Vader en zoon (Michel van der Plas)

 

Bij Vaderdag

 

Een buitenman en zijn zoon door Traian Biltiu Dancus, 1946

 

Vader en zoon

Vader. Waarom als iemand dat woord zegt
kijk ik nog steeds vooruit, niet achter mij?
ben ik niet, zoek ik? Het is toch voorbij?
jij bent toch in de regen weggelegd?

Wat verwacht ik dan: je hand op mijn hoofd?
Waar zou ik moeten komen? ben je daar
nog wel, warm woord? Of hebben ze je naar
het huis gebracht waarin je hebt geloofd?

Als ik het hoor is het of ik zelf riep.
Ik moet al antwoord geven en ik ken
nauwelijks de vraag die ik nog altijd ben

Ja, zeg ik, en kijk om. De nacht is diep.
Ik weet opeens waarvoor je hebt geleefd:
ik draag de naam van wie de dood doorgeeft.

 

Michel van der Plas (23 oktober 1927 – 21 juli 2013)
Den Haag, de geboorteplaats van Michel van der Plas

 

Zie voor de schrijvers van de 18e juni ook mijn twee blogs van 18 juni 2016.

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches, Rodja Weigand, Gjergj Fishta, Restif de la Bretonne

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

Aan een experimenteel dichter

Geen rotterdam dan amsterdam
geen moeder man dan vader
jouw rok is boter dan de ham
mijn hemd is altijd nader

al jart je met je vrienden bil
al jas je met hen klaver
en speel je liever haaf dan spil,
schmidt is toch altijd haver

jij bent veel zeker dan ikzelf
en toch leef ik veel sober
jij droomt dat je eylders drinkt ik delf
het spit onder de ober.

 

En soms wil zij opnieuw het meisje wezen

En soms wil zij opnieuw het meisje wezen
waarvan zij in haar oude dagboek leest:
dat bloemen water gaf en plots bedeesd
begreep waarom die voor het najaar vrezen
dat zondagmiddags voor het raam ging lezen
en dat naar vruchten reikte, appels ’t meest,
en dat, voor prinsen lang gereed geweest,
van duizend wensen nooit was te genezen.

Het boek glijdt dichtgevallen in haar schoot.
Zij is zover gezworven in die dingen
mag weer drie wensen doen voor ’t avondrood
en, blozend, zachtjes bij de vleugel zingen.
Zij wordt niet wakker voor het avondbrood
hoewel de gangklok luide aan blijft dringen.

 

Tussen de kinderen die het strand langsrennen

Tussen de kinderen die het strand langsrennen
en schreeuwend spelen en een grote vlag
meedragen, moet ik weer één kind herkennen
aan zijn droomogen, aan zijn stille lach:
de jongen die ik nooit meer zal ontwennen,
die leefde op een anders lichte dag
dan deze, en die, vluchtend voor de stemmen,
verwonderd naar het spel der golven zag.

Hij staat er nog tussen zijn speelgenoten,
zij roepen hem, maar peinzend blijft hij staren
naar verre zeilen van de verre boten.
Als ik hem aan wil spreken over jaren,
die ondanks nog zijn beeld bewaren,
is hij reeds heen. – Ik heb hem zelf verstoten         

 
Michel van der Plas (23 oktober 1927 -21 juli 2013)

Lees verder “Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches, Rodja Weigand, Gjergj Fishta, Restif de la Bretonne”

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

Een middag lang naar elkaar liggen kijken

Een middag lang naar elkaar liggen kijken
met niets dan liefde aan. Zijn wat je hebt:
stilte die een schouder voor stilte schept,
lippen en handen die adem aanreiken.

Even soms huiveren, niet van gedachten,
maar van verlangen dat zichzelf niet kent:
een kind van aarde. Hebben wat je bent:
trage honger, klein niemandsland van wachten.

Werkelijkheid proeft aarzelend van droom:
beiden komen tot nieuw verwisseld leven;
vraagtekens die elkander antwoord geven,
buigende oevers van eenzelfde stroom:
de eeuwigheid tussen ons in geschoven.
Dat wij dat zijn, het is niet te geloven.

 

Eerste liefde
 
Zeventien. – ’s Avonds viel voor ’t eerst een ster
voor je venster in drie wensen uiteen:
schittertranen op een wereld van steen.
Maak me mooi. Laat me beven. Breng me ver.
 
En de dagen werden opeens een strand
om blootsvoets op te dansen. Nergens kon
een rok wijder staan dan jouw horizon,
en de appel zon trilde in je hand.
 
Maar je stelde de beet wervelend uit
voor het reiken naar lucht, vluchten van grond.
 
Ogen had je en benen; nog geen mond.
Adem was je en dorst; nog geen besluit.
 
