day’s glitter roams.
Spray of pale lilac foams,
in a bowl of grey-blue leaves.

May my lips rehearse
the primordial silence,
like a note of crystal clearness,
sounding, pure from birth!

Stay as foam Aphrodite – Art –
and return, Word, where music begins:
and, fused with life’s origins,
be ashamed heart, of heart!

 

Vertaald door A. S. Kline

 

 
Osip Mandelstam (15 januari 1891 – 27 december 1938)
Portret door Alexander Osmerkin.

 

De Roemeense dichter Mihai Eminescu (eigenlijk Mihail Eminovici) werd geboren op 15 januari 1850 in Botoşani bij Czernowitz. Zie ook alle tags voor Mihai Eminescu op dit blog.

 

Lucifer (Fragment)

Until one night with shower of rays
He slips into her room,
As though a strange and silver haze
Did round about her loom.  

And when at last the child to rest
Upon her sofa lies,
He iays her arms across her breast
And closes her soft eyes.  

While where his ray on mirror lands
And is upon her couch redrifted,
It falls upon her throat and hands
And on her face uplifted.  

A smile is on her lips it seems ;
He in the mirror trembles,
For smooth his ray glides midst her dreams
And round her soul assembles.  

And while she is in slumber gone
She murmurs through her sighs :
“Come down to me beloved one,
Fair prince of the clear skies.  

Come down, good Lucifer and kind ,
O lord of my aspire,
And flood my chamber and my mind
With your sweetest fire !”  

And Lucifer beams still more bright
To hear her word’s emotion ;
Then like a comet in its flight
Dives down into the ocean.  

 

 
Mihai Eminescu (15 januari 1850 – 15 juni 1889)
Scene uit de Roemeense film “A Clod of Clay (Un bulgare de huma)” met Dorel Visan als Ion Creanga en Adrian Pintea als Mihai Eminescu uit 1989

 

De Franse toneelschrijver en acteur Molière (pseudoniem van Jean-Baptiste Poquelin) werd geboren in Parijs op 15 januari 1622. Zie ook alle tags voor Molière op dit blog.

Uit:  Le Misanthrope

« ALCESTE.
Non, elle est générale, et je hais tous les hommes:
Les uiis, parce qu’ils sont méchans et malfaisans;
Et les autres, pour être aux méchans complaisans,
Et n’avoir pas pour eux ces haines vigoureuses
Que doit donner le vice aux ames vertueuses.’
De cette complaisance on voit l’injuste excès
Pour le franc scélérat avec qui j’ai procès.
Au travers de son masque on voit à plein le traître:
Partout il est connu pour tout ce qu’il peut être;.
Et ses roulemens d’yeux et son ton radouci
N’imposent qu’à des gens qui ne sont point d’ici;
On sait que ce pied-plat, digne qu’on le confonde,
Par de sales emplois s’est poussé dans le monde,
Et que par eux son sort, de splendeur revêtu,
Fait gronder le mérite et rougir la vertu;
Quelques titres honteux qu’en tous lieux on lui donne,
Son misérable honneur ne voit pour lui personne:
Nommez-le fourbe, infâme, et scélérat maudit,
Tout le monde en convient, et nul n’y contredit.
Cependant sa grimace est partout bien venue,
On l’accueille, on lui rit, partout il s’insinue;
Et, s’il est, par la brigue, un rang à disputer,
Sur le plus honnête homme on le voit l’emporter.
Tétebleu! ce me sont de mortelles blessures
De voir qu’avec le vice on garde des mesures;
Et parfois il me prend des mouvemens soudains
De fur dans un désert l’approche des humains.!
PHILINTE.
Mon Dieu! des moeurs du temps mettons-nous moins en peine ,
Et faisons un peu grace à la nature humaine;
Ne l’examinons point dans la grande rigueur,
Et voyons ses défauts avec quelque douceur.
Il faut parmi le monde une vertu traitable;
A force de sagesse on peut être blâmable :
La parfaite raison fuit toute extrémité,
Et veut que l’on soit sage avec sobriété?
Cette grande roideur des vertus des vieux âges… »

 

 
Molière (15 januari 1622 – 17 februari 1673)
Scene uit een opvoering in Avignon, 2014

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver Philip Snijder werd geboren in Amsterdam in 1956. Zie ook alle tags voor Philip Snijder op dit blog.

