Rudolf Geel, Jannetje Koelewijn, Paolo Cognetti, Ethan Mordden, Lewis Carroll, Arie van der Krogt, Harvey Shapiro

De Nederlandse dichter en schrijver Rudolf Geel werd geboren in Amsterdam op 27 januari 1941. Zie ook alle tags voor Rudolf Geel op dit blog.

Uit: De voeten van Petrus

“5
‘Hoe komt “ons eigen nationale beest” om met Godfried Bomans te spreken, hier op deze Romeinse heuvel?’ vraagt de schrijver van mijn reisgids. Een noot vermeldt: ‘nadere details over dit curieuze en tragikomische geval geeft Godfried Bomans, Wandelingen door Rome.’
‘Ons eigen nationale beest’ is natuurlijk een leeuw. Ik bedoel: deze informatie verschaft de gids al eerder. Deze leeuw bevindt zich in het park van de Villa Borghese. Een speciaal bezoek ter ere van dit beeld is niet aan te bevelen. Zelfs niet aan de hand van onze eigen nationale Bomans. De laatste tijd zijn er verschillende aspecten van deze curieuze en tragikomische man behandeld. Hier iets over zijn gebruik van taal.
Als alle volkeren hun werkelijke ‘nationale beest’ kregen toebedeeld, dan zou de Nederlandse leeuw veranderen in een vooral herkauwende koe, de Duitse adelaar kreeg de gedaante van een zwijn, de Franse maagd werd een zuur oud wijf met slagtanden en Jan Stier een biscuitblik.
De Nederlandse leeuw is dan ook een symbool. Ons eigen Nederlandse symbool. Is hij dan ook een beest? Nee. De leeuw, koning Nobel, is de heerser over het dierenrijk. Het hoofdbeest dus, binnen het grappige idioom van Bomans. En daarom gaat het mij. ‘Ons eigen nationale beest’ is een grap, het is zogenaamd lollig bedoeld. Het is leuk. Maar in werkelijkheid is het helemaal niet leuk om van een leeuw een beest te maken. Dat is uitsluitend lollig, dat moet de Moerdijk over, dat is de feestneus van Oubol Roi. Met ‘beest’ ironiseer je de leeuw namelijk niet (de leeuw staat boven deze spot), maar evenmin met ‘ons nationale beest’ het feit dat wij uitgesproken een leeuw als symbool hebben.
Opgave: pas dezelfde bewijsvoeringen toe op: ‘Bomans, de pauselijke chimpansee’.”

 


Rudolf Geel (Amsterdam, 27 januari 1941)

 

De Nederlandse schrijfster en journaliste Jannetje Koelewijn werd geboren in Amsterdam op 27 januari 1959. Zie ook alle tags voor Jannetje Koelewijn op dit blog.

Uit: Heilbrons hel

“Lucas strekte zijn hals om het beter te kunnen zien. Bladerdeeg met iets erin. Rookworst. Ja, het was een halve rookworst in een goudglanzend omhulsel van gevlochten bladerdeeg, met mosterd, en mayonaise. Gadverdamme, dat zou hij dus nooit meer doen. Geen gefrituurde etenswaren meer als hij getankt had. De diëtiste had hem voorgerekend dat het op dagbasis algauw achthonderd calorieën scheelde, zo niet duizend of meer. `Het equivalent van een flinke warme maaltijd, meneer Pauw.’ `Zoveel?’ `Zoveel. En dat neemt u dus als hartig tussendoortje.’ In de auto had hij nog een appel liggen. Eenentwintig over vijf. Waarom schoten ze niet een beetje op bij de kassa? God, kijk nou, die vent. Hij kauwde nog op de laatste hap van zijn rookworst en het meisje achter de counter reikte hem al een grote puntzak met friet aan. Leuk kind trouwens. Aardig gezichtje. Vond die vent ook, want hij lachte naar haar. Vrachtwagenchauffeur, wedden? Dat vettige haar, die laag op de heupen hangende spijkerbroek met de verkeerde schoenen eronder. Nee, dan zijn schoenen. Zwarte brogues. Leren zolen. Smal en elegant. Ze zou hem niet op een slechte smaak betrappen. Ze zou meteen in de gaten hebben dat hij zich op een onnadrukkelijke manier uitstekend wist te kleden. Zijn maag knorde. Hij was aan de beurt om te betalen en toetste zijn pincode in. Zouden ze uit eten gaan? Wat als ze het zo gezellig zouden hebben dat ze de tijd vergaten en pas om een uur of acht, halfnegen op zoek zouden gaan naar een restaurant? Het kon wel halftien worden voordat ze het voorgerecht kregen. Een of ander liflafje. Friet was minder erg dan een kroket. In feite was friet gewoon aardappel met wat plantaardige olie. Geen verzadigde vetten, geen rood vlees. Hij zou aan dat meisje vragen of ze er niet te veel zout op wilde doen. En geen mayonaise. Drie minuten voor halfzes, hij moest wel gaan opschieten. `Hoe lang moet ik wachten als ik een portie friet bestel?’ `Het is al klaar, meneer. Een grote of een kleine?’ `Een eh… grote. Niet te veel zout.’ `Zit er al op, meneer. Ik kan het er niet meer af halen. Mayonaise? Pindasaus? Uitjes?’
Ui mocht. Ui was groente. Ui zonder saus zou niet blijven plakken. De snippers zouden van het frietje af rollen op het moment dat hij het in zijn mond wilde steken. Op zijn das. Gegarandeerd. `Meneer?’ `Mayonaise en uitjes, graag. Niet te veel.’ Heet, heet, heet. God, wat was dit lekker. De friet vroeger als ze met Koninginnedag naar de kermis op de Dam gingen. Hij zag zichzelf zitten, met zijn broers en zijn zusje, op de trappen van het Monument. Pa deelde de bakjes uit, kleine porties, zonder mayonaise, want dat gaf maar geklieder.”

 

 
Jannetje Koelewijn (Amsterdam, 27 januari 1959)

 

De Italiaanse schrijver Paolo Cognetti werd geboren in Milaan op 27 januari 1978. Zie ook alle tags voor Paolo Cognetti op dit blog.

Uit: De acht bergen (Vertaald door Yond Boekeen Patty Krone)

