Michail Lermontov, Italo Calvino, Tessa de Loo, P.G. Wodehouse, Mario Puzo, Vergilius, Kees Beekmans

De Russische dichter en schrijver Michail Joerjevitsj Lermontov werd geboren op 15 oktober 1814 in Moskou. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Michail Lermontov op dit blog.

 

The Dream

In noon’s heat, in a dale of Dagestan
With lead inside my breast, stirless I lay;
The deep wound still smoked on; my blood
Kept trickling drop by drop away.
On the dale’s sand alone I lay. The cliffs
Crowded around in ledges steep,
And the sun scorched their tawny tops
And scorched me – but I slept death’s sleep.
And in a dream I saw an evening feast
That in my native land with bright lights shone;
Among young women crowned with flowers,
A merry talk concerning me went on.
But in the merry talk not joining,
One of them sat there lost in thought,
And in a melancholy dream
Her young soul was immersed – God knows by what.
And of a dale in Dagestan she dreamt;
In that dale lay the corpse of one she knew;
Within his breast a smoking wound showed black,
And blood ran in a stream that colder grew.

 

Heaven And The Stars
Brilliant heavens of evening,

Distant stars clearly shining,
Bright as the rapture of childhood,
O why dare I send you nevermore greeting–
Stars, who are shining as clear as my joy?
What is thy sorrow?
Mortals make question.
This is my sorrow;
The heavens and the stars are–heaven and stars ever,
I am alas! but a perishing man!
Forever mortal
Envies his neighbor;
I envy rather
Ye in your freedom, ye stars ever radiant,
And only would be in your places!

 

 
Michail Lermontov (15 oktober 1814 – 27 juli 1841)
Lermontov, Poesjkin en Gogol op het Nationale Monument in het Kremlin van Novgorod

Lees verder “Michail Lermontov, Italo Calvino, Tessa de Loo, P.G. Wodehouse, Mario Puzo, Vergilius, Kees Beekmans”

Italo Calvino, Tessa de Loo, P.G. Wodehouse, Mario Puzo, Vergilius, Kees Beekmans

De Italiaanse schrijver Italo Calvino werd geboren in Santiago de las Vegas op Cuba op 15 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Italo Calvino op dit blog.

Uit: Invisible Cities (Vertaald door William Weaver)

“And these innovations do not disturb your city’s astral rhythm?” I asked.
“Our city and the sky correspond so perfectly, ” they answered, “that any change in Andria involves some novelty among the stars.” The astronomers, after each change takes place in Andria, peer into their telescopes and report a nova’s explosion, or a remote point in the firmament’s change of color from orange to yellow, the expansion of a nebula, the bending of a spiral of the Milky Way. Each change implies a sequence of other changes, in Andria as among the stars: the city and the sky never remain the same.
As for the character of Andria’s inhabitants, two virtues are worth mentioning: self-confidence and prudence. Convinced that every innovation in the city influences the sky’s pattern, before taking any decision they calculate the risks and advantages for themselves and for the city and for all worlds.
If you choose to believe me, good. Now I will tell how Octavia, the spider-web city, is made. There is a precipice between two steep mountains: the city is over the void, bound to the two crests with ropes and chains and catwalks. You walk on the little wooden ties, careful not to set your foot in the open spaces, or you cling to the hempen strands. Below there is nothing for hundreds and hundreds of feet: a few clouds glide past; farther down you can glimpse the chasm’s bed.
This is the foundation of the city: a net which serves as passage and as support. All the rest, instead of rising up, is hung below: rope ladders, hammocks, houses made like sacks, clothes hangers, terraces like gondolas, skins of water, gas jets, spits, baskets on strings, dumb-waiters, showers, trapezes and rings for children’s games, cable cars, chandeliers, pots with trailing plants.
Suspended over the abyss, the life of Octavia’s inhabitants is less uncertain than in other cities. They know the net will last only so long. “

 

 
Italo Calvino (15 oktober 1923 – 19 november 1985)

Lees verder “Italo Calvino, Tessa de Loo, P.G. Wodehouse, Mario Puzo, Vergilius, Kees Beekmans”

A. F.Th. van der Heijden, Friedrich Nietzsche, Michail Lermontov, P.G. Wodehouse

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2010 en eveneens alle tags voor A. F.Th. van der Heijden op dit blog.

