Nora Gomringer, Simone Atangana Bekono, Martijn den Ouden, Michiel van Rooij

De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zie ook alle tags voor Nora Gomringer op dit blog.

 

Der Rose kündigen für den Tag, an dem alle nach Dornen fragen

An süßduftenden Tagen, an denen Regen auf allen Bänken sitzt
und ein Rentner über die Rohheit der Jugend erzürnt
-denn der Regen ist jung und tritt die Bänke mit Wasserfüßen-,
an schweren, dunstigen, ebendiesen Tagen
ist der Garten ein Revier der Zierde,
der Schnecken und Würmer,
der Zähne der Löwen,
der Größe der Rosen,
der Majestät und des Grüns.
Ich sitze und gehe manchmal,
es ist ein Tanzschritt eher als ein Wegbereiter,
ich komme nicht an, ja ich verlaufe mich sogar.
Ich trete auf die Zehen meines Baumes.
Mein zarter Schuh versucht ein Muster, versucht etwas bleibendes zu zeichnen,
der Regen wird kommen und wird vergessen machen.
Ich werde mich wegspülen, ich werde unter der Straße gluckern, ich werde mich
wenden, an Ecken an die Oberfläche sprudeln,
ich werde Wände hinauf und hinabsteigen.
Meine Hände spielen im Haar der Farne
und ertasten das Zarte und Gegangene.
Ich denke bei mir, wie leicht und sonderbar die Flächen sind, auf denen wir
                                                                                               wandern
und gar nicht leben.
Der Rose lecke ich den Hals, den schlanken und ihre breite Stola lässt mich im
Schatten weilen.
Der Dorn, der kleine Sarazene, ist voller Eifersucht. Sein Schwert ist alt und meine
Lust sehr jung. Die bunte Dame gewährt, dass ich ein Blatt von ihrer Brust ablöse,
ein Blütensegel, ein bauschiges Tüchlein, das ich mir um Lippen und Fingerkuppen
lege, um, wie ein Schwärmer, dummer Junge, kleiner Muck vor ihr zu lagern und
                                                                                                               wie
einer, der nur Rosenworte reden darf.
Meine Dame hat ihr Herz auf meine Zunge gelegt mit dem einen Kuss.
An Tagen, wie ebendiesen. In Nächten wie jenen,
entsage ich dem Duft und schicke mich, um sie zu betrügen,
an die Hände und Münder anderer Sträucher.
Ich beiße in die Tomate, ich feiere die Röte der Völle.
Hin und her schwingt mein Verdacht,
der Garten raunt. Ich bin entdeckt,
enttarnt als Larve, die ein Blatt zerreißt.
Die Ameise kommt, um nach mir zu sehen.
Die treue Amme trägt mich hinab.
Manchmal bin ich ein Haus, das verlassen wurde von einer Schnecke.
Ich liege als stille Erinnerung am Rand und Halme wachsen in mich hinein
und Vögel hallen wider.
Meine Mauern, die gewunden und wund, zittern wie einsturzgefährdet.
Kein Denken an die fröhlichen Feste.
Sie fragen nach Dornen, die Undankbaren.
Für ebendiesen Tag, sage ich, habe ich der Rose gekündigt.

 

VERSIES

en
een boot legt aan
Böcklin schildert een boot, die aanlegt.
schimmig,
zwelgend.
Een bootsman, naamloos,
al te gewillig, zich prijs te geven.
Hitler bezat een versie,
Utøya werd een
eiland
schimmig,
zwelgend.
Een boot legt aan,
aan boord een dood
een overgangsadvocaat
Böcklin schildert een boot, die aanlegt
Een bootsman naamloos,
Versies van Breivik.
Aan boord een dood,
rusteloos,
verzwolgen,
schimmenrijk,
zonder silhouet,
een eiland
en

 

Vertaald door Maud Vanhauwaert

 

Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichteres en schrijfster Simone Atangana Bekono werd in 1991 geboren in het Brabantse Dongen als dochter van een Kameroense vader en een Nederlandse moeder. Na het Sint-Oelbertgymnasium in Oosterhout studeerde ze een tijd Media & Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Deze studie heeft ze niet afgerond. In 2016 studeerde ze af in creative writing aan hogeschool ArtEZ. Atangana Bekono debuteerde in 2017 met de dichtbundel Hoe de eerste vonken zichtbaar waren, waarvoor zij de Poëziedebuutprijs aan Zee 2018 en het Charlotte Köhler Stipendium 2019 ontving. In 2019 riep de Volkskrant haar uit tot een van de literaire talenten van 2020. In 2020 verscheen haar roman “Confrontaties”, waarin discriminatie en racisme centraal staan en de hoofdpersoon worstelt met angst, teleurstelling en woede. Het boek kwam op de shortlist voor de Libris Literatuurprijs 2021 en werd bekroond met de prijs Beste Boek voor Jongeren 2021 van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek. Ook de Hebban Debuutprijs 2021 en de Anton Wachterprijs 2022 werden aan haar toegekend. Ze trad twee keer op tijdens het literatuurfestival Winternachten, in 2017 en 2020. De Universiteit van Amsterdam benoemde Atangana Bekono per 1 november 2022 tot ‘Honorary Fellow’ aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit, met als leidraad ‘Intimiteit in literatuur’.