De zee en één duin maar hebben je zien
uitduizelen: vogelvrij zeventien

 

Een dagje weg
 
Vannacht heb ik gedroomd dat je heel even
een dagje weg mocht van je plaats: hierheen,
de wereld in. Eerst zat je nog te beven
aan tafel, in de kring, vel over been,
 
maar toen al gauw heel rustig; en er scheen
geel licht alom, en je zat blij te leven
met ons, o, zo heel eigen en zo een
met al dat roerloos wederkerig geven.
 
We zeiden niets, bang dat er iets zou breken
of dat je tijd, wanneer wij zouden spreken,
weer om was; maar het teerste was je lach
op het albast van je gezicht: ik zag,
met tranen in mijn ogen, daar het teken
dat dit huis je geluk was, deze dag.

 
Michel van der Plas (23 oktober 1927 -21 juli 2013)

Lees verder “Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches”

Maria Magdalena op paasmorgen (Michel van der Plas)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

 
Guercino, De opgestane Jezus verschijnt aan de maagd Maria, rond 1630

 

Maria Magdalena op paasmorgen

Toen al de anderen waren weggegaan
Ik zag ze bij de tuinmuur in de verte
nog redetwisten en verwoed gebaren,
Petrus voorop de stofwolk die de weg wees,
scheen het stiller dan ooit.

En ik besefte opeens dat ik alleen was
en de angst om de geboorte van de bleke dag
te storen had de krekels zelfs bevangen
zo stil en weifelend rees het licht,
dat bomen grijparmen werden, bloemen valse ogen,
en ik moet zelf een smalle kaars geweest zijn,
daar in de dunne mist, bij het lege graf.

En de twee mannen die in witte kleden
plotseling  voor mij stonden schenen beelden
uit een oud geheimzinnig speelliedje
en maakten mij weer tot een kind. En juist
als in dat spel van vroeger hield ik bei
mijn handen tegen mijn gezicht gedrukt
en schreide, wat ik vroeger had gezongen:
Waar hebben ze mijn meester neergelegd?

Ik was een schreiend kind, ik moest maar weggaan
voordat ze zouden lachen om mijn dwaasheid;
ik moest maar weggaan, net als al de anderen,
weg uit de spooktuin, weg uit het valse licht,
als al de anderen. En ik keerde me om
en veegde met mijn mouw mijn tranen weg,
toen ik de tuinman zag.

Hij stond er zo gerust en groot.
En ’t was of al de bloemen
nu opeens bloemen werden en de bomen
hun groen herkregen, toen hij naar mij keek,
en of ik niet alleen meer was, en of
het graf achter mijn rug niet meer bestond,
niet meer als leegte, als holle angst, en of
een leeuwerik opschoot in zijn stem: Maria!

Ik heb het al zo vaak verteld Johannes,
maar steeds als jij mij met Pasen aanziet is het
alsof ik hem mijn naam weer hoor zeggen,
misschien omdat jij op hem lijkt misschien,
omdat het licht van deze dag jouw kleed zo wit
maakt als het zijne op die ochtend.

Maar nee, dat is het niet
het is omdat het brood dat jij nu in je handen hebt
en mij te eten geeft zijn lichaam is.
Zijn leven, en daarom hoor ik hem vandaag
en meer en ik wil je zeggen dat vandaag
zijn liefde pas geopenbaard wordt,
want je weet Johannes dat hij die ochtend in de tuin zei:
houdt me niet vast.

En zie nu komt hij zelf, nu komt hij zelf
om mij weer naar zich toe te trekken,
vast te houden, vast te houden. O, ik weet het wel,
ik kan niet zeggen wat ik zeggen wil vandaag,
maar ‘k ben een kaars die van zijn glorie brandt en
ik ben zo gelukkig want zijn leven is mijn leven.
En dit witte brood, o deze liefde is sterker dan de dood.

 

 
Michel van der Plas (23 oktober 1927 -21 juli 2013)
Den Haag, Grote of Sint-Jacobskerk. Van der Plas werd geboren in Den Haag

 

Zie voor de schrijvers van de 6e april ook mijn vorige drie blogs van vandaag.

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

1938

Ik wil je iets voorlezen uit Dik Trom.
Maar jij, over je avondblad gebogen,
slaat juist bezorgd een eigen bladzij om.
Je lijkt opeens veranderd; ingetogen.
 
Als ik met Flipse op de proppen kom,
zou dat goed fout zijn, zie ik aan je ogen.
Dus houd ik me, net zoals jij, maar stom.
Ik zie nog net Brand staan en Synagogen.
 
Er is een wereld waarin vaders zwijgen
en buigen voor een sterker, vreemd gezag,
en waar ik nog niet hoor. Er komt een dag
waar kranten lamp en kamer in bedreigen
en mensen buiten lange messen krijgen,
en waar een veldwachter niets meer vermag.