“Op die plekken waren ze verliefd geworden, dat begreep ook ik na een tijdje: een priester had hen er als tieners mee naartoe genomen, en dezelfde priester had hen op een herfstochtend getrouwd, aan de voet van de Tre Cime di Lavarcdo, voor het kerkje dat daar staat. Dat berghuwelijk was de stichtingsmythe van ons gezin. Tegengewerkt door de ouden van mijn moeder, om redenen die mij onbekend waren, voltrokken in aanwezigheid van maar een paar vrienden, met windjacks als trouwkleding en voor hun eerste nacht als man en vrouw een bed in de Auronzohut. De sneeuw schitterde al op de richels van de Cima Grande. Het was een zaterdag in oktober, in 1972, het einde van hun alpinistenseizoen voor dat jaar en vele jaren daarna: de dag daarop laadden ze hun leren bergschoenen, hun Imidcerbockers, haar zwangerschap en zijn arbeidscontract in de auto en reden naar Milaan.
Kalmte was geen deugd die mijn vader hoog in het vaandel had staan, maar in de stad zou hij daar meer aan hebben gehad dan aan uithoudingsvermogen. Uitzicht had je in Milaan wel: in de jaren zeventig woonden we in een flat die uitkeek op een brede, drukke weg — ze zeiden dat onder het asfalt een rivier stroomde, de Olona. De straat kwam op regendagen blank te staan, en dan stelde ik me voor hoe de rivier daarbeneden in het donker bulderde en opzwol totdat hij uit de putdeksels golfde. Maar in die andere rivier, die werd gevormd door auto’s, bestelbusjes, brommers, vrachtwagens, bussen en ziekenwagen; was het voortdurend hoogwater. We woonden op de zevende verdieping: het kabaal werd versterkt door de twee rijen identieke flats aan weerszijden van de straat Op sommige nachten werd het mijn vader te veel, dan stond hij op en gooide het raam wijd open, alsof hij de stad wilde uitschelden, haar het zwijgen wilde opleggen of gloeiende pek over haar wilde uitstorten; hij bleef een tijdje naar beneden staan kijken, trok vervolgens zijn jas aan en ging een eind lopen. Vanuit ons raam zagen we een groot stuk lucht Eenvormig wit, ongeacht de seizoenen, slechts doorsneden door een enkele vogel. Tegen beter weten in kweekte mijn moeder bloemen op een door de rook zwart uitgeslagen en door eindeloze regenbuien beschimmeld balkonnetje. Daar verzorgde ze haar plantjes en vertelde me intussen over de wijngaarden in augustus op het platteland waar ze was opgegroeid, of over de tabaksbladeren die in de drogerijen aan lange stokken hingen, of over de asperges die, om ze wit te houden, moesten wonden geoogst voordat ze boven de aarde uitkwamen, en dat je dus een speciaal talent nodig had om ze te zien terwijl ze nog onder de grond zaten.”


Paolo Cognetti (Milaan, 27 januari 1978)

 

De Amerikaanse schrijver Ethan Mordden werd geboren op 27 januari 1947 in Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Ethan Mordden op dit blog.

Uit: Buddies

“More quotidian possibilities include eating corn on the cob with a fork (the kernels come off in sedate little rows, which for some reason exasperates all the males at the table) and developing ersatz but noisy phobias about bridges, escalators, and religious activities of any kind. Rule Three: Never lie. Childlike honesty throws Them completely off. Moreover, as parents are virtually made of lies (e.g., “Don’t be afraid of bullies; stand up to Them and they’ll run away,” “If you stop crying and wait till we get home, I’ll make you an apple pancake,” “We have no favorites; we love you all equally”), your speaking truth undermines Their ethical position. Furthermore, lying is a sophisticated art generally beyond even the most gifted youngster. Almost any effort is doomed. And, remember: your failure is Their success. It is essential to avoid any error that will invigorate Their sense of power, and Their joy in that power. The sight of a small boy pathetically trying to worm his way out of a spanking enchants Them even more than administering the spanking itself. If you must be spanked, de-spoil it of all savor. Be cold and adult about it, like George Will at the dentist. Or try to look embarrassed for Them, as if you had spotted Them committing some atrocious peccadillo in a secret spot. Advanced students may want to Do the Manly Thing and insist on tak-ing it bare-bottom. With all but the most diehard parents, this will force Them to retreat, perhaps even apologize. Rule Four: Abjure reason and justice; only strength counts. As the tenant of a house owned by grown-ups, you are not the inhabitant of a moral universe: you live in a world populated exclusively by winners and losers. Show me a good loser, and I’ll show you a loser. Rule Five: Choose the major battles very carefully. Go to the mat over bedtime, food, and presents, major issues that will color your existence for nearly two decades. Don’t overextend yourself fighting over the small things—and of course it’s useful every so often to give in and let Them think They’re in charge.”

 


Ethan Mordden (Pennsylvania, 27 januari 1947)
De Stonewall Inn, een homobar op Christopher Street in Greenwich Village, Manhattan. Een politie-inval in 1969 leidde hier tot de Stonewall-rellen, een van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van LGBT-rechten

 

De Engelse dichter en schrijver Lewis Carroll werd op 27 januari 1832 in Daresbury geboren. Zie ook alle tags voor Lewis Caroll op dit blog.

Uit: Alice in Wonderland

“We, indeed!” cried the Mouse, who was trembling down to the end of its tail. “As if I would talk on such a subject! Our family always hated cats: nasty, low, vulgar things! Don’t let me hear the name again!”
“I won’t indeed!” said Alice, in a great hurry to change the subject of conversation. “Are you—are you fond—of—of dogs?” The Mouse did not answer, so Alice went on eagerly: “There is such a nice little dog, near our house, I should like to show you! A little bright-eyed terrier, you know, with oh, such long curly brown hair! And it’ll fetch things when you throw them, and it’ll sit up and beg for its dinner, and all sorts of things—I can’t remember half of them—and it belongs to a farmer, you know, and he says it’s so useful, it’s worth a hundred pounds! He says it kills all the rats, and—oh dear!” cried Alice in a sorrowful tone, “I’m afraid I’ve offended it again!” For the Mouse was swimming away from her as hard as it could go, and making quite a commotion in the pool as it went.
So she called softly after it, “Mouse dear! Do come back again, and we won’t talk about cats, or dogs either, if you don’t like them!” When the Mouse heard this, it turned round and swam slowly back to her: its face was quite pale (with passion, Alice thought), and it said, in a low trembling voice, “Let us get to the shore, and then I’ll tell you my history, and you’ll understand why it is I hate cats and dogs.”
It was high time to go, for the pool was getting quite crowded with the birds and animals that had fallen into it: there was a Duck and a Dodo, a Lory and an Eaglet, and several other curious creatures.
Alice led the way, and the whole party swam to the shore.
They were, indeed, a queer-looking party that assembled on the bank—the birds with draggled feathers, the animals with their fur clinging close to them, and all dripping wet, cross, and uncomfortable.
The first question of course was, how to get dry again: they had a consultation about this, and after a few minutes it seemed quite natural to Alice to find herself talking familiarly with them, as if she had known them all her life. Indeed, she had quite a long argument with the Lory, who at last turned sulky, and would only say, “I’m older than you, and must know better.”
And this Alice would not allow, without knowing how old it was, and, as the Lory positively refused to tell its age, there was no more to be said.”

 


Lewis Carroll (27 januari 1832 – 14 januari 1898)
Lewis Carroll temidden van zijn creaties uit Alice in Wonderland

 

De Nederlandse dichter, schrijver, vertaler, zanger en liedjesschrijver Arie van der Krogt werd geboren in Zoeterwoude op 27 januari 1952. Zie ook alle tags voor Arie van der Krogt op dit blog.