 

vt I (origin0

de stad is heel mooi vandaag
regen valt rustig op zoevende auto’s
zilver zoals staal lekt op tapijten in de huizen van anderen
jij bent solide ergens anders
ik ga een blokje om

ik was oranje
jij een bleek soort blauw heel diep
scheuren ze langs de grachten als strepen
geen geslacht, die auto’s, slordig
als ik door de deuropening kijk zie ik je zoute glimlach
ooit mocht ik die van je gezicht slaan werd je zeiknat
de echte is er een die plastic smolt

snijd de tijd eruit
ik was weids en overdonderend een periode lang
ik zag een soort grotesk onvormlijk iets zo mooi
het deed bam bam je borsten of een zeilschip
het deed een spook na het was je wijsvinger of god
mijn richting uit gestoken of gewoon gewillig
ik draai me om maar kwam mezelf niet uit
zo groots zo vochtig nee ik loop dieper in mezelf en ben
ijskoude witte muren en de vloer is zo diepbruin
dat het pijn doet een kleur die zijn toekomst zoekt
glimmend en

ik snijd tijd eruit en tijd die toekijkt
een vloer die om zichzelf heen kromt
alles om me heen elk voorwerp – krom
elke hand ook elk rimpelend gat elk mes
blindslag in de hals gelegd niet ideaal maar wat er uit je
kruipt of dat expres is
samen tot één tentakel dat zich aan me vastzoog
                    me naar zich toetrok

ik of ik in mezelf
ik wil er meer van wat het ook is
ik at de houtskool op en dronk de inkt
wil de omheining worden niet omheind
ik kneed tijd strompel een rondje
maar jij stond gewoon stil!
en leeft!
en bewoog je!

 

Simone Atangana Bekono (Dongen, 1991)

 

De Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Martijn den Ouden werd geboren in Nieuw-Lekkerland in 1983.Zie ook alle tags voor Martijn den Ouden op dit blog.

 

Paradijzen

paradijs 1

het goed onderhouden buitenzwembad in Emmeloord omringd met eindeloze bossen en sportvelden waar ’s zomers beeldige atleten in gestreept badgoed lenig van de hoge springen

paradijs 2

de weelderig gedekte eettafel van de familie Tukker eerste kerstdag 1972 waar grootvader zich met het broodmes de keel doorsnijdt na zijn bekentenis de kinderen te hebben misbruikt

paradijs 3

het zonnewerend naaldbos dat bij 37 graden Celsius haar poriën opent en uit volle overgave het leven onder haar rokken verleidt zich voort te planten

paradijs 4

het steriele dierenasiel waar hopeloze dieren op een pijnloze wijze het tijdelijke met het eeuwige verwisselen op een met zonlicht bestreken behandeltafel

 

Martijn den Ouden (Nieuw-Lekkerland, 1983)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Michiel van Rooij werd geboren in Eindhoven in 1982. Zie ook alle tags voor Michel van Rooij op dit blog.

 

Het verlangen naar Berlijn

Soms voel je een verlangen zo hevig
dat je het op dat moment al bijna
meemaakt. Vreemde momenten.

Zoals het biertje waar je naar op weg
bent en dat je eigenlijk al proeft.
Of het meisje dat je later ziet.

Opeens zat ik te ontbijten in Berlijn.
Zomaar een Imbiss.
Ergens half acht in de ochtend.

Ik kon het Brötchen horen kraken.
Rook de koffie en voelde de krant
ritselen tussen mijn vingers.

Om me heen dat kenmerkende
gedempte geroezemoes van openbare
ruimten, het klonk als het verlangen zelf.

 

Michiel van Rooij (Eindhoven, 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn blog van 26 januari 2019 en ook mijn blog van 26 jauari 2016 en mijn blog van 26 januari 2014 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Nora Gomringer, Harvey Shapiro

De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zie ook alle tags voor Nora Gomringer op dit blog.

 

Wie erkläre ich

Sind gestorben
In den Himmel gekommen

Sind geflogen
Atomisiert in die Lungen

Der Unwissenden
Nichtswissenwollenden

Haben ihre Kinder
In andere Länder gebracht

Oder die Elternasche
Verstreut über die sieben

Weltmeere
Die heute im Wellenschlag

Im Pottwalbauch
Unsere Sünden fortpflanzen

An die Strände
Der Ruhe

 

PLUMBUM

„… und könnten Sie diesen Zustand einmal in Ihren eigenen Worten beschreiben?“

der schwarze Hund
das Kleid aus Blei
die Nacht im Gefieder

das Wesen aus Nebel
der Weg aus Wegen
die Fragen aus Leder

das große Schweigen
die Summe aus Zeit
der Körper im Raum

Die Droge hilft
der Tag wird hell
das Leben: Traum.