 

Vader
 
Vader, wat zou ik er voor willen geven
als je er af en toe nog eens kon zijn
en een zondag kwam zitten in mijn leven
bij mijn werk en mijn boeken en mijn wijn.
 
 Soms zie ik nog mannen van vijfentachtig
(je weet wel waar) met een gezicht vol zon
en zin, en dan denk ik: godallemachtig
als ik hem zo nog eens meenemen kon.
 
 Want op de een of de andere manier
leef ik toch ook nog steeds voor jou: jouw ogen
wil ik, met hun aandacht, pret en mededogen
bij mijn geploeter, mijn huis en mijn hier:
 
en ik zag ze zo graag een keer genieten
van al wat ze met tranen achterlieten.

 

Water

Ik ben zo graag bij mijn liefste. Zij kan
spelen als water, als een bergbeek die
naar mijn open handen klatert en dan
onvoorstelbaar veel meer wordt dan ik zie.

Zij is overal met haar watermond
en waterhanden; is overal waar;
zij slijpt de stenen van ons verdriet rond,
ja zij maakt ze zelfs mooi en van elkaar.

Ik had nooit geweten dat water brandt
of dat het als feestelijk vuur in mij
kan zuchten van lust, zo gretig en vrij.

Maar hoe, haar verblindende spel voorbij,
de beek uitstroomt, kan ik niet zeggen, want
dat weet niemand onder de zon, niemand

 
Michel van der Plas (23 oktober 1927 -21 juli 2013)
In 1952

Lees verder “Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Nick Tosches”

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

 

 

Engelbewaarder

 

1

Je hebt, denk ik, een overvol bestaan:

alle dagen meezingen in het koor

voor de almachtige, en ertussendoor

hier op de aarde mijn gangen nagaan,

 

mijn onverbeterlijke eigenwaan

en levensangst gedurig op het spoor,

volgend als zijn getrouwe oog en oor

en tussenbeide komend met vermaan.

 

Ik overweeg aan ’t eind van elke dag,

jouw zorgenkind, huiverend van ontzag,

dat dansen tussen tijd en eeuwigheid,

dat dubbelleven dat je vlakbij leidt

en dat ik toch niet met je delen mag,

engel van God die mijn bewaarder zijt.

 

 

2

Vannacht was ik je kwijt, want opgenomen

in reuzenwolken, op en neer spiralend

en met miljoenen ’t zelfde lied herhalend,

rondom een licht te fel voor mensendromen,

gezang dat een oneindig aantal malen

uiteen viel en weer als een zee ging stromen,

en jij daarin, voorgoed, leek het, ontkomen:

wat zou je nu nog naar mijn leven talen.

 

Kom terug, kom terug, riep ik je na.

Kon ik jou uit mijn duister nog bezweren?

Maar uit de zwermen hoorde ik geen ja,

alleen het ruisen van de atmosferen

rondom het zwijgen van de Heer der heren

ver in den hoge, in jouw gloria.

 

 

 

De rijke jongeling 2

 

Ik zou zo graag geloven dat hij later

naar hem teruggekeerd is: in die nacht

dat Jezus in de tuin werd opgebracht.

Een jonge man wilde hem volgen, staat er.

 

Dat hij toen echt alles had weggegeven.

Want hij ging enkel in een linnen doek

om zijn lichaam naar de meester op zoek.

Het was zijn schuld niet dat ze hem verdreven.

 

Het laatste wat hij had viel hun in handen.

Naakt sloeg hij op de vlucht. Verder dan daar

kon hij niet volgen. Als een bedelaar.

Ik zie de tranen in zijn ogen branden

terwijl hij rent, tussen de struiken door:

En sinds die nacht ontbreekt van hem elk spoor.

 

 

 

Michel van der Plas (23 oktober 1927 –21 juli 2013)

Lees verder “Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Robert Bridges, Adalbert Stifter”

In Memoriam Michel van der Plas

In Memoriam Michel van der Plas

De Nederlandse schrijver en dichter Michel van der Plas is zondagochtend op 85-jarige leeftijd overleden. Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

 

 

Vader en zoon

Vader. Waarom als iemand dat woord zegt
kijk ik nog steeds vooruit, niet achter mij?
ben ik niet, zoek ik? Het is toch voorbij?
jij bent toch in de regen weggelegd?

Wat verwacht ik dan: je hand op mijn hoofd?
Waar zou ik moeten komen? ben je daar
nog wel, warm woord? Of hebben ze je naar
het huis gebracht waarin je hebt geloofd?

Als ik het hoor is het of ik zelf riep.
Ik moet al antwoord geven en ik ken
nauwelijks de vraag die ik nog altijd ben

Ja, zeg ik, en kijk om. De nacht is diep.
Ik weet opeens waarvoor je hebt geleefd:
ik draag de naam van wie de dood doorgeeft.

