Dolce far niente, M. Vasalis, Mark Doty, Kees van Kooten, Moses Isegawa, Elvis Peeters

 

Dolce far niente

 

Studie matrozen in de nacht door Yannis Tsarouchis, 1955


Afsluitdijk

De bus rijdt als een kamer door de nacht
de weg is recht, de dijk is eindeloos
links ligt de zee, getemd maar rusteloos,
wij kijken uit, een kleine maan schijnt zacht.

Vóór mij de jonge pas-geschoren nekken
van twee matrozen, die bedwongen gapen
en later, na een kort en lenig rekken
onschuldig op elkanders schouder slapen.

Dan zie ik plots, als waar ´t een droom, in ´t glas
ijl en doorzichtig aan de onze vastgeklonken,
soms duidelijk als wij, dan weer in zee verdronken
de geest van deze bus; het gras
snijdt dwars door de matrozen heen.
Daar zie ik ook mezelf. Alleen
mijn hoofd deint boven het watervlak,
beweegt de mond als sprak
het, een verbaasde zeemeermin.
Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

 

M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
Het Noordeinde in Den Haag door Isaac Israels, 1917
Vasalis werd geboren in Den Haag.


De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Mark Doty op dit blog.

 

Atlantis

2. Reprieve

I woke in the night
and thought, It was a dream,

nothing has torn the future apart,
we have not lived years

in dread, it never happened,
I dreamed it all. And then

there was this sensation of terrific pressure
lifting, as if I were rising

in one of those old diving bells,
lightening, unburdening. I didn’t know

how heavy my life had become—so much fear,
so little knowledge. It was like

being young again, but I understood
how light I was, how without encumbrance,—

and so I felt both young and awake,
which I never felt

when I was young. The curtains moved
—it was still summer, all the windows open—

and I thought, I can move that easily.
I thought my dream had lasted for years,

a decade, a dream can seem like that,
I thought, There’s so much more time …

And then of course the truth
came floating back to me.

You know how children
love to end stories they tell

by saying, It was all a dream? Years ago,
when I taught kids to write,

I used to tell them this ending spoiled things,
explaining and dismissing

what had come before. Now I know
how wise they were, to prefer

that gesture of closure,
their stories rounded not with a sleep

but a waking. What other gift
comes close to a reprieve?

This was the dream that Wally told me:
I was in the tunnel, he said,

and there really was a light at the end,
and a great being standing in the light.

His arms were full of people, men and women,
but his proportions were all just right—I mean

he was the size of you or me.
And the people said, Come with us,

we’re going dancing. And they seemed so glad
to be going, and so glad to have me

join them, but I said,
I’m not ready yet. I didn’t know what to do,

when he finished,
except hold the relentless

weight of him, I didn’t know
what to say except, It was a dream,

nothing’s wrong now,
it was only a dream.

 

Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Kees van Kooten op dit blog.

Uit: Dagboek van een werkloze optimist (Het groot bescheurboek)

“Vrijdag
Gebruikelijke schoonmaakdag voor weekend. Missen tweede vatenkwast wel. Bij afstoffen Taj Mahal schoot Lea uit, maar geeft niet. Zo blijft een mens bezig. Geprobeerd van oude kranten nieuwe stofzakken voor stofzuigers te plakken. Lukte aardig, maar bij zuigen hele gang, net schoon, gehuld in stofwolk. Geeft niet, zo blijft een mens bezig.
Gelukkig belde mevrouw IJsseldijk aan, volkomen overstuur, dat bij haar, nota bene aan de straatzijde, gordijn lelijk van roe was gemieterd en heeft zelf geen trapje. Snel met haar mee om ravage in ogenschouw te nemen. Viel erg mee en in ruil voor klaren karwei, bedong ik nieuwe stofzak voor onze zuiger. We hebben gelukkig zelfde type zuiger. Zag tersluiks in buurvrouws keukenkastje, dat zij er wat stofzakken betreft warmpjes bijzit. Thuisgekomen nog even kangoeroe gedaan met stofzak op hoofd, daar panty in was was. Te oordelen naar Lea’s reactie, minstens zo leuk.
Schoonmaakschema door alle gedoe lelijk in war. Stond middernacht nog balkonnetje te schrobben, met veel SSST-geroep van beneden.
Moe maar voldaan gaan slapen. Net of bed lekkerder slaapt, wanneer eronder goed is gezogen.”

 

Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

 

 De Oegandese schrijver Moses Isegawa (pseudoniem van Sey Wava) werd geboren op 10 augustus 1963 in Kawempe in Oeganda. Zie ook alle tags voor Moses Isegawa op dit blog.

Uit: Abyssinian Chronicles

“A cousin called her disciplinary activities “beating children like drums.” She also accused Padlock of standing in the way of Kawayida’s progress by stopping Serenity from helping his brother to get loans from the bank and able individuals. Kawayida’s ambition was to own a business and make and spend his own money, but he lacked capital and needed his brother’s recommendation. The truth was that Serenity, who had helped Kawayida get his current job, did not believe in retail business, hated it for personal reasons, and would not help anyone get into it. Because he had remained very laconic about his stand, Serenity’s position got interpreted ad libitum by each of the warring parties.
Nowadays, the brothers met at weddings, funerals and when Muhammad Ali fights took place. Uncle Kawayida conveyed to us the details, wreathed in the sheen of his saliva, redolent with tricks of his imagination, on the wings of the blue-bellied eagle. Grandma listened to the endless accounts with the same vague irony that had entertained Serenity’s revelations about the Fiddler’s burden, and the same sparing laugh that had rewarded the famous duck walk. Kawayida took us through Ali’s flashy arsenal of jabs, hooks and wiggles with the same appetite that animated his usual stories. Behind his back Grandma called him “Ali,” a name which never stuck because, apart from us, only one family, the Stefanos, knew of Muhammad Ali’s exploits, and they could not see the appeal of this lanky substitute.
Aunt Tiida, Serenity’s eldest sister, was the most unpopular, albeit imposing, visitor we received all year round. Her visits put everyone on edge, especially when she first arrived. In order to blunt the arrogance of his eldest child, Grandpa would greet her with generous, half-mocking cheer. Grandma, a great believer in countering vanity with candor, would receive her with an indifference which diminished only in direct proportion to Tiida’s arrogance. Both strategies had their limitations, for as soon as Tiida opened her bags, she made sure that things were done her own way. I always had the impression that we were being visited by a government health inspector in mufti.
Tiida was like a member of an endangered species threatened with extinction, her life made more precarious by this inevitable contact with our backward village environment. She never came unannounced. Days before her arrival, Serenity’s house had to be aired all day, swept, and the bed doused in insecticide. I had to combat the prolific spiders, dismantling their nets, puncturing their webs, destroying their eggs. I broke the veins the termites built on doors and windows. I scraped bat shit from the floor and windowsills with a knife. It was my duty to smoke the latrine with heaps of dry banana leaves, a duty I detested most of all because it reminded me of my first proper thrashing at the hands of Padlock.”

 


Moses Isegawa (Kawempe, 10 augustus 1963)

 

De Vlaamse schrijver en musicus Elvis Peeters werd geboren op 10 augustus 1957 in Grimbergen. Zie ook alle tags voor Elvis Peeters op dit blog.

Uit: De ommelanden

“Merde, het kreng start niet.
Weer niet. Nog een keer. Niets, niet eens een klik, ik zit verdomme in een dood voorwerp.
Fuck.
Kut. Het instructieboekje volgen. Oliepeil in orde. Voldoende benzine in de tank. Motor niet oververhit.
En nu?
Wachten?
De hitte trotseren. Zo vroeg op de dag al, en voor hoelang?
Er zal wel iemand langskomen. Waarom ligt hier anders een weg? Een ongelukkige, stoffige weg, door een weids landschap, dat wel, maar dor, droog, doornig.
Mijn telefoon heeft natuurlijk geen bereik. Dat er nog zulke plekken bestaan. De economie is stilgevallen in dit door god vergeten gat. Correctie: de economie is geëmigreerd, deze streek is willens en wetens opgegeven, geen dokter, geen voorzieningen, alles moet met liefde, geduld en onbegrip worden opgelost. Hier en daar een schrale boomgaard, wat dorstige aanplant, verpieterde gewassen, een werkeloze ploeg tussen de keien, ofwel de boer overleden ofwel het trekdier, in ieder geval een maag minder om te vullen. De streek raakt ontvolkt. Met een hak en een ezel het stenige land bewerken, een paar olijfpitten in de grond stoppen, de schaduw verleggen, wie houdt dat vol? Geen huis in de omtrek, met wie zul je hier dansen als je jong bent?
Ik hoop dat er snel iemand opdaagt, want in deze hitte houden ze niemand lang uit de grond. Een man, tweeënvijftig jaar volgens de gegevens, van de doodsoorzaak weet ik niets, dat vertellen ze me niet. Het sterftecijfer ligt hoog. Wie blijft, wacht af.
Voor mij is het een goudmijn, zoals eerder Lampedusa. Dagenlang gebeurt er niets, tot zich dat ene moment voordoet waarop ik in actie kom. Soms loopt het ook dan nog mis. Maar met een geldbriefje krijg je veel gedaan.
Ik probeer mijn aanwezigheid zo onzichtbaar mogelijk te maken, ik wil niet op een aasgier lijken. Het grootste deel van de tijd breng ik door op de Steenhoeve, een afgelegen boerderij, bij een oude weduwe, waar ik aankwam op de dag dat haar echtgenoot stierf.”