 

Het hart

Een artisjok
Mangogroot en blauwvlekgekleurd

Kan worden gepeld en blootgelegd
Laag voor laag

Wordt met verwondering bezien
Om zijn grootte

Zou Eden kunnen herbergen
Tussen de longen

Ging schuil achter de rib
Waaruit de appeleetster werd gesneden

Haast geen ophef meer
Over een ding – plantbaar, uitzaaibaar

Na jouw fatale val in mijn borstbed.

 

Vertaald door Martin de Haan

 

Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)

 

De Amerikaanse dichter Harvey Shapiro werd op 27 januari 1924 in Chicago geboren in een joodse familie uit Kiev. Zie ook alle tags voor Harvey Shapiro op dit blog.

 

Nachten

Dronken en huilend. Het is weer een nacht
bij live-in-de-opera, en ik denk dat
het slecht met me zal aflopen.
De doden naast de deur nemen hun begroetingen in ontvangst,
hun gezouten noten, het langgerekte gejammer.
Wij, de levenden, moeten dekking zoeken,
ik dus. Sterfelijkheid is het ABC ervan,
en daarna komen wellust en liegen.
En, oh, hoe voeg je een leven samen
uit deze schande en verwarring, alsof
de goden in ons woonden of samenwoonden
met ons, enkel omwille van de muziek.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Harvey Shapiro (27 januari 1924 – 7 januari 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn blog van 26 januari 2019 en ook mijn blog van 26 jauari 2016 en mijn blog van 26 januari 2014 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Nora Gomringer, Harvey Shapiro

De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zie ook alle tags voor Nora Gomringer op dit blog.

 

Eingedenk der hl. Apollonia / Heute war ich beim zahnarzt

Und ich war sperrangelweit,
eine große Wunde mein Mund.
Zeugnis der Feste und Fülle.
Die Lider starr vom bohrenden Schmerz,
die Hände hielten sich wie Idioten, doch
ahnend, dass ihnen das Halten
gar nichts bringt.
Aus Amalgam tormte kunstfertig,
auskunftsfrei der Riese in seinem Tempel
– fast noch am Sabbat –
eine winzige Blüte und grub sie in ein Loch.
Seit wann habe ich dieses Loch, oh Herr? Was bedeutet es,
ein Loch mit sich herumzuführen? Einen Nichtort, ein Paradies
verinnerlicht. Fast wollt ich rufen: Dieses Loch, so scheint mir’s,
das bin ich. Nehmen Sie es nicht aus dieser Welt!

Da war ich längst floriert, fluoridiert,
verschlossen: ein Mädchen
vor seiner Zeit.

 

De H. Apollonia indachtug / Vandaag was ik bij de tandarts (Vertaald door Elbert Besaris)

Wagenwijd open lag ik daar,
een grote wond mijn mond.
Blijk van feest en overvloed.
Mijn oogleden stijf van borende pijn,
mijn handen knepen elkaar als gekken,
zochten houvast
tegen beter weten in.
Vaardig, zwijgzaam, maakte de reus
van amalgaam in zijn tempel
– nog net op de sabbat –
een nietige knop en begroef hem in een gat.
Sinds wanneer heb ik dit gat, o Heer? Wat betekent het
om een gat met je mee te dragen? Een nietsplaats, een paradijs
verinnerlijkt. Bijna riep ik uit: dit gat, lijkt mij,
dat ben ik. Neem het toch niet weg uit deze wereld!

Ik was allang gefloreerd, gefluorideerd,
gesloten: een meisje
voor haar tijd.

 

Ben vergeten

Ben vergeten
Te benoemen hoe de straten
De dingen waar de kopjes
Op de plank daarachter op de oprit
Sta ik naakt
Mijn haar los draag ik jouw ring
Komt een man elke dag
Als een hoe heten die
Wil mij kindje wiegen
Streelt mijn wang denk ik
Moordenaar jij hé dief laat dat
Ga nou door voortdurend
Ruik ik naar arnica oude vrouw
Roepen ze me toe ik vraag hun
wie bedoel je dan
Sta ik naakt op de oprit
Ben vergeten

 

Vertaald door Elbert Besaris

 

Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)

 

De Amerikaanse dichter Harvey Shapiro werd op 27 januari 1924 in Chicago geboren in een joodse familie uit Kiev. Zie ook alle tags voor Harvey Shapiro op dit blog.