 

 

School der liefde

Woorden van geluk zijn moeilijk, ze zijn
klank, wartaal, aaas en jijs en toedan, alles
of niets. Het lekken van vuur; een gordijn
in de wind. Ze zijn eigenlijk maar ballast.

Want we zeggen geluk niet, we doen het.
Dieren hebben alleen maar hun lichamen;
snuiven, stampvoeten, hoeden warmte met
warmte. Het leeft en trilt, het heeft geen namen.

Hoeveel gemakkelijker vindt verdriet
woorden. Dat is de wereld van de mensen:
ze huilen en ze ballen vuisten en ze
vullen bladzijden, maar ze sterven niet.
Sterven hoorde alleen waar leven hoorde:
bij geluk; en dat was teveel voor woorden.

 

 

Een nieuw lied

Een nieuw lied voor de Heer die de vogeltjes schiep
En hun wijzen van iedere dag
Die de treurwilg tot eindeloos treuren riep
En de vrouw tot haar eeuwige lach

Een nieuw lied voor de Heer die de goudvissen goud
En de roodborstjes rood heeft gemaakt
Die de golven der zee, en de bladeren van ’t woud
Met zijn vinger heeft aangeraakt
Die de kolibrie schiep, en de adelaar schiep
Het viooltje en de orchidee
Die de schelpen en zwaardvissen liet in het diep
Van dezelfde bedelvende zee
Die zijn adem laat gaan langs het slapende land
Tot het wenend van weelde ontwaakt
Die de dauwdroppen droogt met zijn heilige hand
En de zon tot zijn heilgenoot maakt

Een nieuw lied voor de Heer die het meer en de lucht
En de straten vol zonnelicht goot
Die de leeuwerik leidt tot zijn duizelende vlucht
En de vlinder tot vlinderdood

Een nieuw lied voor de Heer die een durend nieuw lied
In de mond van mijn moedertje lei
Die zijn licht in haar zuivere blik achterliet
En haar zei wat zij zeide tot mij

Een nieuw lied voor de Heer die van ieder nieuw lied
Het ontstaan en de maker is
Die het voorzingt in water en woud en in riet
In de steeg en de vensternis

Een nieuw lied voor de Heer, voor de Heer
Die accoorden en woorden ingeeft
Aan de dichter de vrouw en het kind, o en meer
dan aan weerklank en stem in hem leeft
En zijn naam zij gezegend de eeuwigheid lang
Zij gezegend de naam van de Heer
Van de opgang der zon, tot haar ondergang
zij gezegend de naam van de heer
die de sneeuwvlokken zendt als de wolkige wol
en de rijm als verdwarrelende as
Als hij spreekt lopen alle stuwmeren vol
En alles smelt wat bevroren was
O gij wateren looft en gij landstreken looft
En gij vogeltjes looft onze Heer
En gij vuurtongen looft, en gij dauwdroppen looft
Alle boomtoppen looft onze Heer

Een nieuw lied voor de Heer, met pauk en cymbaal
En bij cither en luit en schalmei
een nieuw lied voor de Heer in uw mond in uw taal
Want wie geeft u die liederen dan hij

 

 

Michel van der Plas (23 oktober 1927 – 21 juli 2013)

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

 

Uit: Uit het rijke Roomsche leven

“Elk goed Roomsch kind had enkele Heerooms en enkele, mag het heten Damestantes? En van elk gezin moest, zo leek het, er één positief antwoorden op de wekelijks in verschillende periodieken (en later op school) gestelde vraag: Jongen, wilt gij Pater (Broeder) worden? Meestal werd dat degene die tot stichting van zijn broertjes en zusjes en met hun ijverige deelname aan een speelgoedaltaartje en in kunstig nagemaakte liturgische gewaden veelvuldig ‘Misje’ had gedaan. Kwam het niet voor dat men zó goed Roomsch was dat men, na een uurtje Wereldnieuws in de Cineac, bij het verlaten van de rij bij vergissing in het donker naast de banken knielde? Menigeen zal in deze schets van het beschermde en beschermende milieu zichzelf herkennen zonder ook maar enige rancune te voelen opkomen. Het enige aspect dat diegene die kind was in de hier behandelde periode misschien met groeiende verwondering, skepsis of zelfs wrevel zal hebben ervaren kan de te grote nadruk zijn die op de geestelijke vorming werd gelegd: het vroomheidsaspect. Hij zal zich met name de lectuur herinneren, zoals die geboden werd in de leesmethodes op de Lagere School, in de katholieke jeugdtijdschriften, in leesboeken en heiligenlevens. Een grenzeloze braafheid kenmerkte de in deze lectuur voorgehouden Roomsche gezinnen. De positieve held die wij uit de huidige socialistisch-realistische literatuur kennen werd hier avant la lettre verbeeld. De zwart-wit-schildering overweegt; de negatieve held is een dronkaard, een vuilbek, een ‘slechte kameraad’, tegenover wie de edele knaap (Tom Playfair c.s.), voorbeeld van deugd dat dagelijks naar de Mis gaat, veelvuldig de Sacramenten ontvangt en stellig pater of broeder zal worden, wordt verbeeld op een wijze die zelfs bij de in een beschermd katholiek milieu opgroeiende jongen enige wrevel moest wekken.In de heiligenlevens die de kinderen van het ‘Rijke Roomsche Leven’ bij voorkeur werden geboden, sterven de ten voorbeeld gestelden bijna zonder uitzondering zeer jong, vrijwel alle vlak na het ontvangen van de eerste H. Communie. Instinctief moest men als kind een oneerlijk element in deze voorstelling van zaken ontdekken: de helden stierven, zo voelde men op de een of andere wijze aan, voordat zij de eigenlijke test van het leven behoefden te doorstaan. Het wemelde, ook in de niet als heiligenlevens gepresenteerde lectuur, leesboekjes en jeugdblaadjes, van sterfbedden, er werd voortdurend naar de hemel gegaan”.