 

Elvis Peeters (Grimbergen, 10 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e augustus ook mijn blog van 10 augustus 2017 en ook mijn blog van 10 augustus 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Dolce far niente, Adriaan Jaeggi, Kees van Kooten, Moses Isegawa, Mark Doty, Elvis Peeters

 

Dolce far niente

 


Prinsengracht met de Westerkerk door Evert Jan Ligtelijn, z.j. (1893-1975)

 

Uit: Het is hier altijd laag van licht, Amsterdamse stadsgedichten

I Drie kruisen

Ik zocht Amsterdam maar vroeg ik een man
de weg, dan zwol zijn krop en zong hij met Jordaan-
vibrato van Wester, duiven en Dam
Vroeg ik aan een vrouw de weg dan wou ze geld:
Twee euro voor een plattegrond

Ik offerde mijn fiets aan de fietsflat en zocht
mijn weg langs een hoer die haar lippen stiftte bij
strijklicht
Het VVV wees Museumplas, het mooie
Vondelmoeras
maar ik was op zoek naar de mytische
taxichauffeur die je snijdt bij de Munt en als je
op je voorhoofd tikt zijn raam omlaag draait en
zegt met de bedaardheid van een gnoe dat doe
jij verkeerd dat mot jij met een hamer doen
Ik zocht een stad die me kon vervoeren
ook als het om een kort ritje ging
Ik zocht de moddervette knipselbeat van XXX-large
funshoppen
in de Kalvertoren van je dromen
Ik zocht de Maillardreactie ken je die van die
Afghaan
die vlekkeloos Nederlands spreekt
als hij mijn auto in de fik steekt
in een stad waar je doet wat niet mag
omdat het Amsterdam is
en de rest ook knetterlam is
in een spandoekloze stad waar terughoudend wordt
ondersteund met alle oog voor kunstpolitieke
implicaties en ongewenste inhoudelijke
verantwoordelijkheid van het College dan wel
van het gemeentebestuur dan wel van
veelarmige olifantengod Ganesh niet dan met
inachtneming van alle overige religies en tot
niets verplichtend indien het geschrevene zou
kunnen ontstaan dat door derden als zodanig
kan worden ervaren en er politiek
verantwoording moet worden afgelegd
Ik zocht een gastvrije doorwaarbare plaats
met drie kruisen:
kankerfiets, kuttoerist, keizerskroon
Ik zocht zoals iedereen Amsterdam zoekt
niet als trapgevelnest maar als peper en zuur
niet als inspraakorgaan maar als water en vuur

En dáár zwol mijn krop en ik merkte ik barst
uit in een vibrato als een marktkoopman
op de maten van duiven de Wester de Dam

 

 
Adriaan Jaeggi (3 april 1963 – 10 juni 2008)
Wassenaar, de geboorteplaats van Adriaan Jaeggi

 

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Kees van Kooten op dit blog.

Uit: Leve het welwezen

“Ik zie hoe zij om mijn verschijning moet lachen, maar dat zij besluit geen krimp te geven. Het is de leukste en enig juiste manier van reageren; dat ridicule voorkomen heel normaal vinden en zogenaamd niets bijzonders aan mij zien. Maar zij kan zich niet goedhouden en jawel hoor: de glimlach van een kind. Laten we wel wezen – daar doe je het allemaal voor.
Een kwartiertje later ga ik met mijn dochter en haar beide kinderen te voet op weg naar school.
Zij ratelen geestdriftig over nieuwe ju[en, meesters en klasgenootjes.
Ik kan ze amper bijhouden en hap binnensmonds naar lucht maar hoef er gelukkig weinig tussendoor te zeggen want lopend praten gaat uiterst moeizaam en ze mogen natuurlijk niks merken maar niks aan de hand want over anderhalf uur zit ik veilig bij mijn kernachtige huisarts.
Kijk eens aan: daar zijn hun nieuwe klaslokalen.
Eentje op de eerste verdieping – om geen argwaan te wekken kreun ik overdreven hard en trek ik mij komisch ouwelijk aan de leuning omhoog – en eentje op de begane grond. Het is warm. Veel geschreeuw, weinig wol, dolle pret.
We nemen voor een hele dag afscheid van ze en hun moeder en ik lopen weer naar buiten. Daar tolt en golft het. Ik probeer mij de wandeling naar huis voor de geest te halen en zie halverwege dat aantrekkelijke uitblaasbankje staan. Dan kan mijn vrouw mij naar de afspraak met de dokter rijden, ach welja, nada aan de handa. Maar wanneer ook het schoolgebouw vervaarlijk begint over te hellen, beken ik mijn dochter dat ik mij een beetje slapjes voel, maar dat zij gerust naar haar werk kan gaan – dat kleine stukje terug kan ik best in mijn eentje lopen. Zij kijkt mij aan, haar mond zakt open, ze trekt haar hoofd geschrokken terug en roept: ‘Man! Je ziet helemaal grijs!’
Op deze speelplaats staat een betonnen pingpongtafel en daar moet ik gewoon een uurtje op gaan liggen, denk ik hunkerend. Met netjes opgetrokken knieën boven het netje in het midden, moet kunnen. De nieuwe lokalen zitten aan de achterkant van het gebouw, dus mijn kleinkinderen zullen mij goddank niet zo zien. Wel hollen er links en rechts nog wat plukjes verlate leerlingen langs, met afkeurend naar mij kijkende vaders en moeders.Die is om half negen ’s ochtends al aangeschoten.
‘Geef je mobieltje,’ sist mijn dochter, panisch hees. Ze houdt mij onder mijn oksels overeind. Veilig gevoel. Zo tilde mijn moeder mij uit de wasteil.”

 

 
Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

 

De Oegandese schrijver Moses Isegawa (pseudoniem van Sey Wava) werd geboren op 10 augustus 1963 in Kawempe in Oeganda. Zie ook alle tags voor Moses Isegawa op dit blog.

Uit: Abyssinian Chronicles

“He once told us of a skinless lamb left to roam the streets encumbered with unknown curses and armies of greedy flies. I remembered the story of a man who kept three sisters: he started with the one he had married, progressed to her next younger sister and ended up with their youngest sister, who needed accommodation near a reputable school. As with all his stories, the last one was open-ended, game to all kinds of endings and interpretations.
When Uncle Kawayida came, I made myself indispensable around the house, making sure that I was not sent away on long errands. When I suspected that he had some particularly juicy information about a relative or someone we knew and that Grandpa was going to send me away, I would voluntarily go off to play, double back, hide behind the kitchen and listen. Many times, however, Grandpa and Grandma were so enthralled that they forgot all about me, or just ignored my existence and intelligence, and I would listen to the story as if the future of the entire village depended on it.
Uncle Kawayida pricked my imagination so much that I wanted to verify some of his stories by visiting the places and the characters he talked about. For example, what sort of parents did whatever they did in bed with children snoring, falsely, on the floor? Were they Catholics? If not, did Protestantism, Islam or traditional religion allow such behavior? Were such people educated and well-bred? Unable to tame my raging curiosities and doubts, I begged Uncle Kawayida to take me with him, at least just once, but each time he refused, bolstered by Grandma and Grandpa. Most annoying were their weak excuses. Later I found out the real reason why: Kawayida’s wife, a woman from a very large, polygamous household, was not on good terms with my mother, who came from a very Catholic family, and none of the trio was ready to risk Padlock’s anger by sending her son to the house of a person she disliked and disapproved of so much.
The tension between their wives had driven the brothers apart. My mother despised Kawayida’s wife’s background because she believed there was no morality and no salvation in a household with thirty girls and ten boys born of so many “whore” mothers in a climate of perpetual sin. Kawayida’s wife despised Padlock for the poverty of her parental home, and for her guava-switch-wielding propensities.”

 

 
Moses Isegawa (Kawempe, 10 augustus 1963)
Cover Nederlandse uitgave

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Zie ook alle tags voor Mark Doty op dit blog.