 

Wat rein is

Wat ceremonieel onrein was, wist hij,
Was zijn leven. De wetten werden niet gevolgd.
De god werd niet geëerd.
Angst zat op elke weg.
Om zijn leven te veranderen, bedacht hij
Een baan die regelmaat en orde beloofde.
Hij vond liefde uit die vreugde beloofde.
In de zomer zat hij tussen groene bomen.
De familie lachte in het water.
Laat de ceremonie nu beginnen, zei hij,
In het hartje van de zomer,
In het pure groen
En het pure blauw.
Laat de god zijn berg bewandelen.
Hij kan naar beneden komen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Harvey Shapiro (27 januari 1924 – 7 januari 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn blog van 26 januari 2019 en ook mijn blog van 26 jauari 2016 en mijn blog van 26 januari 2014 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Jos van Daanen, Nora Gomringer, Jonathan Carroll, Florin Irimia, Menno ter Braak, Achim von Arnim, Rudolf Alexander Schröder, Michiel van Rooij, Martijn den Ouden

De Nederlandse dichter en schrijver Jos van Daanen werd geboren op 26 januari 1959 in Kerkrade. Zie ook alle tags voor Jos van Daanen op dit blog

 

Een loden jas

Jij was de man met de loden jas, die
een vrouwenvel om mijn schouders sloeg,
een zachte grijns tegen mijn oor duwde
en fluisterde: hier, houd haar maar warm.

Maar lege huid is zwaarder dan lucht
en een enkele keer zelfs zwaarder dan
het woord dat op mijn adem wegdrijft
naar je verdwijnpunt achter het raam.

Ten slotte drukte de vrouw
mijn lichaam tegen de koude ondergrond
van het kavel dat jij had uitgezet, tot het vuur in mij
door verstikking om het leven kwam.

 

Over de loop der dingen

Bij de bank in het park
haalt de man zijn adem,
schichtig, in zakjes
van twintig grammen

zijn vrouw telt haar schreden
maar heeft niets met cijfers
noch met de afstand tot haar huis

een zoon praat op een kist
over wind en blaadjes
een duif slaat de woorden op
en koert haar bewondering

er schijnt nog zon over
de stad wacht geduldig
tot de man is opgelucht
de vrouw is uitgeteld

de kist begraven is.

 

 
Jos van Daanen (Kerkrade, 26 januari 1959)

 

De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zie ook alle tags voor Nora Gomringer op dit blog.

 

PLUMBUM

“… en kunt u deze toestand eens in uw eigen woorden beschrijven?”

de zwarte hond
de jurk van lood
de nacht in de veren

het wezen van nevel
de weg van wegen
de vragen van leder

het grote zwijgen
de som van tijd
het lichaam zonder zoom

“De drugs helpt/ de dag wordt licht/ het leven: droom.”

 

Vertaald door Maud Vanhauwaert

 

TEREDO NAVALIS

In Stockholm, wo man in den 60er Jahren ein Schiff
der 1600er barg, wo du sie, immer sie anriefst,
sie, die ein Weltgesicht aller hat,
da kroch er uns namentlich über den Weg.

Teredo Navalis –
ein Name, der Schrecken verbreitet,
Frauen und Kinder fürchten macht,
aber viel mehr noch: den Käpt’n.

Teredo Navalis –
ein Bewohner der Wasa,
ein Gefangener des Elements,
eine Stufe des Seins, das noch nicht abgeschlossen.

Teredo Navalis –
Schiffsbohrwurm von bis zu 60 Zentimetern Länge.

Während wir durch das Museum streiften,
um ein gesunkenes Großunternehmen herum,
sank mein parasitär besetztes Herz
mit allen Organen der Flotte.

Hatte nicht einer Steine mir in den Bauch genäht,
als ich offen klaffte vor Eifersucht?

Teredo Navalis –
du Seemannsspulwurm, es steckt in dir
wie in allem seither
das brackwasserfaule

Warum

 


Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)

 

De Amerikaanse schrijver Jonathan Carroll werd geboren op 26 januari 1949 in New York. Zie ook alle tags voor Jonathan Carroll op dit blog.

Uit: White Apples

“Patience never wants Wonder to enter the house: because Wonder is a wretched guest. It uses all of you but is not careful with what is most fragile or irreplaceable. If it breaks you, it shrugs and moves on. Without asking, Wonder often brings along dubious friends: doubt, jealousy, greed. Together they take over; rearrange the furniture in every one of your rooms for their own comfort. They speak odd languages but make no attempt to translate for you. They cook strange meals in your heart that leave odd tastes and smells. When they finally go are you happy or miserable? Patience is always left holding the broom.
* * *
She liked candles in the bedroom. As far as Ettrich was concerned, candles were for churches, power outages, and the tops of birthday cakes. But he never said that to her, not even as a joke. She was very sensitive—she took whatever he said seriously. Soon after they met he realized he could hurt her easily, too easily. One nasty word or sarcastic phrase was enough to knock her flat. She confessed she had only recently gone beyond the point of feeling she had to please the whole world.
She said things like that. “I did drugs even though I hate them. But I wanted my boyfriend to love me so I took drugs with him. I was a terrible coward.” She admitted to mistakes. Early on, she was willing to tell him some of her most revealing secrets. It was thrilling and disconcerting at the same time. He loved her a little.
One day while walking through town he passed the store. When it came to women, Vincent Ettrich’s eyes were the most voracious part of his body. Even when he wasn’t fully aware of it, his eyes saw everything that had to do with women: what they wore, how they smoked, the size of their feet, the way they pushed their hair, the shape of their purses, the color of their fingernails. Sometimes it took a second for him to realize something had already registered in his mind—a detail, a sound, a wisp. Then he would look again. Invariably his unconscious sensors had been correct—the sheen of sunlight off a green silk blouse pulled taut over a great pair of breasts. Or a hand on a table, a rough stubby hand, surprisingly connected to a chic woman. Or unusual almond-shaped eyes reading a French sport newspaper. Or just the radiance of a plain woman’s smile that transformed her face completely.”