 

Uit: Das Scherbengericht (Vertaald door Helga van Beuningen)

1.

Der Bart brannte ihm im Gesicht. Es fühlte sich an, als stäche jedes der harten Haare einzeln. Warum seine Haut so glühte, ob vor Juckreiz oder Scham, wußte er nicht. An einen Bart war er nicht gewöhnt. Wenn die Aufseher mal einen Augenblick nicht auf ihn achteten, wagte er es, sich mit zwei Fingern gleichzeitig zu kratzen, wobei er die Nägel tief zwischen die Haarwurzeln grub. Doch jedesmal, wenn er den Juckreiz geortet zu haben glaubte, sei es am Kinn, sei es an der Wange, hatte sich das Kribbeln rasend schnell woandershin bewegt und tauchte in der Nähe eines Ohrs auf, unter der

Nase oder im Bereich des Adamsapfels. Am liebsten hätte er mit beiden Händen in seinem Gestrüpp gewühlt – hätten Scham und Handschellen es ihm nicht verwehrt.

2.

Vor zwei Monaten hatte sein Anwalt, Douglas Dunning von der Kanzlei Dunning & Hendrix, ihm geraten, vorsorglich etwas an seinem Äußeren zu ändern. »Für eine graue Maus, die mein und dein verwechselt hat, ist Choreo schon kein Ferienparadies. Geschweige denn für eine Berühmtheit wie

dich. Und dann noch bei einer solchen Anschuldigung.«

Dunnings Stimme klang noch hohler und trockener als gewöhnlich. Seine langen Hände, sonst immer hackend in Bewegung, um seiner eintönigen Rede Profil zu verleihen, hingen ihm schlaff zwischen den Oberschenkeln. Genauso viele schlechte Zeichen, wie Finger an ihnen saßen.

»Ach, Doug, diese angebliche Berühmtheit … das empfinde ich überhaupt nicht so. Schauspieler, die auf dem Strip erkannt werden, ja, klar. Meine Tätigkeit habe ich immer als dienenden Beruf betrachtet. Agieren im Off … Im Schatten.«

»Kann man wohl sagen.«

»Nach Choreo werde ich völlig unsichtbar.«

»Ich weiß«, sagte der Anwalt müde. »Das olympische Feuer vor dem Grab des Unbekannten … sag’s noch mal. Aber nicht: Soldaten.«

»Ich bin reif für ein inneres Exil.«

»Verbannt wirst du jetzt erst mal nach Choreo. Äußerst sichtbar. Um nicht zu sagen … ins Auge springend. Du mit deinem tragischen Hintergrund. Dein Leben ist noch viel mehr Allgemeinbesitz als das deiner Kollegen. Und dazu gehört ein Gesicht.«

»Hört das denn nie auf ? Vor acht Jahren hat man mein eigenes Unglück auch schon gegen mich verwandt. Undjetzt …«

 

A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

Lees verder “A. F.Th. van der Heijden, Friedrich Nietzsche, Michail Lermontov, P.G. Wodehouse”

A. F.Th. van der Heijden, Friedrich Nietzsche, Michail Lermontov, P.G. Wodehouse, Italo Calvino, Tessa de Loo, Mario Puzo, Vergilius

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006 en ook mijn blog van 15 oktober 2007 en ook mijn blog van 15 oktober 2008 en ook mijn blog van 15 oktober 2009.

Uit: Het hof van barmhartigheid (De tandeloze tijd, 3)

