Dolce far niente, Rainer Maria Rilke, Kees Fens, Nic Pizzolatto, Jan Wagner, Isabelle Autissier, Ntozake Shange, Terry McMillan, Heinrich von Kleist

 

Dolce far niente

 

 
Een herfstavond in Parijs door Eugen Galien-Laloue (1854 – 1941), z.j.

 

Herbstabend

Wind aus dem Mond,
plötzlich ergriffene Bäume
und ein tastend fallendes Blatt.
Durch die Zwischenräume
der schwachen Laternen
drängt die schwarze Landschaft der Fernen
in die unentschlossene Stadt.

 


Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Praag, de geboorteplaats van Rainer Maria Rilke

 

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit: De nasmaak van het onsterfelijke

“Vondels gedicht is een specimen van een soort literatuur die wij kwijt zijn, niet literair, maar literair beschouwelijk en dat is levensbeschouwelijk. Het is de literatuur die eenheidscheppend is, niet, alweer, in de literaire en daarvan afgeleide literair-kritische betekenis, maar een die eenheid ontleent aan een samenhangend wereldbeeld, in het geval van Vondel het alles insluitende en alles met elkaar in relatie brengende rooms-katholicisme, dat zich in zijn universele greep in elk deel ervan manifesteert, in het sacrament van het altaar dus ook. Misschien daar vooral, omdat daar de stofwisseling van hemel en aarde – brood wordt lichaam van Christus, wie het brood eet, neemt Christus in zich op, transformeert diens bloed in zijn eigen bloed – het meest zichtbaar is. In de ‘Koorzang’, die aan het eerste boek van Altaergeheimenissen voorafgaat, staan de regels:

Alwaar zijn uitgestorte dierbaar bloed
Rantsoen is voor zijn ledematen

De transformatie door vlees en bloed gaat het hele lichaam van alle gelovigen aan die kunnen eten en drinken. Ik citeerde de regels niet zonder opzet: het sacrament van eten en drinken staat centraal in Kellendonks roman Mystiek lichaam. De grote eenheid-scheppende conceptie van het kerklichaam, die indrukwekkende mythe, die hemel en aarde, leven en dood samenbrengt en met elkaar verzoent, maar in zijn afstoting van de maaltijd ook sommigen buitensluit, wordt zichtbaar in deze roman, vertekend en verpulverd, maar nog altijd barstend van de verwijzingen naar het grote geheel, dat de hoofdfiguren nog altijd in de greep houdt. In het verbeeldingswerk dat de roman is.
Kellendonk had nog een andere reden voor de keuze van Vondels leerdicht. Ze lijkt een toevallige, ze werd een in meer opzichten essentiële. Hij had een editie van het werk, verzorgd door de priesterdichter A. van Delft, in zijn bezit. Het bleef vijfentwintig jaar ongelezen, het boek ongeopend. In die periode las hij veel poëzie. Het boek werd een droom, maar ook het archetype van poëzie, juist doordat het ongelezen bleef, en daarbij het werk van een dichter die al even archetypisch was: monumentaal en ongelezen, een dichter die er is, omdat elk land een groot dichter moet hebben: ‘Vondel is de naam die we aan die leemte gegeven hebben.’ Altaergeheimenissen was de naam die Kellendonk aan de behoefte tot grote poëzie had gegeven.
Ik denk dat in ieders leven een ongelezen boek moet zijn; dat het literaire lezen levend blijft door het uitstel van het lezen van dat ene boek: het boek dat de leemte zou kunnen vullen die al dat lezen nodig maakt. Kellendonk sloeg het tenslotte open en hij kreeg daar ineens, vermoed ik, veel meer gelijk van een gedicht dan hij ooit verwacht had. Hij heeft, de inhoud van zijn drie colleges bewijzen het, een zeer eigen Vondel en ook diens Altaergeheimenissen voor ons ontdekt, hij heeft ook, gezien de nabeschouwing, een in zijn eigen schrijverschap passende ontdekking gedaan, in elk geval zag hij zijn eigen wereldbeeld uitgedaagd door dat van Vondels poëzie, maar daarin ook bevestigd. Vijfentwintig jaar lijkt hij de rechtvaardiging van eigen schrijverschap in huis te hebben gehad.”

 

 
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

 

De Amerikaanse schrijver Nic Pizzolatto werd geboren op 18 oktober 1975 in New Orleans, Louisiana. Zie ook alle tags voor Nic Pizzolatto op dit blog.

Uit: Between Here and the Yellow Sea

“You said it,” Coach says, and I wonder if I was thinking out loud. He nods at the windshield, where rain spatters. I’m used to thinking out loud, especially in a moving truck. At this time I still work for Lone Star Environmental, in Port Arthur, and my days are spent driving back roads with a clipboard, noting phosphorus and ammonia levels in the watershed, making sure farmers aren’t spreading chicken shit over their fields. In the evening you might catch me at Petro Bowl or Chili’s, trying to buy drinks for grade school teachers and secretaries, but at work I drive alone, five to seven hours, and on those days I tend to narrate my thoughts, turning observations into stories. Rilke wrote, “Love your solitude, for solitude is difficult.” I remind myself not to think out loud.
Rain builds, and before we reach Las Cruces a torrent lets loose, hiding the road under a curtain of water. Metal writhes in my jawbone. The wipers don’t do much, and Coach leans close, squinting. He takes a pill from a brown plastic bottle.
“It’s late enough.” He swallows. We pull over onto the shoulder, rain drumming. He slouches against the window and tugs his baseball cap down. Coach doesn’t coach anymore, but he receives a generous stipend from Port Arthur High and the honorary title of athletic coordinator, which is what eight district championships and three state titles get you in East Texas. I watch him breathe, softened, rain making the windows look like creeks, and I try to connect this man sleeping so calmly with the man I used to see, the fuming, granite-faced commander on the edges of hallways, on the sidelines of a game. I try to figure how he got from there to here. I do that because at this age one of my essential habits is to look for causal links, find stories, and I spend a great deal of time combing through the past, as if answers were there. I’m at an age when I drive in circles, and I take the words of poets and famous men at face value. I’m four years out of high school, living in the house my grandmother left me, and not until sometime after Coach and I reach Los Angeles will I stop looking for answers.
My cheek rests against the window, because it’s cold and dulls my jaw’s throbbing. Coach starts to snore.
I was there the day she left. I mowed lawns back then, and on that Sunday I worked the yard next to Coach Duprene’s house. A red Chevy Blazer parked in their driveway. Four boys I knew from school were in that truck. The back end sagged with boxes and bags, a surfboard. High school was over, and they were all moving to California. Coach Duprene watched from the porch and didn’t wave as the truck rolled away”.

 

 
Nic Pizzolatto (New Orleans, 18 oktober 1975)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.

 

Quittenpastete

wenn sie der oktober ins astwerk hängte,
ausgebeulte lampions, war es zeit: wir
pflückten quitten, wuchteten körbeweise
gelb in die küche

unters wasser. apfel und birne reiften
ihrem namen zu, einer schlichten süße –
anders als die quitte an ihrem baum im
hintersten winkel

meines alphabets, im latein des gartens,
hart und fremd in ihrem arom. wir schnitten,
viertelten, entkernten das fleisch (vier große
hände, zwei kleine),

schemenhaft im dampf des entsafters, gaben
zucker, hitze, mühe zu etwas, das sich
roh dem mund versagte. wer konnte, wollte
quitten begreifen,

ihr gelee, in bauchigen gläsern für die
dunklen tage in den regalen aufge-
reiht, in einem keller von tagen, wo sie
leuchteten, leuchten.

 

Champignons

wir trafen sie im wald auf einer lichtung:
zwei expeditionen durch die dämmerung
die sich stumm betrachteten. zwischen uns nervös
das telegraphensummen des stechmückenschwarms.

meine großmutter war berühmt für ihr rezept
der
champignons farcis. sie schloß es in
ihr grab. alles was gut ist, sagte sie,
füllt man mit wenig mehr als mit sich selbst.

später in der küche hielten wir
die pilze ans ohr und drehten an den stielen –
wartend auf das leise knacken im innern,
suchend nach der richtigen kombination.

 

 
Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

 

De Franse schrijfster en zeilster Isabelle Autissier werd geboren op 18 oktober 1956 in Parijs. Zie ook alle tags voor Isabelle Autissier op dit blog.

Uit: Plotseling, alleen (Vertaald door Floor Borsboom)

“Ze zijn vroeg vertrokken. Het belooft een schitterende dag te worden zoals wel vaker op die onstuimige Zuidpoolzee, de hemel van een diep, vloeibaar blauw, van een transparantie die je alleen aantreft rond de vijftigste breedtegraad zuid. Geen rimpeltje op het wateroppervlak, de Jason, hun boot, lijkt te zweven over een tapijt van donker water. Bij gebrek aan wind peddelen albatrossen kalmpjes rond de romp.
Ze hebben de rubberboot hoog op het strandje getrokken en zijn langs het voormalige walvisstation gelopen. De verroeste staalplaten, verguld door de zon, hebben iets vrolijks, met hun mengeling van oker, lichtbruin en vaalrood. Het door de mensen verlaten station is wederom in bezit genomen door de dieren, dezelfde als waarop eeuwenlang jacht is gemaakt, die zijn afgemaakt, geslacht en te koken gelegd in enorme traanovens die nu op instorten staan. Rond elke hoop bakstenen, in half ingestorte krotten, te midden van een wirwar van pijpen die nergens meer heen gaan, nestelen groepen behoedzame pinguïns, families pelsrobben en zeeolifanten. Ze hebben de dieren een tijdlang gadegeslagen en zijn pas laat in de ochtend uit het dal omhooggeklommen.
‘Een dikke drie uur,’ had Hervé tegen hen gezegd, een van de weinigen die hier ooit is geweest. Zodra je op het eiland de kustvlakte achter je laat, verlaat je het groen. De wereld wordt mineraal; rotsen, kliffen, met gletsjers bedekte bergtoppen. Ze zetten er stevig de pas in, giechelend als middelbare scholieren op schoolreisje bij het zien van de kleur van een steen, het heldere water van een bergbeekje. Bij de eerste hoge piek, voordat ze de zee uit het oog verliezen, lassen ze nogmaals een pauze in. Het is van zo’n eenvoud, zo mooi, haast niet te beschrijven. De baai omgeven door donkere rotswanden, het water dat glinstert als kwikzilver in het briesje dat opsteekt, de oranje vlek van het oude station en de boot, hun goeie ouwe boot, die met toegevouwen vleugels ligt te soezen, net als de albatrossen van vanochtend. Op volle zee glanzen roerloze gevaartes, witblauw, in het licht. Niets is vrediger dan een ijsberg bij rustig weer. De hemel wordt doorkliefd door immense schrammen, schaduwloze wolken op grote hoogte die de zon met goud omrandt.”

 

 
Isabelle Autissier (Parijs, 18 oktober 1956)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Zie ook alle tags voor Ntozake Shange op dit blog.