 


Michel van der Plas (Den Haag, 23 oktober 1927)

Lees verder “Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs”

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Nick Tosches

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michel van der Plas op dit blog.

 

Heilsoldaat

Er liep een hondje tussen de soldaten,
meisjes giechelden op de laatste rij,
toen zij een lange juichende cantate
over de hemel zongen: Maakt u vrij!
Het was een straat als alle andere straten
Ik zag een heilsoldaat, hoe hij
Haast jubelend zong, of hij ’t nooit meer zou laten,
hij keek omhoog en leek onzegbaar blij.

Ik hoorde de trompet niet noch de hoorn,
ik zag alleen de wonderlijke lach
van een, die in verlangen stond verloren
en zong of hij de hemel open zag
en of hij stond tussen de engelenkoren
en of hij God zag op de jongste dag.

Ik die de moed nooit had om op een kist
van God te spreken met geheven handen
niet om in hete zon, regen en mist
met heul en troost bij pooiers te belanden–
maar ik heb nooit geweten, wat ik wist
en ik dacht koud te zijn, maar ik verbrandde,
ik ging een weg, maar ik heb slechts gegist
want ik kwam uit tegen mijn kamerwanden.

En als de dag komt, waar de heilsoldaat
haast jubelend van zong, zal ik als hij,
zo wonderlijk bereid, zo stil en vrij,
uitzien naar waar de Heer op wolken staat?
Als ik nu zing, zing ik dan niet te laat?
en waarom sta ik altijd nog terzij?

Michel van der Plas (Den Haag, 23 oktober 1927)

Lees verder “Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Nick Tosches”

Michel van der Plas, Masiela Lusha, Augusten Burroughs, Nick Tosches, Rodja Weigand, Robert Bridges, Adalbert Stifter, Gjergj Fishta, Réstif de la Bretonne

De Nederlandse dichter en schrijver Michel van der Plas werd geboren op 23 oktober 1927 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 23 oktober 2007 en ook mijn blog van 23 oktober 2008 en ook mijn blog van 23 oktober 2009.

Uit Warschau

Het kerkhof van een getto. Stenen. Stenen.
Gezichten die niet zeggen wat ze menen.

Hangende handen. Lusteloze voeten.
Ze waden door een eeuwig puin. Ze moeten.

Maar op een zolderkamer gaan ze leven.
Vertellen. Menselijk bewegen. Even.

Ze worden vogels, fladderen en wiegen.
Tot aan ’t plafond. Dan weifelen ze. Liegen.

Schrompelen samen, vallen en verkillen.
Lichamen die niet leven wat ze willen.

 

Regentesselaan

Wat heeft ons op die morgen toch wel mogen
doen lopen langs de Regentesselaan,
waar ons de blaren om de oren vlogen?
Waar kwamen we in ’s hemelsnaam vandaan?

Hoe dan ook, er kwam een mannetje aan
waardoor je blik opeens werd aangezogen,
een en al zwarte hoed en zwarte ogen,
voorzichtig schuifelend, – en jij bleef staan.

Kloos, zei je, toen hij bij het hoekje kwam –
een hoopje mens, maar toch een zo geachte,
dat je, eerbiedig, op een afstand, wachtte,
en, ongezien door hem, je hoed afnam.
Daar ging een god in ’t diepst van zijn gedachten
naar P. van Haasdrecht voor een half ons ham.

vanderplas

 Michel van der Plas (Den Haag, 23 oktober 1927)

 

De Albanees-Amerikaanse schrijfster en actrice Masiela Lusha werd geboren op 23 oktober 1985 in Tirana. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2008 en ook mijn blog van 23 oktober 2009.