“Zaterdag 17 februari 19**, middaguur. Het bleef even stil in het café na de laatste uitzending over ‘de zaak-Gea L.’ Geen extra land- en tuinbouwberichten.
‘Mooie muziek ook,’ zei iemand.
‘Het is me wat. Eerst dat achthonderdjarig bestaan. Nu die heks weer. Lummel wordt nog ’s wereldberoemd.’
‘Benieuwd of er vanmiddag weer dagjesmensen komen.’
‘Als het weer het toelaat.’
‘Hee, Cor, kom hier zitten.’
‘Als je maar niet weer begint te zeiken.’
‘Twee pilsjes hier, Siem. Vond je ervan, Cor? Heeft ze het nou gedaan, volgens jou, of toch niet?’
‘Zij of een ander, wat maakt het uit?’
‘Het mens houdt voet bij stuk.’
‘Hardnekkige tante, ja. Maar veroordeeld is veroordeeld.’
‘Zeg nou ’s eerlijk, Cor…’
‘Beginnen we weer?’
‘Nee, nou ’s effetjes serieus. Heb jij er ooit eentje koud gemaakt, ja ofte nee?’
‘Jij?’
‘Nee, ik vraag ’t jou. Eerst jij.’
‘Als je beter had opgelet, niet had zitten slapen, zou je die vraag niet hoeven stellen.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Precies wat ik zeg.’
‘Ik vat je niet.’
‘Laat maar.’
‘Ik vroeg je iets.’
‘Voor de zoveelste keer, Cas: ik heb het altijd handiger aangepakt. Niet dat geknoei van een oud baasje een kopje kleiner maken voor honderd gulden of minder. ’t Sop is de kool niet waard. Veel te link. Ik speculeer met de hormonen van weeuwtjes, ouwe vrijsters, gescheiden vrouwen. Ik geef ze wat terug voor hun geld.’
‘Slaag…’
‘Als ’t moet.’
‘Nooit te hard geslagen?’
‘Wat bedoel je? Een blauw oog?’
‘Nee, echt, het betere werk. Dat ze niet meer opstonden en zo.’
‘Och… meteen opstaan deden ze soms niet. Later weer wel. Je kunt niet aldoor blijven liggen.’
‘Zo kunnen we doorgaan. Ik bedoel natuurlijk: dat ‘r geen leven meer in zat en zo.’
‘O, op die manier. Nooit. Tenminste…’
‘Ik luister.’
‘Wie ben jij nou helemaal dat ik zin heb om ’t te vertellen. Dat snap ik niet.’

 van der Heijden

A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

 

De Duitse dichter, filosoof, filoloog en schrijver Friedrich Nietzsche werd geboren op 15 oktober 1844 in Röcken ten zuidwesten van Leipzig. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008 en ook mijn blog van 15 oktober 2009.

Allen Schaffenden geweiht

Welt-Unabtrennliche
Laßt uns sein!
Das Ewig-Männliche
Zieht uns hinein.

 

Am Gletscher

Um Mittag, wenn zuerst
Der Sommer in’s Gebrige steigt,
Der Knabe mit den müden, heißen Augen:
Da spricht er auch,
Doch sehen wir sein Sprechen nur.
Sein Athem quillt wie eines Kranken Athem quillt
In Fieber-Nacht.
Es geben Eisgebirg und Tann’ und Quell
Ihm Antwort auch,
Doch sehen wir die Antwort nur.
Denn schneller springt vom Fels herab
Der Sturzbach wie zum Gruß
Und steht, als weiße Säule zitternd,
Sehnsüchtig da.
Und dunkler noch und treuer blickt die Tanne,
Als sonst sie blickt
Und zwischen Eis todtem Graugestein
Bricht plötzlich Leuchten aus — —
Solch Leuchten sah ich schon: das deutet mir’s. —

Auch todten Mannes Auge
Wird wohl noch Ein Mal licht,
Wenn harmvoll ihn sein Kind
Umschlingt und hält und küßt:
Noch Ein Mal quillt da wohl zurück
Des Lichtes Flamme, glühend spricht
Das todte Auge: ‘Kind!
Ach Kind, du weißt, ich liebe dich!’ —
Und glühend redet Alles–Eisgebirg
Und Bach und Tann —
Mit Blicken hier das selbe Wort:
‘Wir lieben dich!
Ach Kind, du weißt, wir lieben, lieben dich!’

Und er,
Der Knabe mit den müden heißen Augen,
Er küßt sie harmvoll,
Inbrünst’ger stets,
Und will nicht gehn;
Er bläst sein Wor wie Schleier nur
Von seinem Mund,
Sein schlimmes Wort
‘mein Gruß ist Abschied,
mein Kommen Gehen,
ich sterbe jung.’

Da horcht es rings
Und athmet kaum:
Kein Vogel singt.
Da überläuft
Es schaudernd, wie
Ein Glitzern, das Gebirg.
Da denkt es rings —
Und schweigt — —

Um Mittag war’s,
Um Mittag, wenn zuerst
Der Sommer ins Gebirge steigt,
Der knabe mit den müden heißen Augen.

Nietzsche

Friedrich Nietzsche (15 oktober 1844 – 25 augustus 1900)

 

De Russische dichter en schrijver Michail Joerjevitsj Lermontov werd geboren op 15 oktober 1814 in Moskou. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008 en ook mijn blog van 15 oktober 2009.