 

Veertig (40)

Ik fietste in de bergen op de Tourmalet
Ik had m’n versnelling in z’n dertigste gezet
Toen kwam d’r zo’n klein jochie heel snel voorbij geracet
Die reed op tandje veertig want veertig is het meest

Veertig is het mooiste, veertig is het meest
Want als je veertig bent dan is er lol, dan is er feest

Ik was eens op vakantie met een mannetje of tien
Toch had ik al die mensen na drie dagen wel gezien
Ik zeg tegen mezelf en ik zeg ook tegen Trees
Volgend jaar gaan we met veertig want veertig is het meest

Ik kreeg pas in de brievenbus een boek van ‘Boek en Plaat’
Dat over variaties bij het vrijen gaat
Ik heb die variaties natuurlijk uitgetest
Maar geef mij maar standje veertig, dat ligt me toch het best

Ik moest pas naar het ziekenhuis, naar Medisch Centrum West
Maar ik was veel te vroeg, ik zat in aflevering zes
Ik kwam bij zuster Reinie, die zuster die zo flirt
En in aflevering veertig, toen was ik aan de beurt

Ik liep in Palestina met twaalf van die gasten
Toen vroeg ik aan die ene hoeveel dagen moet je vasten
Hij zet z’n aureool op en hij zegt: “Wees niet bevreesd”
Veertig is het mooiste, veertig is het meest

Ik ging een keertje tennissen, dat was met ’n vriendin
Ik dacht ik ben een mannetje, dus ’t is zeker dat ik win
Maar na een drietal ballen toen was ik al bek-af
Ik zei het staat drie-nul voor jou, maar zij zei “Forty Love”

Veertig is het mooiste, veertig is het meest
Want als je veertig bent dan is er lol, dan is er feest

 


Arie van der Krogt (Zoeterwoude, 27 januari 1952)

 

De Amerikaanse dichter Harvey Shapiro werd op 27 januari 1924 in Chicago geboren in een joodse familie uit Kiev. Zie ook alle tags voor Harvey Shapiro op dit blog.

 

Provincetown, Mass.

The glazed day crumbles to its fall
Upon the tiny rout of fishing
Boats. Culls convey it down,
Lengthening their cries that soon
Will rake the evening air; while some,
Silhouetted on a strand
In a jumbled line of target ducks,
Watch as ebb tide drains the bay.

From a rotted log upon
The shore, like the other beached
Mutations, shell and weed, I wait
For Highland Light to cast its eye.

July unhives its heaven in
A swarm of stars above my head.
And at my feet, flat to the water
That it rides, the lighthouse beam,
A broken spar, breaks its pulse.

-What have I learned of word or liner
Ticks on, ticks off; ticks on, ticks off.
The bay, that was a clotted eye,
Is turned to water by the dark.
Only my summer breaks upon
The sea, the gulls, the narrow land.

 

Beyond The Demonic Element

I cast out Beyond the demonic element
And the fear of death
(And the fear of death)
Into that bright water
Beyond this water
Where leviathan swims.
Communication is instant
When it comes—close
As my hand, the words on my tongue,
Though the crying in my ear Is my own death crying.

 


Harvey Shapiro (27 januari 1924 – 7 januari 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e januari ook mijn blog van 27 januari 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Rudolf Geel, Paolo Cognetti, Ethan Mordden, Lewis Carroll, Arie van der Krogt, Harvey Shapiro

De Nederlandse dichter en schrijver Rudolf Geel werd geboren in Amsterdam op 27 januari 1941. Zie ook alle tags voor Rudolf Geel op dit blog.

Uit: De voeten van Petrus

“3
Daar zal je het gedonder hebben. Vannacht heeft zij gedroomd van ‘allerlei Romeinse keizers’. En er slecht van geslapen natuurlijk. Ik kan nu onmogelijk bekennen (bij zoveel cultuur) dat ik droomde van een soort spionnage-affaire in een science-fictionachtige wereld, waarin een kopjeduikelende Chinese voorkwam met onder andere een bamboe-broekje aan.

4
Naast mij ligt een steentje. Ik haast mij eraan toe te voegen dat het afkomstig is van een tegen een muur gezet stuk mozaïekvloer in de thermen van Caracalla. Ik raakte het aan en zie: het liet los, in tegenstelling tot heel wat andere steentjes die ik met enige kracht probeerde te verwijderen.
Wat ga ik met dit brokje handwerk beginnen? Uiteindelijk zal ik het toch ergens verliezen omdat ik er niets aan heb. Om de waarheid te zeggen, is het een onooglijk stukje grijze steen, 1 × 1 × 2. Er zit nog wat cement aan vast. Ik zal het aan mijn vriend, de classicus H. ter hand stellen en hem vragen enkele conclusies te trekken. Als het maar conclusies zijn, iets definitiefs, want ik heb het niet voor niets meegesjouwd. Ik had veel liever een mooi rood stukje meegenomen, of bruin, ik moet zeggen dat de vloeren van de thermen prachtig zijn, hoezeer het gebouw mij ook verder tegenvalt. Met die thermen is het zo, en ieder die er geweest is zal het beamen: ze zijn niet meer wat ze geweest zijn. In de reisgids worden ze ook omschreven als ‘de prachtige ruïnes van’ en dat is overdreven. Het zijn ruïnes, dat is niet te loochenen. Achter deze ruïnes wonen mensen en als ìk er woonde zou ik de gemeente opbellen om te vragen wanneer ze die troep voor mijn deur eens zouden komen weghalen. Dit spijt mij. Ik zou het natuurlijk niet werkelijk vragen. Ik had echter graag echte thermen gezien, zoals in Pompeji en Herculaneum. En dan veel groter, zoals ze in werkelijkheid ook waren.
En dan had ik er kunnen rondlopen, vrijwel alleen. En ik had er die bolle koppen teruggezien en vrouwen, in rimpelend water gezeter op de mozaïek van een sater, maar nu heb ik alleen dit steentje en hoezeer ik het ook wrijf: er gebeurt niets. Het is gewoon een rotsteentje, gevonden in een door operarekwisieten verstoorde wildernis.”

 

 
Rudolf Geel (Amsterdam, 27 januari 1941)

Lees verder “Rudolf Geel, Paolo Cognetti, Ethan Mordden, Lewis Carroll, Arie van der Krogt, Harvey Shapiro”

Ethan Mordden, Rudolf Geel, Lewis Carroll, Leopold von Sacher-Masoch, Benjamin von Stuckrad-Barre, Neel Doff, Samuel Foote, Eliette Abécassis, Mordecai Richler

De Amerikaanse schrijver Ethan Mordden werd geboren op 27 januari 1947 in Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Ethan Mordden op dit blog.

Uit: Some Men are Lookers

“Dennis Savage faced him down.
Virgil was watching them, and Cosgrove was watching Virgil.
“Maybe you could think about it,” Virgil said suddenly to Dennis Savage, “and maybe you would change your mind.”
“And maybe I won’t.”
Lionel nodded and left.
After closing the door, Virgil stood in thought, his back to us; Dennis Savage nudged me with a glance, indicating his lover. We all know one another so well that we sometimes operate like a mime troupe, entirely in visuals.
“Can I show my movie now?” Cosgrove asked. “It’s the first videotape that I really made myself.”
“I helped him,” said Virgil, still at the door.
“Virgil always helps me.”
“I’m not sitting through another Friday the 13th sequel,” said Dennis Savage, “I’ll tell you that.”
“It’s The Lost Boys.”
“Are you undergoing a mystical out-of-life experience with that door,” Dennis Savage asked Virgil, who hadn’t yet moved, “or would you like to join us on the couch?”
Virgil coolly came over, sitting on the far side of the couch from Dennis Savage.
“Hey!”
“Easy,” I said.
“Well, what’s he supposed to be, my eighth cousin thrice removed? Come over here, you.”
“Cosgrove,” said Virgil, staying put, “it’s movie time.”
“Were they misunderstood cuties,” Cosgrove cried, jumping up to make his presentation, “or mean ghouls? A magical club, or killers on the loose?”
“Let’s skip the trailer,” said Dennis Savage. “Just run the film.”
“This is becoming a very snarky apartment,” said Virgil.
Dennis Savage leaned over me and asked Virgil, “How come I don’t know what that word means?”
“Virgil and Cosgrove Productions present,” Cosgrove began, with a—at any rate trying to—flourish, and onto the television screen came the credits of Pee-wee’s Big Adventure.
“Sure,” said Dennis Savage. “The three things I most wanted to do tonight were go to the dentist for an emergency root canal, trade fashion tips with Prince, and see Pee-wee’s Big Adventure. That’s one down.”