Uit: Zondagsgeld

“De dag dat ik als eerste op een dempie in de Bickersgracht stond, moet een dag in de late herfst of winter zijn geweest, want mijn opa lag in bed. Al speelt dit vele jaren geleden, ik herinner me met zekerheid dat het een van de dagen was waarop ik mijn vier sneetjes witbrood moest zien weg te krijgen in de walm van zijn ongewassen berenlijf, en dat ik krampachtig probeerde niet naar hem te kijken. Als ik keek, zou hij zijn gele tanden bloot grijnzen en mij tussen de klamme, vettige lakens bij zich noden. (`Kom lekker bij opa, pik…’) Dan zou hij een arm om me heen slaan, me genoeglijk tegen zijn zweterige ondergoed trekken en mij laten mee-eten van de stukken brood die hij eerst diep in een klotsend bord jus doopte. Deze ontvangsten in bed waren zijn vertoon van grootvaderlijke tederheid, waarmee hij op quasi zachtmoedige momenten graag zijn publiek imponeerde. Maar als ik oogappel van dienst moest zijn, zou ik niet op tijd wegkomen om nog vóór het begin van de schoolmiddag met twee benen op het nieuwe dempie bij de Stenen Brug te staan. En als ik daar als eerste wilde zijn, was verder uitstel echt onmogelijk. Zeker nu ik had gezien dat er sinds een paar dagen een niet-lekke plastic bal op lag, die niemand nog had durven terug te halen. De hele winter hield mijn opa het bed. Niet dat hij ziek of invalide was. Tegen het eind van het najaar stapte hij op een ochtend gewoon niet meer uit het verzakte opklapbed dat een groot deel van het bedompte huiskamertje in beslag nam. Met de slappe kussens omhooggewerkt lag hij dan maandenlang tussen groezelige lakens en dekens het kamertje te vullen met de slaaplucht van zijn enorme lijf. Als een levend opgebaarde, misnoegde observator van zijn eigen wake. Van ’s morgens tot ’s avonds laat waren er, behalve mijn opa en opoe zelf, vele gasten in dat kamertje aanwezig. Zoons, dochters, kleinkinderen, buurvrouwen met tante-status, ze stroomden samen uit alle hoeken van het Bickerseiland om onderuitgezakt, gapend en zich krabbend, bij mijn opa en opoe hun dagen uit te zitten. Alle stoelen en leuningen waren continu bezet met hangend mensenvlees. Voor dit bezoek was geen andere aanleiding dan het instinctief zoeken van geruststellende broeierigheid. Als een nest bij elkaar wegschuilende muizen voelde deze permanente visite zich warm en veilig. De donderende scheldtirades waarmee mijn opa zich nu en dan over de bezoekers heen tot zijn vrouw richtte, brachten de schemertoestand in het kamertje niet in gevaar.”

 

 
Philip Snijder (Amsterdam, 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e januari ook mijn blog van 15 januari 2017 deel 2 en eveneens deel 3.

Antoine Wauters, Etty Hillesum, Tsjêbbe Hettinga, Maud Vanhauwaert, F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Molière, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

 

Uit: Césarine de nuit (Fragment)

Et elle s’engouffre dans les couloirs, dans les
chambres vides, dans le grand réfectoire à peu
près aussi vide sauf le couvert dressé, vêtue
d’un linge ou d’un tricot, et sur le haut des
cuisses un petit short court de la taille
d’un mouchoir, une jupette aux cents plis. Tout le
monde dort, dit-elle, ou tout le monde est mort,
et maintenant son regard va d’un pan de mur
au verrou de la porte, du verrou de la porte à la
fenêtre de l’atelier, au carrelage étoilé où elle
gît.