Den Freunden

Geborn bin ich mit heißem Herzen,
Bei Freunden liebe ich’s zu sein,
Und, wenn die Flasche kreist, mit Scherzen
Die Zeit zuweilen zu zerstreun.

Bin nicht dem lauten Ruhm gewogen,
Die Liebe wärmt mein Herz allein;
Der volle Leierklang, sein Wogen,
Kann gleichsam mir das Herz erfreun.

Doch oft im hemmungslosen Schwärmen
Quält sich mein Geist in Schmerz und Leid
Und noch im wilden Rausch, im Lärmen,
Zerdrückt mein Herz des Denkens Stein.

 

Mein Stoßgebet

Gott soll vor Fliegen mich bewahren,
Vorm Mädchen, das nicht lieben kann,
Vor Freunden, die sich offenbaren,
Vorm alten Weib, das liebeskrank.

 

Vertaald door Eric Boerner

 

Verlangen

O, waaróm geen vogel zijn, raaf, die daar hoog
In de lucht pas nog boven me vloog,
Is hemelwaarts zweven niet doenlijk voor mij,
Er de vrijheid beminnen niet bij?

Dan was ik naar ’t westen, het westen gesneld,
Naar het bloeiend voorvaderlijk veld,
Naar nevelig bergland, een ledig kasteel,
Waar hun stof rust, vergeten geheel.

Hun erfelijk schild hangt geblutst aan de muur,
Met hun roestige slagzwaard als buur,
Op schild en op zwaard vloog ik dadelijk af,
Met mijn vlerk veegde ik stof ervanaf.

Een harpsnaar, een Schotse, sloeg ik dan aan,
En de klank zou het weefsel langs gaan,
Door maar één gehoord, en gewekt maar door één,
Klonk hij óp, en zo ging hij ook heen.

Maar dromen: vergeefs, en onnut het gebed
Tegen noodlots draconische wet.
Tussen mij en mijn vaderlands heuvelen strekt
Zich een zee uit, met golven bedekt.

Van dappere strijders de laatste verwant,
Kwijn ik weg in de sneeuw van vreemd land;
Hiér werd ik geboren, van ziél woon ik daar…
O, was ik zo’n stepperaaf maar!

 

Vertaald door Kees Jiskoot

lermontov

Michail Lermontov (15 oktober 1814 – 27 juli 1841)
Standbeeld in Pjatigorsk

 

De Brits-Amerikaanse schrijver Grenville Wodehouse werd geboren op 15 oktober 1881 in Guildford. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006 en ook mijn blog van 15 oktober 2008 en ook mijn blog van 15 oktober 2009.

Uit: Uneasy Money

“In trying interviews, as in sprint races, the start is everything. It was the fact that she recovered more quickly from her astonishment that enabled Claire to dominate her scene with Bill. She had the advantage of having a less complicated astonishment to recover from, for, though it was a shock to see him there when she had imagined that he was in New York, it was not nearly such a shock as it was to him to see her here when he had imagined that she was in England. She had adjusted her brain to the situation while he was still gaping.

‘Well, Bill?’

This speech in itself should have been enough to warn Lord Dawlish of impending doom. As far as love, affection, and tenderness are concerned, a girl might just as well hit a man with an axe as say

‘Well, Bill?’ to him when they have met unexpectedly in the moonlight after long separation. But Lord Dawlish was too shattered by surprise to be capable of observing nuances. If his love had ever waned or faltered, as conscience had suggested earlier in the day, it was at full blast now.

‘Claire!’ he cried.

He was moving to take her in his arms, but she drew back.

‘No, really, Bill!’ she said; and this time it did filter through into his disordered mind that all was not well. A man who is a good deal dazed at the moment may fail to appreciate a remark like

‘Well, Bill?’ but for a girl to draw back and say, ‘No, really, Bill!’ in a tone not exactly of loathing, but certainly of pained aversion, is a deliberately unfriendly act. The three short words, taken in conjunction with the movement, brought him up with as sharp a turn as if she had punched him in the eye.

‘Claire! What’s the matter?’

She looked at him steadily. She looked at him with a sort of queenly woodenness, as if he were behind a camera with a velvet bag over his head and had just told her to moisten the lips with the tip of the tongue. Her aspect staggered Lord Dawlish. A cursory inspection of his conscience showed nothing but purity and whiteness, but he must have done something, or she would not be staring at him like this.