 

 
Ethan Mordden (Pennsylvania, 27 januari 1947)

Lees verder “Ethan Mordden, Rudolf Geel, Lewis Carroll, Leopold von Sacher-Masoch, Benjamin von Stuckrad-Barre, Neel Doff, Samuel Foote, Eliette Abécassis, Mordecai Richler”

Ethan Mordden, Rudolf Geel, Lewis Carroll, Leopold von Sacher-Masoch, Benjamin von Stuckrad-Barre, Neel Doff, Samuel Foote

De Amerikaanse schrijver Ethan Mordden werd geboren op 27 januari 1947 in Pennsylvania. Zie ook alle tags voor Ethan Mordden op dit blog.

Uit: Some Men are Lookers

“Whose name is Tuffy?” asked Virgil, switching off the television. “Is he some rough boy of the streets?”
“Is he?” I asked Lionel. “He certainly puts on a hard act, as I recall. Ferocious triceps.”
“Tom always liked it down and dirty, you know.”
“I could be Tuffy,” Virgil ventured.
“And I could be Tuffy on weekends,” said Cosgrove.
“Look,” said Dennis Savage with his famous weary patience. “Tuffy and his like are for people who cannot live in reality. People who go through their time on earth like a teenager at his first fuck. People who have no sense of responsibility or fairness or loyalty. Tom Driggers is the Circuit personified—drug up, dance, screw, sleep it off, and do it again. He got rich organizing service industries for other people like himself. He ran buses to the beach, he ran whores to the closeted rich, he ran discos till you drop. He had, and he had, and he had—and when the rest of us appetitive sexboys looked around and saw that our appetites could kill us and backed away, Tom Driggers went right on having. That’s why he is on the verge of defunct. I’m sorry to say so, but if someone has to die of this cursed poison, it ought to be Tom Driggers. Because he took his choice, and this is his consequence.”
Somewhere in all that, Dennis Savage had left Virgil and Cosgrove and had resumed addressing Lionel, not gently.
“And you can stop begging me to visit that disgusting, putrid piece of Texas redneck trash, because he’s going to die with his kind around him, not with me!”
“For pity’s sake—”
Dennis Savage chopped out the following words: “He has what he created!”
There was silence.
“Someone,” said Virgil, finally, “is rather snarky today.”
“He is very desperately threatened,” Cosgrove quickly added.
“I’ll quit while I’m behind,” said Lionel, getting up to go. Virgil saw him to the door, where Lionel turned to Dennis Savage, regarding him mildly but holding it out into a stare.”

 
Ethan Mordden (Pennsylvania, 27 januari 1947)
Cover

Lees verder “Ethan Mordden, Rudolf Geel, Lewis Carroll, Leopold von Sacher-Masoch, Benjamin von Stuckrad-Barre, Neel Doff, Samuel Foote”

Leopold von Sacher-Masoch, Ethan Mordden, Benjamin von Stuckrad-Barre, Lewis Carroll, Rudolf Geel, Neel Doff

De Duitse schrijver Leopold Ritter von Sacher-Masoch werd geboren op 27 januari 1836 in Lemberg. Zie ook alle tags voor Leopold von Sacher-Masoch op dit blog.

Uit: Venus In Furs (Vertaald door Fernanda Savage)

“Why not?” she said, “and take note of what I am about to say to you. Never feel secure with the woman you love, for there are more dangers in woman’s nature than you imagine. Women are neither as good as their admirers and defenders maintain, nor as bad as their enemies make them out to be. Woman’s character is characterlessness. The best woman will momentarily go down into the mire, and the worst unexpectedly rises to deeds of greatness and goodness and puts to shame those that despise her. No woman is so good or so bad, but that at any moment she is capable of the most diabolical as well as of the most divine, of the filthiest as well as of the purest, thoughts, emotions, and actions. In spite of all the advances of civilization, woman has remained as she came out of the hand of nature. She has the nature of a savage, who is faithful or faithless, magnanimous or cruel, according to the impulse that dominates at the moment. Throughout history it has always been a serious deep culture which has produced moral character. Man even when he is selfish or evil always follows principles, woman never follows anything but impulses. Don’t ever forget that, and never feel secure with the woman you love.
(…)

“Love knows no virtue, no profit; it loves and forgives and suffers everything, because it must. It is not our judgment that leads us; it is neither the advantages nor the faults which we discover, that make us abandon ourselves, or that repel us.
It is a sweet, soft, enigmatic power that drives us on. We cease to think, to feel, to will; we let ourselves be carried away by it, and ask not whither?”

 
Leopold von Sacher-Masoch (27 januari 1836 – 9 maart 1895)
Vanessa Wasche (Vanda) and Michael Brusasco (Thomas) in een opvoering in Cleveland, 2013

Lees verder “Leopold von Sacher-Masoch, Ethan Mordden, Benjamin von Stuckrad-Barre, Lewis Carroll, Rudolf Geel, Neel Doff”

Benjamin von Stuckrad-Barre, Leopold von Sacher-Masoch, Ethan Mordden, Lewis Carroll, Rudolf Geel, Neel Doff

De Duitse schrijver Benjamin von Stuckrad-Barre werd op 27 januari 1975 in Bremen geboren. Zie ook alle tags voor Benjamin von Stuckrad-Barre op dit blog.

Uit: Soloalbum

„…Ich gehöre zum Rest von vielleicht 10 Leuten. Ich kenne niemanden mehr, Christian ist auch weg (WOHIN?), die verbliebenen Männer sind allesamt so Verbindungstrottel mit Uniform und vernarbter Fresse. Der eine guckt mich an, mein Pullover missfällt ihm offenbar. Er ist nicht betrunken, er ist besoffen.
– Ist hier jetzt Pulloverparty, du kleiner Straßenköter?
– Ja, genau, Pulloverparty, aber Fettsäcke mit großem Latinum dürfen auch im Matrosenanzug kommen, das ist kein Problem. Oder hattest Du Probleme reinzukommen?
Das war jetzt ein guter Witz, würde ich sagen, auch angemessen, da er ja angefangen hat usw. Kann ich gleich vergessen diese Argumente, denn jetzt sagt er seinen Freunden Bescheid, so läuft das ja immer. Man muss dann einfach abhauen. Habe ich jetzt verpasst. Ganz so böse meinte ich es auch nicht, im Gegenteil, ich finde es sogar fair, so Verbindungswichsern mal einen objektiven Tip zu geben hinsichtlich ihrer Kleidung, Gesinnung und Lebensführung, denn deshalb sind sie ja in einer Verbindung, um genau dem zu entgehen – das sind in der Schule immer die Dicken oder Stotternden oder Pickligen oder Schüchternen gewesen, die (gleich nach Lego-Technik statt Playmobil) zur Schach AG rannten und dann später froh waren, dass es außer „Actionfilmen“, Toten Hosen-Konzerten, der Zeitschrift P.M. und Stephen King-Büchern noch was gibt…“

 
Benjamin von Stuckrad-Barre (Bremen, 27 januari 1975)

Lees verder “Benjamin von Stuckrad-Barre, Leopold von Sacher-Masoch, Ethan Mordden, Lewis Carroll, Rudolf Geel, Neel Doff”

Rudolf Geel, Ilja Ehrenburg, Mikhail Saltykov-Shchedrin, Neel Doff, Balduin Möllhausen

De Nederlandse schrijver Rudolf Geel werd geboren in Amsterdam op 27 januari 1941. Zie ook alle tags voor Rudolf Geel op dit blog.