 

Verge

A month at least before the bloom
and already five bare-limbed cherries
by the highway ringed in a haze
of incipient fire
—middle of the afternoon,
a faint pink-bronze glow. Some things
wear their becoming:
the night we walked,
nearly strangers, from a fevered party
to the corner where you’d left your motorcycle,
afraid some rough wind might knock it to the curb,
you stood on the other side
of the upright machine, other side
of what would be us, and tilted your head
toward me over the wet leather seat
while you strapped your helmet on,
engineer boots firm on the black pavement.

Did we guess we’d taken the party’s fire with us,
somewhere behind us that dim apartment
cooling around its core like a stone?
Can you know, when you’re not even a bud
but a possibility poised at some brink?

Of course we couldn’t see ourselves,
though love’s the template and rehearsal
of all being, something coming to happen
where nothing was…
But just now
I thought of a troubled corona of new color,
visible echo, and wondered if anyone
driving in the departing gust and spatter
on Seventh Avenue might have seen
the cloud breathed out around us
as if we were a pair
of—could it be?—soon-to-flower trees.

 

 
Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

De Vlaamse schrijver en musicus Elvis Peeters werd geboren op 10 augustus 1957 in Grimbergen. Zie ook alle tags voor Elvis Peeters op dit blog.

Uit: Brood

“De nachthemel, daar moest ik aan wennen.
Thuis leken de sterren altijd van goud, zacht glinsterend. Hier lijken ze van zilver, en veel verder weg. Minder glinsterend, eerder bevend, alsof elk ogenblik de stroom kan uitvallen.
Niet alleen de hemel, ook de nacht is anders. Met dubbele, soms driedubbele schaduwen, of meer. Door de lampen, de overal aanwezige schrille lampen. De schaduwen weten niet welke kant ze uit moeten springen.
Soms voel ik me een schaduw. Maar ik ben van vlees en bloed. Met een onsterfelijke ziel, wordt gezegd, al wil niet iedereen dat geloven. Er zijn er die beweren dat de ziel slechts een woord is omdat we er geen betere omschrijving voor hebben, en dat ze zelfs dan niet is wat het woord wil zeggen. Dat we stamelen.
Naargelang de straat waar ik door loop, kan ik de schaduwen voorspellen. Omdat ik de lichten ken, elke lamp.
Op een dag komt het me van pas. Dat zeg ik niet, dat denk ik. Soms is het goed dingen te denken die je niet hoeft te zeggen.
Soms weet ik niet in welke taal ik moet denken.
Het mooiste is toch dat mensen je begrijpen.
Niet altijd gemakkelijk.
Niet altijd.
Uiteindelijk heb ik geleerd te zeggen wat mensen willen horen.
Onvoorstelbaar wat mensen allemaal willen horen.
Doe normaal.
De mensen weten niet hoe graag ik normaal wil zijn.
Als het echt hard regent, houdt karton het amper een kwartier uit. Tegen de gewone kou en het snerpen van de wind kan het helpen. Tegen de bittere kou is het niet opgewassen.
En als de bittere kou in jezelf zit, heb je er al helemaal niets aan.”

 

 
Elvis Peeters (Grimbergen, 10 augustus 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e augustus ook mijn blog van 10 augustus 2017 en ook mijn blog van 10 augustus 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch, Elvis Peeters, Michail Zostsjenko, Piet Bakker, René Crevel

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Kees van Kooten op dit blog.

Uit: Leve het welwezen

“De volgende dag vertrok onze familie, want in Nederland gingen de scholen alweer bijna beginnen. Mijn vrouw en ik zouden nog een dag of tien hier blijven. Daar blijven, bedoel ik. Ik zwom iedere dag mijn vaste kwartiertje, maar begon al na een paar schoolslagen van die rare zware armen en schouders te krijgen. Dus gestopt met zwemmen, maar de borstpijn bleef zeuren. En nog iets nieuws: lopend van het huis naar de schuur en weer terug moest ik regelmatig halt houden om op adem te komen. Thuis natuurlijk niks zeggen. Sterke aandrang om een paar maal per dag in het geniep te gaan liggen slapen. Dit nog niet eerder meegemaakt.
Ik belde onze huisarts in Amsterdam en vroeg of hij op maandag 25 augustus even vijf minuten naar mij zou willen luisteren. Afgesproken. Tien uur ’s ochtends. Wij vingen onze terugtocht aan op de vrijdagmiddag hieraan voorafgaand.
Het autorijden viel mee: in zittende positie had ik nauwelijks pijn. En we reden om beurten. Twee keer overnacht. Maar toen ik ’s avonds voor het hotel onze twee weekendtassen uit de auto tilde moest ik ze onderweg naar de kamer vier à vijf keer neerzetten.
Zondagavond rond middernacht weer thuis in Amsterdam. Tot een uur of drie als een bezetene gegraven in de opgehoopte kubieke meter post, kranten en bladen. Ik lag tien nummers van het Amerikaanse weekblad The New Yorker achter. Ik ben (was) abonnee sinds 1972. Hier kom ik nog op terug.
Tegen drieën naar bed. Wekker op zeven uur gezet, want ik wilde mijn twee kleinkinderen verrassen. Na deze nerveuze hazenslaap schoot ik haastig dezelfde kleren aan die ik vier uur terug had uitgetrokken, zette ondersteboven een gekke zonnebril op, trok de loze shoebag uit mijn reistas als een kaboutermuts over mijn hoofd en stak met een literpot Franse pindakaas, waar broer (10) en zus (6) zo gek op zijn, de nog slapende straat over. Zij wonen namelijk, handig, tweehonderdvijftig meter bij ons vandaan.
Gedurende dit kippeneindje moest ik vijf keer stoppen en al mijn kracht en adem bij elkaar schrapen om verder te kunnen lopen.
Maar ik hield de omgekeerde bril en de kaboutermuts dapper op, ondanks de verbaasd gapende passagiers van de passerende tramlijn 16, en tikte ten slotte met de pot pindakaas op het raam van de benedenwoning.”

 

 
Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)
Cover

Lees verder “Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch, Elvis Peeters, Michail Zostsjenko, Piet Bakker, René Crevel”

Dolce far niente, Guus Luijters, Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch

Dolce far niente

 

 
Gezicht op Amsterdam met schepen op het IJ door Ludolf Backhuysen, 1666

 

En ‘s avonds namen we de pont

En ‘s avonds namen we de pont
over het IJ en keken naar
de sterren in het water
naar de schepen in de nacht
met hun kajuit van licht waar
gezongen werd misschien een psalm
we voeren heen en weer van onze
naar de overkant waar wij
niet wilden zijn het IJ gleed
ons voorbij een schip gelijk
maar als van donker glas met
huiverende rimpelingen
zou het vanzelf weer ochtend
worden en waren wij erbij
voor een morgen aan het IJ

 

 
Guus Luijters (Amsterdam, 3 november 1943)
Het IJ tijdens Sail 2010

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Guus Luijters, Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch”

Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Kees van Kooten op dit blog.

Uit: Droomvakantie (Het groot bescheurboek)

“Onze stewardess was alleraardigst (we kregen de man twee snoepjes voor het opstijgen), alle koffers kwamen onbeschadigd uit het vliegtuig, we mochten zondermeer doorlopen van de douane, de taxichauffeur was een schat die een schijntje rekende en zo’n mooi hotel hadden we nog nooit gezien.
De bedden waren om nooit meer uit op te staan, alles dééd het in de badkamer en het ontbijt leek wel een diner!
Het hotelpersoneel weigerde fooien aan te nemen, het gebruik van de overdreven gevulde 300 liter-koelkast op de kamer was gratis en als je ’s avonds je zwemvliezen voor de deur zette, bleken ze ’s ochtends gepoetst!
Wij waren drie weken lang de enigen op het zes kilometer lange, goudgele zandstrand; de ligstoelen, parasols, waterfietsen en sorbets waren gratis; terwijl de zeeëgels een stukje opzij zwommen als ze je zagen aankomen, zodat je niet in ze zou trappen.
Als je terugkwam op je kamer lag het verschoonde bed al opengeslagen, met een bos rozen op je kussen. Er hingen nieuwe schilderijen en op de televisie kon je de hele wereld ontvangen.
We hebben elkaar wel tot zes uur ’s ochtens stomdronken op de hotelgang achterna gezeten, zonder dat iemand er iets van zei; de receptionist aan de balie schreef desgewenst de ansichtkaarten naar huis en in het verwarmde zwembad mocht je gewoon dwars door je badpak heen plassen.
’s Avonds aan het diner kwam er een gitarist met gewoon zijn gitaar nog in het foudraal langs alle tafeltjes, om te zeggen dat hij, gratis, niet zou spelen.
Autochtoon dansen deden ze daar niet, dus kwam er niemand vragen of je mee wilde doen en daar werden ook nog eens geen foto ’s van genomen, die de volgende dag niet voor tien gulden te verkrijgen waren.
Op zondag waren alle winkels, café’s, postkantoren, banken en doktoren open. Alleen de begrafenisondernemers waren dicht, dus dan sloegen we die gewoon een dagje over.
Ze hebben daar af en toe een wind die omgevallen glazen weer overeind zet en kranten precies op de goede pagina’s openblaast. Drie keer woei er zomaar een prachtig hoedje op mijn hoofd!”