‘I don’t understand!’ was the only remark that occurred to him.

‘Are you sure?’

‘What do you mean?’

‘I was at Reigelheimer’s Restaurant–Ah!’

wodehouse

P.G. Wodehouse (15 oktober 1881 – 14 februari 1975)

 

De Italiaanse schrijver Italo Calvino werd geboren in Santiago de las Vegas op Cuba op 15 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008 en ook mijn blog van 15 oktober 2009.

Uit: Die unsichtbaren Städte (Vertaald door Burkhart Kroeber)

Die Städte und der Wunsch

Despina erreicht man auf zweierlei Weise: per Schiff oder per Kamel.

Die Stadt präsentiert sich unterschiedlich, je nachdem, ob man vom Land oder vom Meer zu ihr kommt. Der Kamelreiter, der am Horizont der Hochebene die Spitzen der Wolkenkratzer, die Radarantennen, die flat ternden weißroten Windsäcke und die rauchenden Schlote auftauchen sieht, denkt an ein Schiff, er weiß, daß es eine Stadt ist, aber er denkt sie sich wie ein großes Wasserfahrzeug, das ihn aus der Wüste fortbringt, ein Segelschiff, das gleich ablegen wird, während der Wind bereits die noch nicht losgebundenen Segel bläht, oder ein Dampfschiff mit vibrierendem Kessel im eisernen Rumpf, und er denkt an all die Häfen, an die Waren aus Übersee, die von den

Kränen auf den Docks entladen werden, an die Tavernen, in denen Crews aus verschiedenen Ländern einander Flaschen auf den Schädeln zerbrechen, an die erleuchteten Fenster im Erdgeschoß, jedes mit einer Frau darin, die sich kämmt.

Im Dunst der Küste unterscheidet der Seemann die Form eines Kamelhöckers, eines mit glitzernden Fransen verzierten Sattels zwischen zwei gefleckten Buckeln, die schwankend näher kommen, er weiß, daß es eine Stadt ist, aber er denkt sie sich wie ein Kamel, von dessen Tragsattel Schläuche und Doppelsäcke mit kandierten Früchten, Dattelwein, Tabakblättern hängen, und er sieht sich schon an der Spitze einer langen Karawane, die ihn aus der Meereswüste fortbringt zu Süßwasseroasen im gestreiften Schatten der Palmen, zu Palästen mit dicken Kalkmauern und gekachelten Höfen, in denen Tänzerinnen barfuß tanzen und die Arme mal unter, mal über dem Schleier bewegen.

Die unsichtbaren Städte | Italo Calvino Jede Stadt empfängt ihre Form von der Wüste, der sie sich

entgegenstellt; und so sehen der Kamelreiter und der Seemann Despina, die Stadt auf der Grenze zwischen zwei Wüsten.”
calvino
Italo Calvino (15 oktober 1923 – 19 november 1985)

 

De Nederlandse schrijfster Tessa de Loo (pseudoniem van Tineke Duyvené de Wit) werd op 15 oktober 1946 in Bussum geboren. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008 en ook mijn blog van 15 oktober 2009.

Uit: Isabelle

“Jij denkt dat ‘t heerlijk is om mooi te zijn…’Isabelle had haar benen opgetrokken en haar armen om haar enkels geslagen.
‘Je gaat me toch niet vertellen dat je eronder gebukt gaat,’zei Jeanne vinnig.
‘Ze houden van me…’ Isabelle haalde diep adem,’om mijn buitenkant , mijn omhulsel, niet om mezelf. Of ze haten me erom zoals jij, zonder me te kennen. Voor veel regisseurs ben ik niet meer dan een domme, blonde pop. Als ik met een eigen visie kom, luisteren ze niet. Ik moet enorme stennis maken om gehoord te worden. Dan wordt er geschreven dat ik een kreng ben, dat de roem me naar het hoofd gestegen is.’
Jeanne stond op. Er gebeurde iets wat ze niet kon bevatten: ineens kwamen er woorden terug. Klachten, over een wereld die zijn niet kende en haar niet interesseerde.”

deloo

Tessa de Loo (Bussum, 15 oktober 1946)

 

De Amerikaanse schrijver Mario Puzo werd geboren in New York op 15 oktober 1920. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008 en ook mijn blog van 15 oktober 2009.