 

you are sucha fool

you are sucha fool/ i haveta love you
you decide to give me a poem/ intent on it/ actually
you pull/ kiss me from 125th to 72nd street/ on
the east side/ no less
you are sucha fool/ you gonna give me/ the poet/
the poem
insistin on proletarian images/ we buy okra/
3 lbs for $1/ & a pair of 98 cent shoes
we kiss
we wrestle
you make sure at east 110 street/ we have cognac
no beer all day
you are sucha fool/ you fall over my day like
a wash of azure

you take my tongue outta my mouth/
make me say foolish things
you take my tongue outta my mouth/ lay it on yr skin
like the dew between my legs
on this the first day of silver balloons
& lil girl’s braids undone
friendly savage skulls on bikes/ wish me good-day
you speak spanish like a german & ask puerto rican
market men on lexington if they are foreigners

oh you are sucha fool/ i cant help but love you
maybe it was something in the air
our memories
our first walk
our first…
yes/ alla that

where you poured wine down my throat in rooms
poets i dreamed abt seduced sound & made history/
you make me feel like a cheetah
a gazelle/ something fast & beautiful
you make me remember my animal sounds/
so while i am an antelope
ocelot & serpent speaking in tongues
my body loosens for/ you

you decide to give me the poem
you wet yr fingers/ lay it to my lips
that i might write some more abt you/
how you come into me
the way the blues jumps outta b.b.king/ how
david murray assaults a moon & takes her home/
like dyanne harvey invades the wind

oh you/ you are sucha fool/
you want me to write some more abt you
how you come into me like a rollercoaster in a
dip that swings
leaving me shattered/ glistening/ rich/ screeching
& fully clothed

you set me up to fall into yr dreams
like the sub-saharan animal i am/ in all this heat
wanting to be still
to be still with you
in the shadows
all those buildings
all those people/ celebrating/ sunlight & love/ you

you are sucha fool/ you spend all day piling up images
locations/ morsels of daydreams/ to give me a poem

just smile/ i’ll get it

 

 
Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)

 

De Afrikaans – Amerikaanse schrijfster Terry McMillan werd geboren op 18 oktober 1951 in Port Huron, Michigan. Zie ook alle tags voor TerryMcMillan op dit blog.

Uit: I Almost Forgot About

“I hate to admit it, but if I had the energy, I’d kill to have sex with the first one who walked into my bedroom tonight. I’d let him do anything he wanted to do to me. It’s been centuries since I’ve had sex with a real man, and I’m not even sure I’d remember what to do first should I ever get so lucky again. In fact, I think I’d be too uncomfortable, not to mention scared of getting all touchy-feely, and don’t even get me started on him seeing me naked. Hell, this is why I sleep with the remote.
When I hear the doorbell, I glance over at the broken blue clouds inside the clock on the night table. I’ve been waiting 40 minutes for this pizza, which means they’re going to owe me a free one! I roll off the bed on my side, even though the other side has been empty for years. I walk over to the door and yell, “Be right there!” Then I grab my wallet out of my purse and beeline it to the front door, because I’m starving. That is so not true. I’m just a little hungry. I’m trying to stop lying to myself about little things. I’m still working on the big ones.
I open the door, and standing there sweating is a young Black kid who can’t be more than 18. His head looks like a small globe of shiny black twists that I know are baby dreadlocks. His cheeks are full of brand-new zits. His name tag says “Free.”
“I’m so sorry for the delay, ma’am. There was a accident at the bottom of the hill, and I couldn’t get up here, so this one’s on the house.”
He looks so sad, and I’m wondering if the price of this pizza is going to be deducted from his little paycheck, but I dare not ask.
“I don’t mind paying for it,” I say. “It wasn’t your fault there was an accident.” I take the pizza from him and set it on the metal stairwell.
“That’s real thoughtful of you, but I’m just glad this is my last delivery for the night,” he says, leaning to one side as if he’s pretending not to look behind me, but of course he is. “This a real nice crib you got here. I ain’t never seen no yellow floors before. It’s downright wicked.”

 
Terry McMillan (Port Huron, 18 oktober 1951)

 

De Duitse dichter en schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook alle tags voor Heinrich von Kleist op dit blog.

Uit: Michael Kohlhaas

“Der Junker, den der mächtige Schweißhengst sehr reizte, befragte ihn auch um den Preis; der Verwalter lag ihm an, ein Paar Rappen zu kaufen, die er wegen Pferdemangels in der Wirtschaft gebrauchen zu können glaubte; doch als der Rosskamm sich erklärt hatte, fanden die Ritter ihn zu teuer, und der Junker sagte, dass er nach der Tafelrunde reiten und sich den König Arthur aufsuchen müsse, wenn er die Pferde so anschlage. Kohlhaas, der den Schlossvogt und den Verwalter, indem sie sprechende Blicke auf die Rappen warfen, miteinander flüstern sah, ließ es aus einer dunkeln Vorahndung an nichts fehlen, die Pferde an sie loszuwerden. Er sagte zum Junker: »Herr, die Rappen habe ich vor sechs Monaten für 25 Goldgülden gekauft; gebt mir 30, so sollt Ihr sie haben.« Zwei Ritter, die neben dem Junker standen, äußerten nicht undeutlich, dass die Pferde wohl so viel wert wären; doch der Junker meinte, dass er für den Schweißfuchs wohl, aber nicht eben für die Rappen Geld ausgeben möchte und machte Anstalten aufzubrechen; worauf Kohlhaas sagte, er würde vielleicht das nächste Mal, wenn er wieder mit seinen Gälen durchzöge, einen Handel mit ihm machen sich dem Junker empfahl und die Zügel seines Pferdes ergriff, um abzureisen.
In diesem Augenblick trat der Schlossvogt aus dem Haufen vor und sagte, er höre, dass er ohne einen Passschein nicht reisen dürfe. Kohlhaas wandte sich und fragte den Junker, ob es denn mit diesem Umstand, der sein ganzes Gewerbe zerstöre, in der Tat seine Richtigkeit habe? Der Junker antwortete mit einem verlegnen Gesicht, indem er abging: »Ja, Kohlhaas, den Pass musst du lösen. Sprich mit dem Schlossvogt und zieh deiner Wege.« Kohlhaas versicherte ihn, dass es gar nicht seine Absicht sei, die Verordnungen, die wegen Ausführung der Pferde bestehen möchten, zu umgehen, versprach bei seinem Durchzug durch Dresden den Pass in der Geheimschreiberei zu lösen und bat, ihn nur diesmal, da er von dieser Forderung durchaus nichts gewusst, ziehen zu lassen. »Nun!«, sprach der Junker, da eben das Wetter wieder zu stürmen anfing und seine dürren Glieder durchsauste, »lasst den Schlucker laufen. Kommt!«, sagte er zu den Rittern, kehrte sich um und wollte nach dem Schlosse gehen. Der Schlossvogt sagte, zum Junker gewandt, dass er wenigstens ein Pfand zur Sicherheit, dass er den Schein lösen würde, zurücklassen müsse. Der Junker blieb wieder unter dem Schlosstor stehen. Kohlhaas fragte, welchen Wert er denn an Geld oder an Sachen zum Pfande wegen der Rappen zurücklassen solle? Der Verwalter meinte, in den Bart murmelnd, er könne ja die Rappen selbst zurücklassen.”

 

 
Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)
Monument in Frankfurt an der Oder

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e oktober ook mijn blog van 18 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 18 oktober 2015 deel 2.

Kees Fens, Nic Pizzolatto, Jan Wagner, Isabelle Autissier, Ntozake Shange, Terry McMillan, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold

 

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit: Het beslissende boek

“Ik sprak zojuist over een tweede helft van de cirkel. Daarmee wil ik ook aangeven dat wie leest zichzelf uitbreidt, en wel met een gebied dat ineens ook zijn eigen gebied blijkt te zijn. Dat echt mooie, wat is dat? Ik geloof dat je dat kunt omschrijven als het passende, datgene wat voor jou is, het eigene. Op datzelfde moment wordt het boekenbestand opgedeeld in drie soorten, t.w. mijn boeken, jouw boeken en zijn of haar boeken; die drie zullen elkaar nooit ontmoeten, en dat is ook het fijne ervan. Nog een precisering van het beeld van die halve cirkel: die bestaat overigens natuurlijk wel uit heel veel kleine segmenten: want eenzijdig is de tweede helft vaak allerminst, al hebben de onderdelen ervan vaak wel veel met elkaar te maken.
Om te verduidelijken wat zich bij zo’n lezer afspeelt, wil ik hier nog enkele andere omschrijvingen aanvoeren, zoals: ‘Weggaan en toch thuiskomen’. Weggaan, naar plaats, tijd, en naar mensen en thuiskomen in andere tijden, op andere plaatsen, bij andere mensen. Ook heb ik het wel, vanuit het boek zelf denkend, als volgt voorgesteld: daar, ginds naar plaats of tijd genomen – vroeger dus – is met mij als lezer rekening gehouden. Het meest fascinerende is wel dat je als kind nog altijd – en hoe dat komt, wil ik straks proberen te verklaren – meer gestalten hebt en in meer tijden kunt bestaan.
Eindelijk vind je, zo is althans mijn ervaring, alles beschreven waarvan je altijd al gedacht hebt dat het bestond. Er ontstaat een soort bewustwording van bi-locatie en pluri-locatie. Soms lijkt het erop dat je – en dat is een heel sterke sensatie – uit die wereld van het boek hier en nu te vondeling bent gelegd. Daarmee wordt lezen de meest persoonlijke bezigheid; en daar komt geen opvoeder aan te pas, want jij bepaalt zelf welke jouw boeken zijn.
Waaruit bestaat dan de taak van de opvoeder? Vooral uit het niet opvoeden. Hoogstens levert de opvoeder de mogelijkheden tot keuze van die boeken. Dat hij dan ook de lezer beïnvloedt is niet juist, maar die eer moeten wij hem gunnen, want deze periode is zijn schijnbare glorietijd. Hij is de leverancier, de aanbrenger van de boeken die beslissend kunnen worden; met opzet druk ik mij hier erg voorzichtig uit. Die opvoeder werkt mee – of hij werkt niet mee: het kan natuurlijk ook dat de boeken er niet bij zijn – aan het mogelijk vóórkomen van het toeval; en het is helaas waar: van het toeval hangt alles af. Wie het treft, is dan zeer gelukkig.”

 

 
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

Lees verder “Kees Fens, Nic Pizzolatto, Jan Wagner, Isabelle Autissier, Ntozake Shange, Terry McMillan, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold”

Kees Fens, Nic Pizzolatto, Jan Wagner, Ntozake Shange, Terry McMillan, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit:Het beslissende boek

“Wat ik te zeggen heb is enigszins ontmoedigend; het is eigenlijk in twee zinnen samen te vatten. De eerste is een uitspraak van de figuur uit een heel bekend verhaal van Carmiggelt. In een niet al te opgewekte bui zegt deze: ‘Een opvoeder is een stakker die in het duister tast.’ Ik vind dat toch nog enigszins positief. Ik zou er deze meer negatieve definitie aan willen toevoegen: ‘Een opvoeder is een brandweerman; hij komt altijd te laat: hij kan hoogstens de belendende percelen nat houden om grotere ongelukken te voorkomen.’ Misschien mag ik hier nog een tweede, eveneens ontleende uitspraak aan toevoegen: ‘Onderwijs is valse paarlen voor echte zwijnen’. Dat is een van de vermoeide levenswijsheden van Marnix Gijsen, die bij mijn weten overigens nooit voor de klas heeft gestaan. Over de glorie van die stakkerigheid, over het eeuwig te laat en over die valse paarlen wil ik hier enkele overwegingen aan u voorleggen.
Ik ben er altijd van overtuigd geweest – maar vooral de laatste jaren ben ik er steeds zekerder van geworden – dat elke lezer in zijn leven vier perioden kent, als hij tenminste tijd van leven krijgt.
Alleen de eerste en de laatste daarvan zijn m.i. voor hemzelf belangrijk. Waarom? Omdat het lezen in die periodes is wat het in wezen is, namelijk een vorm van egotisme. Tussen die eerste en vierde periode in wordt door vele opvoeders, leraren en anderen gepoogd de lezer aan dat egotisme te onttrekken. Met succes? Soms, maar ik geloof dat het in veel opzichten een schijnbaar succes is. Het einde van de eerste periode valt m.i. rond het twaalfde jaar; uiteraard zal dat van kind tot kind verschillen. Die periode zelf is de schijnbare glorietijd van de opvoeder. Voor het kind, dat wij ook geweest zijn, is lezen in de eerste periode iets mooi vinden of niet mooi vinden; het woord ‘goed’, als kwaliteitsaanduiding, bestaat gelukkig niet. Ontdekken dat iets mooi is, is in feite de toeëigening van iets. Je kunt het ook zo zeggen dat je datgene wat je leest eigen herkent en het je daarom ook eigen maakt. Nog weer anders gezegd: mooi is wat (h)erkend wordt, en dat kan iets heel onbekends zijn.
Voor mezelf heb ik wel eens het volgende beeld bedacht: bij het lezen wordt voor de lezer ineens de tweede helft zichtbaar van de cirkel. Die twee helften samen nu vormen de lezer. Het woord ‘vormen’ zou ik dan graag in twee opzichten verstaan zien. Als je het overziet, dan kan je zeggen dat er voor de lezer maar weinig is dat hij echt mooi vindt; en binnen dat mooi wordt die nuancering heel duidelijk aangebracht. Alleseters – of ‘alles lezers’, moet ik eigenlijk zeggen – onder de kinderen zijn doorgaans karakterloos; ze wekken altijd de meeste verwachtingen en die komen dan ook nooit uit. Het zijn eigenlijk een soort potten waar alle deksels op passen; persoonlijk wantrouw ik die.”