Césarine des bassins, des machines, des
travaux de couture dont elle s’acquitte tout en
bruissements. Car c’est ainsi. On lui fait
accoucher chaque jour de petites filles et petits
garçons de coton, de bien légères pelotes à
tirettes et velcros. Le soir on lui réclame ses
marchandises, ces enfants de lycra bien serrés
et liés dans de minces sacs plastique qu’on
expédie ensuite par l’eau. À la ville. Aux
grandes villes d’ici et là-bas.
On ne vous dit pas où.

On l’attache aux anneaux, au métal d’aciérie.
Ses mains, dans le dos, fixées au crochet prévu
à cet effet, à un point à peine moins élevé que
la fenêtre et son verrou. On a le cordeau, la
chaînette, et des cartouches de rouge à lèvres
dont on lui lave les dents, les cris et la colère.
On vient à elle avec des lattes, nos petites
verges délicates et l’envie de la consoler.
L’entendre. La voir sourire.

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Lees verder “Antoine Wauters, Etty Hillesum, Tsjêbbe Hettinga, Maud Vanhauwaert, F. Springer, Osip Mandelstam, Mihai Eminescu, Molière, Philip Snijder”

Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit:Nos Mères

“Elles nous demandent où nous vivons.
Tout haut, nous ne répondons rien.
Tout bas, nous répondons dans le plus grand et le plus beau lieu entouré de biefs, d’osselets, de cascades d’eau chaude et de fines pluies qui ne souillent pas. Sur une terre blanche. Dans un village de petite taille et de petite montagne que nous n’allons jamais quitter, dit-on.
Nous demeurons. Nous disons nous mordons, et nous mordons. Aveugles. Nos pieds nus caressés par les crocs de bêtes noires. Des araignées peut-être. Il y en a tant dans la région. Ou des cafards. Ils escaladent sur nous.
Nous portons des pelisses, des gilets de fine laine, mais le plus souvent nous allons nus.
Après journée, elles viennent nous chercher derrière les plantations de bananes, d’oranges et de mangues où nous vivons dans une abondance verte.
Nous mentons.
Nos mères nous fixent durement. Elles n’ont encore rien dit mais préparent des sermons, l’air mauvais et une verge à la main dont elles vont déchirer nos peaux, c’est sûr, afin de nous rendre moins fragiles garçons.
Elles nous aiment, c’est évident, simplement elles ne supportent plus grand-chose depuis qu’elles sont seules avec nous.
Pieds nus sur la terrasse, elles racontent l’épisode de la mort de l’homme de leur vie, mais entre leurs dents, tout bas, toujours entre leurs dents. Mort dans la boue des poussières d’obus disent-elles, et mort dans la poussière des tirs de Kalachnikov des milices adverses répétons-nous, entre nos dents aussi, tout bas, tâchant de ne pas les affoler.
Elles, elles voudraient que ce soit ça et rien d’autre : elles et nous, elles avec nous, et nous pour elles.
Elles tentent alors de nous capturer, des boucles terminant leurs mains. De nous garder. De nous couver si fort souvent et de nous punir de ce que nous sommes d’affreux gamins et galopins.”

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Lees verder “Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder”

Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder

De Belgische dichter en schrijver Antoine Wauters werd op 15 januari 1981 geboren in Luik. Zie ook alle tags voor Antoine Wauters op dit blog.

Uit: Sylvia

Maintenant que vous êtes nus, feu au feu,
en la cendre la cendre, tu me viens par
grâce, Sylvia. Arquée comme petite. Et tout
ce que tu parviens à saisir de moi, en moi,
ou à toucher entre les points jamais comblés
du corps, et que tu entends et qui s’écrit ou
même s’essouffle, considère-le comme la
plus mince parcelle encore, mon
bruissement, la poussière.