Uit: Der letzte Pate (Vertaald door Gisela Stege, Veronika Dünninger, Bernhard Schmidt)

“Am Palmsonntag, ein Jahr nach dem Großen Krieg gegen die Santadios, feierte Don Domenico Clericuzio die Taufe zweier Neugeborener aus dem Kreis seiner Blutsverwandten und traf die wichtigste Entscheidung seines Lebens. Er lud die größten Familienchefs von Amerika zu sich ein, dazu Alfred Gronevelt, den Eigentümer des Hotels Xanadu in Vegas, und David Redfellow, der sich in den Vereinigten Staaten ein riesiges Drogenimperium aufgebaut hatte. Sie alle waren mehr oder

weniger seine Partner.

Nun wollte das mächtigste Familienoberhaupt Amerikas, Don Clericuzio, seine Macht abtreten – nach außen hin. Es wurde Zeit, mit anderen Karten zu spielen; demonstrative Macht war zu gefährlich. Der Machtwechsel an sich barg jedoch einige Gefahren. Deswegen musste er äußerst behutsam und mit großem Wohlwollen vorgehen. Und zwar auf eigenem Grund und Boden, im Zentrum seiner Macht.

Das Anwesen der Clericuzios in Quogue war zwanzig Morgen groß und von einer drei Meter hohen roten, mit Stacheldraht und elektronischen Sensoren bewehrten Mauer umgeben. Auf diesem Areal lagen außer dem Herrenhaus die Villen seiner drei Söhne sowie zwanzig kleinere Häuser für zuverlässige Gefolgsleute der Familie.

Bevor die geladenen Gäste eintrafen, setzte sich der Don im Spaliergarten hinter dem Herrenhaus mit seinen Söhnen an einem weißen gusseisernen Tisch zusammen. Giorgio, der älteste, war hochgewachsen, trug einen kleinen, flotten Schnurrbart und besaß die schlaksige Figur eines britischen Gentlemans, die er mit maßgeschneiderten Anzügen noch betonte. Er war siebenundzwanzig, verschlossen, hatte einen scharfen Verstand und harte Gesichtszüge. Der Don teilte Giorgio mit, dass er sich um die Aufnahme in die Wharton School of Business bewerben solle, um alle Tricks zu erlernen, mit deren Hilfe man Geld stehlen könne, ohne das Gesetz zu übertreten.

Giorgio erhob keine Einwände; dieser Befehl seines Vaters kam einem königlichen Edikt gleich und stand nicht zur Diskussion. Also nickte er gehorsam.”

 puzo

Mario Puzo (15 oktober 1920 – 2 juli 1999)

 

De biografische data zijn onzeker en berusten op verhalen en legenden, maar de internationale internet encyclopedie Wikipedia geeft 15 oktober 70 v. Chr. als geboortedatum van Publius Vergilius Maro. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006 en ook mijn blog van 15 oktober 2008 en ook mijn blog van 15 oktober 2009.

Uit: Aeneis I  (Vertaald door P. W. de Koning)

Oudtijds was er een stad, een kolonie van Tyrische mannen,
Over Italië lag zij, Karthago, ver over de monding
Van den Tiber, welvarende en stout in de kunsten van d’oorlog:
Welke Juno gezegd wordt het meeste te hebben bevoorrecht,
Meer dan Samos zelfs, dat dáár haar wapenen waren,
Dáár haar strijdkar stond, terwijl zij háár, van den aanvang
Af, tot gebiedster van d’aard had bestemd: – zoo het lot het gedoogde.
Maar ook was haar voorspeld, dat een stam, uit Troje gesproten,
Eens die Tyrische stad zou verwoesten en sedert uit dezen
’t Volk zou komen, dat Koning zou zijn, door de zege verheerlijkt,
Tot verderf van het Libysche Rijk: dat de Parcen dit dreven.
Dit dus vreesde Saturnus’ kind en herdacht zich den oorlog
Dien zij, bij Troje, gevoerd had, vóór allen, uit gunst tot d’Argivers;
Ook waren nog niet die reednen van toorn, die haar hart eens zoo griefden,
Uit haar zinnen gegaan; want diep in haar binnenste wrokten
’t Rechterlijk oordeel van Paris, de hoon der geminachte schoonheid
En het gehate geslacht en het eereambt van Ganymedes.
Zoo dus, te meer nog vergramd, heeft zij ’t overschot van de Trojanen,
Wat de Danäers niet hadden gedood noch de grimmige Achilles,
Rondgeslingerd op zee en van Latium verre gehouden.
Heel veel jaren dus zwierven zij om, door het Noodlot gedreven;
Zóó veel werks had het in, het volk van Rome te gronden.

