Lewis Carroll werd op 27 januari 1832 in Daresbury geboren als Charles Lutwidge Dodgson Charles Lutwidge Dodgson, was een Engels wiskundige en logicus maar hij is vooral bekend geworden door zijn kinderboeken. Hij studeerde cum laude af in de wiskunde aan Christ Church college, Oxford, in 1854. Later werd hij daar ook lector, tot 1881. Hij stierf op 14 januari 1898 in Guildford waar hij ook begraven werd. Zijn beroemdste werken zijn: Alice’s Adventures in Wonderland (1865) (Nederlands: Alice in Wonderland) en Through the Looking Glass (1872) (Nederlands: Door de spiegel) Dodgson was zelf een wat neurotische, zonderlinge man die makkelijk met jonge meisjes omging en bevriend raakte. Hij kon goochelen en had altijd wat bij zich om kinderen die hij tegenkwam mee te vermaken. Omgang met volwassenen ging hem niet goed af. Zijn werk biedt naast een groot aantal logische en wiskundige grapjes (voor wie er oog voor heeft) een ongewone rijkdom aan mogelijke freudiaanse duidingen.
Uit: Alice in Wonderland
“ALICE was beginning to get very tired of sitting by her sister on the bank and of having nothing to do: once or twice she had peeped into the book her sister was reading, but it had no pictures or conversations in it, “and what is the use of a book,” thought Alice, “without pictures or conversations?’
So she was considering, in her own mind (as well as she could, for the hot day made her feel very sleepy and stupid), whether the pleasure of making a daisy-chain would be worth the trouble of getting up and picking the daisies, when suddenly a White Rabbit with pink eyes ran close by her.
There was nothing so very remarkable in that; nor did Alice think it so very much out of the way to hear the Rabbit say to itself “Oh dear! Oh dear! I shall be too late!” (when she thought it over afterwards it occurred to her that she ought to have wondered at this, but at the time it all seemed quite natural); but, when the Rabbit actually took a watch out of its waistcoat-pocket, and looked at it, and then hurried on, Alice started to her feet, for it flashed across her mind that she had never before seen a rabbit with either a waistcoat-pocket, or a watch to take out of it, and burning with curiosity, she ran across the field after it, and was just in time to see it pop down a large rabbit-hole under the hedge.
In another moment down went Alice after it, never once considering how in the world she was to get out again.”
Lewis Carroll (27 januari 1832 – 14 januari 1898)
De Duitse dichter en schrijver Bernd Jentzsch werd geboren op 27 januari 1940 in Plauen. Hij studeerde germanistiek, en kunstgeschiedenis in Leipzig en Jena. Hij was uithgever van “Poesiealbum”, een blad waarin talrijke DDR-auteurs voor het eerst publiceerden en moderne internationale dichters coor het eerst gepresenteerd werden aan het DDR publiek. In 1976 verliet Jentzsch de DDR nadat er strafmaatregelen tegen hem dreigden wegens zijn protest tegen de uitburgering van Wolf Biermann. Hij werkte als lector, gastdocent en als directeur van het door hem opgerichte Deutsche Literaturinstitut Leipzig.
Ich bin der Weggehetzte
Ich bin der Weggehetzte.
Nicht der erste, nicht der letzte.
Von keiner Mine zerrissen.
Vorm Zaun nicht ins Gras gebissen.
Keine blaue Bohne in der Lunge
Nichtmal Blut auf der Zunge.
Mein Leib und meine sieben Sinne,
Alles frisch und unversehrt.
Das Leben, das ich nun beginne,
Lebt sich grade umgekehrt.
Ich bin der Weggehetzte.
Nicht der erste, nicht der letzte.
Mir ist die Welt ins Herz gesprungen.
Mir, dem großen Lausejungen.