 

Uit: De voeten van Petrus

“God, zegt men, na vier jaar terug in Rome op het Forum Romanum. Er is hier ook werkelijk niets veranderd.

En het lijkt zelfs of de steenmassa’s nog zijn toegenomen.

Op de Palatijn blijkt dat laatste overigens niet juist: naast de Casa di Livia is een zona periculosa waar een nieuw brok oudheid zichtbaar wordt gemaakt.

Terugkeer naar de eerste waarneming: terwijl ik ouder word, theoretisch verder af moet raken van deze geschiedenis, kom ik er desondanks dichterbij. Er is wel iets veranderd. Het zal nog generaties lang dichterbij komen. Als nu een generatie x, na ons, ertoe mocht komen om ons uit te graven (want wie weet of wij niet onder steen bedolven zullen raken), zal hem dan een zelfde geluksgevoel bevangen? Een soort heimwee, een snipper van het onbereikbare in handen te hebben? De eeuwige tijd één brokstuk te slim af te zijn?

Overstekend naar het Colosseum word ik bijna door een Amerikaan overreden. Ik tik op mijn hoofd. Hij wuift. Zo gaat het, en niet anders, in Vietnam. Ook binnen de geschiedenis raakt men zijn heden niet kwijt.”

 

Rudolf Geel (Amsterdam, 27 januari 1941)

Lees verder “Rudolf Geel, Ilja Ehrenburg, Mikhail Saltykov-Shchedrin, Neel Doff, Balduin Möllhausen”

Ilja Ehrenburg, Mikhail Saltykov-Shchedrin, Neel Doff, Rudolf Geel, Balduin Möllhausen

De Russische dichter en schrijver Ilja Ehrenburg werd geboren op 27 januari 1891 in Kiev. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007 en ook mijn blog van 27 januari 2009 en ook mijn blog van 27 januari 2010.

 

Uit: Kill

 

“They take some Russians home, mistreat them, make them lose their wits by hunger, to the point that they eat grass and worms, and then a repulsive German with a stinking cigar can philosophise: “Are these perhaps human beings?” We know everything. We remember everything. We have understood: Germans are not human beings. Henceforth the word German means to us the most terrible curse. From now on the word German will trigger your rifle. We shall not speak any more. We shall not get excited. We shall kill. If you have not killed at least one German a day, you have wasted that day. If you think that instead of you, the man next to you will kill him, you have not understood the threat. If you do not kill the German, he will kill you. If you cannot kill your German with a bullet, kill him with your bayonet. If there is calm on your part of the front, if you are waiting for the fighting, kill a German before combat. If you leave a German alive, the German will hang a Russian and rape a Russian woman. If you kill one German, kill another – there is nothing more amusing for us than a heap of German corpses. Do not count days; do not count miles. Count only the number of Germans you have killed. Kill the German – this is your old mother’s prayer. Kill the German – this is what your children beseech you to do. Kill the German – this is the cry of your Russian earth. Do not waver. Do not let up. Kill.”

 


Ilja Ehrenburg (27 januari 1891 – 31 augustus 1967)

In 1925

 

 

Lees verder “Ilja Ehrenburg, Mikhail Saltykov-Shchedrin, Neel Doff, Rudolf Geel, Balduin Möllhausen”

Lewis Carroll, Benjamin von Stuckrad-Barre, Eliette Abécassis, Ethan Mordden, Guy Vaes, James Grippando, Mordecai Richler, Leopold von Sacher-Masoch, Mikhail Saltykov-Shchedrin, Ilja Ehrenburg, Neel Doff, Rudolf Geel, Balduin Möllhausen, Bernd Jentzsch

De Engelse dichter en schrijver Lewis Carroll werd op 27 januari 1832 in Daresbury. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007 en ook mijn blog van 27 januari 2008.

 

Epilogue to Through the Looking Glass

 

A boat, beneath a sunny sky

Lingering onward dreamily

In an evening of July —

 

Children three that nestle near,

Eager eye and willing ear

Pleased a simple tale to hear —

 

Long has paled that sunny sky:

Echoes fade and memories die:

Autumn frosts have slain July.

 

Still she haunts me, phantomwise

Alice moving under skies

Never seen by waking eyes.

 

Children yet, the tale to hear,

Eager eye and willing ear,

Lovingly shall nestle near.

 

In a Wonderland they lie,

Dreaming as the days go by,

Dreaming as the summers die:

 

Ever drifting down the stream —

Lingering in the golden gleam —

Life what is it but a dream?

 

Caroll
Lewis Carroll (27 januari 1832 – 14 januari 1898)

 

 

De Duitse schrijver Benjamin von Stuckrad-Barre werd op 27 januari 1975 in Bremen geboren. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007 en ook mijn blog van 27 januari 2008.

Uit: Was.Wir.Wissen.

Alles kann man nicht wissen. Das weiß jeder. Bis immerhin Goethe (†1832) war das Weltwissen noch so überschaubar, dass man es sich komplett aneignen konnte – angeblich. Heute weiß man mehr und keiner mehr alles. Doch was man wenigstens wissen sollte, wird gern und häufig diskutiert und tabellarisch daherbehauptet. Allgemeinbildung!

Sollte man haben. Überhaupt: Das Wissen eines jeden wächst natürlich von Geburt bis Tod. Man lernt dazu – und wozu genau? Zum schon Gewussten, Abgenickten, Bewiesenen. Und wofür, das weiß man ja auch, nämlich nicht für die Schule. Sad vitae, traurige Lebensläufe. Ein Witz, ein Fehler? Vielleicht auch ein Filmtitel. Mal nachgucken – und schon ist man drin.

Das ideale Medium, Wissen zu archivieren, zu verbreite(r)n, stetig, vertieft zu verknüpfen, ist mit dem Internet gefunden. Finden kann man dort alles, nur verliert man sich (tatsächlich und wortwörtlich alles Mögliche findend) bei der Suche gern einmal. Was es alles gibt, staunt man und ist so ratlos wie fasziniert. Es gibt nichts, was es nicht gibt, heißt es im so genannten Volksmund. Dieser wird gemeinhin als Urheber und Benutzer solcher Weisheiten, Bezeichnungen und Redewendungen identifiziert, deren Gebrauch zum Brauch geworden ist.

In diesen Prozess von Sprach- und Wissensentwicklung ermöglicht das Internet frühzeitig Einblick und Teilnahme. Jeder darf mitdefinieren. Und die relative Gleichförmigkeit von Präsentation, Zugänglichkeit und Ausschilderung von Quellen sehr unterschiedlicher Qualität spiegelt und potenziert die Verwirrung. An Wegweisern, Empfehlungen, Leitplanken und Abholungsangeboten mangelt es so wenig wie an Warnungen, Abschreckungen und Alternativen. Pisa usw.? Eher Babel und so www. Es wird Zeit, diesem Maul mal aufs Volk zu schauen.