 


Jonathan Carroll (New York, 26 januari 1949)
Cover

 

De Roemeense schrijver, criticus, letterkundige en vertaler Florin Irimia werd geboren in Iași op 26 januari 1976.Zie ook alle tags voor Florin Irimia op dit blog.

Uit: A Few Things about You (Vertaald door Alistair Ian Blyth)

“But which holds, which works, as long as nobody throws you out of the window. As long as you do not think too much about how it is only an illusion. The clock on the mobile ‘phone shows 2:56 in large figures. Almost three in the morning. My mouth is dry and heavy, as if it were lined with a thousand pebbles. I ought to go to the toilet. No! To spit, rinse my mouth out. No. Don’t go! Why? It doesn’t matter. Why doesn’t it matter? It’s better this way. I don’t want you to go there. I swallow. I sense something coming towards me, like an evil spirit, like a spy sent up from Hell, it stalks me, sniffing my heart, which starts to beat faster. A cold, malign sweat oozes through my skin and as it does so I remember what I dreamed…
The light in the bathroom. The tap running. Signs of somebody having been in there. The scene left behind, the painting of a demented artist. But dreams are dreams, an intense, somehow necessary cerebral activity, but nothing more. They are not premonitions, they do not reveal to us what we are afraid to discover for ourselves. We dream in order to forget, some say, not to remember. Perhaps this is just what happened to me: I dreamed too much during all this time, and now… now the telephone is ringing. Not the mobile. It is the landline. From somewhere far away. And the buzzing is not from this century. It sounds ceremonious and lugubrious, with long pauses between each buzz, and it is coming… Where is it coming from? It is as if it were from another room. From another room, but still one occupied by me. It looks like I am staying in a suite. I didn’t remember that. Neither that nor all the other things. A feeling of helplessness, of being abandoned, as if I had woken up to find myself bound to a chair and was now about to be tortured. A feeling of inadequacy, of incompatibility with the world. Bewilderment in the face of destiny’s parsimoniousness. Consternation. Angst. The foregoing crowd together now, trying to find room in my head, like beggars in front of a table laid with alms. I don’t want to answer it. Who could be ‘phoning me at three in the morning? But maybe it is something important. Something vital, something crucial, perhaps at the other end of the line is a voice that wants to come to my aid. As if such voices existed…
“Hello?”
“Hello, good morning, I’m calling from reception. It’s three a.m. You asked for a wake-up call.”


Florin Irimia (Iași, 26 januari 1976)

 

De Nederlandse schrijver Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen. Zie ook alle tags voor Menno ter Braak op dit blog.

Uit: Het lezen van poëzie

“Hoe men dan poëzie leest? Ik geloof, op de rand van de slaap en de droom. Poëziebundels koopt men om ze in de boekenkast te zetten, en er van tijd tot tijd met diepe genegenheid naar te kijken en ze dan in een onbewaakt ogenblik uit de kast te nemen, ze verstrooid door te bladeren, in een stoel te gaan zitten, twee, drie, acht gedichten ‘op te nemen’ en ze dan weer weg te zetten. Daarvan behoudt men het verrukkelijke, maar daarom nog niet met dwaze theorieën te idealiseren gevoel, dat men in zijn kast een verzameling taalbeelden bewaart, die een geheel andere waarde hebben dan etsen en aquarellen, omdat zij door het woord op een bijzondere wijze verzwagerd zijn met het redelijk argument, zonder zich, als de logica, te verliezen in de techniek dier redelijkheid zelf.
Alle geur der beeldende kunst verbindt zich met alle aangeduide mogelijkheden van het denken; ziedaar voor mij één van de voornaamste bekoringen der poëzie.
De poëzie van Slauerhoff is mij daarom zo dierbaar, omdat zij dit karakter van bindstof tussen logica en beeld zo volkomen en oprecht bezit. Ik herinner mij altijd nog, hoe zijn prachtig gedicht Chlotarius (opgenomen in de bundel Saturnus) mij betoverde, en wel vooral door de volgende regels, waarin de uitzonderingspositie van de knaap Chlotarius wordt getekend:

’t Hoogst steeg de prille prinselijke haat
Tegen de norsche noordlijke vazallen,
Wier baarden op hun harnas dalen, hard en
Ruig als vuilzwartbevroren watervallen.