 
Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

Lees verder “Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch”

Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Kees van Kooten op dit blog.

Uit: Het groot bescheurboek

“Cadeautje
We zagen het jarenlang aankomen en eindelijk is het nu dan dus gebeurd: al onze vrienden en kennissen hebben alles al. De laatste die nog wat miste was Piet want die had gek genoeg nog geen wekradio maar laat hij nu van Medea voor zijn laatste verjaardag een wekradio krijgen! Medea zelf heeft trouwens nog een tijdjelang geen stoomkrultang gehad tot ze die dus met haar vorige moederdag van Jason bekwam. Toen zei ze het nog: nu heb ik geloof ik wel zo ongeveer alles wat ik hebben wou! Dat maakt het er voor ons als een van hun beste vrienden niet eenvoudiger op, want we kunnen toch lastig met lege handen aanbellen, als we komen. En helemaal niet als je ziet wat Koos en Medea altijd voor een werk van hun avondjes maken.

Soms hebben ze zalm zelfs. En het hele kleed nemen ze op, dat er gedanst kan worden, eventueel!
Nu hebben wij de laatste vier, vijf verjaardagen van allerhande Leuke Oude Dingen gegeven want daar waren ze nogal op zo’n beetje. Maar op een gegeven moment begonnen ze Leuke Oude Dingen dúbbel te krijgen en dan gaat het hard. Zo kregen ze de vorige keer maar liefst zeven oude koekblikken waarvan ze er al vier hadden staan. En de porseleinen diertjes die Medea opgaf als je vroeg wat ze wou hebben (Oh niks. Alleen maar een porseleinen beesje. Ik verzamel namelijk zo’n beetje porseleinen beesjes) waren uitgegroeid tot een kudde van over de honderd honden, poezen, hertjes, varkens en aapjes met een enkel mannetje of herderinnetje ertussen van vrienden die in de gauwigheid zo vlug geen beesje hadden kunnen vinden. En dat zijn dan alleen Koos en Medea nog maar! Jan en Popje, Henk en Lise-Lore, Bob en Daphne en noem de hele keng maar op: stuk voor stel zitten ze vol. Alles hebben ze al, alles. En nog wat.
Affijn: 11 maart bij Nees en Carla kwamen we met ons allen hardop tot de conclusie dat iedereen alles al had. Bij die gelegenheid kreeg Carla zesmaal Elite Hotel van Emmylou Harris en drie keer De Uitvaart van Mama Grande van Gabriel Garcia Marquez. Toen hebben we dus min of meer afgesproken dat het geen zin meer had en dat we een punt achter de Cadeaux gingen zetten.”

 
Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

Lees verder “Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch”

70 Jaar Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2010 en eveneens alle tags voor Kees van Kooten op dit blog. Kees van Kooten viert vandaag zijn 70e verjaardag.

 

Uit: Scheren

 

‘Het is niet zoals er sommigen zijn die dit de laatste tijd overal schijnen rond te beweren (achter mijn rug en hun hand natuurlijk altijd hoor, zo doen de dames en heren wel, want kom je ze ergens gewoon tegen dan zijn ze een en al Hoe gaat het en ooh dan zie je er ineens ZO goed uit en dan vinden ze je toch ZO’N leuke broek aandragen en zo die dingen) maar ik herhaal dat het dus ABsoluut niet is dat ik het mij niet zou kunnen verOORloven, een elektries scheerapparaat.

Toevallig heb ik namelijk zojuist DUIZEND GULDEN op DE BANK gezet tegen een looptijd van achtenkwart procent over zeven jaar, dat ik dat sommetje daar rustig kan laten liggen staffelen, dus dan zou IK mij als diegene geen electries scheerapparaat kunnen behappen?! Nou al is het een electroniese digitaal-shaver met 24 koppen en ingebouwde elektret-mikrofoons – die koop ik namelijk ZO, als ik hem zou willen. Want dan wil ik diezelfde mensen die mij op deze insinuerende wijze rondstrooien wel even verklappen dat ik namelijk toevallig NOG EEN KEER DUIZEND GULDEN op een ANDERE BANK heb staan uitgroeien! En wel expres mijn bedje een beetje verspreid à zevenhalf procent over zes jaar tijds. Dus hiermee moge ik dan definitief het praatje van de wereld afdoen dat ik bepaalde zaken niet zou kunnen betalen. Ik kan ALLES betalen. Ik kan elk electries apparaat, ALS het maar bestaat, in huis halen, als ik hier behoefte voor zou voelen hebben. Wat mijn ogen zien, kunnen mijn handen neertellen. En of bepaalde mensen hier vooral goede nota van willen knopen! De enige reden dat ik geen electries scheerapparaat heb, is, dat ik geen electries scheerapparaat heb. Ik heb geen electries scheerapparaat omdat ik mij nog steeds niet electries scheer.

En wel hierom: dat ik mij nooit electries ben gaan scheren, maar altijd aan het mesje heb vastgehouden.

Aan extra haargroei blijft het bij mij bij mijn bovenlip (maar dan daarboven) en de Kin Rondom. Maar die moeten dan ook elke dag ontdaan worden. Een Baard als zodanig ontspringt mij echter niet. Met een eenvoudig Krabbertje scheer ik mijn gezicht binnen vier minuten Het Heertje. Tegen vieren ’s middags, als mijn opkomende snor zijn “shadow” over mijn hoofd begint te “five o’clocken” schaaf ik de boel in een extra beurtje voor als ik ergens heenmoet wel eens opnieuw helemaal morgenschoon. Verder niks geen problemen. Wat mijn kwaliteit van Scheren aangaat draai ik ergens middenin het grote slappe mannenpeloton mijn rondjes”.

 

 

Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

In zijn rol van het vieze mannetje 

Lees verder “70 Jaar Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch”

Kees van Kooten, Alfred Döblin, Moses Isegawa, Mark Doty, Jerzy Pilch, Robin Pilcher, Jorge Amado, René Crevel, Piet Bakker, Blanca Varela, Barbara Erskine

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2006 en ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2008 en ook mijn blog van 10 augustus 2009.

 Uit: Dagboek van een rij-instrukteur (Het groot bescheurboek)

“Maandag

Oude van Swieten opgehaald voor wekelijks uurtje Achteruit Parkeren. Grote genade: hoe lang geef ik die sul nou al les? Rechtsaf gaat nu wel, maar linksaf en parkeren nog hopeloos. Hij is ook zo doof als een kwartel. Maar geld geen probleem. Zwaait aan eind van les deur weer eens open zonder in achteruitkijkspiegel te hebben gekeken.

’s Avonds fietser opgezocht in RK Ziekenhuis, met bloemetje namens Rijschool. Directie verzocht om grotere L die ik op dak kan zetten als ik met van Swieten les. Policy van direktie echter er zo min mogelijk leswagen-achtig uit te zien, wat publiek wil. Als we ’83 in zijn geheel aan de hellingproef besteden, moet de man medio ’85 af kunnen rijden. Morgen nieuwe leerling.

Donderdag

Ik ben voor het eerst van mijn leven verliefd op een leerlinge! Ik zet haar vóór van Swieten, want dat geeft me de energie om dat uur door te komen. Vanmorgen het voor de bocht terugschakelen met haar doorgenomen, waarbij steeds hand op haar hand kon leggen voor zogenaamd korrigeren versnellingshandle. Wil theorie met haar niet op zaak maar in auto zien te doen. Koud maar aanblazer aan en stationair draaien. Zij draagt geen beha, dat heb ik ook gezien. Onweerstaanbare vrouw! Stel drie lessen per week voor. Zij vindt dit goed!”

kooten

Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

 

De Duitse schrijver Alfred Döblin werd op 10 augustus 1878 geboren in Stettin. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2006 en ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2008 en ook mijn blog van 10 augustus 2009.