Vienna

Vienna’s yellow palace rests above a cloud
Of chilled Hungarian lights,
But the gardens are still red and violet
And the three rocks still carry my wishes
From springtides before.
The snow still shines like a field
Of angel satin dressing history.

The garden maze of frosted Sylvester
Chills my worries solid
So that I may break myself
Apart and away and twirl
Like easy snow, my joy,
Clear above the rounded hills.

This Vienna! My love letter
To her time will ride the
Syllables of drawn memories
Into fields and museums,
Cathedrals and music and smiles,
Swans dressed as ballerinas.

My Vienna, my youth
Of clouded breaths, and mittens
And Weinnachtsmann the jolly German giant
Offering chocolate upon chocolate on Christmas Eve.
The mornings after, my golden schnitzels
And toasted chestnuts and steaming punch and walks
Through Stephansplatz.

Her Sunday bells call forth an art
Of celebrated Strauss and violins
And tall maestros
(Lean measures of physical music)
All giants, all play in my heart.
I cradle the dream in my ear.

This beauty I posses with time
Calls through me like a river
Glabrous in all its long glory,
Raising swans and lilies over the shore
And I let the river—a network
Of Europe
Work and flow through the values
Of my memory and pride
And with one frothy sigh,
I let the blue Danube
Finally escape my eyes.

lusha

Masiela Lusha (Tirana, 23 oktober 1985)

 

De Amerikaanse schrijver Augusten Xon Burroughs werd geboren op 23 oktober 1965 in Pittsburgh, Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2008 en ook mijn blog van 23 oktober 2009.

Uit: A Wolf at the Table. A Memoir of My Father

“Sitting in my high chair, I held a saltine cracker up to my eye and peered through one of the tiny holes, astonished that I could see so much through such a small opening. Everything on the other side of the kitchen seemed nearer when viewed through this little window.

The cracker was huge, larger than my hand. And through this pinprick hole I could see the world.

I brought the cracker to my lips, nibbled off the corners, and mashed the rest into a dry, salty dust. I clapped, enchanted.

The hem of my mother’s skirt. A wicker lantern that hangs from the ceiling, painting the walls with sliding, breathing shadows. A wooden spoon and the hollow knock as it strikes the interior of a simmering pot. My high chair’s cool metal tray and the backs of my legs stuck to the seat. My mother twisting the telephone cord around her fingers, my mouth on the cord, the deeply satisfying sensation of biting the tight, springy loops.

I was one and a half years old.

These fragments are all that remain of my early childhood. There are no words, just sounds: my mother’s breathy humming in my ear, her voice the most familiar thing to me, more known than my own hand. My hand still surprises me at all times; the lines and creases, the way the webbing between my fingers glows red if I hold up my hand to block the sun. My mother’s voice is my home and when I am surrounded by her sounds, I sleep.

The thickly slippery feel of my bottle’s rubber nipple inside my mouth. The shocking, sudden emptiness that fills me when it’s pulled away.

My first whole memory is this: I am on the floor. I am in a room. High above me is my crib, my homebox, my goodcage, but it’s up, up, up. High in the air, resting upon stilts. There is a door with a knob like a faceted glass jewel. I have never touched it but I reach for it every time I am lifted.

Above my head is a fist of brightness that stings my eyes. The brightness hangs from a black line.“

Burroughs

Augusten Burroughs (Pittsburgh, 23 oktober 1965)

 

De Amerikaanse dichter, schrijver en journalist Nick Tosches werd geboren in 1949 in Newark, New Jersey. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2008 en ook mijn blog van 23 oktober 2009.

Uit: The Nick Tosches Reader

„I was eighteen or nineteen years old, working days at the Lovable Underwear Company, when I came to know the poet Ed Sanders. Ed, who twenty years later would win an American Book Award for his poetry, was then the ringleader of the notorious band The Fugs, and he also ran the Peace Eye bookstore, which at that time was on Avenue A.

    Ed had a degree in classical languages, and could read fluently in their own Greek and Latin those ancient poets that I could only understand through the gauze of translation. I had tried to teach myself Greek from the two volumes of A Reading Course in Homeric Greek that I had robbed from a divinity student a few years before, and I had taken Latin in high school; but it was beyond me to truly delve the beauties and powers of the poetry of those tongues, as Ed could. He had even studied Egyptian hieroglyphics.

    We shared, he in his erudite way and I in my unlettered fashion, a love for those ancient fragments that were the wisps of the source, the wisps of origin, the wisps of the first and truest expression of all that since had been said. And we both had dirty minds, given as much to the gutter as to the gods.

    The Lower East Side was a different place back then. It was still a neighborhood. East Thirteenth Street was still known as the Street of Silence, a name I would bestow on another Mafia stronghold, Sullivan Street, in my novel Cut Numbers. The joints were still joints. We drank a lot in those joints.