Zij leken op de oude Longobarden
Die hangen, sluw en somber afgeschilderd,
In ’n zaal waar ’t zonlicht vleermuisschuw verwildert,
Waar de avond daalt als nauw de noen begonnen.

Hoe vaak ik deze bundel ook uit de kast neem en in een verloren ogenblik die regels overlees, altijd weer ril ik even om de feilloze ‘juistheid’, waarmee Slauerhoff het beeld van die vazallen en Longobarden weet op te roepen; zonder één woord te veel, zonder de uitvoerigheid van een schilderij, met een zuiverheid van taalnuance, die alleen voort kan komen uit een onbedorven beeldende intuïtie, in bedwang gehouden door de even natuurlijke distinctie van de ontdekker van mensenzielen, wiens hartstocht niet uitgaat naar het alleen-maar-pittoreske, maar in de eerste plaats naar het voor de mens kenmerkende detail.”

 


Menno ter Braak (26 januari 1902 – 14 mei 1940)
Portret door Paul Citroen, 1939

 

De Duitse dichter en schrijver Achim von Arnim werd geboren in Berlijn op 26 januari 1781. Zie ook alle tags voor Achim von Arnim op dit blog.

 

In Frankfurt am Main

Zuweilen that mir das Herz so weh,
Als ob es wär gesprungen,
Und wenn ich dann recht in mich geh′,
So hat mir das Ohr geklungen.
Was klingt das Ohr, was schlägt das Herz,
So laut an die großen Glocken?
Es treibt der Himmel im Herzen Scherz,
Da ist der Verstand erschrocken,
Und schiebt es wohl auf die Witterung
Und auf die vergangnen Zeiten,
Wer liebt, der ist noch im Himmel jung
Und schauet die Erden von Weitem.

 

Bienenlied
(Fliegendes Blat)

Ein Liedlein will ich singen,
Vom Honigvögelein,
Die hin und her sich schwingen,
Wo bunte Blumen seyn.
Das Völklein in dem Grünen,
Es schmauset auf der Weid,
Ich singe von den Bienen,
Auf dieser freien Haid.

Der Winter hält gefangen
Das zarte Jungfernvolk,
Bis daß der Schnee vergangen,
Frost, Schauer, Nebelwolk.
Und wann die Weste stimmen,
Nach linder Lenzen Art,
So machen sich die Immen
Auf ihre Blumenfahrt.

Sie ziehen mit der Trummel,
Der Stachel weist das Schwerdt;
Ihr Brummel und Gehummel
Hat niemand noch gefährdt.
Sie nehmen sonder Morden
Den zarten Blumenraub,
Und ihre Beut ist worden
Der Baum und Blüthen Laub.

Wie sie die Wachsburg bauen,
Aus güldnem Pergament,
Kann niemand nicht beschauen,
Ja keines Künstlers Händ
Hat man so sehr bewundert,
Die Zimmerchen so gleich,
Sechseckigt ist gesondert
Das Honigkönigreich.

Man sieht sie friedlich leben
Ohn Eigennutz und Streit,
In steter Mühe weben,
Zu Lenz und Winterszeit;
Sie pflegen einzutragen
Der Blumen Saft und Thau,
Und führen mit Behagen
Gesammt den Zuckerbau.

 

 
Achim von Arnim (26 januari 1781 – 21 januari 1831)
Cover

 

De Duitse dichter en schrijver Rudolf Alexander Schröder werd geboren op 26 januari 1878 in Bremen. Zie alle tags voor Rudolf Alexander Schröder op dit blog

 

Im halben Eis

Blick in die Welt und lerne leben,
bedrängt Gemüt;
braucht nur ein Tauwind sich zu heben
und alles blüht.

Die Hasel stäubt, am Weidenreise
glänzt seidner Glast,
Schneeglöckchen lenzt im halben Eise
und Seidelbast.

Braucht nur ein Tauwind sich zu heben. –
Verzagt Gemüt,
blick in die Welt und lerne leben;
Der Winter blüht!

 

Komm, der unsre Fragen schweigt

Komm, der unsre Fragen schweigt, Pilgrim, werter Gast,
halte, weil der Tag sich neigt, in der Herberg Rast.

Bleib und mach die Herzen still, der die Herzen schaut:
weiß kein Herz doch, was es will, eh sich’s dir vertraut.

Weiß nicht eins, was ihm gebricht, oder was ihm frommt,
kennt sich in der Fremde nicht, wenn der Abend kommt.

Rede Meister und erklär unserm Fuß die Bahn,
lehr uns wandeln auf dem Meer, wie du selbst getan.

Lehr uns werben, wie du warbst, ringen wie du rangst,
und wo du in Ängsten starbst, sterben unsrer Angst.

Segn’ und brich uns unser Brot, Herr, und lass dich sehn,
wo wir zwischen Tod und Tod als die Blinden stehn.