 Uit: Berlin Alexanderplatz

 „Seine Nasenspitze vereiste, über seine Backe schwirrte es. «Zwölf Uhr Mittagszeitung

», «B. Z.», «Die neuste Illustrirte» , «Die Funkstunde neu«, «Noch jemand zugestiegen?« Die Schupos haben jetzt blaue Uniformen. Er stieg unbeachtet wieder aus dem Wagen, war unter Menschen. Was war denn? Nichts. Haltung, ausgehungertes Schwein, reiß dich zusammen, kriegst meine Faust zu riechen. Gewimmel, welch Gewimmel. Wie sich das bewegte. Mein Brägen hat wohl kein Schmalz mehr, der ist wohl ganz ausgetrocknet. Was war das alles. Schuhgeschäfte, Hutgeschäfte, Glühlampen, Destillen. Die Menschen müssen doch Schuhe haben, wenn sie so viel rumlaufen, wir hatten ja auch eine Schusterei, wollen das mal- festhalten. Hundert blanke Scheiben, laß die doch blitzern, die werden dir doch nicht bange machen, kannst sie ja kaputt schlagen, was ist denn mit die, sind eben blankgeputzt. Man riß das Pflaster am Rosenthaler Platz auf, er ging zwischen den andern auf Holzbohlen. Man mischt sich unter die andern, da vergeht alles, dann merkst du Strümpfen und Schuhen. Draußen bewegte sich alles, aber — dahinter — war nichts! Es — lebte— nicht! Es hatte fröhliche Gesichter, es lachte, nichts, Kerl. Figuren standen in den Schaufenstern in Anzügen, Mänteln, mit Röcken, mit wartete auf der Schutzilisel gegenüber Aschinger zu zweit oder zu

dritt, rauchte Zigaretten, blätterte in Zeitungen. So stand das da wie die Laternen — und — wurde immer starrer. Sie gehörten zusammen mit den Häusern, alles weiß, alles Holz.

Schreck fuhr in ihn, als er die Rosenthaler Straße herunterging und in einer kleinen Kneipe ein Mann und eine Frau dicht am Fenster saßen: die gossen sich Bier aus Seideln in den Hals, ja was war dabei, sie tranken eben, sie hatten Gabeln und stachen sich damit Fleischstücke in den Mund, dann zogen sie die Gabeln wieder heraus und bluteten nicht. Oh, krampfte sich sein Leib zusammen, ich kriege es nicht weg, wo soll ich hin ? Es antwortete: Die Strafe.

Er konnte nicht zurück, er war mit der Elektrischen so weit hierher gefahren, er war aus dem Gefängnis entlassen und mußte hier hinein, noch tiefer hinein.“

döblin

Alfred Döblin (10 augustus 1878 – 26 juni 1957)
De Alexanderplatz in 1903

 

De Oegandese schrijver Moses Isegawa (pseudoniem van Sey Wava) werd geboren op 10 augustus 1963 in Kawempe in Oeganda. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2008 en ook mijn blog van 10 augustus 2009.

Uit: Abyssinian Chronicles

 “Serenity could not get over the way the Fiddler walked with legs wide apart. It would have been very impolite to ask the man why he walked that way, and Serenity feared that if he asked his children, they would tell their father, who in turn would report him to his father for punishment. Consequently, he turned to his aunt with the question “Why does the Fiddler have breasts between his legs?”

“Who said the Fiddler had breasts between his legs?”

“Have you never noticed the way he walks?”

“How does he walk?”

“With legs spread wide apart as if he were carrying two jackfruits under his tunic.” He then gave a demonstration, very exaggerated, of the way the man walked.

“It is very funny, but I have never noticed it,” Grandma said, humoring him the way adults did to get out of a sticky situation.

“How could you not have noticed? He has large breasts between his legs.”

“The Fiddler has no breasts between his legs. He is ill. He has got mpanama.”

Serenity’s sisters somehow got wind of the duckwalk and could not resist telling their village peers and schoolmates about the Fiddler, his breasts, and the little clown who portrayed him in silly mimicries. As a result, Serenity got the nickname Mpanama, a ghastly sounding word used out of adult hearing that dropped from gleeful lips with the wet slap of dung hitting hard ground from the rear of a half-constipated cow. Once again he was cured of an obsession, though he continued with his visits to the poor man’s home, faintly hoping to catch him pissing or, better still, squatting on the latrine, for he really wanted to see if the Fiddler’s breasts were as large and smooth as those of the women in his father’s homestead.

isegawa

Moses Isegawa (Kawempe, 10 augustus 1963)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009.

At the Gym

This salt-stain spot
marks the place where men
lay down their heads,
back to the bench,

and hoist nothing
that need be lifted
but some burden they’ve chosen
this time: more reps,

more weight, the upward shove
of it leaving, collectively,
this sign of where we’ve been:
shroud-stain, negative

flashed onto the vinyl
where we push something
unyielding skyward,
gaining some power

at least over flesh,
which goads with desire,
and terrifies with frailty.
Who could say who’s

added his heat to the nimbus
of our intent, here where
we make ourselves:
something difficult

lifted, pressed or curled,
Power over beauty,
power over power!
Though there’s something more

tender, beneath our vanity,
our will to become objects
of desire: we sweat the mark
of our presence onto the cloth.

Here is some halo
the living made together.

doty

Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

De Poolse schrijver Jerzy Pilch werd geboren op 10 augustus 1952 in Wisla. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009.

Uit: A Thousand Peaceful Cities (Vertaald door David Frick)

„The parchment map of the sky slowly took on life. Streams of deep blue air flowed across it. Golden sand poured from the planets. Within the large constellations you could hear music. I awoke in the middle of the night, and in the dark, gropingly, I recorded in my notebook the word “occupation,” which in a moment someone would whisper in the depths of the sleeping house.

In those days I never parted for a moment with my pencil and notebook. The desire, stronger than anything else, to record words and sentences that had just been or would in a moment be uttered, directed my every step, waking and sleeping. I would place the notebook and pencil on the nightstand, and when the golden-black grandfather clock in the entryway rang out the most terrible of hours, two or three in the morning, when the Antichrist himself touched my featherbed with a wet wing, when during every season of the year an infernal silence reigned, I would reach for notebook and pencil and record the word or sentence that brought relief. “Ocupation,” I wrote, but I didn’t feel relief or consolation. From the kitchen came noises unusual for that hour. Someone was moving a chair. Someone knocked delicately, probably at the window, since the panes rattled. Someone said something. Somebody answered. I lit the lamp, and Mr. Trąba’s voice became more distinct, as if intensified by the light. To this day I am absolutely certain that, throughout my entire childhood, I was awakened from sleep either by Mr. Trąba’s voice, or by the sound of the Wittenberg bells in the church tower.“

pilch

Jerzy Pilch (Wisla, 10 augustus 1952)

 

De Russische schrijver Michail Michailovitsj Zosjtsjenko werd geboren in Sint-Petersburg op 10 augustus 1895. Zosjtsjenko begon al op jonge leeftijd met het schrijven van kortedroog-humoristische en satirische verhalen, aanvankelijk onder invloed van Maupassant. In 1921 werd hij lid van de bekende literaire broederschap Serapionbroeders. Zosjtsjenko verkreeg in de jaren twintig en dertig grote populariteit met zijn Švejk-achtige verhalen, ook in het buitenland. Later begon Zosjtsjenko ook grotere, meer experimentele werken te schrijven. Pogingen uit de jaren dertig om zich aan te passen aan het sociaal realisme kunnen echter als mislukt worden beschouwd. Zijn zwartgallige, in 1943 gedeeltelijk in het tijdschrift Oktjabr verschenen zelfanalyse Voor zonsopgang viel niet in de de gratie viel bij de CPSU en kreeg felle kritiek van Andrej Zjdanov. Zosjtsjenko werd een “verderfelijke Freudiaan” genoemd. Zijn werken mochten niet meer gedrukt worden en vanaf 1946 publiceerde hij enkel nog feuilletons en kinderboeken. Zosjtsjenko leefde na de oorlog lange tijd in kommervolle omstandigheden. Pas na de dood van Stalin in 1953 werd hij gerehabiliteerd. Hierdoor kon in 1956, twee jaar voor zijn dood, nog een band met verzameld werk worden uitgegeven.

An Old Man Dies

I am standing in a peasant hut. On the table lies an old man dying.

He’s been there for three days and hasn’t died.

Today there is a small wax candle in his hand. It falls over and goes out, but they light it again.

His relatives stand at the head of the table. Their gaze never wanders from the old man. All around there is the most unbelievable poverty, filth, rags, misery.

The old man is lying with his feet toward the window. His face is dark, tense. His breathing is irregular. At times it seems that he is already dead.

Leaning toward the old woman, his wife, I say softly: “I’ll go get the doctor. He shouldn’t be left lying there on the table for three days.”

The old woman shakes her head.