Der Ort
Wo ich über Zäune kletterte,
Die Taschen voller Kirschen,
Wo ich Schätze suchte,
Kühle Kiesel mit den Adern der Erde,
Mehlfässln‘ fürs Blasrohr aus Holunder,
Schneckenhäuser, grüne Scherben, blaue,
Wo ich den jungen Vogel begrub hinterm Regenfaß,
Drei Sprünge über sein Grab, damit er mich höre,
Wo ich Winnetou war,
Wo ich Sherlock Holmes war,
Wo ich am Bach saß und auf den Wassermann wartete,
Wo ich die Stichlinge im Bach für Hechte hielt,
Eine Sonnenfinsternis für den Weltuntergang,
Den nächsten Morgen für ein Wunder,
Wo ich die erste Zigarette rauchte mit zwölf
Im Fahrradschuppen vor der Schule
An einem todlangweiligen Nachmittag,
Ich machte zwei kurze Züge und hatte genug,
Wo das Hochwasser stieg und stieg,
Und der Hund an der Kette an seiner Hütte
Tat mir so leid, aber jemand schnappte mich
Grade noch am Hosenboden,
Wo ich einen Mann kannte, der Blut spuckte,
Wo die Hühner Hubschrauber waren,
Nachts lag der Startknüppel unter dem Bett,
Wo die Wiesen dottergelb waren im Mai,
Wo es schön war,
Wo ich klein war und dann auf einmal groß,
Wo jetzt eine alte Frau wohnt,
Die schlechte Augen hat und gut sieht,
Wenn die Kinder ihren Kirschbaum plündern,
Und sie verscheucht sie wie Amseln
Und ruft sie alle mit meinem Namen.
Bernd Jentzsch (Plauen, 27 januari 1940)
De Duitse schrijver Benjamin von Stuckrad-Barre werd op 27 januari 1975 in Bremen geboren. 1995-1996 Werkte hij als redacteur voor Rolling Stone, daarna tot 1997 als productmanager bij de platenfirma MotorMusic. Daarnaast werkte hij ook als journalist voor o.a. de FAZ. Die Woche en Stern en schreef hij teksten voor de “Harald Schmidt Show”. Bekend werd hij met zijn debuutroman uit 2003 “Soloalbum” en zijn volgende werken “Livealbum” en “Blackbox”.
Uit: Soloalbum
„Was ich aber immer mal wieder gerne klaue (das ist ziemlich risikolos, da es nicht piepen kann, und gewiß auch straffrei bleibt), sind die sogenannten “Lagerfachkarten”- also diese überall anders beschrifteten (optimal zum Sammeln!) Plastikscheiben, die die Pet Shop Boys von zum Beispiel Robert Palmer zwar ordnend trennen, jedoch nicht annähernd dem Coolness-Graben zwischen beiden Künstlern Rechnung zu tragen vermögen (hinter den Pet Shop Boys zumeist: Tom Petty; vor ihnen fast immer ein gewisser Ray Peterson, irgendwann kaufe ich mal aus Spaß eine CD von Ray Peterson, der nervt nun wirklich schon jahrelang). Ich bin zwar der Meinung, das Ocean Colour Scene eine eher verzichtbare (dabei gewiss nicht schlechte) Band ist, aber seit die hinter Oasis stehen, ist mir viel wohler, als dort dauernd auf (das ist mir schon passiert!) Uwe Ochsenknecht, Sinead O’Connor oder Mike Oldfield zu stoßen. Da kriegt man sonst gleich so schlechte Laune.
Aus reinem Interesse, ach Quatsch, aus purer Bosheit erkundige ich mich, wie viele Kuschelrock-Sampler es inzwischen gibt. Die Frau an der Kasse sagt: – Ich glaube 17, aber es kommt bald ein neuer.