    Ed was a great guy. He was about ten years older than I, and was the first real poet to whom I showed my poetry. “Hell, man,” he told me, “you’re a fucking poet.” As I doubt he ever realized he was my first mentor, so I doubt he ever realized what a shove forward, what a turning point, this was for me.

    That poem, which bore the title “Still/Life,” and which I later invoked in my novel Trinities, is long gone. Fragments of it follow.“

 tosches

Nick Tosches (Newark, 23 oktober 1949)

 

De Duitse dichter, schrijver en uitgever Rodja Weigand werd geboren op 23 oktober 1945 in München. Hij werd opgeleid tot betonbouwer en schrijft sinds 1963 poëzie en proza. Hij is ook de uitgever van het Landsberger Lesebuch en van dichtbundels van Paul Eluard, Jannis Ritsos, Franziska Sellwig, Elfriede Jelinek, Giorgos Seferis, Keorapetse Kgositsile, Rubén Darío, Nelly Sachs, Walt Whitman, Ernest Hemingway en Rafael Alberti. Rodja Weigand woont in Schwifting.

Schockgefroren

trakl öffnet den raum
glas zerbricht zwischen
den schenkeln der schwester

der voyeur unter der treppe
mit brennenden augen

die herberge
eine wohnstatt
aus klebrigem sekret

und dann
kam frost

 weigand

Rodja Weigand (München, 23 oktober 1945)
München (Geen portret beschikbaar)

 

De Engelse dichter, toneel- en prozaschrijver Robert Seymour Bridges werd geboren in Walmer, Kent, op 23 oktober 1844. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2009.

My Delight and Thy Delight

My delight and thy delight
Walking, like two angels white,
In the gardens of the night:

My desire and thy desire
Twining to a tongue of fire,
Leaping live, and laughing higher:

Thro’ the everlasting strife
In the mystery of life.

Love, from whom the world begun,
Hath the secret of the sun.

Love can tell, and love alone,
Whence the million stars were strewn,
Why each atom knows its own,
How, in spite of woe and death,
Gay is life, and sweet is breath:

This he taught us, this we knew,
Happy in his science true,
Hand in hand as we stood
‘Neath the shadows of the wood,
Heart to heart as we lay
In the dawning of the day.

 

North Wind in October

In the golden glade the chestnuts are fallen all;
From the sered boughs of the oak the acorns fall:
The beech scatters her ruddy fire;
The lime hath stripped to the cold,
And standeth naked above her yellow attire:
The larch thinneth her spire
To lay the ways of the wood with cloth of gold.

Out of the golden-green and white Of the brake the fir-trees stand upright
In the forest of flame, and wave aloft
To the blue of heaven their blue-green tuftings soft.

But swiftly in shuddering gloom the splendours fail,
As the harrying North-wind beareth
A cloud of skirmishing hail
The grieved woodland to smite:
In a hurricane through the trees he teareth,
Raking the boughs and the leaves rending,
And whistleth to the descending
Blows of his icy flail.
Gold and snow he mixeth in spite,
And whirleth afar; as away on his winnowing flight
He passeth, and all again for ahile is bright.

bridges

Robert Bridges (23 oktober 1844 – 21 april 1930)

 

De Oostenrijkse schrijver Adalbert Stifter werd geboren in Oberplan op 23 oktober 1805. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 23 oktober 2007 en ook mijn blog van 23 oktober 2008 en ook mijn blog van 23 oktober 2009.

Uit: Mein Leben

„Es ist das kleinste Sandkörnchen ein Wunder, das wir nicht ergründen können. Daß es ist, daß seine Teile zusammenhängen, daß sie getrennt werden können, daß sie wieder Körner sind, daß die Teilung fortgesetzt werden kann, und wie weit, wird uns hienieden immer ein Geheimnis bleiben. Nur weniges, was unserem Sinne von ihm kund wird, und weniges, was in seiner Wechselwirkung mit anderen Dingen zu unserer Wahrnehmung gelangt, ist unser Eigentum, das andere ruht in Gott. Die großen Körper, davon es getrennt worden ist und die den Außenbau unserer Erde bilden, sind uns in ihrer Eigenheit unbekannt wie das Sandkörnchen.

Sie sind, und wir sagen manches von ihnen aus, das auf dem Pfade unserer Wahrnehmungskräfte zu uns hereinkömmt.