Unser Müh’n und unsre Macht zahlt den Zoll der Welt.
Doch du sprangest in die Schlacht und gewannst das Feld.

Und nun wacht und trotzt dem Neid, wer dich hält und hegt,
wenn der Feind zu argen Zeit seine Schlingen legt.

Dunkel ward’s die Welt schläft ein; gönn uns dein Gesicht:
und die Nacht wird Morgen sein und der Abend Licht.

 

 
Rudolf Alexander Schröder (26 januari 1878 – 22 augustus 1962)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichter en schrijver Michiel van Rooij werd geboren in Eindhoven in 1982. Zie ook alle tags voor Michel van Rooij op dit blog.

 

Rue du Moulin des Pres

Aan het raam staande.
Leunend op smeedwerk.
Gitanes tussen de lippen.
Geluid van hakken bereikt
me galmend.
Rue du Moulin des Pres.

Ze trekt me mee, weg van
Prevert, met haar wapperend
haar, op het ritme van Chet Baker.
Ik zou hier eigenlijk geen
gedicht over kunnen schrijven.

Het is te Parijs. Te zoals je het
je altijd voor zou stellen.
Het is dat ik er zelf bij ben.
Anders zou niemand het geloven.
Dat ik hier. Dat het hier.
precies zo is geweest.

 

 
Michiel van Rooij (Eindhoven, 1982)

 

De Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Martijn den Ouden werd geboren in Nieuw-Lekkerland in 1983.Zie ook alle tags voor Martijn den Ouden op dit blog.

 

ik slaap veel

ik slaap veel
ik heb mijn dromen nodig

in juni 1986 nog
droomde ik van een schip dat met spinnenpoten over de horizon
kroop
zijwaarts
met gehesen zeilen
het was windstil

het waait nooit in mijn dromen
het is er altijd nacht
er zijn vrouwen zonder monden
kinderen

geruisloos
duiken zij op

omdat het nacht is zijn mijn dromen blauw
blauw dat zich langzaam volzuigt met nattigheid
niet dat het regent
je ziet de nacht gewoonweg langzaam wakker worden

de betonnen maan
het lispelend water
de asgrauwe duinen
het spinnend schip
vastgeniet aan de aarde
dan weer zijn zij los
zij schuiven in de windloze nacht

de feesten waar ik niet bij kan zijn drijven op zwart water

 


Martijn den Ouden (Nieuw-Lekkerland, 1983)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn blog van 26 januari 2018 en ook mijn blog van 26 jauari 2016 en mijn blog van 26 januari 2014 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.

Jos van Daanen, Menno ter Braak, Nora Gomringer, Jonathan Carroll, Achim von Arnim, Bhai, Lode Baekelmans, Michiel van Rooij, Martijn den Ouden

De Nederlandse dichter en schrijver Jos van Daanen werd geboren op 26 januari 1959 in Kerkrade. Zie ook alle tags voor Jos van Daanen op dit blog.

 

Soldaat in eigen huis

Hoe voelde dat voor je,
soldaat in eigen huis
in oorlog met de werkelijkheid
bevelen opvolgen van je meerderen
die in je elpees woonden?

Wist je nog wel pacifist
voor wie je moeite deed,
voor wie je aan het front streed
dat elke ochtend oprukte
tot aan je bed?

Was je bang toen je boos was,
verdrietig toen het er niet toe deed?

Wie maande je om niet te deserteren,
beval je om je helm af te zetten,
schoot je door je hoofd?

 

De man aan de kade

Er hangt een man aan de kade,
handen aan het stenen randje,
gezicht naar de muur.
Zijn voeten zoeken op het water
naar steun, maar zijn al moe.

Soms kijkt hij een beetje schuchter
over zijn linkerschouder
stroomafwaarts naar de zee
en denkt hij: ik hoef maar tot daar,
minder nog dan tien minuten lopen.

 
Jos van Daanen (Kerkrade, 26 januari 1959)

Lees verder “Jos van Daanen, Menno ter Braak, Nora Gomringer, Jonathan Carroll, Achim von Arnim, Bhai, Lode Baekelmans, Michiel van Rooij, Martijn den Ouden”

Jonathan Carroll, Nora Gomringer, Achim von Arnim, Menno ter Braak, Jos van Daanen, Bhai, Lode Baekelmans, Michiel van Rooij, Martijn den Ouden

De Amerikaanse schrijver Jonathan Carroll werd geboren op 26 januari 1949 in New York. Zie ook alle tags voor Jonathan Carroll op dit blog.