 

 
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

Lees verder “Kees Fens, Nic Pizzolatto, Jan Wagner, Ntozake Shange, Terry McMillan, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold”

Kees Fens, Jan Wagner, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit: Tussentijds (Waar komt Sebastiaan vandaan?)

“Het uit 1931 daterende gedicht ‘Het veer’ van Nijhoff behoort tot die vele verzen die in de overlevering van hun eigen tekst los zijn geraakt: in de traditie is het vers gereduceerd tot een thema. Het is geworden tot een gedicht over iets; dat het gedicht verhalend is, wordt wel niet vergeten, maar uit het verhaal worden alleen die punten gelicht die directe illustratie zijn van het thema. Met blijmoedig gemak gaat men dan over op de behandeling van een volgend vers uit Nieuwe gedichten en literatuurbehandeling wordt nu het hanteren van een toverformule: in het volgende vers blijkt tot ons aller geluk en verrassing hetzelfde thema aanwezig, zij het natuurlijk in een ander verhaal, maar dat is niet iets om lang halt bij te houden. Wat mij altijd bij een dergelijke benadering van poëzie verwondert, is het gebrek aan verwondering, misschien moet ik zeggen, de onmogelijkheid tot verwondering bij de lezer. Laat ik voor ‘Het veer’ slechts één punt releveren: de aanwezigheid van een martelaar uit de vierde eeuw in een Hollands landschap met wagens, fietsen, auto’s is toch wel verbazingwekkend. Uit die verbazing zou toch de vraag kunnen voortkomen, welke zin het heeft, juist de martelaar Sebastiaan in het Holland van de twintigste eeuw te plaatsen.
De gangbare opvatting over het gedicht staat weergegeven in een beschouwing van drs. G. Kamphuis, ‘Dichter en volk in het werk van Martinus Nijhoff’1. Het is een goede weergave met enige bijzondere informatie en terecht een terloopse verwijzing naar het gedicht ‘Holland’ uit De wandelaar:
‘De dichter beschrijft daarin (in “Het veer”, F.), hoe Sebastiaan zich losmaakt van de boom waaraan hij was vastgebonden, de pijlen uit zijn wonden trekt, zijn lichaam wast in een vijvertje en vervolgens om zich heen ziet in het Hollandse landschap, waarin hij zich bevindt. Er volgt dan een van de indringendste evocaties van dat landschap welke onze literatuur kent. Dat hieraan een werkelijkheidsbeleving ten grondslag lag (een pontveer in de Haarlemmermeer, waarvoor de dichter op een avond met zijn auto moest wachten), is van weinig belang, vergeleken bij de kracht van de bezielde werkelijkheidssuggestie, van het magisch realisme waarmee Nijhoff het avondlandschap voor ons oproept.’ (Kamphuis citeert hierna de tweede en derde strofe.) Hij vervolgt dan: ‘Zo slaat Sebastiaan in de vallende avond het va-et-vient van de veerpont gade met zijn wisselende lading. En langzamerhand wordt hij zich ervan bewust, dat de dagelijkse, aardse werkelijkheid alle geheimen in zich bergt, naar de verkrijging waarvan hij zijn gehele leven had gestreefd.”

 

 
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

Lees verder “Kees Fens, Jan Wagner, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold”

Kees Fens, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit: Uren, dagen, jaar

“Uitgezonderd de eerste zin, die om enkele trekken aan het begin van een jongensboek doet denken en om enkele andere redenen wat vreemd is, is de eerste alinea van De avonden van Gerard Kornelis van het Reve karakteristiek voor het hele boek, in zoverre die alinea opgebouwd is uit de drie elementen die het hoofdmateriaal vormen voor de afzonderlijke hoofdstukken en door de onderlinge gelijkenis van die hoofdstukken van de hele roman: beschrijving, monoloog (subs. dialoog) en droom: ‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevend horloge, dat aan een spijker hing. “Kwart voor zes”, mompelde hij, “het is nog nacht.” Hij wreef zich in het gezicht. “Wat een ellendige droom”, dacht hij. “Waar ging het over?” Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de huiskamer vol bezoek was. “Het wordt dit weekeind goed weer”, zei iemand. Op hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de bezoeker met een zware bons op de grond.’
In de eerste zin wordt de hoofdpersoon geleidelijk in tijd en plaats benaderd. Er heeft een duidelijke verbijzondering plaats, totdat de hoofdfiguur met voor- en achternaam is genoemd. Opvallend is, dat een precisering aanwezig is die in de rest van het boek ontbreekt. Er worden geen data meer genoemd en ‘Schilderskade’ is de enige straatnaamvermelding in het boek (behalve de indirecte vermelding in het woord ‘Middenwegwind’, door Frits’ moeder gebruikt). Het hele boek door loopt Frits langs naamloze straten, grachten en pleinen. Al bij de eerste grote wandeling in het eerste hoofdstuk ziet men de voor De avonden kenmerkende wijze van routebeschrijving: ‘Hij sloeg bij de rivier links af en ging over de granieten oeverrand lopen. Hij liep een brug met dikke stenen balustrades over, volgde de andere oever, passeerde een brede, drukke straat en sloeg tenslotte de straat langs een gracht in, aan welks begin pakhuizen stonden.’ De positie van de beschrijver is hier gewijzigd: in de eerste zin een verteller, die overziet en meer weet, is hij nu een registrator.”

 
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)
Kunstwerk in de Chasséstraat in Amsterdam

Lees verder “Kees Fens, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold”

Ntozake Shange , Kees Fens, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

 

People of Watts

where we come from, sometimes, beauty
floats around us like clouds
the way leaves rustle in the breeze
and cornbread and barbecue swing out the backdoor
and tease all our senses as the sun goes down.

dreams and memories rest by fences
Texas accents rev up like our engines
customized sparkling powerful as the arms
that hold us tightly black n fragrant
reminding us that once we slept and loved
to the scents of magnolia and frangipani
once when we looked toward the skies
we could see something as lovely as our children’s
smiles white n glistenin’ clear of fear or shame
young girls in braids as precious as gold
find out that sex is not just bein’ touched
but in the swing of their hips the light fallin cross
a softbrown cheek or the movement of a mere finger
to a lip many lips inviting kisses southern
and hip as any one lanky brother in the heat
of a laid back sunday rich as a big mama still
in love with the idea of love how we play at lovin’
even riskin’ all common sense cause we are as fantastical
as any chimera or magical flowers where breasts entice
and disguise the racing pounding of our hearts
as the music that we are
hard core blues low bass voices crooning
straight outta Compton melodies so pretty
they nasty cruising the Harbor Freeway
blowin’ kisses to strangers who won’t be for long
singing ourselves to ourselves Mamie Khalid Sharita
Bessie Jock Tookie MaiMai Cosmic Man Mr. Man
Keemah and all the rest seriously courtin’
rappin’ a English we make up as we go along
turnin’ nouns into verbs braids into crowns
and always fetchin’ dreams from a horizon
strewn with bones and flesh of those of us
who didn’t make it whose smiles and deep
dark eyes help us to continue to see
there’s so much life here.

 

 

Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)

Lees verder “Ntozake Shange , Kees Fens, Heinrich von Kleist, Raymond Brulez, Jan Erik Vold”

Kees Fens, Jan Erik Vold, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2009 en ook mijn blog van 18 oktober 2010.

Uit: Simon Vestdijk: Eenheid in de verscheidenheid

„Wanneer ooit eens iemand gaat uitrekenen hoeveel uitgewerkte portretten van historische en fiktieve personen te vinden zijn in het hele oeuvre van Vestdijk, en hoeveel landschappen, steden en tijdperken er het dekor van vormen, zal dat een ogenblik van grote schrik onder lezers en critici worden. En toch, groter verschil dan tussen al die personages en hun omstandigheden, is niet denkbaar, althans uiterlijk.

Kijk bijvoorbeeld eens naar de onderwerpen die in de vijf jaar na 1960 ter sprake zijn gekomen: allemaal verschillend, al kan een Nurks opmerken dat het een en ander erin hem toch niet onbekend voorkomt. De Griekse kultuur in De held van Temesa bijvoorbeeld (maar het is een andere periode en zelfs een ander deel van Europa dan tot nu toe, dit Magna Graecia van de vijfde eeuw voor Christus), het Lahringenachtige stadje van Zo de ouden zongen … (maar op de keper beschouwd heeft wát er in dat stadje gebeurt toch heel weinig te maken met Anton Wachter), en de Alpen, tweemaal, namelijk in Een alpenroman en in Het genadeschot. Juffrouw Lot, De filosoof en de sluipmoordenaar en Bericht uit het hiernamaals heb ik dan nog niet eens genoemd, evenmin als de essays, over muziek (ik zeg er verder niets meer over omdat ik Vestdijk op dit terrein voortdurend uit het oog verlies), over ‘literatuur en leven’ in De leugen is onze moeder, en dan nog de memoires van Gestalten tegenover mij en het afzonderlijke lange opstel De zieke mens in de romanliteratuur. Het is duidelijk, dat Vestdijk eerder de onderwerpen en dekors attaqueert waar hij het nog nooit over gehad heeft dan dat hij nauwe aansluiting bij zijn vroegere werk zoekt. Het is al verschillende malen opgemerkt: het heeft er veel van weg dat hij de hele schepping persoonlijk nog eens over wil doen.

Deze veelvoudigheid en veelvormigheid van Vestdijks werk is het eerst opvallende feit dat men over hem kan vaststellen, en het signaleren ervan is dus noodgedwongen een banaliteit, maar niemand ontkomt er aan bij een overzicht van zijn hele werk of zelfs van de produktie van enkele jaren. Hier ligt namelijk voor mijn gevoel de oorzaak van de terughoudendheid van vele lezers, meer eigenlijk dan die van de bewondering van anderen. Deze reserve komt niet zozeer voort uit argwaan tegen de kwaliteit bij een zo overstelpende kwantiteit (al wordt dat argument vaak gebruikt), als wel uit protest tegen een Sisyphusarbeid die de lektuur van gemiddeld twee volkomen verschillende boeken van één auteur per jaar betekent: net als je er bent, kun je opnieuw beginnen.“

 

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

Lees verder “Kees Fens, Jan Erik Vold, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange”

Kees Fens, Jan Erik Vold, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Rick Moody, Raymond Brulez, François Choderlos de Laclos

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Kamertoneel in de winter (Over ‘Vier wintervertellingen’ van Gerard Reve)

“Van de vier verhalen sluiten ‘De winter’, ‘De vakantie’ en ‘Herfstdraden’ naar opzet, schrijfwijze en thematiek nauw bij elkaar aan. Opvallend is, dat de inzet van alle drie verhalen conventioneel is. ‘De winter’ begint als volgt:

‘De winter had ongewoon vroeg in gezet. Het was pas begin november, maar er viel een dichte bui natte sneeuw, voortgejaagd door een stormachtige wind. Telkens wanneer zich de wind, na een korte adempauze, opnieuw verhief, leek het of hij de rij lage huisjes in elkaar zou blazen om daarna de overblijfselen in het rond te strooien.