 

Stuckrad-Barre

Benjamin von Stuckrad-Barre (Bremen, 27 januari 1975)

 

De Franse schrijfster Eliette Abécassis werd geboren op 27 januarri 1969 in Straatsburg. Zij bezocht er de École normale supérieure en studeerde later filosofie. Voor haar eerste roman Qumran deed zij drie jaar lang onderzoek. De roman was meteen een groot succes en werd in achttien talen vertaald.  Werk: o.a. L’Or et la cendre, 1997, La Répudiée, 2000, Le Trésor du temple, 2001, Un heureux événement, 2005, Mère et fille, 2008.

 

Uit: Mon père

 

« Il y a deux ans, lorsque j’ai perdu mon père, je n’avais plus de goût à la vie. Plus rien, plus personne ne trouvait grâce à mes yeux, et je me suis laissé envahir par une force inquiétante et diffuse, qui m’aspirait, m’empêchant de me lever le matin, de sortir et de voir des amis, sans que je puisse rien faire. Je n’avais pas le courage de lire, et regarder la télévision me fatiguait. Je m’endormais facilement, mais je me réveillais prématurément. Je me réveillais, misérable, malheureuse du jour qui se lève, et je me couchais, sans attente du jour qui suit. Je déambulais dans mon appartement, seule, et je commençais à perdre tout espoir de retrouver un sens à mon existence, lorsqu’un matin, j’ai reçu une lettre venant d’Italie, de la part d’un homme qui cherchait des renseignements sur un certain Georges B.

Georges B., c’était le nom de mon père. L’homme qui m’avait adressé ce courrier ne m’en disait pas plus, mais il me priait de lui répondre rapidement, car «c’était une chose importante pour lui». Je lui ai aussitôt renvoyé un message, dans lequel je lui écrivais que je connaissais la personne qu’il recherchait, qu’elle était décédée, et que j’étais sa fille. Quelques jours plus tard, j’ai reçu un mot du même individu. Il me disait qu’il s’appelait Paul M. et qu’il était le fils de mon père.

Alors je me suis souvenue d’une photo, une photo d’un petit garçon que j’avais trouvée dans la veste de mon père. Sans pouvoir l’expliquer, immédiatement, j’ai su que cet homme disait vrai. »

 

eliette_abecassis

Eliette Abécassis (Straatsburg, 27 januarri 1969)

 

De Amerikaanse schrijver Ethan Mordden werd geboren op 27 januari 1947 in Pennsylvania. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007 en ook mijn blog van 27 januari 2008.

Uit: All That Glittered

Lightnin’ Has Struck!

 When Frank Bacon left school at the age of fourteen, his native California counted more jobs to fill than skilled labor qualified to fill them. If not exactly the anarchic frontier of legend, California in the 1880s nevertheless offered opportunity to anyone with—as they put it then—gumption. Young Bacon tried sheepherding, advertising soliciting, and newspaper editing, and even ran an unsuccessful campaign for the state assembly. Then he fell into acting.

It was easy to do at the time, for people went to theatre then almost as casually as they turn on the television today, and playhouses were literally everywhere. Some were operated by resident repertory troupes, the “stock” companies that sustained public interest with a constantly changing bill. Certain theatres in a given region were linked to form “wheels” of companies not resident but traveling as wholes from one house to another every six weeks or so; unlike the stock companies, who played everything, the wheels played host to certain genres, for instance in thrill melodrama or society comedy.

The expansion of the railroad doomed stock and eventually closed down the wheels, for now the “combination” troupe dominated the national stage: one unit of actors giving a single work and touring with all the necessary sets and costumes. A success in this line meant moving from one theatre to the next
(with perhaps a hiatus in summer) for months or even years. Along with bookings in small towns and provincial capitals lay the possibility of an extended run in Chicago or New York.“

 

Mordenn

Ethan Mordden (Pennsylvania, 27 januari 1947)

 

De Belgische, Franstalige, schrijver Guy Vaes werd geboren op 27 januari 1927 in Antwerpen. Vaes werd journalist. Eerst in Antwerpen voor Le Matin en La Métropole, later voor het Brusselse weekblad Spécia . Hij was chef van wat,,de sociaal-culturele rubriek” werd genoemd en schreef over literatuur, muziek en film. In 1956 verscheen zijn roman Octobre long dimanche die een vergelijkbare impact had als Le Voyeur van Alain Robbe-Grillet die in hetzelfde jaar verscheen. Daarna duurde het tot 1983 voordat er een tweede roman, L’Envers, verscheen. Vaes schreef verder ook gedichten en essays.

Uit : Une descente aux Enfers. À propos de Hugo von Hofmannsthal

„On a souvent insisté sur les alternances du Haut et du Bas chez Hofmannsthal. En ce qui concerne le romancier que je suis, c’est le Bas, dans son interaction avec le Haut, mais un Haut menacé d’occultation, qui me parle. Le « réalisme » de Hofmannsthal est celui du visionnaire qui accuse la visibilité du réel. Relisez ses descriptions de faubourgs et de nature souillée. Jamais il ne perd de vue, soucieux de la dynamique narrative (et je cite ici l’un de ses aphorismes), que « le secret de la vie, c’est l’antithèse ».

Descendons à présent les degrés qui vont du Haut jusqu’au Bas. Ils sont liés, inextricablement, sans toutefois former d’amalgame. L’un n’a point de sens sans l’autre. Leur interaction est ininterrompue. Les éclairs du Haut dans les fosses du Bas, les exhalaisons du Bas infiltrant l’oxygène à l’état naissant du Haut. Pas de manichéisme ici. Seulement des extrêmes qui alternativement se touchent sans qu’intervienne un accord. L’unité de l’Être, car c’est toujours à elle

qu’on est reconduit, nous ne pouvons/savons la percevoir qu’à la faveur d’une illumination. Elle n’est pas un objet dont on dispose. Elle est ce qui nous assaille.

Faisant appel à ce que les Grecs nomment le terrible (ce dehors chargé de menaces), ainsi qu’à l’illumination émerveillante, Hofmannsthal se reporte à son voyage en Grèce, en 1908. Là, il se détourna de toute approche érudite. Toujours plus ou moins déchiré par son appartenance parentale au midi et au nord il finit par se demander ce que les Grecs peuvent encore lui apprendre. Jusqu’à ce que l’ébranle, au petit musée de l’Acropole, la révélation de cinq Corés archaïques, celles-là mêmes qui mettront en déroute Charles Maurras. En cet endroit se confondent les époques. Mythe et réalité aboutissent aux unions les plus déroutantes. La bête et la créature humaine frôlent l’osmose, et l’homme se rapproche de Dieu. Le temps d’un roulement de tonnerre, les extrêmes se touchent — presque. Revenant sur cette expérience, l’écrivain, dans un article de 1922, notera : « Ici nous devons le reconnaître, il existe un mystère de la pleine lumière.“

 

Vaes

Guy Vaes (Antwerpen, 27 januari 1927)

 

De Amerikaanse schrijver James Grippando werd geboren op 27 januari 1958 in Waukegan, Illinois. Zie ook mijn blog van 27 januari 2008.

Uit: Hear No Evil

My husband was murdered.”