Uit: Voice of Our Shadow

“Formori, Greece
At night here I often dream of my parents. They are good dreams and I wake happy and refreshed, although nothing very important happens in them. We will be sitting on the porch in summer, drinking iced tea and watching our scottie dog, Jordan, lope across the front yard. Although we talk, the words are pale and dreamy, unimportant. It makes no difference—we are all very glad to be there, even my brother, Ross.
Now and then Mother laughs or throws her arms out in those great swoops and arcs when she talks—her most familiar gesture. My father smokes a cigarette, inhaling so deeply that I once asked him when I was young if the smoke went down into his legs.
As is true with so many couples, my parents’ temperaments were diametrically opposed. Mother ate life as fast as she could get her hands on it. Dad, on the other hand, was clear and predictable and forever the straight man to her passion and shenanigans. I think the only great sadness in their relationship for him was knowing that although she loved him in a warm, companionable way, she went all-out in adoring her two sons. Originally she had wanted to have five children, but both my brother and I had such difficult births the doctor told her having another child would be a deadly risk. She compensated in the end by pouring the love for those five kids into the two of us.
Dad was a veterinarian; still is a veterinarian. He’d had a successful practice in Manhattan when they were first married, but gave it up to move to the country right after his first son was born. He wanted his children to have a yard to play in and the safety to come and go as they pleased any time of the day.
As with everything else in her life, my mother pounced on the new house and tore it limb from limb. New paint inside and out, new wallpaper, floors stripped and sealed, leaks stopped … When she was done she had created a solid, amiable place with more than enough room, light, warmth, and security to assure each of us this was a home as well as a house.
All that and two little boys to raise. Later she said those first two years in the house were her happiest. Everywhere she went, either someone or something needed her, and that is what she thrived on. With one boy in her arms and another clinging to her skirt, she telephoned, cooked, and hammered the house and our new life there into submission. It took a few years, but when she was done, things both worked and gleamed. Ross was starting school, she’d taught me how to read, and every meal she put on the table was tasty and different.”

 

 
Jonathan Carroll (New York, 26 januari 1949)

Lees verder “Jonathan Carroll, Nora Gomringer, Achim von Arnim, Menno ter Braak, Jos van Daanen, Bhai, Lode Baekelmans, Michiel van Rooij, Martijn den Ouden”

Nora Gomringer

De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zij is een dochter van de Zwitserse dichter en voormalig professor aan de Kunstakademie Düsseldorf Eugen Gomringer. Zij is de enige dochter en zus van zeven halfbroers. Opgegroeid in Gomringer in Wurlitz am Hof. In 1996 verhuisde ze naar Bamberg. De schoolopleiding sloot zij af met een Amerikaans High-School diploma in Lititz, Pennsylvania in 1998 en in 2000 met het eindexamen aan het Franz-Ludwig-Gymnasium Bamberg uit. Vervolgens studeerde Gomringer Engels, Duits en kunstgeschiedenis aan de universiteit van Bamberg, waar ze afstudeerde in 2006. In 2010 nam Gomringer de leiding over van het internationale Künstlerhaus Villa Concordia in Bamberg  Naar aanleiding van een bundel in eigen beheer kreeg de Grupello Verlag Dusseldorf belangstelling voor het werk van de debutante en in 2002 verscheen haar bundel “Sikbentrennung”. Sindsdien zijn er zeven dichtbundels en een boek met essays en tal van afzonderlijke publicaties verschenen. Bovendien werkt Gomringer werkt op verschillende manieren met muzikanten en beeldend kunstenaars samen. Vertalingen verschenen in het Zweeds, Frans, Wit-Russisch, Engels, Noors, Spaans, Amerikaans Luxemburgs, Nederlands, Bretons en Farsi. In 2013 was de eerste voorstelling van de opera “Drei fliegende Minuten” met een libretto van Gomringer. Sinds 2010 werkt de A-Cappella formatie Wortart Ensemble met teksten uit het werk Nora Gomringer en sinds 2011 werkt Nora Gomringer met de vijf zangeressen samen op het podium. Het programma “Nora Gomringer meest Wortart Ensemble” was uitgenodigd om de 50ste verjaardag van het Goethe Instituut in Torono te vieren. Tussen 2001 en 2006 maakte Gomringer eveneens deel uit van de poetry slam scène in Duitsland. In 2015 deed zij succesvol mee aan de Ingeborg Bachmann Wettbewerb.

Liebesrost

Über Nacht
Hast du oxidiert
Neben mir

Hast auf mich reagiert
Bist rostig geworden
Du sagst
Golden
Ich lecke an deinem Hals
Du schmeckst wie der
Wetterhahn

 

Mann in Luzern

Um 2 Uhr nachts noch am Geländer gesichtet, um
2.01 in die Reuss gesprungen.
Sagen alle im Ort: hat sich zu ihr gelegt.
Voller Sehnsucht der Mann. War die Reuss eine Schö-
ne mit langem Haar, flüsterndem Mund und weiten
Armen. War der Mann trunken von Flaschengeistern,
ließ sich nicht binden an einen Mast, hat das Wachs in
den Ohren der Welt nicht ertragen, holt er Atem, trinkt
die Küsse bis die Lungen platzen, das Herz sich ver-
schlägt, das Hirn nur noch schwimmt. Flüstert die
Reuss von dem Mann, der sie liebt, den sie wäscht,
den sie nimmt, wohin sie kann.

 
Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)