Henk stond in de smalle erker van de voorkamer en staarde in de warreling van de voorbijsnellende sneeuwvlokken.’

Dat kan het begin zijn van een traditionele wintervertelling. De derde alinea laat Henk aan het woord, en de bij de lezer wellicht opgekomen illusie verdwijnt terstond. Die derde alinea luidt: ‘Het zachte hout groeit nog steeds’, zei hij bij zichzelf. ‘Maar ik moet het ergens naar toebrengen waar het veilig is. Als de storm niet ophoudt, moet ik een veilige plek zoeken. Want daar moet ik het planten. Voordat het te laat is.’ Er is een fel contrast tussen deze onconventionele gedachte en de voorgaande traditionele beschrijving. Wellicht is ‘contrast’ nog te zwak: de twee hebben in feite niets met elkaar van doen. Er staan al dadelijk voor de lezer twee werelden naast elkaar. ‘De vacantie’ zet al niet minder traditioneel in: ‘In de middag, toen Darger uit school kwam en zich naar huis begaf, regende het even niet meer, maar toen hij bijna de helft van de afstand had afgelegd, begon het opnieuw.’ Die regenzinnen – van een doordrenkende eentonigheid – gaan nog even door. Tot in het begin van de tweede alinea. Maar ook dan heeft meteen de verandering plaats: het vreemde element schuift de bekende omgeving binnen. Die tweede alinea luidt:

‘Een fijne motregen daalde neer, en er waren geen tekenen dat het spoedig droog zou worden. Darger liep naar de schoorsteenmantel en begon met een groen vaasje te spelen. Toen hij het op zijn kant legde, rolde het van de rechter- naar de linkerzijde van de schoorsteenmantel. Hij meende, dat dit betekende dat de schoorsteenmantel meer helde dan vroeger, omdat tot dusver een rond voorwerp er alleen maar over heen wilde rollen als iemand het eerst een duwtje gaf.’

fens

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

 

De Noorse dichter, vertaler en musicus Jan Erik Vold werd geboren op 18 oktober 1939 in Oslo. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

SHE ASKED: WHAT ARE ALL
those cobble
stones
for? Those

you have tilted
up by a
lever? Do you think that the truth
hides

under the pavement? That that’s where
they keep
the tram rails
hidden?

 

EVEN A PERSON
is made
of
paper. It may be torn

to pieces, it
may be
shorn to shreds, it may be burned. May
be crumpled

up and thrown
into the bin. A piece of paper
will get
no cemetary cross.

 

Vertaald door Jan Erik Vold

 vold

Jan Erik Vold (Oslo, 18 oktober 1939)

 

De Afrikaans – Amerikaanse schrijfster Terry McMillan werd geboren op 18 oktober 1951 in Port Huron, Michigan. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Getting to Happy

“Are you sure you don’t want to come to Vegas with me?” my husband asks for the second time this morning. I don’t want to go, for two reasons. First of all, it’s not like he’s inviting me for a hot and heavy weekend where I’ll get to wear something snazzy and we’ll see a show and casino-hop and stay up late and make love and sleep in and order room service. Not even close. It’s another exciting trade show. Isaac builds decks, fences, gazebos and pergolas, and as of a few months ago, playhouses. He’s in love with wood. Can I help it if I don’t get worked up hearing about galvanized nails or color-clad chain links and breakthroughs in screws and joists?

I don’t bother answering him because he’s known for weeks I’m under a deadline for a story I’m doing on the rise in teenage pregnancy in Arizona—Phoenix in particular—which is the other reason I can’t go. I’ve been sitting in front of my laptop in my pajamas for the past forty minutes waiting for him to leave so I’ll finally have three and a half days to myself to focus. But he is taking his sweet time.

I didn’t hear you.” He’s looking for something. I dare not ask what. “You’d have the room all to yourself for most of the day. You could still work.”

“You know that’s not true, Isaac.” I take a sip of my lukewarm coffee. I’ve been to so many of these conventions, trying to be the supportive wife, but I always get stuck with the wives, most of whom just want to sit around the pool all day reading romance novels or People magazine while they sip on margaritas and eat nachos, or linger in the malls for hours with their husbands’ credit cards, trying on resort wear for the cruise they’re all going on in the near future.”

 McMillan

 Terry McMillan (Port Huron, 18 oktober 1951)

 

De Amerikaanse schrijfster Wendy Wasserstein werd geboren op 18 oktober 1950 in New York. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Shiksa Goddess

“Then the bottom fell out. I was speaking at the Lion of Judah luncheon in Palm Beach recently when I noticed a woman in a Lilly Pulitzer dress, one strand of pearls, and fortyyear-old pink Pappagallo shoes leaning against the door. She stood out from the crowd because, instead of the omnipresent Barry Kieselstein-Cord purse with lizard clasp, she was carrying a battered lacrosse stick.

At the conclusion of my talk, she approached the podium. “I hope you don’t mind my speaking to you, but I believe we are related,” she said.

I looked at her dead-straight blond hair and smiled politely. “I doubt it.”

“Your name translates to Waterston,” she continued. “Harry Waterston, your great-uncle twice removed, was my mother’s fourth husband. They were married for one month.” She looked at me as if only a simpleton wouldn’t make the immediate connection.

I did have a distant relative, Dr. Harry Wasserstein, but I never heard of him marrying anyone but Aunt Rivkah. According to my mother, even though Harry was an educated man, he never worked a day in his life, and Rivkah’s life was miserable.

“I think you must be mistaken,” I said, and tried to excuse myself.

“After he left my mother, Harry Waterston changed his name to Wasserstein because he wanted his son to go to an Ivy League college, and to Mount Sinai Medical School. Harry Jr. became an educated man, but he never worked a day in his life.”

I was shvitzing. I mean sweating. “Our name actually translates to Waterstone,” I said.

“That’s irrelevant!” She was almost haughty. “Look at that actor on Law & Order-what’s his name, Sam? He’s a Hasid if I ever saw one.”

 wasserstein

Wendy Wasserstein (18 oktober 1950 – 30 januari 2006)

 

De Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Koos Dalstra werd geboren in Leeuwarden op 18 oktober 1950. Hij gebruikt het pseudoniem Dalstar, en maakte in de jaren tachtig deel uit van de door hem opgerichte Maximalen. Dalstra groeide op in Sneek. Hij studeerde sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, en werd in de jaren tachtig onder de naam Dalstar bekend als dichter/performer. Hij schreef het manifest Maximale Kunst dat als vertrekpunt geldt voor de kunstenaarsgroep de Maximalen. In de jaren negentig woonde Dalstra in Amsterdam en was hij bevriend met de kunstenaar Rob Scholte. Nadat deze slachtoffer was geworden van een aanslag beschuldigde hij Dalstra ervan de dader te zijn. Een proces wegens smaad was het gevolg. Scholte werd veroordeeld tot schadevergoeding, maar ging in hoger beroep.

18.10.50

Dat jaar
Die maand
Deze dag
Mocht ik een einde maken aan
Het ongestoord genieten
Van het spel
Van veer met twijg

Dalstra.JPG

Koos Dalstra (Leeuwarden, 18 oktober 1950)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Some Sing, Some Cry

„The first orange light of sunrise left a flush of rose and lavender on Betty’s hands as she fingered the likenesses of her children. There were tears she was holding back and cocks crowing, as well as her granddaughter’s shouts, “Nana, you ready?” Betty sighed and closed the album reluctantly. Time had come for the last of the Mayfields to leave Sweet Tamarind, the plantation they’d known as home for generations. Talk was some carpetbaggers had bought all the land and paid the white Mayfields a smidgeon of what it was worth and left the poor blacks high and dry. A rough white man, whip and rifle in hand, had passed by a few days before, warning Betty and hers to be off the land by evening of this very day. So off they planned to be, not wanting to know another moment of the whites’ wrath. The colored Mayfields were familiar with what that meant, and with no slavery to hold them back they were off to Charleston, where others awaited them.
There was nothing odd about two colored women racing the rhythm of cicadas and the tides at first light, busying themselves with order, a sense of the day to come and dreams of what it might bring, yet this day felt different. This day the cicadas were louder, purposely taunting Betty and her grandchild with their steadiness. Betty set her album down for a second and went to the window to be sure what she was hearing wasn’t a band of washboards and gourds being played by some fool-ass folks with tongues in they cheeks. There was no one there. Only the density of Betty’s imagination, the palms, some lily o’ the valley and nightshadesnugglin’ magnolia and giant oaks.“


shange
Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)

 

De Duitse schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2007 en ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Der zerbrochene Krug

Adam sitzt und verbindet sich ein Bein. Licht tritt auf.

Licht
Ei, was zum Henker, sagt, Gevatter Adam!
Was ist mit Euch geschehn? Wie seht Ihr aus?
Adam
Ja, seht. Zum Straucheln brauchts doch nichts als Füße.
Auf diesem glatten Boden, ist ein Strauch hier?
Gestrauchelt bin ich hier; denn jeder trägt
Den leid’gen Stein zum Anstoß in sich selbst.
Licht
Nein, sagt mir, Freund! Den Stein trüg jeglicher -?
Adam
Ja, in sich selbst!
Licht
Verflucht das!
Adam
Was beliebt?
Licht
Ihr stammt von einem lockern Ältervater,
Der so beim Anbeginn der Dinge fiel,
Und wegen seines Falls berühmt geworden;
Ihr seid doch nicht -?
Adam
Nun?
Licht
Gleichfalls -?
Adam
Ob ich -? Ich glaube -!
Hier bin ich hingefallen, sag ich Euch.
Licht
Unbildlich hingeschlagen?
Adam
Ja, unbildlich.
Es mag ein schlechtes Bild gewesen sein.
Licht
Wann trug sich die Begebenheit denn zu?
Adam
Jetzt, in dem Augenblick, da ich dem Bett
Entsteig. Ich hatte noch das Morgenlied
Im Mund, da stolpr ich in den Morgen schon,
Und eh ich noch den Lauf des Tags beginne,
Renkt unser Herrgott mir den Fuß schon aus.“

kleist

Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)
Relief aan het Heinrich von Kleist-Monument in Frankfurt an der Oder

 

De Amerikaanse schrijver Rick Moody werd geboren op 18 oktober 1961 in New York. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: The Four Fingers Of Death

People often ask me where I get my ideas. Or on one occasion back in 2024 I was asked. This was at a reading in an old-fashioned used-media outlet right here in town, the store called Arachnids, Inc. The audience consisted of five intrepid and stalwart folks, four out of the five no doubt intent on surfing aimlessly at consoles. Or perhaps they intended to leave the store when instead they were herded into a cluster of uncomfortable petrochemical multi-use furniture modules by Noel Stroop, the hard-drinking owner-operator of the shop in question. I’d been pestering Noel about a reading for some time, months, despite the fact that Arachnids was not celebrated for its calendar of arts related programming. To be honest, the reason for this pestering had most to do with my wife, who’d spend her remaining time on earth counseling me on just how to boost my product. “Ask Noel,” my wife said, her eyes full of implacable purpose.

We used to see Noel at the flea market, which by now took up more than a dozen city blocks. There were more flea markets than licensed, tax-paying emporia in Rio Blanco. I had a booth there where, on weekends, I hawked old baseball cards and other sports memorabilia. In fact, I still do. Let me tell you the story.