Lindsey Hart spoke in the detached voice of a young widow still grieving. It was as if she still couldn’t believe that the words were coming from her mouth, that something so horrible had actually happened. “Shot once in the head.”

“I’m very sorry.” Jack wished he could say more, but he’d been in this situation before, and he knew there really wasn’t anything he could say. It was God’s will? Time heals all wounds? None of that would do her any good, certainly not from his lips. People sometimes turned to strangers for that kind of comfort, but rarely when the stranger was a criminal defense lawyer billing by the hour.

Jack Swyteck was among the best Miami’s criminal trial bar had to offer, having defended death row inmates for four years before switching sides to become a federal prosecutor. He was in his third year of private practice, steadily building a name for himself, despite the fact that he’d yet to land the kind of high-charged, high-profile jury trial that had vaulted plenty of lesser lawyers into stardom. But he was doing just fine for a guy who’d withstood an indictment for murder, a divorce from a fruitcake, and the unexplained appearance of the naked, dead body of his ex-girlfriend in his bathtub.

“Do the police know who did it?” asked Jack.

“They think they do.”

 

Grippand

James Grippando (Waukegan, 27 januari 1958)

 

De Canadese Schrijver Mordecai Richler werd geboren op 27 januari 1931 in Montreal. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007 en ook mijn blog van 27 januari 2008.

 

Uit: Mordecai Richler Was Here: Selected Writings

 

One St. Urbain Street day cribs and diapers were cruelly withdrawn and the next we were scrubbed and carted off to kindergarten. Though we didn’t know it, we were already in pre-med school. School-starting age was six, but fiercely competitive mothers would drag protesting four-year-olds to the registration desk and say, “He’s short for his age.”
“Birth certificate, please?”
“Lost in a fire.”
On St. Urbain Street, a head start was all. Our mothers read us stories from Life about pimply astigmatic fourteen-year-olds who had already graduated from Harvard or who were confounding the professors at MIT. Reading Tip-Top Comics or listening to The Green Hornet on the radio was as good as asking for a whack on the head, sometimes administered with a rolled-up copy of the Canadian Jewish Eagle, as if that in itself would be nourishing. We were not supposed to memorize baseball batting averages or dirty limericks. We were expected to improve our Word Power with the Reader’s Digest and find inspiration in Paul de Kruif’s medical biographies. If we didn’t make doctors, we were supposed to at least squeeze into dentistry. School marks didn’t count as much as rank. One wintry day I came home, nostrils clinging together and ears burning cold, proud of my report. “I came rank two, Maw.”

 

Richler

Mordecai Richler (27 januari 1931 – 3 juli 2001)

 

De Duitse schrijver Leopold Ritter von Sacher-Masoch werd geboren op 27 januari 1836 in Lemberg. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007. 

Uit: Mondnacht

Es war eine klare, warme Augustnacht. Ich kam vom Gebirge herab, die Flinte auf der Schulter, mein großer schwarzer englischer Wasserhund ging müde Schritt für Schritt hinter mir und ließ die Zunge hängen. Wir waren vom Wege abgekommen. Mehr als einmal stand ich still, blickte umher und suchte mich zurecht zu finden. Dann setzte sich mein Hund regelmäßig nieder und sah mich an.

Vor uns lag ein sanftes bewaldetes Hügelland. Ueber den blauschwarzen Bäumen stand der volle rothe Mond und warf ein grelles Feuer auf den dunkeln Himmel. Groß und ruhig floß der weiße Strom der Sterne von Osten gegen Westen, tief am nördlichen Horizonte stand der große Bär. Zwischen den nahen Weidenstämmen stieg ein leichter durchsichtiger Dunst von dem kleinen Sumpfe auf, welcher in mattem grünem Schimmer zitterte, eine Rohrdommel stöhnte im Schilf. Wie wir vorwärts schritten, füllte sich die Landschaft immer mehr mit Licht. Zu beiden Seiten traten die düsteren Baumwände langsam zurück und vor uns wogte die Ebene, ein grünes schimmerndes Meer, auf dem ein weißer Edelhof mit seinen großen Pappelbäumen wie ein Schiff mit vollen Segeln schwamm. Von Zeit zu Zeit zog ein sanfter Luftstrom durch Halme und Blätter und mit ihm ein wunderbarer Ton. Als ich näher kam, entfaltete er sich in schwermüthiger Schönheit. Es war ein gutes Piano und eine geübte feine Hand spielte die Mondscheinsonate von Beethoven. Mir war es, als werfe eine wunde Menschenseele ihre Thränen auf die Tasten. Eine verzweifelte Dissonanz – dann schwieg das Instrument. Ich war kaum hundert Schritte von dem kleinen einsamen Edelhofe entfernt, dessen finstere Pappeln trübselig rauschten. Ein Hund rasselte traurig an seiner Kette, ein fernes Wasser sang einförmig, weinerlich durch die Nacht.

 

sacher_masoch_leopold

Leopold von Sacher-Masoch (27 januari 1836 – 9 maart 1895)

 

De Russische schrijver Mikhail Saltykov-Shchedrin werd geboren op 27 januari 1826 in Spas-Ugol, Tver. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007. 

Uit: How a Muzhik Fed Two Officials

„Once upon a time there were two Officials. They were both empty-headed, and so they found themselves one day suddenly t
ransported to an uninhabited isle, as if on a magic carpet.

They had passed their whole life in a Government Department, where records were kept; had been born there, bred there, grown old there, and consequently hadn’t the least understanding for anything outside of the Department; and the only words they knew were: “With assurances of the highest esteem, I am your humble servant.”

But the Department was abolished, and as the services of the two Officials were no longer needed, they were given their freedom. So the retired Officials migrated to Podyacheskaya Street in St. Petersburg. Each had his own home, his own cook and his pension.

Waking up on the uninhabited isle, they found themselves lying under the same cover. At first, of course, they couldn’t understand what had happened to them, and they spoke as if nothing extraordinary had taken place.

“What a peculiar dream I had last night, your Excellency,” said the one Official. “It seemed to me as if I were on an uninhabited isle.”

Scarcely had he uttered the words, when he jumped to his feet. The other Official also jumped up.

“Good Lord, what does this mean! Where are we?” they cried out in astonishment. They felt each other to make sure that they were no longer dreaming, and finally convinced themselves of the sad reality.“

 

saltykov-schedrin

Mikhail Saltykov-Shchedrin (27 januari 1826 – 10 mei 1889)
Portret door Ivan Kramskoi

 

De Russische dichter en schrijver Ilja Ehrenburg werd geboren op 27 januari 1891 in Kiev. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007.

1957

I could have lived a completely different life,
and the soul was once created
for some kind of Moscow dacha,
where from the walls drips the dew.
Where you walk awakened by the sunrise
to the slope of the rivers shore,
and to see how in the dreamy humidity
little funny spiders run around.
My dear, my distant, please relate,
why have you become my torment,
why I will never come to you,
not able to come to you forever? …

ehrenburg5

Ilja Ehrenburg (27 januari 1891 – 31 augustus 1967)

 

De Franstalige, maar oorspronkelijk Nederlandse schrijfster Neel Doff werd geboren in Buggenum op 27 januari 1858. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007. 