“Don’t upset him,” she says.

The old man opens his eyes and looks with his bleary gaze at those standing around him. His lips whisper something.

One of the women, young and dark complexioned, bends over the old man and listens silently to his mumblings.

“What’s he want?” asks the old woman.

“He wants titty,” answers the woman. And, quickly unbuttoning her blouse, she takes the old man’s hand and places it on her naked breast.

I see the old man’s face brighten up. Something like a smile spreads across his lips. His breathing becomes more regular and peaceful.

Everyone stands silently, stock-still.

Suddenly the old man’s body is shaken by a violent spasm. His hands fall helplessly. His face becomes stern and absolutely still. He stops breathing. He’s dead.

Immediately the old woman begins to wail. And after she starts they all wail.

I leave the hut.

 Zosjtsjenko

Michail Zosjtsjenko (10 augustus 1895 – 22 juli 1958)

 

De Duitse dichter en pastor Philipp Nicolai werd geboren in Mengeringhausen op 10 augustus 1556. Hij was leerling Ludwig Helmbold in Mühlhausen (Thüringen) en studeerde tussen 1575 en 1579 theologie in Erfurt en Wittenberg. Hierna werd hij pastor in Herdecke, waar hij moest vertrekken toen Spaanse soldaten tijdens de contrareformatie in de stad kwamen. Hij werd vervolgens luthers predikant van een ondergrondse kerk in het katholieke Keulen. In 1588 werd hij hofprediker in Wildungen en leraar van de graaf Wilhelm Ernst von Waldeck. Vanaf 1596 was hij predikant in de stad Unna in Westfalen. Unna werd in 1599 getroffen door de pest, waardoor honderden kerkleden omkwamen. Toen de dood er rondwaarde schreef Nicolai de liederenbundel Freudenspiegel des ewigen Lebens, een visioen van de hemel in het aangezicht der dood. In deze bundel komen twee van zijn beroemde koralen Wie schön leuchtet der Morgenstern en Wachet auf, ruft uns die Stimme voor. Johann Sebastian Bach inspireerde zich op deze koralen in gelijknamige cantates. Nicolai was een groot verdediger van het Lutheranisme tegen het Katholicisme en het Calvinisme.

Wie schön leuchtet der Morgenstern…(Fragment)

Wie schön leuchtet der Morgenstern,
voll Gnad und Wahrheit von dem Herrn
uns herrlich aufgegangen.
Du Sohn Davids aus Jakobs Stamm,
mein König und mein Bräutigam,
du hälst mein Herz gefangen.
Lieblich, freundlich, schön und prächtig,
groß und mächtig, reich an Gaben,
hoch und wunderbar erhaben.

Du meine Perl, du werte Kron,
wahr Gottes und Marien Sohn,
ein König hochgeboren!
Mein Kleinod du, mein Preis und Ruhm,
dein ewig Evangelium,
das hab ich mir erkoren.
Herr, dich such, hosianna,
himmlisch Manna, das wir essen,
deiner wird ich nie vergessen.

Gieß sehr tief in mein Herz hinein,
du leuchtend Kleinod, edler Stein,
die Flamme deiner Liebe
und gib, daß ich an deinem Leib,
dem auserwählten Weinstock, bleib
ein Zweig in frischem Triebe.
Nach dir steht mir mein Gemüte
ew’ge Güte, bis es findet
dich des Liebe mich entzündet.

 nicolai

 Philipp Nicolai (10 augustus 1556 – 26 oktober 1608)

 

De Franse schrijver Joseph Bialot werd op 10 Augustus 1923 geboren in Warschau. Hij vluchtte met zijn familie in 1930 voor de anti-semitische represailles naar Frankrijk. In 1944 werd hij met valse papieren gearresteerd in Grenoble. Een dag na zijn 21e Verjaardag volgde de deportatie naar Auschwitz-Birkenau. Hij overleefde de hel van het concentratiekamp – door zijn joodse geloof te ontkennen. Na zijn terugkeer naar Frankrijk schreef hij tal van detectives, die hem bekend maakten bij een breed publiek. Pas tientallen jaren na zijn bevrijding vond hij de kracht om te schrijven over Auschwitz. In 2002 verscheen C’est en hiver que les jours rallongent.

Uit: C’est en hiver que les jours rallongent

 Un soir, il y a quelques années de cela, je feuilletais un bouquin en attendant l’heure des infos à la télévision.

Son coupé, je jetais pas intermittence un coup d’oeil sur le téléviseur.

Sans préavis, une image capte mon attention. Une photo de barbelés encadrant un ensemble de bâtisses en briques, d’arbres, de miradors. Pas de doute, le décor incrusté sur l’écran est celui d’un Lager, d’un camp. Plus précisément: Auschwitz. Le camp central, Auschwitz I. Mon lieu de séjour en 1944.

J’ ignorais que, ce soir-là, FR3 passait ‘La mort est mon métier’, le film tiré de l’ouvrage de Robert Merle.

Mais un détail m’impressionne, m’intrigue, les arbres!

– Où ont-ils donc tourné? Ces arbres n’existaient pas à Auschwitz I.

Eclair. Mémoire idiote. Il y avait des arbres au camp. Ils venaient d’être plantés, de jeunes arbustes encore soutenus par leurs tuteurs. Et, plus de quarante ans après, ils étaient montés à l’assaut du ciel.

Le lendemain, encore étonné de ma découverte,j’en fais part au téléphone à une amie, une ancienne de Bergen-Belsen, Isa C. Sa réponse arrive d’un jet.

-Que veux-tu, les arbres ont poussé après notre mort.

(…)

 Tout cela nous apparaissait naturel à l’époque. Chacun pour soi et Dieu pour tous ! L’ennui est que, lorsqu’Il s’est aperçu de ce que faisaient les êtres qu’Il avait bâtis à son image, Il a été pris d’une telle trouille qu’Il s’est enfui et qu’Il court encore.

Au camp, tout était simple. Croyant ? Il ne restait qu’à se suicider… Athée ? Il fallait absolument découvrir la foi, ou du moins croire en soi, non pour vivre mais pour durer. Ceux qui n’ont pas résolu le dilemne sont morts les premiers.”

 bialot

 Joseph Bialot (Warschau, 10 Augustus 1923)

 

De Britse schrijver Robin Pilcher werd geboren op 10 augustus 1950 in Dundee. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Uit: Starburst

„The confetti was a bit of a mystery. Two weeks after the wedding and the multicoloured flakes still kept appearing in every room of the flat. Sometimes they materialized in force under the new king-sized bed or piled up in small drifts behind the television in the sitting room; other times no more than a single fragment floated delicately on toaster thermals around the kitchen. At first, despite the need to vacuum every room on a daily basis, its presence had given Tess a warming sense of fulfilment, a constant reminder of everything that had happened on her Big Day. But now, as she pulled the polo-necked jersey from the top shelf of her wardrobe and a fresh flurry drifted down onto the polished floorboards of the bedroom, she felt it was all becoming a bit of an inconvenience and, like thawing snow, it had been around too long.

 Tess had a sneaking suspicion that it was Allan who was to blame for it all. She had visions of him tiptoeing about the flat, sprinkling the tissue petals around like love dust so as to keep the spirit of their wedding day alive. But when she had broached the subject on the previous morning as he stood stark-naked shaving in front of the full-length bathroom mirror, he had rather disappointingly denied the whole idea. “Nice thought, angel”—mouth to the left as he scraped away at the right cheek—“but I’m afraid it’s not been me”—chin pulled down for more scraping under nose—“probably like sand after being on a beach”—turns to look at newly-wedded wife with perfectly formed shaving-foam goatee and gesticulates with razor in hand—“you know, you find it between your toes and in your belly button and other places for days afterwards.”

pilcher

Robin Pilcher (Dundee, 10 augustus 1950)

 

De Braziliaanse schrijver Jorge Amado de Faria werd op 10 augustus 1912 geboren in Ferradas, in de gemeente Itabuna. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2008 en ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Uit: The War Of The Saints (Vertaald door Gregory Rabassa)

That day, though the hour was surprisingly late, the Sailor Without a Port was only just entering the far side of the Bay of All Saints, from upriver, under full sail–the sea, a blue mantle, the lover told his beloved. And strangely enough, in the wake of the wind, Maria Clara”s voice was not to be heard trailing off in the throes of a love song.
If it happened that way it was simply because, in addition to the customary cargo of aromatic pineapples, cashews, and mangos, at Santo Amaro da Purificação the sloop had undertaken the responsibility–the mission, we should say–of transporting to the state capital a statue of Saint Barbara of the Thunder, famed for her eternal beauty and miraculous powers. Despite the evident displeasure of the vicar, the parish had agreed to loan the statue, to be displayed at a highly touted religious art exhibit that was being celebrated in prose and verse in the press and among intellectuals: “The cultural event of the year,” as the newspapers proclaimed. In order to carry out this sacred commission, the sloop”s captain, Master Manuel, had had to put off his habitual morning departure, delaying almost twelve hours, but he did it willingly: It would be worth the trouble, and besides, Dona Canô never requested favors, she gave orders.
The vicar felt less upset when he learned that a priest and a nun were also going along; he was young and modern, hair in disarray, wearing civilian clothes, while she was on in years, thin, pale, in a black habit. Divine providence, which never fails, had sent them to accompany the saint.”

 amado

 Jorge Amado (10 augustus 1912 – 6 augustus 2001)

 

De Franse dichter en schrijver René Crevel werd geboren op 10 augustus 1900 in Parijs. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Regard

Ton regard couleur de fleuve
Est l’eau docile et qui change

Avec le jour qu’elle abreuve.