As a child, I was heedless of America’s pastime, which was in one of its frequent popularity downturns during which the inert of the nation turned the dial instead to golf. However, once the baseball commissioner’s office allowed without prejudice performance enhancers and began to encourage the participation of players with artificial and surgically enhanced limbs, I became a devoted partisan of our national pursuit. It had always made stars of smokers, overweight athletes, coca abusers, not to mention intravenous testosterone injectors, wife abusers, biblical literalists, and persons with tonsorial eccentricities, but once it embraced amputees, baseball became a sport that any indolent person could love.“

 moody

Rick Moody (New York, 18 oktober 1961)

 

De Belgische schrijver Raymond Brulez werd geboren te Blankenberge op 18 oktober 1895. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Sheherazade of literatuur als losprijs

„Wat is Liefde zonder verleiding?

Een geenszins benijdenswaardig lot, dat helaas Shiriar, sultan van Arabië beschoren is…

De te streng doorgedreven rationalisatie van zijn prinsenjeugd had dit meegebracht. Zooals alle Staten die ‘aan het moderniseeren slaan’ had Arabië wetenschappelijke methoden toegepast op een gebied waar deze weinig van pas komen; Shiriar, vijftien jaar oud geworden, had vreemd opgekeken, toen Fatima, eene leerares die niets meer bezat van de bekoring die de jeugd verleent, met den leergang van geslachtelijke voortplanting op een pedante en plechtige wijze begonnen was. Aan de hand van wandplaten die de verschillende ontwikkelingsstadia van het kuikentje, de kikvorschlarve en den menschelijken foetus verbeelden, werd prins Shiriar in de intiemste geheimen der Natuur ingewijd.

Daar de uitslag dezer lessen bevredigend was, werd Shiriar, op het einde van het schooljaar door den Staat uitgehuwd aan Zobeïde, eene prinses van een naburig land, om de onderhandelingen over een handelstractaat te bevorderen en de clausule der ‘meest begunstigde natie’ te kunnen verkrijgen. Shiriars gemalin was niet leelijk, ook niet mooi. Maar toen hij Sultan geworden was, ergerde het hem dat zij, die bij alle plechtigheden hem terzijde stond, door het contrast van haar zwaarlijvige, statige gestalte zijn bedeesde schraalheid nog potsierlijker deed uitkomen. Daarbij had Zobeïde een pretentie van alle duivels! Onder het voorwendsel van ‘het prestige der dynastie hoog te houden’ was de vorstin er steeds op uit herrie te schoppen à propos van protocolregels die zij alleen tot in de puntjes kende.“

brulez

Raymond Brulez (18 oktober 1895 – 17 augustus 1972)

 

De Franse schrijver Pierre Choderlos de Laclos werd geboren in Amiens op 18 oktober 1741. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.

Uit: Les liasons dangereuses

“Le Vicomte de Valmont à la Marquise de Merteuil
Nous en sommes restés à mon retour au Château : je reprends mon récit.
Je n’eus que le temps de faire une courte toilette, et je me rendis au salon, où ma Belle faisait de la tapisserie, tandis que le Curé du lieu lisait la Gazette à ma vieille tante. J’allai m’asseoir auprès du métier. Des regards, plus doux encore que de coutume, et presque caressants, me firent bientôt deviner que le Domestique avait déjà rendu compte de sa mission. En effet, mon aimable Curieuse ne put garder plus longtemps le secret qu’elle m’avait dérobé ; et, sans crainte d’interrompre un vénérable Pasteur dont le débit ressemblait pourtant à celui d’un prône : «J’ai bien aussi ma nouvelle à débiter», dit-elle ; et tout de suite elle raconta mon aventure avec une exactitude qui faisait honneur à l’intelligence de son Historien. Vous jugez comme je déployai toute ma modestie : mais qui pourrait arrêter une femme qui fait, sans s’en douter, l’éloge de ce qu’elle aime ? Je pris donc le parti de la laisser aller. On eût dit qu’elle prêchait le panégyrique d’un Saint. Pendant ce temps, j’observais, non sans espoir, tout ce que promettaient à l’amour son regard animé, son geste devenu plus libre, et surtout ce son de voix qui, par son altération déjà sensible, trahissait l’émotion de son âme. À peine elle finissait de parler : «Venez, mon neveu, me dit Madame de Rosemonde ; venez, que je vous embrasse.» Je sentis aussitôt que la jolie Prêcheuse ne pourrait se défendre d’être embrassée à son tour. Cependant elle voulut fuir ; mais elle fut bientôt dans mes bras ; et, loin d’avoir la force de résister, à peine lui restait-il celle de se soutenir. Plus j’observe cette femme, et plus elle me paraît désirable. Elle s’empressa de retourner à son métier, et eut l’air, pour tout le monde, de recommencer sa tapisserie ; mais moi, je m’aperçus bien que sa main tremblante ne lui permettait pas de continuer son ouvrage.
Après le dîner, les Dames voulurent aller voir les infortunés que j’avais si pieusement secourus ; je les accompagnai. Je vous sauve l’ennui de cette seconde scène de reconnaissance et d’éloges. Mon coeur, pressé d’un souvenir délicieux, hâte le moment du retour au Château. Pendant la route, ma belle Présidente, plus rêveuse qu’à l’ordinaire, ne disait pas un mot.”

laclos.jpg

Pierre Choderlos de Laclos (18 oktober 1741 – 5 september 1803)
Boekomslag

Kees Fens, Jan Erik Vold, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, Rick Moody, Raymond Brulez, François Choderlos de Laclos

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op  18 oktober 1929. Fens volgde zijn middelbareschoolopleiding aan het St. Ignatiuscollege in Amsterdam, waar hij in 1948 zijn A-diploma behaalde. Daarna volgde hij in de avonduren een studie Nederlands-MO. Tussen 1959 en 1982 werkte hij als leraar Nederlands, vanaf 1964 aan de Frederik Muller Academie in Amsterdam. In 1982 werd hij benoemd tot hoogleraar in de moderne Nederlandse letterkunde aan het instituut Nederlands van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Na zijn emeritaat in 1994 volgde nog een benoeming tot bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan diezelfde universiteit. In 2001 legde hij ook die functie neer.

Tegelijkertijd schreef Fens literaire kritieken, vanaf 1955 voor het weekblad De Linie, van 1960 tot 1968 voor het dagblad De Tijd en van 1968 tot 1978 voor de Volkskrant. Voor die laatste krant is hij tot en met 2008 blijven schrijven, meest over literaire onderwerpen, hoewel hij er ook een tijdlang een sport-column voor verzorgde. Kees Fens schreef voor de Tijd een wekelijkse column onder het pseudoniem A.L. Boom van 1976 tot het einde van het blad in 1989.

Samen met J.J. Oversteegen en H.U. Jessurun d’Oliveira richtte hij in 1962 het invloedrijke literair tijdschrift Merlyn op. Waardering voor zijn werk is niet uitgebleven. Literaire prijzen en een eredoctoraat aan de Universiteit van Amsterdam vielen hem ten deel. Op 14 juni 2009 werd de brug tussen de Hartenstraat en de Reestraat – schuin tegenover zijn laatste woonhuis aan de Amsterdamse Keizersgracht – omgedoopt tot de Kees Fensbrug. Zie ook mijn blog van 15 juni 2008.

 

Uit: Over Nescio’s ‘Dichtertje’

 

“Anders is het met het dichtertje, met Coba en Dora, de drie belangrijkste figuren uit Dichtertje. Zij laten zich door de lezer zonder schaamte bij de naam noemen doordat hier niet van binnenuit maar van buitenaf beschreven wordt, vanuit de hoogte zelfs, zou ik willen zeggen: de auteur heeft de touwtjes stevig in de hand. Op maar enkele plaatsen komt hij als ik-figuur het verhaal binnen en dan zeer zelfbewust als schrijver, de almachtige die zijn figuren verdomd goed door heeft: hij alleen weet wat omgaat in de personen van dit verhaal, die juist van elkaar niets weten. Zo toont hij zijn almacht en alwetenheid aan het einde van het vierde hoofdstuk: ‘Gelukkig, ’t dichtertje hoort niets, zijn gedicht zonder eind is weer in een stadium datti er stapel zot van wordt. Hij ziet op dat terras al die vrouwen zitten en er gaan er voorbij op straat. “O God,” denkt-i, “als er nu eens een wonder gebeurde, als nu eens ineens van al die vrouwen al de kleeren afvielen?”

Een dichtertje dat den waanzin nabij is denkt rare dingen. U en ik lezer denken nooit zoo iets. En mijn lezeressen… heilige onschuld, ik moet er niet aan denken.’ Bij het begin van hoofdstuk zes onderbreekt de auteur zijn verhaal zelfs met een korte uitweiding over de reacties van zijn vrouw op het tot nu toe vertelde. De passage eindigt als volgt: ‘De situatie is voor mij pijnlijk, mijn huiselijk geluk is ietwat gestoord, toch ga ik door.’ En dan begint met de volgende alinea een der wonderlijkste passages uit de novelle. ‘Daar wandelt de God van Nederland weer op ’t Damrak over ’t gloeiende asfalt.’ Maar die God van Nederland staat nu niet in relatie tot het door hem niet begrepen dichtertje, maar tot de ik-figuur, die die incarnatie van fatsoen en burgerdom in een volgende alinea naar de vuilnisbelt bidt. Wat doet die God van Nederland plotseling op het Damrak, waar hij al meer gesignaleerd werd? Van zijn vrouw zegt de ik-figuur, ‘dat ze de poëzie in dit verhaal niet begrijpt.’ En haar commentaar is fatsoenlijk en burgerlijk, typisch in de geest van de God van Nederland, die maar één norm heeft: Potgieter. Geen wonder dus, dat die God nu de wereld van de ik-figuur zelf binnenstapt. Nadat hij hem naar de vuilnisbelt gebeden heeft, vervolgt hij: ‘Nu kan mijn geest mijn verdomde zelf verlaten en recht naar boven gaan als blauwe rook in een stille zomeravond, als een verre koe klagelijk loeit.’ Dat zou een uitlating van het dichtertje zelf kunnen zijn. De ik-figuur vervolgt dan: ‘En nu is alles weg dat geweest is en ik ben Dora en in een nieuwe wereld, die dezelfde is als de oude, maar gezien van de voeten des Vaders, van waar ik ook neerzie op Dora, die ikzelf ben, een vrouw nu, een meisje, zoolang de genade duurt.’

Ik moet bekennen, tegen de laatst geciteerde alinea nog al lang te hebben aangekeken. Ik kan de passage niet anders zien dan als een omschrijving van een zelfbewust schrijverschap, dat vrij gemaakt is van alle belemmeringen in het voorgaande stuk genoemd, zó vrij dat het van boven op zijn schepselen neerziet, waarmee het zich ook kan vereenzelvigen ‘zoolang de genade duurt.’ Zeggen, dat Dora met de ik-figuur geheel te identificeren is, in de zin dat de ik-figuur eigen belevenissen in haar ervaringen weergeeft, durf ik niet. Daarvoor is, dunkt mij, te weinig bewijsmateriaal in het geciteerde fragment aanwezig. Bovendienlijkt mij de dubbele houding: zien van bovenaf en mogelijkheid tot vereenzelviging, dat wil gemeenplaatserig zeggen: de wereld zien vanuit de verhaal-figuur (waarmee de auteur zijn macht, want zijn alwetendheid demonstreert) kenmerkend voor de opzet van Dichtertje.”

 

Kees_Fens

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

 

 

De Noorse dichter, vertaler en musicus Jan Erik Vold werd geboren op 18 oktober 1939 in Oslo. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

MIT DER NASE
gegen
das Moos. Mit der Nase
gegen den Spiegel. Mit

der Nase
gegen
den Rücken der
Geliebten. Sodass er den Gewehrlauf

im
Nacken
nicht
spürt.