Ich sage der Frau, das ich den dann noch abwarte und mich darauf freue, ob denn wieder Phil Collins dabei ist und Rod Stewart. Sie glaubt schon. Ich glaube auch. Vor dem Haushaltswarenladen, der “tausend praktische Dinge” bereithält, nur gar nichts, was für mich praktisch wäre, plärrt ein festgeketteter Fernseher. Alfred Biolek kocht in seiner Küche, um sein Buch zu verhökern und neuerdings sogar auch Gläser, und zwar “Original” (also die aus der Sendung?). Und die Leute kaufen den Schund in solchen Mengen, daß der Laden sogar einen eigenen Biolek-Tisch eingerichtet hat. Bald werden sie auch Nickelbrillen verkaufen und vielleicht auch Bio-Tonnen o der Bio-Sphären, wer weiß.“
Benjamin von Stuckrad-Barre (Bremen, 27 januari 1975)
Mordecai Richler werd geboren op 27 januari 1931 in Montreal. Tijdens zijn leven was hij een van de bekendste Canadese schrijvers wereldwijd. In Canada zelf was hij niet onomstreden wegens zijn uitlatingen over de politiek. Richler stamde uit een joodse familie. De buurt waarin hij opgroeide vereeuwigde hij later in verschillende van zijn romans. De doorbraak voor hem als schrijver kwam in 1959 met de publicatie van zijn roman The Apprenticeship of Duddy Kravitz. Het boek werd in 1974 door Ted Kotcheff verfilmd. Werk o.a.: The Incomparable Atuk 1963), Cocksure (1968), St. Urbain’s Horseman (1971), Solomon Gursky Was Here (1989), Barney’s Version (1997)
Uit: Barney’s Version
“Terry’s the spur. The splinter under my fingernail. To come clean, I’m starting on this shambles that is the true story of my wasted life (violating a solemn pledge, scribbling a first book at my advanced age), as a riposte to the scurrilous charges Terry McIver has made in his forthcoming autobiography: about me, my three wives, a.k.a. Barney Panofsky’s troika, the nature of my friendship with Boogie, and, of course, the scandal I will carry to my grave like a humpback. Terry’s sound of two hands clapping, Of Time and Fevers, will shortly be launched by The Group (sorry, the group), a government-subsidized small press, rooted in Toronto, that also publishes a monthly journal, the good earth, printed on recycled paper, you bet your life.
Terry McIver and I, both Montrealers born and bred, were in Paris together in the early fifties. Poor Terry was no more than tolerated by my bunch, a pride of impecunious, horny young writers awash in rejection slips, yet ostensibly confident that everything was possible — fame, adoring bimbos, and fortune lying in wait around the corner, just like that legendary Wrigley’s shill of my boyhood”.
Mordecai Richler (27 januari 1931 – 3 juli 2001)
De Amerikaanse schrijver Ethan Mordden werd geboren op 27 januari 1947 in Pennsylvania. Hij groeide zowel daar op als in Venetië, in Italië en op Long Island. Hij studeerde af in geschiedenis aan de University of Pennsylvania. Zijn schrijverscarrière begon met een studie over de Broadway musical, Better Foot Forward: The History of American Musical Theatre. Met het schrijven van fictie begon hij in de vroege jaren tachtig in het pionierende tijdschrift Christopher Street. Aanvankelijk zou hij een column over kunst verzorgen, maar het werd al snel een autobiografisch georiënteerde. Al gauw ook was niet alleen meer zijn familie onderwerp van zijn verhalen, maar evolueerden zij tot semi-fictionele beschrijvingen van zijn leven als jonge homo in New York. Deze verhalen worden verteld door Bud, Morddens schijnbare alter-ego. Bud is een homoman van in de dertig, wonend in Manhatten, goed opgeleid, cultureel sophisticated, militant gay en omringd door een groep jonge homovrienden die een soort familie vormen. Deze verhalen werden verzameld in I’ve a Feeling We’re Not in Kansas Anymore: Tales from Gay Manhattan (1985), gevolgd door Buddies (1986), en Everybody Loves You: Further Adventures of Gay Manhattan (1988). Na een onderbreking van negen jaar keerde Na een onderbreking van negen jaar keerde hij in 1997 naar deze serie terug in Some Men Are Lookers. In 1995 verscheen een roman van zijn hand How Long Has This Been Going On? Na een onderbreking van negen jaar keerde hij in 1997 naar deze serie terug in Some Men Are Lookers. In 1995 verscheen een roman van zijn hand How Long Has This Been Going On?
Uit: The Music of the Night
“Guess who I saw at the gym today!” Carlo cried as I let him in.
“Give us a hint,” said Dennis Savage.
“Someone you’ve met. Incredible-looking. Redhead’s complexion with hair half-blond and half brown at one time. You keep looking at it, want to smooth down that hair. Beautiful strange, everything tight and trim, thighs, tips, abs, mustache. Clone of death. Especially how he carries himself, swaggering around like he invented rimming.”
Dennis Savage was stumped.
Cosgrove said to Virgil, “I bet it’s one of those chicks with dicks.”