Petit matin, Robe d’ange

Un pan du manteau céleste
Sous tes cils, entre les rives

S’est pris. Coule, coule eau vive.

La nuit part, mais l’amour reste

Et ma main sent battre un cœur.

L’aube a voulu parer nos corps de sa candeur.

Fête-Dieu.

Le désir matinal a repris nos corps nus

Pour sculpter une chair que nous avions cru lasse.

Sur les fleuves au loin déjà les bateaux passent.

Nos peaux après l’amour ont l’odeur du pain chaud.

Si l’eau des fleuves est pour nos membres,

Tes yeux laveront mon âme ;

Mais ton regard liquide au midi que je crains

Deviendra-t-il de plomb ?

J’ai peur du jour, du jour trop long

Du jour qu’abreuve ton regard couleur de fleuve

Or dans un soir pavé pour de jumeaux triomphes

Si la victoire crie la volupté des anges,

Que se révèle en lui la Majesté d’un Gange.

 crevel

René Crevel (10 augustus 1900 – 18 juni 1935)
Portret door Jacques-Emile Blanche

 

De Nederlandse journalist en schrijver Piet Bakker werd geboren in Rotterdam op 10 augustus 1897. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Uit: Ciske de Rat

“Zo kwam Ciske de Rat bij ons op school”
“We krijgen vandaag een exemplaar, waar we nog wel vreugde van zullen beleven,” zei Maatsuyker, de bovenmeester, toen we vanmorgen op de gang een laatste trekje aan onze sigaren deden. “Nee mensen, een nummer! En jij krijgt ‘m in je klas, Bruis!”
Dat laatste was voor mij bestemd.
Ik keek hem een beetje onverschillig aan, want Maatsuyker doet altijd zo opgewonden en gewichtig. Speciaal tegen mij omdat ik nog maar een blauwe Maandag op z’n school ben. Van de anderen weet hij, dat hij ze moeilijk kan imponeren, van mij moet hij dat nog ondervinden.
“Wat is er aan de hand?” deed ik droogjes.
Maatsuyker liet de as op zijn vest vallen en deed onaangenaam druk.
“Nou dat zal ik je vertellen. Gisteren is Verdoef van de Roomse school bij me geweest en die zei, dat we een jongen van hun bij ons kregen en dat schijnt me een knááp te zijn, anders zouden ze niet zo vrijgevig wezen. Hoe hiet dat jog…? ‘k Heb ‘m hier op een briefje … Franciscus Aloysius Gerardus Vrijmoeth, Roomser kan het niet me al die voornamen! Maar bij Verdoef noemden ze ‘m de Rat. Da’s in ieder geval kort en krachtig.“

bakker

Piet Bakker (10 augustus 1897 – 1 april 1960)
Boekomslag

 

De Peruaanse dichteres Blanca Leonor Varela Gonzáles werd geboren in Lima op 10 augustus 1926. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Swifter is Time

being in something
once or always
stone animal man
story of a color
swift shadow in my chest
time
time badgers me and clashes with me
I ask
I write in the air
with my tongue I write
with my hands and feet I wrote
with my eyes

love
a hostile wave knocks me over
I join words against words
I don’t believe in any of this story
and nevertheless each morning
I invest the absurd brilliance that awakes me
the border of shadow
consciousness
the original trap
sun up
earth down

at the center of the old gesture
of a tree that assaults me
with the innocence of trees
the song
that crosses the night
things
move beautifully toward death
the hour falls apart by itself
far from everything
brilliance and destruction
air in the rift
or rift in the air
neither stone or animal or man
the flower points out the crime
with a silent blush

nobody not even time itself
dare to interrupt time

 

Vertaald door Michael L. Smith

varela

Blanca Varela (10 augustus 1926 – 12 maart 2009)

 

De Britse schrijfster Barbara Erskine (eig. Barbara Hope-Lewis) werd geboren op 19 augustus 1944 in Nottingham. Zie ook mijn blog van 10 augustus 2009. (deel 2)

Uit: What do Druids Believe? door Philip Carr-Gomm

When I was a child I set up an altar in woodland at the bottom of the garden. on it I put a little gold cross wedged into a lump of plasticine. Now, many years later, I realise this was a first expression of leanings towards what I now recognise as druidic Christianity, or Christian Druidism.

I came from a Church of England family and went to a school which worshipped daily in the chapel. Faith foundered however when I studied history at university. I encountered for the first time Christianity’s downside: it had been too much mediated by politics, cruelty, misogyny and fundamentalism, caring little for Jesus’s teachings of tolerance and love; it seemed to encourage exploitation of the natural world and it used the heavy hand of guilt rather than love to corral its followers. Like many others I questioned and fell away.

When I discovered Druidry it was a homecoming into a philosophy which encompassed all that I held dear and it brought me into the western spiritual tradition, something which had been part of my soul without my realising it. My world was animistic. I had always prayed to the one God and all the gods, feeling that that expressed my true beliefs even though I was not comfortable with wholesale paganism. (Barbara Erskine April 2005).

erskine

Barbara Erskine (Nottingham, 10 augustus 1944)

Alfred Döblin, Moses Isegawa, Kees van Kooten, Mark Doty, Jerzy Pilch

De Duitse schrijver Alfred Döblin werd op 10 augustus 1878 geboren in Stettin.

Uit: Er is geen pardon (Vertaald door Pieter Cramer)

 

“Je hoorde over aandelenkoersen en hun catastrofale dalingen, deze en gene had miljoenen verloren, er was ergens een geweldige zwendel aan het licht gekomen, waarbij ongelooflijke bedragen ter sprake kwamen, zodat de eenvoudige loon- en salarisontvanger de haren te berge rezen. Er werden stemmen gehoord die beweerden dat deze zaken met een verachtelijk speculantendom samenhingen, het hele beurswezen zou besmet zijn, en dan was het nog maar een kleine stap naar de simpele gevolgtrekking, waar de arme loon- en salarisontvanger altijd al zeker van was: de beurs zelf is een besmettelijke ziekte. Aanvankelijk konden ze zich er nog mee troosten dat de getroffen landen geografisch ver verwijderd lagen, de kleine man had het idee dat je de telefoonverbindingen eenvoudigweg kon verbreken, er een soort quarantainegordel omheen optrekken. Verder dacht men er niet meer aan. Want iedere blik vanuit het raam op de straat toonde dat alles als vroeger was, het werd voorjaar, het werd zomer, wie geld had, ging op reis, wie niet, bleef thuis, velen wisten helemaal niets van het verschrikkelijke, verre malheur, eigenlijk was dat ook het beste. Het was welbeschouwd het verstandigste om de krant op te zeggen, geen kranten meer te lezen, zich niet zenuwachtig te laten maken! (…)

Toen klonk er plotseling een weliswaar zachte, maar toch zeer doordringende jammerklacht, te vergelijken met kattegejank, uit industrie- en handelskringen op. Ze moesten geld terugbetalen. Op zich was dat niets bijzonders en zou het grote publiek, dat vreedzaam op zijn moordzaken en vliegtuigongelukken teerde, niet hebben opgewonden. Maar het waren zo ontzettend veel bedrijven en zulke grote, en die konden geen van alle betalen! Het waren zulke machtige firma’s, wier namen door hun waanzinnige groei in de laatste tien jaar beroemd waren geworden, hun aandelenkapitalen groeiden bijna maandelijks met een nul, je kon spreken van namen die met een luisterrijke glans omgeven waren. Zij konden schulden niet afbetalen die – ze op zich genomen hadden!”

 

doeblin

Alfred Döblin (10 augustus 1878 – 26 juni 1957)

 

De Oegandese schrijver Moses Isegawa (pseudoniem van Sey Wava) werd geboren op 10 augustus 1963 in Kawempe in Oeganda.