 

UNSERE
Hände
waren feucht. Der Lippenstift hieß
Sans.

Egal. Ein Mann
kletterte eine Neonleiter hinauf
bis zuoberst
aufs Hausdach. Unsere Herzen

schmolzen. Im Kino
dunkel. Schmolzen
im Kinodunkel. Das Dunkel im Kino
Central.

 

Vertaald door Walter Baumgartner

 

Fan

A fan has no trade union.
A fan is left without an interest organization
A fan belongs to a powerless collective.
Who shall fight for the cause of the fans?

 

Engelse vertaling door Lars E. Finsen

Jan_Erik_Vold

Jan Erik Vold (Oslo, 18 oktober 1939)

 

De Afrikaans – Amerikaanse schrijfster Terry McMillan werd geboren op 18 oktober 1951 in Port Huron, Michigan. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: A Day Late and A Dollar Short

“Can’t nobody tell me nothing I don’t already know. At least not when it comes to my kids. They all grown, but in a whole lotta ways they still act like children. I know I get on their nerves-but they get on mine, too – and they always accusing me of meddling in their business, but, hell, I’m their mother. It’s my job to meddle.

What I really do is worry. About all four of ‘em. Out loud. If I didn’t love ‘em, I wouldn’t care two cents about what they did or be the least bit concerned about what happens to ‘em. But I do. Most of the time they can’t see what they doing, so I just tell ‘em what I see. They don’t listen to me half the time no way, but as their mother, I’ve always felt that if I don’t point out the things they doing that seem to be causing ‘em problems and pain, who will? Which is exactly how I ended up in this damn hospital: worrying about kids.

I don’t even want to think about Cecil right now, because it might just bring on another attack. He’s a bad habit I’ve had for thirty-eight years, which would make him my husband. Between him and these kids, I’m worn out. It’s a miracle I can breathe at all. I had ‘em so fast they felt more like a litter, except each one turned out to be a different animal. Paris is a female lion who don’t roar loud enough. Lewis is a horse who don’t pull his own weight. Charlotte is definitely a bull, and Janelle would have to be a sheep – a lamb is closer to it – ‘cause she always being led out to some pasture and don’t know how she got there.

As a mother, you have high hopes for your kids. Big dreams. You want the best for them. Want ‘em to get the rewards from life that you didn’t get for one reason or another. You want them to be smarter than you. Make better choices. Wiser moves. You don’t want them to be foolish or act like fools. Which is why I could strangle Lewis my damnself. He is one big ball of confusion. Always has had an excuse for everything, and in thirty-six years, he ain’t changed a lick.

In 1974, he did not steal them air conditioners from the Lucky Lady Motel that the police just happened to find stacked up in the back seat of our LeSabre way out there in East L.A. Lewis said his buddy told him they belonged to his uncle. And why shouldn’t he believe him?”

terrymc

Terry McMillan (Port Huron, 18 oktober 1951)

 

De Amerikaanse schrijfster Wendy Wasserstein werd geboren op 18 oktober 1950 in New York. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: Elements of Style

“Frankie completely forgot Samantha ever said she would call. But on a Thursday night while she was dressing for an exercise class the phone rang. Frankie decided to let the machine pick it up and concentrate instead on getting to the gym. If it was her office or something important, it would have been on her pager or the other line.

“Hi, this is Samantha Acton. Great to see you at the ballet.” Frankie stared at her phone machine as if it were malfunctioning. “Will you come to dinner next Thursday? I mentioned to my husband, Charlie, that I saw you and he said he’d love for us to get together.”

Frankie uncharacteristically lunged for the phone with her exercise tights still around her knees.

“Oh, hi, Samantha.”

“Oh, you’re there. Screening, are you?”

“I win a lot of free trips to Orlando. And then there’s my father’s wife, Helen.”

“Oh, I remember her. She wore leopard while all our mothers were in tweeds.”

“I’m amazed you remember her!” Frankie was truly impressed.

“She was sexy, and you know, there wasn’t a whole lot of that back then. So will you come?”

“Sure. I think so.”

“Great. We live at East Sixty-sixth and Fifth, number 4. Say eight o’clock. Can’t wait. Charlie will be so pleased.”

Frankie took her tights off her legs and sat down on the couch. She knew there was no way she would still be exercising tonight. Somewhere, she felt enough sense of accomplishment that after thirty years she was finally invited to the cool girls’ table.

“I’m going upstairs to Acton.” Frankie stopped at the white-gloved Fifth Avenue doorman.

“Elevator to your right.”

As Frankie entered the formal lobby she wondered why Samantha didn’t live somewhere hipper or less imposing. Then again, Christmas tree earrings in a room full of painters and filmmakers is a yawn. But in a room full of investment bankers and inherited wealth it’s practically performance art.

The elevator door opened to a spare gallery of beige walls and Rothkos. A butler opened the door and a waiter appeared with a tray of caipirinhas.

“Can I take your coat?” the butler asked.

“Oh sure.”

Frankie gave him her coat and, for some reason she didn’t understand, her purse.

“Would you like to take your shoes off?”

Frankie actually didn’t want to. They were suede boots which took her forever to get on. But she was too good a guest not to do what she was told. She sat down in the vestibule to remove them.”

Wasserstein

Wendy Wasserstein (18 oktober 1950 – 30 januari 2006)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

 

 

fire & rain

one thing i dont need
is any more apologies
i got sorry greetin me at my front door
you can keep yrs
i dont know what to do wit em
they dont open doors
or bring the sun back
they dont make me happy
or get a mornin paper
didnt nobody stop usin my tears to wash cars
cuz a sorry

i am simply tired
of collectin
i didnt know
i was so important toyou’
i’m gonna haveta throw some away
i cant get to the clothes in my closet
for alla sorries
i’m gonna tack a sign to my door
leave a message by the phone
‘if you called
to say yr sorry
call somebody
else
i dont use em anymore’
i let sorry/didnt meanta/& how cd i know abt that
take a walk down a dark & musty street in brooklyn
i’m gonna do exactly what i want to
& i wont be sorry for none of it
letta sorry soothe yr soul/i’m gonna soothe mine

you were always inconsistent
doin somethin & then bein sorry
beatin my heart to death
talkin bout you sorry
well
i will not call
i’m not goin to be nice
i will raise my voice
& scream & holler
& break things & race the engine
& tell all yr secrets bout yrself to yr face
& i will list in detail everyone of my wonderful lovers
& their ways
i will play oliver lake
loud
& i wont be sorry for none of it

i loved you on purpose
i was open on purpose
i still crave vulnerability & close talk
& i’m not even sorry bout you bein sorry
you can carry all the guilt & grime ya wanna
just dont give it to me
i cant use another sorry
next time
you should admit
you’re mean/low-down/triflin/& no count straight out
steada bein sorry alla the time
enjoy bein yrself

Shange

Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)

 

 

De Duitse schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2007 en ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: Das Erdbeben in Chili

 “In St. Jago, der Hauptstadt des Königreichs Chili, stand gerade in dem Augenblicke der großen Erderschütterung vom Jahre 1647, bei welcher viele tausend Menschen ihren Untergang fanden, ein junger, auf ein Verbrechen angeklagter Spanier, namens Jeronimo Rugera, an einem Pfeiler des Gefängnisses, in welches man ihn eingesperrt hatte, und wollte sich erhenken. Don Henrico Asteron, einer der reichsten Edelleute der Stadt, hatte ihn ungefähr ein Jahr zuvor aus seinem Hause, wo er als Lehrer angestellt war, entfernt, weil er sich mit Donna Josephe, seiner einzigen Tochter, in einem zärtlichen Einverständnis befunden hatte. Eine geheime Bestellung, die dem alten Don, nachdem er die Tochter nachdrücklich gewarnt hatte, durch die hämische Aufmerksamkeit seines stolzen Sohnes verraten worden war, entrüstete ihn dergestalt, daß er sie in dem Karmeliterkloster unsrer lieben Frauen vom Berge daselbst unterbrachte.

Durch einen glücklichen Zufall hatte Jeronimo hier die Verbindung von neuem anzuknüpfen gewußt, und in einer verschwiegenen Nacht den Klostergarten zum Schauplatze seines vollen Glückes gemacht. Es war am Fronleichnamsfeste, und die feierliche Prozession der Nonnen, welchen die Novizen folgten, nahm eben ihren Anfang, als die unglückliche Josephe, bei dem Anklange der Glocken, in Mutterwehen auf den Stufen der Kathedrale niedersank.

Dieser Vorfall machte außerordentliches Aufsehn; man brachte die junge Sünderin, ohne Rücksicht auf ihren Zustand, sogleich in ein Gefängnis, und kaum war sie aus den Wochen erstanden, als ihr schon, auf Befehl des Erzbischofs, der geschärfteste Prozeß gemacht ward. Man sprach in der Stadt mit einer so großen Erbitterung von diesem Skandal, und die Zungen fielen so scharf über das ganze Kloster her, in welchem er sich zugetragen hatte, daß weder die Fürbitte der Familie Asteron, noch auch der Wunsch der Äbtissin selbst, welche das junge Mädchen wegen ihres sonst untadelhaften Betragens liebgewonnen hatte, die Strenge, mit welcher das klösterliche Gesetz sie bedrohte, mildern konnte.“

 

kleist

Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)

 

De Amerikaanse schrijver Rick Moody werd geboren op 18 oktober 1961 in New York. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008.

 

Uit: Demonology

 

They came in twos and threes, dressed in the fashionable Disney costumes of the year, Lion King, Pocahontas, Beauty and the Beast, or in the costumes of televised superheroes, Protean, shape–shifting, thus arrayed, in twos and threes, complaining it was too hot with the mask on, Hey, I’m really hot!, lugging those orange plastic buckets, bartering, haggling with one another, Gimme your Smarties, please as their parents tarried behind, grownups following after, grownups bantering about the schools, or about movies, about local sports, about their marriages, about the difficulties of long marriages, kids sprinting up the next driveway, kids decked out as demons or superheroes or dinosaurs or as advertisements for our multinational entertainment providers, beating back the restless souls of the dead, in search of sweets…” 

 

rick_moody

Rick Moody (New York, 18 oktober 1961)

 

 

De Belgische schrijver Raymond Brulez werd geboren te Blankenberge op 18 oktober 1895. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: Kleine Essais al buitelend (Nieuwe onzakelijkheid)

“Het station van Brugge gelijkt op een kathedraal: gotische zuilen, spitsbogige ramen; tot zekere onmisbare plaatsen toe werden naar biechtstoelen gecopiëerd… Dit ergerde steeds mijn vriend Huib Hoste, den ijverigen voorvechter eener achitectuur die naar de nuchtere schikking van onversierde massa’s streeft. Langen tijd heb ik zijn ergernis gedeeld, maar nu vraag ik me af: of het wel wenschelijk is dat de dingen er ook uitzien zooals ze in wezenlijkheid zijn? Waarom zou een zwemkom de gedaante niet mogen aannemen van een schouwburgzaal, of een academisch auditorium deze van cirkus? ‘Wij willen een eerlijke architectuur, meneer!…’ roepen de modernisten. Zij staan sterk: ze profiteeren van de crisis van deugdzaamheid die we thans doormaken. Poëten en politiekommissarissen worden gedemaskeerd… Maar ‘eerlijkheid’ is een zedelijk begrip. Ethica heeft met kunst niets te maken. Een muur, hij zij nu opgetrokken in neue Sachlichkeit of neo-Gothiek, is op zichzelf geen moreel of immoreel ding. (Hij kan het weliswaar worden naar gelang hij behangen wordt met aankondigingen van radiotreinen naar Beauraing of frivole voorstellingen van den Carnaval van Nice.) Puritanisme is geen aesthetisch criterium. Ik herhaal: ‘Laat de dingen schijnen wat ze niet zijn!…’

Geen strenge redeneering, maar wel een persoonlijke beleving bekeerde mij tot dit irrationalisme. Zekeren dag had ik in de wachtzaal van bovenvermeld gesmade station, een beslissend onderhoud, met een persoon die voor mij zoo duurbaar als obsedeerend was… Schroom alsook andere overwegingen beletten mij hier duidelijker te zijn… Kortom, het was zoo wat de dramatische situatie van Titus en Berenice: ‘Invitus invitam remesit!…’ Ge snapt het niet?… Sla er eens uw Winkler Prins op na of de roze bladzijden van den kleinen Larousse… Met dit bescheiden correctief: dat held en heldin slechts tot de mindere klassen van burgerij en proletariaat behoorden… Welnu, hoe harmonisch paste de duisternis der wachtzaal bij onze gelatenheid, de Rembrandtbelichting der hooge boogvensters bij haar ontroerde gestalte!… Ik ben overtuigd dat: hadde zich ons afscheid voltrokken in de brutale helderheid en ontnuchterde atmosfeer van een modern gebouw, ik er niet die fluweelig zachte herinnering zou van behouden hebben die mij zoo duurbaar blijft…”

 

Brulez

Raymond Brulez (18 oktober 1895 – 17 augustus 1972)

 

De Franse schrijver Pierre Ambroise François Choderlos de Laclos werd geboren in Amiens op 18 oktober 1741. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2008.