Virgil said, “Cosgrove”; and Cosgrove was abashed.
“Clone of death,” I put in. “Are people like that still around?”
“This one is,” Carlo answered. “That whole weight room was in a hypnotic state. He was taking turns at the weight bench with some cute little mud puppy who wanted to do some innocent flirting. But our man suddenly starts feeling the kid up. Everybody’s watching. And the guy tells the kid, “I could get high on your cream. I want to fuck you like crack.”
“Jeepers,” I said.
“Someone we’ve met?” Dennis Savage repeated.
“We all knew him. Some time ago.”
“And he’s still — ”
“He’s stiller. He was never like this before, he’s new! He’s tough and he’s tight and he’ll take no prisoners.”
“I insist upon guessing this,” said Dennis Savage.
“Look at it this way,” said Carlo. “He could also be one of your maybe B or B-plus hunks, junior slim grade, always having boyfriend fights with Scott Hellman.”
“That’s Bert Hicks,” said Dennis Savage. “I mean, half of the description is Bert Hicks. The other half is…who?” “He says he’s all Bert Hicks. But he’s surely got someone else’s eyes. You know? Like he’s been having nothing but the most evil sex for ten years. And like where did Bert Hicks get that shithouse build on him?”
“Gyms are public places,” I said. “Anyone may enter.”
“Builds like this don’t happen in public.”
“Not to Bert Hicks,” Dennis Savage agreed. “And where’d he get the heavy eyes from? No one knew that about him before.”
“No one knew anything about him before,” said Carlo. “He wasn’t the kind of guy you needed to know about.”
Ethan Mordden (Pennsylvania, 27 januari 1947)
Leopold Ritter von Sacher-Masoch werd geboren op 27 januari 1836 in Lemberg. Hij was de oudste zoon van de politiecommissaris van Lemberg. Hij werd sterk door het landschap van Galicië en door het joodse ghetto beїnvloed. In 1848 verhuisde hij met zijn familie naar Praag, zijn geestelijke thuisbasis, waar hij Duits leerde. Tot dan toe had hij enkel nog maar Pools en Roeteens gesproken. Na zijn middelbare studies aan het gymnasium, studeerde hij rechten, geschiedenis en wiskunde. Zijn vader werd in 1855 naar Graz verplaatst en daarom maakte hij zijn studies rechten af in Steiermark. In 1857 behaalde hij zijn habilitatie met het geschiedkundige werk Der Aufstand in Gent. In 1858 publiceerde hij anoniem de roman Eine galizische Geschichte. Nadat hij in 1859 als vrijwillig officier aan de oorlog tegen Italië en Frankrijk had deelgenomen, werd hij in Lemberg tot professor in de geschiedenis benoemd. Na een tijdje deed hij echter afstand van zijn leerstoel en leefde van dan af als vrij kunstenaar afwisselend in Graz, Praag, Salzburg en Wenen. Door de publicatie van zijn familieroman Venus im Pelz in 1866 in het tijdschrift Die Liebe werd Sacher-Masoch bekend binnen de psychologie. De psychiater Richard von Krafft-Ebenig muntte in 1866 de term “masochisme” om er het verlangen om lichamelijk en geestelijk mishandeld te worden om zo de seksuele opwinding te verhogen, mee aan te duiden. Von Sacher-Masoch heeft zich altijd tevergeefs hiertegen verzet. Na een triomfontvangst in 1866 in Parijs kreeg hij de Orde van het Erelegioen. Hoewel zijn ooit bewonderde werk in de vergetelheid was geraakt beleeft het sinds enkele jaren een zekere comeback, o.a. door het evenement Graz-Kulturhauptstadt 2003.