Uit: Keetje Tippel

Moeder was de hele morgen bezig geweest ons te wassen en aan te kleden en had geen tijd gehad om aardappels te koken; wij aten wat brood en dronken koffie. Om twee uur kwam ouwe Dientje, een buurvrouw, ons ophalen voor de kermis op de Nieuwmarkt. Wij gingen op stap, moeder met de baby en Dientje met Naatje op de arm; de groten – twee jongens en twee meisjes – liepen hand in hand voorop.

Hoe wij naar de Nieuwmarkt kwamen, die een heel eind van ons huis lag, herinner ik mij niet meer. Zoveel weet ik nog wel, dat wij ons onverhoeds midden in de menigte bevonden; dat voor de kermistenten dames in engelenjurken boven op paarden in geborduurde stroken zijde zaten; dat een man die in de meel was rondgerold met een schorre zangstem stond te lachen; dat de draaimolens, rondom versierd met bebloemde stoffen, ronddraaiden terwijl mannen en vrouwen arm in arm hosten en zongen bij het orgel, dat door trompetjes een wijsje uitschetterde: Hopla met de benen, het zijn geen molenstenen!

Hele troepen dienstmeisjes, met hun hoed over hun mutsje gestolpt en een omslagdoek over de schouders, liepen gearmd met werklui te zingen en te springen van ‘hossen, hossen, hossen’. Wit van angst stompte moeder mij voor zich uit: ‘Hier blijven lopen, lelijke meid, als je niet oppast lopen ze ons nog onder de voet!’ Tenslotte deed ze zo lelijk tegen me, dat ik de hand van Hein losliet en langs een gracht wegrende. Maar opeens besefte ik in paniek dat ik daar alleen stond en de weg naar huis niet wist. Ik klampte een voorbijganger aan.

‘Als je hier langs de gracht blijft lopen, kom je bij de Amstel. Daar moet je linksaf en dan vind je je straat wel.’

 

Neel_Doff

Neel Doff (27 januari 1858 – 14 juli 1942)

 

De Nederlandse schrijver Rudolf Geel werd geboren in Amsterdam op 27 januari 1941. Geel is docent taalbeheersing aan de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceerde de verhalenbundels Trage schaduwen (1991) en Een dichteres uit Los Angeles (1994), en de romans De paradijsganger (1988) en Dierbaar venijn (1992). Hij bezocht als gastdocent van het Instituut voor de Opleiding van Leraren enkele malen Suriname, en publiceerde daar ook de handleiding Het schrijven van leesbare teksten en brieven (1995). Ook in 1995 publiceerde hij de essaybundel Volmaakte schrijvers schrijven niet, over het scheppingspoces van literaire en andere teksten. Hij was redacteur van het algemeen-culturele tijdschrift De Gids en voorzitter van het Nederlandse Centrum van de internationale schrijversvereniging de P.E.N.

 

Uit: Het eerste artikel

“Ik zou er heel wat voor over hebben als ik mijn allereerste stukje nog bezat. Het was helemaal niets. En toch stonden er woorden op papier. Die middag leerde ik versneld mijn eerste les: als je gaat schrijven, dan moet je wel een onderwerp hebben en daarnaast bij voorkeur geen pretenties. Veel schrijven levert niet alleen ervaring op, maar ook onderwerpen die bij een volgende gelegenheid soms in een geheel nieuw licht geplaatst kunnen worden.
Een jaar na mijn debuut, dat ik niet inleverde, schreef ik overigens desnoods in mijn eentje het schoolblad vol. Dat kwam omdat ik, geholpen door de eerste ervaring, snel een tweede les leerde: er zijn onderwerpen te over, als je maar niet te ver van huis gaat. Mijn allereerste artikel ging natuurlijk over iets heel ingewikkelds. Waarom schreef ik die middag bij mijn grootouders niet over bijvoorbeeld jazzmuziek, waarover ik in die tijd volop meningen had? Een jaar later had ik dat beter begrepen.Vervolgens leerde ik een derde les, die ik schrijvers in spe nog graag voorhoud: alleen brutale mensen slagen in het schrijversvak. Al zijn ze als persoon nog zo aardig, achter de tekstverwerker moeten schrijvers veranderen in wolven. Als schrijverswolf mogen ze vervolgens uitsluitend bijten in mensen die in principe sterker zijn dan zij. Helaas wordt dit eenvoudige uitgangspunt, dat de trots uitmaakt van het vak, al te vaak genegeerd.”

 

geel

Rudolf Geel (Amsterdam, 27 januari 1941)

 

De Duitse schrijver Balduin Möllhausen werd geboren op 27 januari 1825 in Bonn. Zijn publicaties “Tagebuch einer Reise vom Mississippi nach den Küsten der Südsee” en “Reisen in die Felsengebirge Nordamerikas bis zum Hochplateau von Neu-Mexiko behoren tot de beste en populairste reisbeschrijvingen uit de 19e eeuw. Van hem stammen ook de eerste beelden van de Grand Canyon en van de daar levende Mohave- und Wallapai-Indianen. Hij werd gesteund door Alexander von Humboldt en was een kennis van Theodor Fontane. De ervaringen en herinneringen die hij tijdens zijn reizen opdeed verwerkte hij in meer dan veertig romans en talrijke verhalen en novellen.

Uit: Die Mandanenwaise

 

Der eisige Novembersturm streift die letzten braunen Blätter von den Bäumen und wirbelt sie mit vereinzelten kleinen Schneeflocken durcheinander. Bleifarbig hängt der Himmel über der öden Landschaft, als ob er sich in jedem Augenblick auf die Erde niedersenken wolle, um das letzte im Freien zurückgebliebene Leben gewaltsam zu erstarren.

Ohne Furcht oder Bedauern über meinen Entschluß sehe ich dem Winter entgegen, den langen einsamen Nächten und den kurzen Tagen. Ohne Furcht oder Bedauern stehe ich im Begriff, mich aus Monate in diese Wildniß zu vergraben, in eine Wildniß, in welcher keine menschliche Stimme an mein Ohr dringt, der Ton meiner eigenen Stimme von Niemand gehört, unheimlich in den endlosen Räumen verhallt.

Doch nein, ich darf nicht ungerecht sein; denn während ich die Geschichte meines wechselvollen Lebens niederschreibe, werde ich mit schüchterner Anhänglichkeit beobachtet, und wenn ich von meiner Arbeit zufällig emporschaue, blicke ich in die dunklen melancholischen Augen eines indianischen Kindes, meines Schützlings, wahrscheinlich einer der Letzten des einst so mächtigen und glücklichen Mandanenstammes.

Das arme Mädchen, welches mit dankbarem Herzen zu mir, wie zu einer Gottheit emporblickt, mildert das traurige Gefühl der gänzlichen Vereinsamung, welches mich bei dem Gedanken an den langen, unerbittlich strengen Winter beschleicht. Ich kann mir wenigstens sagen: »ich bin nicht allein;« und ist es mir auch nicht vergönnt, mit dem armen, von der ganzen Welt verlassenen Wesen eine meiner Vergangenheit entsprechende Unterhaltung anzuknüpfen, se vermag ich es doch zu belehren, zur Aufnahme in eine Mission vorzubereiten und damit einen guten Zweck zu erfüllen.“

 

mollhausen

Balduin Möllhausen (27 januari 1825 – 28 mei 1905)

 

Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 27 januari 2008.

De Duitse dichter en schrijver Bernd Jentzsch werd geboren op 27 januari 1940 in Plauen. Zie ook mijn blog van 27 januari 2007.