Uit: Les liasons dangereuses

 « C’est peu pour mon inhumaine de ne pas répondre à mes lettres, de refuser de les recevoir ; elle veut me priver de sa vue, elle exige que je m’éloigne. Ce qui vous surprendra davantage, c’est que je me soumette à tant de rigueur. Vous allez me blâmer. Cependant je n’ai pas cru devoir perdre l’occasion de me laisser donner un ordre : persuadé, d’une part, que qui commande s’engage ; et de l’autre, que l’autorité illusoire que nous avons l’air de laisser prendre aux femmes est un des pièges qu’elles évitent le plus difficilement. De plus, l’adresse que celle-ci a su mettre à éviter de se trouver seule avec moi me plaçait dans une situation dangereuse, dontj’ai cru devoir sortir à quelque prix que ce fût : car étant sans cesse avec elle, sans pouvoir l’occuper de mon amour, il y avait lieu de craindre qu’elle ne s’accoutumât enfin à me voir sans trouble ; disposition dont vous savez assez combien il est difficile de revenir.“

 

Laclos

François Choderlos de Laclos (18 oktober 1741 – 5 september 1803)

Jan Erik Vold, Raymond Brulez, Rick Moody, Terry McMillan, Wendy Wasserstein, Ntozake Shange, Heinrich von Kleist, François Choderlos de Laclos

De Noorse dichter, vertaler en musicus Jan Erik Vold werd geboren op 18 oktober 1939 in Oslo. Sinds 1977 woont hij overwegend in Stockholm. Na zijn debuut in 1965 publiceerde hij niet alleen meer dan twintig dichtbundels, maar ook talloze boeken en essays over binnen –en buitenlandse collega’s. Vold heeft ook verschillende cd’s met poëzie opgenomen in samenwerking met jazzmusici als Chat Baker en Jan Garbarek. Van de universiteit van Oslo kreeg hij een eredoctoraat.

 

 

THIS BODY

has not been drugged. This

blood is not

blue. This flesh

 

is invisible. The autumn sky

tips over

into the scarlet

of afternoon. A silver plane

 

is drawing a strip

from the east

to the west. The few mackerel clouds

shiver.

 

 

the world

turns a blank page. Golden leaves

in

the parks, a fresh dash

 

down the

gravel walk – out of breath

you stop

behind the next corner, to watch

 

the policeman

rush

in the

wrong direction.

 

 

Vertaald door Jan Erik Vold

 

 

Toernes sang

 

Will you hark to the song of those who came second?
those who died always in the third round.
Those who opened briskly, but then started getting that old arching of their back.
Those who knew the meaning of hitting the wall.
Those with too slow 500 meters to rank in the final standings.
Those who struck top form at Fagernes in March.

Those who missed the start and lost a sure medal.
If they hadn’t hiccups at the start, they’d have hiccups at the changeover.

Those who fell at the crucial occasion.
Those who had eaten something that wasn’t good for them.
Those who fell out with their federation.
Those who didn’t have their papers in order.
Those who drew last outer at the fifteen.
The eternal number two, whose name rarely is quoted.
The perpetual second, in whose lustre the victor always reflects his image.
The ever-needed number two,who tells us something about life.

 

 

Engelse vertaling door Lars E. Finsen and Stein Ohr

 

voldjane

Jan Erik Vold (Oslo,18 oktober 1939)

 

De Belgische schrijver Raymond Brulez werd geboren te Blankenberge op 18 oktober 1895. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006.

 

Uit: Mémoires van een Borgenaar

 

„Vóór den oorlog (van 1914-1918), hielden mijn ouders een hotel te Borgen, een badstadje der Vlaamsche kust. Nu nog schemeren enkele letters van onzen naam ‘Van den Brande’ doorheen het dun geschilderde en banale ‘Hôtel Central’ waarin de nieuwe eigenaar het omdoopte.

Het meervoud ‘ouders’ geeft de werkelijkheid niet nauwkeurig weer. Vader bleek steeds uithuizig, ergens op het strand of in herbergen. Niet uit vadsigheid of drankzucht. Hij was de ideale politieker: trok zich de belangen der badkarhouders en visschers inniger ter harte dan de profijtelijke uitbating van zijn eigen onderneming. Hierover ergerde moeder zich niet. Zij was ‘mans’ genoeg om de zaak alleen te beheeren en vaders altruïstische bedrijvigheid had hem de waardigheid van schepen en provincieraadslid bezorgd. Ook mijn opvoeding was moeders monopolie. Zij omringde mij met de gestadige zorg van verbod en bevel; achtte mijn gezondheid maar volkomen gevrijwaard wanneer ik in onze duistere keuken zat, warmpjes beschut tegen de vochtigheid van het strand en de tochtgaten der dijktrappen. Moeder had een hekel aan de school: van daar bracht ik roodvonk mee alsook kameraadjes die op vrije namiddagen ongenood kwamen spelen. Niet dat zij mij wat pret zou misgund hebben. Maar die jongens bleven tot na koffietijd en aten lijk dijkdelvers, alhoewel hun boterhammen met een affronteerende zuinigheid gespreid werden. Tegenover hen die deze symbolische betuiging van ongastvrijheid nog niet voldoende afschrikte, trad moeder nog kordater op. Zij vatte post achter de getraliede voordeur. Zoodra het schuchter schellen van den argeloozen bezoeker bibberde, snauwde haar barsche stem door het kijkraampje: ‘Roger is op ’t strand…’ Ik leed zeer hieronder, maar uit kinderlijke solidariteit bevestigde ik moeders uitvlucht ’s anderendaags op de speelplaats.

In werkelijkheid zat ik eenzaam op de derde verdieping van ons huis. Daar troostte de kamer nr. 43 mij voor de verbanning mijner schoolmakkers. Van hier uit ontwaarde ik een stukje zeeëinder tusschen den flank van den ‘Bazar de Leipzig’ en de schuine vorst van het oude stadhuis. Langs dezen doorkijk op de woelige of serene zeebaan toog mijn verlangen naar de droomenrijke oneindigheid. Ter torenspits blonk een vergulde goelette, de windwijzer. Op de uitnoodiging der meermin die met wenkenden arm vóór haar dartelde, wendde zij ter plaatse den steven naar alle horizonnen. Een echt stoomschip verscheen van achter den Bazar, gleed op de horizontspoor als een circusdanser op de gespannen koord, confronteerde even ironisch zijn grauwe voortvarendheid met de op de torenklip gestrande goelette en verdween…

Deze droomerijen op kamer nr. 43 leken mijn moeder verdacht. Ten onrechte. Mijn eenzaamheid bleef kuisch. Wel hadden schoolmakkers mij gefluisterd over selfmade heerlijkheden waarvoor afzondering en de durf om een Goddelijk gebod te braveeren de eenige vereischten waren.”

 

brulez

Raymond Brulez (18 oktober 1895 – 17 augustus 1972)

 

De Amerikaanse schrijver Rick Moody werd geboren op 18 oktober 1961 in New York en groeide op in verschillende voorsteden van Connecticut. Moody behaalde een graad als Master of Fine Arts aan de Columbia University in 1986. Kort na zijn afstuderen liet hij zich opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis om van zijn problemen met alcohol af te komen. Weer nuchter schreef hij zijn eerste roman Garden State, een geschiedenis over jonge mensen die opgroeien in een industrieel niemandsland in het noorden van New Jersey. In 2005 verscheen The Diviners, gevolgd door Right Livelihoods in 2007. Moody doceerde ook aan de State University of New York at Purchase en aan Bennington College. Zijn grootste bekendheid ontleent Moody aan zijn roman The Ice Storm uit 1994, een verhaal over twee families uit Connecticut die in 1973 Thanksgiving vieren. Het boek werd een bestseller en werd onder dezelfde titel in 1997 verfilmd door regisseur Ang Lee

 

Uit: The Diviners

 

„Rosa Elisabetta Meandro, in insubstantial light, entrails in flames. Rosa Elisabetta of the hammertoe, Rosa Elisabetta of the corns. Rosa Elisabetta of the afflictions. She has hinted about the nature of her sufferings to certain persons up the block, certain persons on Eleventh Street, Brooklyn. Emilia, whose son sells the raviolis, for example. She has whispered to Emilia about the colitis. She has indicated problems relating to her gallbladder. Stones. Also headaches. These headaches begin with visitations, with rainbows, celestial light, an inability to remember numbers. Rosa Elisabetta might smell the overpowering perfume of cocktail onions, after which there is Technicolor. Two or three days sick in bed, lower than a dog is low. If she’s enumerating the complaints for Emilia, there is the colitis, there are the corns, there is the pancreas, there are the headaches. At least four things. Gas, though it’s not proper to talk about it. On nights when the garlic has not been properly saut?ed according to the cuisine of her ancestral homeland,Tuscany, then there is also the gas. Perhaps it is correct to include this in the list of complaints, assembled at 6:13AM, as she burrows down further into bedcovers, into the folds of her four-poster. She doesn’t know how much longer she can resist the cramps, the pressurized evacuation of her last meal and everything else eaten in the past twenty-four hours, everything, at least, that has not already been evacuated. Best to be pleasant about it; this is what Emilia said when Rosa Elisabetta Meandro was telling her about the scabs. There are these scabs that don’t heal; when she gets a cut, saws into herself accidentally in the kitchen, dicing vegetables, there is the mineralization of the cut. The cut doesn’t heal, not as it should. What’s that all about? She was also going to tell Emilia about the halitosis, that day, which she can smell by cupping her hands and attempting to exhale and inhale quickly, while lying in the four-poster. It is no longer the smell of the garlic saut?ed, nor is it the smell of the cocktail onions, nor is it the smell of port wine, nor is it stewed peppers. It’s some new smell, and this is what Rosa was trying to tell Emilia the other day, no doubt about it. The look in the eyes of Emilia was a look of pity, which is a look that makes Rosa Elisabetta Meandro irritable, though she tries to be pleasant, and this righteous anger, even in the dawn light ebbing into the garden apartment through the windows facing the street, is a refreshing sentiment, a motivator, as she breathes out cupping her hands.“

 

Rick_Moody

Rick Moody (New York, 18 oktober 1961)

 

De Afrikaans – Amerikaanse schrijfster Terry McMillan werd geboren op 18 oktober 1951 in Port Huron, Michigan. Zij studeerde in 1986 af in journalistiek aan de University of California, Berkeley. Haar eerste boek, Mama, gaf ze uit in eigen beheer. Met haar derde boek Waiting to Exhale brak zij in 1992 landelijk door.Het stond maandenlang in de bestsellerslijst van The New York Times. In 1995 werd het door Forest Whitaker verfilmd. Een tweede boek van haar dat verfilmd werd was How Stella Got Her Groove Back. In 2005 verscheen The Interruption of Everything en in 2007 A Day Late and A Dollar Short.