Uit: Venus im Pelz
»Gibt es für den Liebenden etwa eine größere Grausamkeit als die Treulosigkeit der Geliebten?«
»Ach!« – entgegnete sie – »wir sind treu, so lange wir lieben, ihr aber verlangt vom Weibe Treue ohne Liebe, und Hingebung ohne Genuß, wer ist da grausam, das Weib oder der Mann? – Ihr nehmt im Norden die Liebe überhaupt zu wichtig und zu ernst. Ihr sprecht von Pflichten, wo nur vom Vergnügen die Rede sein sollte.«
»Ja, Madame, wir haben dafür auch sehr achtbare und tugendhafte Gefühle und dauerhafte Verhältnisse.«
»Und doch diese ewig rege, ewig ungesättigte Sehnsucht nach dem nackten Heidentum«, fiel Madame ein, »aber jene Liebe, welche die höchste Freude, die göttliche Heiterkeit selbst ist, taugt nicht für euch Modernen, euch Kinder der Reflexion. Sie bringt euch Unheil. Sobald ihr natürlich sein wollt, werdet ihr gemein. Euch erscheint die Natur als etwas Feindseliges, ihr habt aus uns lachenden Göttern Griechenlands Dämonen, aus mir eine Teufelin gemacht. Ihr könnt mich nur bannen und verfluchen oder euch selbst in bacchantischem Wahnsinn vor meinem Altar als Opfer schlachten, und hat einmal einer von euch den Mut gehabt, meinen roten Mund zu küssen, so pilgert er dafür barfuß im Büßerhemd nach Rom und erwartet Blüten von dem dürren Stock, während unter meinem Fuße zu jeder Stunde Rosen, Veilchen und Myrten emporschießen, aber euch bekömmt ihr Duft nicht; bleibt nur in eurem nordischen Nebel und christlichem Weihrauch; laßt uns Heiden unter dem Schutt, unter der Lava ruhen, grabt uns nicht aus, für euch wurde Pompeji, für euch wurden unsere Villen, unsere Bäder, unsere Tempel ni
cht gebaut. Ihr braucht keine Götter! Uns friert in eurer Welt!« Die schöne Marmordame hustete und zog die dunkeln Zobelfelle um ihre Schultern noch fester zusammen.”
Leopold von Sacher-Masoch (27 januari 1836 – 9 maart 1895)
De Russische schrijver Mikhail Saltykov-Shchedrin werd geboren op 27 januari 1826. Hij was een meesterlijk satiricus die zowel de bourgeoisie, de landadel als de ambtenarij waartoe hij zelf ook behoorde op de korrel nam. Zijn grootste satirische werk is De geschiedenis van een stad (1869-70). Zijn meesterwerk is wellicht zijn enige roman De familie Golovyov uit 1876.
Uit: Von zwei Generälen und einem Bauern
„Es waren einmal zwei Generäle, die beide leichtsinnig waren. Sie fanden sich eines schönen Tages durch Zaubermacht auf eine einsame, unbewohnte Insel verschlagen.
Die Generäle hatten ihr Leben lang in irgendeiner Registratur ihres Amtes gewaltet; sie waren dort geboren, erzogen worden und schließlich gealtert: also verstanden sie nichts. Ja, sie kannten kaum andere Worte als: «Indem ich Sie meiner größten Hochachtung versichere, verbleibe ich…»
Die Registratur wurde aufgelöst, und die Generäle wurden an die Luft gesetzt. Als Ruheständler ließen sie sich in Petersburg in der Podjatscheskajastraße nieder; jeder hatte seine eigene Wohnung, seine eigene Köchin und nahm allmonatlich sein Ruhegehalt in Empfang. Und nun waren sie plötzlich auf eine einsame Insel geraten! Sie erwachten und staunten, daß sie nebeneinander unter derselben Decke lagen. Natürlich begriffen sie zuerst nichts und unterhielten sich, als wäre nichts geschehen.
«Etwas sehr Sonderbares habe ich in dieser Nacht geträumt», sagte der eine General, «mir war es, als befände ich mich auf einer einsamen Insel … »
Nach diesen Worten fuhr er plötzlich in die Höhe, und auch der andere General sprang auf.
«Mein Gott! Was ist das? Wo sind wir?» schrien beide mit gänzlich veränderter Stimme.