 

Uit: Snakepit

 

„Bat Katanga did his first and only job interview inside a military helicopter, the missile-laden Mirage Avenger, owned by General Samson Bazooka Ondogar. In the years to come, his first impression of the machine would repeat itself in his mind like a leitmotif. The thing looked surreal, the spinning blades like whirling knives, the sun’s rays its only decoration. The military-green colour gave the monstrosity the look of a toad, some creature made for children to play with, or to dump things in. He had the sense that it would not take off, or if it did, that it would drop them in the lake. It reminded him of his return from Britain a fortnight before. Entebbe Airport had been empty, his plane the only plane on the tarmac, aside from the Learjet belonging to a famous astrologer. Since the coup, air traffic had dried up, except for the weekly Libyan and Saudi flights which brought supplies and a few intrepid passengers. For a moment, it felt as if the Avenger had been dispatched to take him to exile.

 

He remembered waking up early that morning with the feeling that his life was about to change in some major way, and showering for a very long time, as if shedding his skin, and putting on his best suit. He remembered leaving his friend’s house with the belief that the time had come to rise and face his destiny. It was as if the ground were shifting, making things rock and vibrate. He remembered arriving at the Parliament Building and standing at the gate, in the shadow of the massive statue of Marshal Amin Dada. The statue resembled the hundreds of its replicas stationed in towns all over the country. He remembered the big dark Boomerang 600 which picked him up, the door held open by a soldier, and dropped him at the Nile Perch Hotel.“

 

isegawa

Moses Isegawa (Kawempe, 10 augustus 1963)

 

De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag.

 

Uit: Mooiste Foto (Het groot bescheurboek)

 

Nu doet de westermens graag een Mooie Foto van zichzelf in zijn autopapierenportefeuille, waar hij opstaat hoe het ook anders kon, of uit de tijd dat zijn gezicht nog goedkwam na het opstaan.

– Dat ben jij toch niet wel?

– Wie? Oh die. Ja dat ben ik.

– Je lijkt hier heel iemand anders op.

– Nee dat lijkt maar zo.

– Hier haal ik jou helemaal niet uit.

– Ik ben het toch echt hoor.

– Je bent hier eigenlijk best knap.

– Knap? Laat eens zien. Jaja, ik zie wat je bedoelt.

– Echt een boeiende kop, heb je hier.

– Ja op die manier. En jij valt wel op dit type? Ik bedoel bij wijze van hoofd?

En dan lost zij plotseling op, of jezelf, want men is hem niet dagelijks, die daar op de foto. Heeft u zelf een Mooiste Foto van uzelf?

Dan zult u moeten toegeven dat dit evenmatig de minst op uw spiegel lijkende foto is! Mijn gemiddelde ligt op per tien jaar één Mooiste Foto van mijzelf. De eerste dateert uit de schoolbank en wel de bekende Lachende Schrijfhouding met Penhouder-foto. Mijn Mooiste Foto tot dan toe Twee stamt uit De Militaire Dienst want daar heb ik een voorhoofd na een speedmars met nat zwart zweethaar, de binnenhelm achterover en een sigaret met dichtgeknepen ogen, waarvan je zou zweren dat ik een filmfoto van een oorlogssoldaat was. Die heeft nu tien jaar gecirculeerd als op feestjes de fotoos werden rondgedeeld. Hier, dat is wel gek, daar zat ik nog in Dienst. Mijn laatste Mooiste Foto is echter mooier dan alles ooit van mijzelf genomen. Toevalsmooi? Zon, licht, houding en sluitertijd legden mij in onnaspeelbaar samenspel toch maar mooi op de gevoelige plaat! Loog de Lens? Misschien een voorbeeld dan: stel nu een twee meter veertig lange blonde vrouw eens op de camerahoogte op, met in allebei haar oog de goede focus, die mij in dezelfde sluiterflits waarnam van driemetervijfenveertig afstand. Aha: wat te bewijzen was. Zij zou mij geen haar minder hebben gezien dan even de camera deed, in casa mijn vrouw de fotogravin! Dus de geen homofiele beroepsfotograaf slaagt van mij waarschijnlijk elke maand een nieuwe Mooiste Foto te kieken!“

 

koot_klein

Kees van Kooten (Den Haag, 10 augustus 1941)

 

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 10 augustus 2006 en ook mijn blog van 10 augustus 2007 en ook mijn blog van 10 augustus 2008.

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Hij behaalde zijn Bachelor of Arts aan de Drake University in Des Moines en zijn Master of Fine Arts in creative writing aan het Goddard College in Vermont. Doty heeft al twaalf dichtbundels op zijn naam staan en drie bundels met memoires. Voor Fire to Fire: New and Selected Poems kreeg hij in 2008 de National Book Award for poetry.

 

Description 

 

My salt marsh

-mine, I call it, because

these day-hammered fields

 

of dazzled horizontals

undulate, summers,

inside me and out-

 

how can I say what it is?

Sea lavender shivers

over the tidewater steel.

 

A million minnows ally

with their million shadows

(lucky we’ll never need

 

to know whose is whose).

The bud of storm loosens:

watered paint poured

 

dark blue onto the edge

of the page. Haloed grasses,

gilt shadow-edged body of dune…

 

I could go on like this.

I love the language

of the day’s ten thousand aspects,

 

the creases and flecks

in the map, these

brillant gouaches.

 

 

The Embrace

 

You weren’t well or really ill yet either;

just a little tired, your handsomeness

tinged by grief or anticipation, which brought

to your face a thoughtful, deepening grace.

 

I didn’t for a moment doubt you were dead.

I knew that to be true still, even in the dream.

You’d been out—at work maybe?—

having a good day, almost energetic.

 

We seemed to be moving from some old house

where we’d lived, boxes everywhere, things

in disarray: that was the story of my dream,

but even asleep I was shocked out of narrative

 

by your face, the physical fact of your face:

inches from mine, smooth-shaven, loving, alert.

Why so difficult, remembering the actual look

of you? Without a photograph, without strain?

 

So when I saw your unguarded, reliable face,

your unmistakable gaze opening all the warmth

and clarity of you—warm brown tea—we held

each other for the time the dream allowed.

 

Bless you. You came back so I could see you

once more, plainly, so I could rest against you

without thinking this happiness lessened anything,

without thinking you were alive again

 

MarkDoty

Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)

 

De Poolse schrijver Jerzy Pilch werd geboren op 10 augustus 1952 in Wisla. Hij studeerde Pools in Krakau en werkte daarna van 1989 tot 1999 als redacteur bij het liberaal-katholieke tijdschrift Tygodnik Powszechny. Sindsdien werkte hij als zelfstandig schrijver en als feuilletonist bij het tijdschrift Polityka en bij Dziennik. Hij debuteerde in 1988 met Wyznania twórcy pokątnej literatury erotycznej (Engels: „Confessions of an author of illicit erotic literature”)

 

Uit: His Current Woman (Vertaald door Bill Johnston)

 

“Kohoutek was awake; he lay on his back and cogitated. What’s to be done, dear Lord, what is to be done? Dear Lord, it’s not that I’m taking Your name in vain, but for God’s sake what’s to be done?
Over the roof of the house the frenzy of the November night intensified; it was eleven o’clock in the evening, but at that time of year it was already pitch black, the midpoint of a dark road with no turning back and no end in sight. The inhabitants of the house had long been sound asleep. Bright clouds were racing across the sky at a fearsome pace like canoes full of Indians; the eternally immobile hills seem to be entertaining all kinds of movement, while, over there, in the attic of the old slaughterhouse, my current woman is sleeping, wrapped up in three woolen blankets.
What’s to be done? What’s to be done? What’s going to happen tomorrow when someone notices that the three woolen blankets are not where they belong? And what’s going to happen when mother notices that the bread has been cut crookedly and that a sizeable length of hunter’s sausage is missing? I’ll say that I ate it. Even then there’ll be a row because I ate it any old how, instead of setting the table properly first. The blankets are more of a problem. Any moment now someone will notice that three woolen blankets aren’t where they belong, and then the fun will begin in earnest.

The three woolen blankets are supposed to be on the wooden benches in the hearth room. At this time of year hardly anyone goes into the hearth room; actually, hardly anyone ever goes into the hearth room, but there’s always the terrifying possibility that tomorrow someone might just pop in there. And if someone does, whoever it might be, Kohoutek’s father, or his mother, or Oma, or Kohoutek’s child, whoever it might be, there’s no way they could fail to notice that three woolen plaid blankets are not in their place.”

 

pilch

Jerzy Pilch (Wisla, 10 augustus 1952)

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e augustus ook mijn vorige blog van vandaag.