Jan Campert, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Mirko Wenig

 

Dolce far niente

 

 
Amstel Hotel en Hoge Sluis, Amsterdam door Titus Meeuws, 2012

 

Het lied van Amsterdam

Verlaat ’t Centraal en zie de stad,
die zich voor de stad ontvouwt
gelijk een waaier, baan naast baan,
van parelgrijs en goud.
Het parelgrijs der morgenlucht,
die over de Amstel stijgt,
het goud van zon en herfstseizoen,
dat al ten einde neigt.

Welk oord gij ook om haar verliet,
zij komt u tegemoet
met kaden, Damrak en de bBeurs
en schepen onder ’t roet,
met torens rank breed en sterk van steen
en rank van makelij
en, als ge goede oren hebt,
met roepen over ’t Y.

Daar is geen stad als Amsterdam
zoo ruim en zoo vertrouwd;
als ik een huis te bouwen had,
ik had het hier gebouwd
met vensters waar al ’t licht door stroomt,
dat van den Amstel slaat,
wanneer de winter ’t water stremt
en ’t volk te schaatsen gaat.

Wie ’s avonds voor die vensters staat
hij ziet den warmen gloed,
die boven Leidsche en Rembrandtplein
de wolken walmen doet doet;
hij ziet, wanneer hij oogen heeft,
de onbewogen wacht
van Heerengracht en Keizersgracht
bij ’t ingaan van de nacht.

Die, trouwloos van aard als ik,
eens Amsterdam verried,
hij vindt geen rust aleer zijn schuld
gedelgd is met een lied
en waar hij zwerft en wat hij zoekt
vindt hij ter wereld niet,
voordat hij weer de duiven rond
den Westertoren ziet.

En niet aleer zijn voetstap weer
de oude stad hervindt,
de Wallen, ’t Kolkje, de Zeedijk,
of voordat hij de wind
bij Schreierstoren heeft gevoeld
te waaien door zijn haar,
niet eer houdt Amsterdam voor hem
haar liefste vreugde klaar.

Want die het diepste wordt bemind
zij toeft in Amsterdam,
zoo brandt, in edel goud gevat,
‘t juweel gelijk een vlam,
en waar het hart slaat van mijn land
slaat ook haar franke hart
rood is haar mond, o Amsterdam,
en zie haar haren zwart.

Nu dit beeld mij niet meer verlaat,
bij dag niet noch bij nacht
weet ik dat ieder sterveling
wel eens wordt thuisgebracht.
Hij neemt zijn staf, hij schoeit den voet
en keert vanwaar hij kwam;
hij delgt zijn schuld en dicht een lied
voor haar en Amsterdam.

 

 
Jan Campert (15 augustus 1902 – 12 januari 1943)
Spijkenisse, Korenmolen Nooit Gedacht. Jan Campert werd geboren in Spijkenisse.

Lees verder “Jan Campert, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Mirko Wenig”

Dolce far niente, Delmore Schwartz, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Mirko Wenig, Leo J. Kryn

Dolce far niente

 

 
L’Yerres, effet de pluie door Gustave Caillebotte, 1875

 

In the morning, when it was raining

In the morning, when it was raining,
Then the birds were hectic and loudy;
Through all the reign is fall’s entertaining;
Their singing was erratic and full of disorder:
They did not remember the summer blue
Or the orange of June. They did not think at all
Of the great red and bursting ball
Of the kingly sun’s terror and tempest, blazing,
Once the slanting rain threw over all
The colorless curtains of the ceaseless spontaneous fall.

 

 
Delmore Schwartz (8 december 1913 – 11 juli 1966)
New York, Brooklyn Bridge in de regen. Delmore Schwartz werd geboren in New York.

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Delmore Schwartz, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Mirko Wenig, Leo J. Kryn”

Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Leon Uris

Dolce far niente

 

 
Gezicht op het Centraal Station en het IJ door Jan Korthals, 1966

 

MONUMENT

‘Deze metro gaat richting Centraal Station’
Het galmt. Mijn kleinzoon straalt. ‘Oma,
ze zeggen het!’ Het brandpunt van zijn wereld
ligt aan ’t IJ. Roltrap. We stijgen op.

Hoofd in zijn korte nek, hand in mijn hand.
De treinen, trams, de bussen. Kleurige stenen,
torens met hun klokken, beelden en gouden slingers
aan de wand. Zo wordt de glorie van de stad

zijn hersens in geprent. Ik zie een pronkend
bouwsel dat de vluchtweg naar het water bruut
blokkeert. Sloopkogel, bomkanon? Kijk naar
zijn glad gezicht, aanvaard dit monument.

 

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
Het IJ bij het centraal station Amsterdam door Cornelis de Bruin (1870 – 1940)
Anna Enquist is momenteel stadsdichter van Amsterdam

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Leon Uris”