 

Uit: A Day Late and A Dollar Short

 

”Can’t nobody tell me nothing I don’t already know. At least not when it comes to my kids. They all grown, but in a whole lotta ways they still act like children. I know I get on their nerves-but they get on mine, too – and they always accusing me of meddling in their business, but, hell, I’m their mother. It’s my job to meddle.

What I really do is worry. About all four of ‘em. Out loud. If I didn’t love ‘em, I wouldn’t care two cents about what they did or be the least bit concerned about what happens to ‘em. But I do. Most of the time they can’t see what they doing, so I just tell ‘em what I see. They don’t listen to me half the time no way, but as their mother, I’ve always felt that if I don’t point out the things they doing that seem to be causing ‘em problems and pain, who will? Which is exactly how I ended up in this damn hospital: worrying about kids.

I don’t even want to think about Cecil right now, because it might just bring on another at
tack. He’s a bad habit I’ve had for thirty-eight years, which would mak  e him my husband. Between him and these kids, I’m worn out. It’s a miracle I can breathe at all. I had ‘em so fast they felt more like a litter, except each one turned out to be a different animal. Paris is a female lion who don’t roar loud enough. Lewis is a horse who don’t pull his own weight. Charlotte is definitely a bull, and Janelle would have to be a sheep – a lamb is closer to it – ‘cause she always being led out to some pasture and don’t know how she got there.

As a mother, you have high hopes for your kids. Big dreams. You want the best for them. Want ‘em to get the rewards from life that you didn’t get for one reason or another. You want them to be smarter than you. Make better choices. Wiser moves. You don’t want them to be foolish or act like fools. Which is why I could strangle Lewis my damnself. He is one big ball of confusion. Always has had an excuse for everything, and in thirty-six years, he ain’t changed a lick.”

mcmillan

Terry McMillan (Port Huron, 18 oktober 1951)

 

De Amerikaanse schrijfster Wendy Wasserstein werd geboren op 18 oktober 1950 in New York. Wasserstein haalde een B.A. in geschiedenis aan het Mount Holyoke College in 1971, een M.A. in creatief schrijven aan het  City College of New York, en een M.F.A. in 1976 aan de Yale School of Drama. In 1989 kreeg zij zowel een Tony als de Pulitzer Prize voor haar stuk The Heidi Chronicles. Wasserstein schreef in totaal 11 stukken over onderwerpen als familie, feminisme, ethniciteit en pop cultuur. Toen zij 48 was werd zij nog moeder van een dochter. Over de gecompliceerde bevalling schreef zij een bundel essays Shiksa Goddess. Zij stier al op 55-jarige leeftijd aan kanker.

 

Uit: Shiksa Goddess

 

„I cannot tell a lie. I feel compelled to bite the bullet and publicly reveal that I’ve just discovered my own denominational truth. I am Episcopalian.

I should have guessed a long time ago, because my parents never mentioned it. In fact, they hid it. They sent me to primary school at the Yeshiva Flatbush. It never crossed my mind that I was deliberately being isolated. On our classroom walls were portraits of Chaim Weizmann and Golda Meir in place of Dwight and Mamie Eisenhower. Our horror stories were not of being buried by Communists, but of being suffocated by nomad ham sandwiches.

We lived in a Jewish neighborhood in Flatbush. Our shopping strip included kosher butchers and Hymie’s Highway Appetizers. For Sunday brunch, my mother produced bagels, belly lox, and cream cheese with scallions. Nobody told me that lox lived a double life as smoked salmon, or that herring could ever be kippered.

Even the Christmas holidays were a setup. Every year on Christmas Eve, we were on a jet to Miami Beach. There wasn’t even a chance for us to watch the VUPIX Channel r i Yule log burning as the Mormon Tabernacle Choir sang “Silent Night.” We celebrated the holidays front-row center at the Versailles Room, with Myron Cohen warming up our crowd for Sammy Davis, Jr. Even our African-Americans were Jewish!

Until now, I’ve had a happy life thinking of myself as a Jewish writer. I came to accept that when my work was described as being “too New York” it was really a euphemism for something else. I belonged to a temple, and on my opening nights, my mother invariably told friends that she’d be much happier if it was my wedding. In other words, I had a solid sense of self. I knew exactly who I was.“

 

wasserstein

Wendy Wasserstein (18 oktober 1950 – 30 januari 2006)

 

 De Amerikaanse schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Ze haalde een graad aan de University of Southern California in Los Angeles in American Studies. In 1975 verhuisde zij naar New York, waar haar eerste en meest beroemde stuk for colored girls who have considered suicide/when the rainbow is enuf werd opgevoerd. Het stuk won verschillende prijzen waaronder de Obie Award, Outer Critics Circle Award, en de AUDELCO Award.

Het bestaat uit een lang gedicht in twintig delen en beschrijft de levens van zwarte vrouwen in de VS.

 

 

My Father Is a Retired Magician

 

(for ifa, p.t., & bisa)

my father is a retired magician
which accounts for my irregular behavior
everythin comes outta magic hats
or bottles wit no bottoms & parakeets
are as easy to get as a couple a rabbits
or 3 fifty cent pieces/ 1958

my daddy retired from magic & took
up another trade cuz this friend of mine
from the 3rd grade asked to be made white
on the spot

what cd any self-respectin colored american magician
do wit such a outlandish request/ cept
put all them razzamatazz hocus pocus zippity-do-dah
thingamajigs away cuz
colored chirren believin in magic
waz becomin politically dangerous for the race
& waznt nobody gonna be made white
on the spotjust
from a clap of my daddy’s hands

& the reason i’m so peculiar’s
cuz i been studyin up on my daddy’s technique
& everythin i do is magic these days
& it’s very colored
very now you see it/ now you
dont mess wit me
i come from a family of retired
sorcerers/ active houngans & pennyante fortune tellers
wit 41 million spirits critturs & celestial bodies
on our side
i’ll listen to yr problems
help wit yr career yr lover yr wanderin spouse
make yr grandma’s stay in heaven more gratifyin
ease yr mother thru menopause & show yr son
how to clean his room

YES YES YES 3 wishes is all you get
scarlet ribbons for yr hair
benwa balls via hong kong
a miniature of machu picchu

all things are possible
but aint no colored magician in her right mind
gonna make you white
i mean
this is blk magic
you lookin at
& i’m fixin you up good/ fixin you up good n colored
& you gonna be colored all yr life
& you gonna love it

bein colored

all yr life

colored & love it
love it

bein colored

 

Ntozake

Ntozake Shange (Trenton,  18 oktober 1948)

 

 

De Duitse schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2006 en ook mijn blog van 18 oktober 2007.

 

Uit: Amphitryon

 

Es ist Nacht.

 

ERSTE SZENE

 

SOSIAStritt mit einer Laterne auf:
Heda! Wer schleicht da? Holla! – Wenn der Tag
Anbräche, wär mirs lieb; die Nacht ist – Was?
Gut Freund, ihr Herrn! Wir gehen eine Straße –
Ihr habt den ehrlichsten Gesell’n getroffen,
Bei meiner Treu, auf den die Sonne scheint –
Vielmehr der Mond jetzt, wollt ich sagen –
Spitzbuben sinds entweder, feige Schufte,
Die nicht das Herz, mich anzugreifen, haben:
Oder der Wind hat durch das Laub gerasselt.
Jedweder Schall hier heult in dem Gebirge. –
Vorsichtig! Langsam! – Aber wenn ich jetzt
Nicht bald mit meinem Hut an Theben stoße,
So will ich in den finstern Orkus fahren.
Ei, hols der Henker! ob ich mutig bin,
Ein Mann von Herz; das hätte mein Gebieter
Auf anderm Wege auch erproben können.
Ruhm krönt ihn, spricht die ganze Welt, und Ehre,
Doch in der Mitternacht mich fortzuschicken,
Ist nicht viel besser, als ein schlechter Streich.
Ein wenig Rücksicht wär, und Nächstenliebe,
So lieb mir, als der Keil von Tugenden,
Mit welchem er des Feindes Reihen sprengt.
Sosias, sprach er, rüste dich mein Diener,
Du sollst in Theben meinen Sieg verkünden
Und meine zärtliche Gebieterin
Von meiner nahen Ankunft unterrichten.
Doch hätte das nicht Zeit gehabt bis morgen,
Will ich ein Pferd sein, ein gesatteltes!
Doch sieh! Da zeigt sich, denk ich, unser Haus!
Triumph, du bist nunmehr am Ziel, Sosias,
Und allen Feinden soll vergeben sein.
Jetzt, Freund, mußt du an deinen Auftrag denken;
Man wird dich feierlich zur Fürstin führen,
Alkmen’, und den Bericht bist du ihr dann,
Vollständig und mit Rednerkunst gesetzt
Des Treffens schuldig, das Amphitryon
Siegreich fürs Vaterland geschlagen hat.
– Doch wie zum Teufel mach ich das, da ich
Dabei nicht war? Verwünscht. Ich wollt: ich hätte
Zuweilen aus dem Zelt geguckt,
Als beide Heer im Handgemenge waren.

kleist

Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)

 

De Franse schrijver Pierre Ambroise François Choderlos de Laclos werd geboren in Amiens op 18 oktober 1741. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 18 oktober 2006.

 

Uit: Alfred Mac Adam’s Introduction to Les Liaisons Dangereuses

 

“The French of the eighteenth century took themselves to be the paragons of intellect, art, fashion, and manners. Their language was the equivalent of what English is today, a language spoken around the world. We see French pride in the novel when Valmont expresses contempt for his mistress Émilie’s newest lover, who speaks “the French of Holland.” In this sense, it is no wonder Merteuil and Valmont behave as they do: They could feel superior to anyone in the world.

But it is this belief in their superiority that precipitates their catastrophe in Les Liaisons Dangereuses. They misdirect their energies in order to gratify their egos: Instead of seeking glory on the battlefield or in politics, Valmont and Merteuil use their powers to turn sensuality into a game. And like all games, the sport of seduction as conceived by Valmont and Merteuil has its own rules, even its own playing fields. Laclos, not a sportsman, was a military man, so his use of military metaphors throughout his novel reflects his professional training. But even in this there is irony or at least ambiguity: Why would a serious soldier, the inventor of a hollow projectile for the cannon, the author of treatises on strategy and critiques of fortification systems, seemingly demean his calling by having his villains speak the language of military strategy? He seems to mock himself.

Perhaps the military man, who must play to win in order to survive, influenced the literary man coordinating his characters. That Laclos himself was something of an opportunist is alsothe case, so the moral ambiguity in his novel may also reflect his ability to see what was ethically “right” and realize at the same time that contingency might foist uncomfortable or morally compromising decisions on an individual at any given moment. For example, Laclos was a member of the lesser nobility (only nobles could be officers in the pre-revolutionary French army), but with the Revolution of 1789, he became secretary to the slippery Philippe Égalité (1747–1793), who sided with the revolutionaries while apparently scheming to have himself named constitutional monarch. Philippe Ègalité was guillotined during the Reign of Terror, but by then Laclos had already established ties with the Jacobin Club, the most radical revolutionaries. He somehow survived the Reign of Terror to become an important supporter of Napoléon’s coup against the Directory on 18 Brumaire (November 9, 1799). Napoléon rewarded him with a generalship in 1800. Laclos survived the Revolution and the Terror, and triumphed with the rise of Napoléon. But what was the moral cost?”

 

laclos

François Choderlos de Laclos (18 oktober 1741 – 5 september 1803)