Maintenant je ne peux pas bouger, ni la
jambe, ni supporter ce qui a pris place de
souffle, toute lumière utile à vos vies. Qui a
pris, ou par le feu a rejoint la zone grise, ton
ventre, Armand, creusé et composté sous le
prunus, ton ventre, Charles, mort et mis à
brûler parmi les restes. Mais maintenir vos
yeux, comme clarté pure ou diffuse joie, en
les miens grands ouverts, je dois.

 

 
Antoine Wauters (Luik, 15 januari 1981)

Lees verder “Antoine Wauters, Etty Hillesum, Osip Mandelstam, F. Springer, Maud Vanhauwaert, Mihai Eminescu, Philip Snijder”

Maud Vanhauwaert

De Vlaamse dichteres en schrijfster Maud Vanhauwaert werd op 15 januari 1984 geboren in Veurne. Ze heeft een tweelingzus genaamd Julie. Aan de lokale muziekacademie volgde Vanhauwaert de cursussen dictie en voordracht. Vanhauwaert studeerde Woordkunst en Taal- en Letterkunde, en volgde daarna de master Meertalige Professionele Communicatie. Ze behaalde een master-diploma Taal en Letterkunde aan de Universiteit van Antwerpen en een master-diploma Drama aan het Conservatorium van Antwerpen. Zij kreeg als dichteres voor het eerst bekendheid binnen het Poetry Slam circuit. Vanhauwaert won de Noorderzlam te Groningen en de Poetry Slam op het Antwerpse literatuurfestival Zuiderzinnen. In 2010 won zij de text-on-stage wedstrijd Frappant TXT. In 2014 debuteerde Vanhauwaert met haar one-woman-theatershow ‘Die Dramatische Pose (werktitel)’. n 2011 debuteerde zij als dichters met de poëziebundel ‘Ik ben mogelijk’. Voor deze bundel ontving zij de Vrouw Debuut Prijs. In 2012 deed Vanhauwaert nogmaals mee aan de Belgische kampioenschappen Poetry Slam. Dit keer won ze. Ze behaalde de finales van het Wereldkampioen Poetry Slam. Ook stond ze als finaliste op het Leids Cabaret Festival (2014).

*

Jonge mensen die zwijgen
slappe ballen onder een stijve
lage slingers bij een verjaardagsfeest
waar zijn de moeders
die vragen hoe het is geweest

in deze stad waarin ze met moeite de maand neertelt
het aangeraden gebak, zonnebrillen metallisch groen
van keverschilden, vraagt ze: ik ben alleen

en hoewel de lucht zalmroze
we vrijelijk kunnen spreken dus van luchtroze zalm
zeg ik domweg ja, de stad is steeds

en dan de putjes in haar lach
alsof in elke wang een nietje zat

 

*

Het was zomer en we wisten niet wat doen
de stenen herinnerden zich
de regen van de dag
de bliksem flitste ons.

Iemand riep iets in de verte
en nog iemand deed hetzelfde.
Vergeten wordt nooit voltooid,
heeft ze gezegd.

Toen haalde ze zichzelf uit de kleren
een flauwgevallen hoopje met haar geur erin.
Ik wilde een laken over haar heen
haar ontwapend zien durfde ik niet aan.

Bang dat ze zou afvallen, blad na blad,
ze houdt van mij/ ze houdt van mij
om vormeloos te liggen als ze uit mij stapt
vroeg ik niet of ik eens om haar mocht.

Maar wanneer ook zij eindelijk
vergeten was wat zeggen
en we in twee hoge komma’s lagen
wachtend op een zin
met dieprood gefrons, zomergraan
tempelhoven
nam ze in mij de bocht
en haalde ik haar langzaam aan.

 
Maud Vanhauwaert (Veurne, 15 januari 1984)