Und dann sind die Planeten, die wie unsere Erde als andere Erden in dem ungeheuren Raume schweben, der uns zunächst an uns durch sie geoffenbart wird. Dann sind weiter außer ihnen die Fixsterne, die in dem noch viel größeren Raume, den sie darstellen, bestehen, und deren Größe sowie die Größe des Raumes wir durch Zahlen ausdrücken, aber in unserem Vorstellungsvermögen nicht fassen können. Dann geht, wie unsere Fernröhre zeigen, der körpererfüllte Raum fort und fort. Wir nennen das alles die Welt und heißen sie das größte Wunder. Aber auf den Dingen der Welt ist ein noch größeres Wunder, das Leben. Wir stehen vor dem Abgrund dieses Rätsels in Staunen und Ohnmacht. Das Leben berührt uns so innig und hold, daß uns alles, darin wir es zu entdecken vermögen, verwandt, und alles, darin wir es nicht sehen können, fremd ist, daß wir seine Zeichen in Moosen, Kräutern, Bäumen, Tieren liebreich verfolgen, daß wir sie in der Geschichte des menschlichen Geschlechts und in den Darstellungen einzelner Menschen begierig in uns aufnehmen, daß wir Leben in unseren Künsten dichten und daß wir uns selber ohne Leben gar nicht zu denken vermögen.

stifter

Adalbert Stifter (23 oktober 1805 – 28 januari 1868)
Standbeeld in Linz

 

De Albanese dichter, vertaler en pater Franciscaan Gjergj Fishta werd geboren op 23 oktober 1871 in Fishta të Zadrimes. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2008.

THE HIGHLAND LUTE (fragment)

Never with the Turks agreeing
Never out of sight their rifles.
They waged war on them, were slaughtered,
Just as if with shkjas in battle.
Therefore, when the Turkish ora
Started to lose power, weaken,
When her drive began to crumble,
Russia day by day beset her
And the tribesmen of the Balkans
Began to flee the sultan’s power,
Did the Albanians start to ponder
How to free their native country
From the Turkish yoke and make it
As when ruled by Castriota,
When Albanians lived in freedom,
Did not bow or show submission,
To a foreign king or sultan,
Did not pay them tithes and taxes.
And Albania’s banner fluttered
Like the wings of all God’s angels,
Like the bolts of lightning flashing,
Waving high upon their homeland.
But the Prince of Montenegro,
Prince Nikolla the foolhardy,
Yes, foolhardy, but a nuisance,
Gathered weapons, gathered soldiers
To attack and take Albania,
To subdue the plains and mountains
Down the length of the Drin river,
Right down to Rozafat’s fortress,
There to plant his trobojnica
Place on Shkodra his kapica
Make it part of Montenegro,
Leave a bloodbath there behind him.
Sat the Turk there in a stupor,
Teardrops from his eyes did tumble,
For the shkjas he could not counter
Now that Moscow had surrounded
Stamboul and besieged the city.

fishta

Gjergj Fishta ( 23 oktober 1871 – 30 december 1940)

 

De Franse schrijver Nicolas Edmonde Restif de La Bretonne werd geboren op 23 oktober 1734 in Sacy bij Auxerre. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2008.

Uit: L’anti-Justine

„Et ils le mirent sur la brune Rosemauve, bien écartée, et Conette dirigea le vit. Cette fille ,la plus chaude des garces si Mme Vitnègre ne l’eut pas surpassée, engloutit le vit en trois coups de cul sans intervalle. Cordaboyau déchargea en hurlant de volupté, Rosemauve l’étreignant avec une délicieuse fureur.
Cependant, ce je que voyais m’avait roidi, et j’enfonçait dans le con humide de ma déesse qui, suffisamment limée, déchargea deux foix avant que je l’humectasse de mon foutre paternel. Elle gigotait, criotait, soupirotait. Hâ ! s’écria Traitdamour, vous êtes le dieu de son con, cher Maître ! il se fond en jus d’amour quand vous le perforez ! Voyez comme elle en donne, l’adorable enfant !… Allons, céleste trémousse, trémousse ! Fous, divine garce ! décharge…
Ce fut ensuite le tour de Brisemotte. Conette, pommadée, fut étendue sur le foutoir. Il enconna ma fille. La grosseur du vit et sa roideur lui arrachait de sourds gémissements. Elle travaillait de toutes ses forces, mais le terrible engin avait encore plus de trois pouces pour toucher le fond. Tout à coup, nous nous apercevons que le perfide Brisemotte veut inonder d’un torrent de sperme le conin qu’il martyrise. Nous ne pouvions l’enlever et l’arracher, son vit lapait comme celui d’un gros dogue dans la vulve enflammée d’une grande levrette. En ce péril, nous implorâmes, Traitdamour et moi, la pudeur de Conquette. L’adorable fouteuse, fidèle à nos vits, donna un coup de cul derrière et se déconna. Traitdamour plongea rapidement son braquemart en furie dans le con béant.
Brisemotte, enragé, se jeta sur Rosemauve, qui ne s’y attendait pas, et la foutit en levrette avec tant de brutalité qu’il la fit crier autant de douleur que de plaisir.“

 bretonne

Réstif de la Bretonne (23 oktober 1734 – 3 februari 1806)