Sie betasteten sich gegenseitig, um Klarheit zu gewinnen, ob sie einen Traum oder die Wirklichkeit erlebten. Aber sosehr sie sich auch einzureden suchten, es sei alles bloß ein Traum, mußten sie schließlich die traurige Wahrheit doch anerkennen.“
Mikhail Saltykov-Shchedrin (27 januari 1826 – 10 mei 1889)
De Russische schrijver Ilja Ehrenburg werd geboren op 27 januari 1891 in Kiev. Naast zijn werk als journalist schreef hij romans, gedichten, essays en reisbeschrijvingen. Ehrenburgs werk was kenmerkend voor de liberalisatie in de Sovjet-Unie na de dood van Stalin. Hoewel hij een overtuigde communist was oefende hij in zijn romans, zoals bijvoorbeeld in de satirisch-groteske roman “De Dooi” uit 1952 kritiek uit op het bestaande systeem. De titel van de roman was naamgevend voor de periode in De Sovjetliteratuur na Stalin. Een tijdsdocument voor de 20e eeuw is zijn autobiografie Mensen, jaren, leven, waarin hij kritiek uit op het gedrag van de intelligentia tijdens het leven van Stalin.
Uit:The tempering of Russia (vertaling door Alexander Kaun)
“Unbearably hot days. People are wearing summer clothes, and Moscow seems like a big summer resort. During the day one may forget about the war. On Pushkin Square they are selling flowers, as ever. Across the street from the Kremlin there is a café with an open terrace: soldiers, girls, clerks in sports jackets with brief- cases are eating ice cream. Housewives have many new cares: they dim out their houses,
they glue strips of cloth on their window-panes. Instruction in anti-air defense goes on everywhere. Respectable mothers are learning how to put out incendiary bombs, which the youthful instructors contemptuously abbreviate into “sab’s” (“insb’s”). In the evening people sit or stand on side-streets by their houses; they discuss all sorts of rumors. There are many rumors, both bad and good. One tells you that the Red Army has reached Warsaw, another that the Germans are near Moscow. Many Muscovites rise with the roosters: they are eager to hear
the first war summary, broadcast at six a.m. In the schools, now recruiting-points, you see silent, grave people. Around the schools are crowds of women: mothers, wives.Those who go off to war show neither bravado nor fear. You are struck by the severity of the young, not yet hardened faces.”
Ilja Ehrenburg (27 januari 1891 – 31 augustus 1967)
De Franstalige, maar oorspronkelijk Nederlandse schrijfster Neel Doff werd geboren in Buggenum op 27 januari 1858. Neel Doff werkte vanaf 1873 in Brussel als schildersmodel en als prostituee. Ze kreeg vooral bekendheid door de heruitgave van haar boeken Keetje (1919) en Keetje Trottin (1921), vertaald in Keetje Tippel (1972), in 1975 verfilmd onder die titel met Monique van der Ven in de hoofdrol. Ze kon aan het milieu van de prostitutie ontsnappen door haar huwelijk met een uitgever en later met een advocaat. Omziend op haar leven begon ze te schrijven, o.a. Jours de famine et de détresse (1911), in 1974 uitgegeven onder de titel Dagen van honger en ellende. In 1975 verscheen een vertaling van Quittes tout cela! Suivi de Au jour de jour 1934-1935 onder de titels Afscheid en Van dag tot dag.
Uit : Keetje
” Ils ont procréé un enfant pour eux, et, eût-il soixante ans, il ne pourrait avoir de personnalité… Je dois penser comme eux, je dois manger comme eux, et mon père dit que, si son fils ne devait pas partager ses idées, il léguerait toute sa fortune à n’importe qui pensant comme lui… Ils n’ont pas insisté quand j’ai abandonné la médecine, pour mieux me garder sous leur dépendance… Ma mère a vécu dans la terreur que mon père ne me déshérite, et, quand il devait revenir de voyage, elle me chauffait d’avance : il ne fallait pas le contrarier, il avait travaillé toute son existence pour m’acquérir l’indépendance, je ne pouvais lui causer cette peine de montrer que je pensais autrement que lui, ce serait détruire tout l’idéal, et le but même de sa vie…Surtout je ne devais pas lui parler de la femme, puisqu’il ne les supporte pas…Alors quand il rentrait, j’étais comme un petit garçon ; au lieu de discuter mes idées, il fallait acquiescer aux siennes : au lieu de pouvoir parler de la femme comme d’une compagne, il fallait en parler comme d’une inférieure…Quant aux questions de l’art, c’étaient des balivernes… Si je déviais aussi peu que ce fût des préjugés de mon père, je voyais le regard terrifié de ma mère m’implorer… “
Neel Doff (27 januari 1858 – 14 juli 1942)