vergilius

Vergilius (15 oktober 70 v. Chr. – 21 september 19 voor Chr.)
Buste in Rome

 

Onafhankelijk van geboortedata:

De Nederlandse schrijver Kees Beekmans (1961) studeerde Nederlandse Taal en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam voordat hij als journalist bij de Volkskrant aan de slag ging. Ruim tien jaar geleden wilde hij wat anders; hij besloot les te gaan geven op een ‘zwarte school’ in Amsterdam. Over zijn ervaringen schreef hij verhalen, die werden gepubliceerd in Margriet, Trouw en NRC Handelsblad. Met zijn artikelen in laatstgenoemde won hij in 1995 zijn eerste Zilveren Zebra. De bundeling van zijn verhalen ‘Eén hand kan niet klapt’ (2004) sleepte in 2004 de E. du Perronprijs in de wacht. Momenteel schrijft hij onder meer columns voor De Groene Amsterdammer en de Volkskrant over zijn verblijf in Marokko.

Uit: Sirocco

„Wat míj vooral aan hem opviel, was wat ikzelf miste: zijn daadkracht, zijn brutaliteit ook, zijn lef. Van die rondreis keerde hij ’s avonds laat terug, doodmoe, nam zijn intrek in hotel Terminus, en viel onmiddellijk in slaap — niet gehinderd door de smoezeligheid van de kamer of de kakkerlakken die voor hem wegvluchtten. Integendeel, geheel verkwikt door een goede nachtrust liet hij zich de volgende morgen – dus nog geen dag in Rabat — door een taxi naar de letterenfaculteit van Universiteit Mohammed v rijden, om bij het secretariaat te informeren of hij op dinsdag- en donderdagochtend een lokaal kon krijgen voor een cursus creative writing. Het was in eerste instantie maar voor een trimester, zei hij erbij, een workshop van twaalf bijeenkomsten.
‘Zo’n verzoek,’ zou Alain me later vertellen, ‘krijgen ze toch niet iedere dag, leek me, maar de vrouw die daar zat, tegen de veertig, niet onknap, liet niets van verbazing blijken. Ze knikte ten teken dat ze me begrepen had — alsof er dagelijks Fransen komen binnenlopen die een leslokaal nodig hebben.’
Als dat Marokkko was, dan mocht hij dit land wel. Alain meende zelfs te zien dat de secretaresse hem met een zekere belangstelling bekeek. Ze zei vriendelijk dat hij een dergelijk verzoek schriftelijk moest richten aan de decaan van de faculteit. Als hij haar die brief gaf, wilde zij er wel voor zorgen dat die bij haar baas terechtkwam.
‘Kan ik ’m hier schrijven?’ vroeg Alain, en hij wees op de computer op het andere bureau, waar niemand zat.
De secretaresse glimlachte en maakte een uitnodigend gebaar.
‘Wat moet er precies in staan?’
Nog diezelfde middag belde ze Alain om te zeggen dat hij toestemming had van de decaan. Zo schopte hij het binnen een dag — zijn rondreis niet meegerekend — tot onbezoldigd docent van Marokko’s meest prestigieuze universiteit.
En in de loop der maanden kwamen er steeds meer studenten, en studentes, op zijn workshop af — wat me, Alain inmiddels wat beter kennende, absoluut niet verbaasde. ‘De eerste keer waren het er vier, twee weken later al acht, en nu, alweer het derde trimester dat ik de cursus geef, zitten we daar iedere week met z’n dertigen, soms nog wel meer. Hoop lekkere wijven ook.’
‘Dat je ooit hebt gedacht dat je zo’n cursus kón geven…’ zei ik met bewondering in mijn stem. ‘Je zei dat je twéé verhalen in een literair tijdschrift had gepubliceerd?’
‘Hoeveel zou ik er dan gepubliceerd moeten hebben, volgens jou?“

 beekmans

Kees Beekmans (1961)

A. F.Th. van der Heijden, Friedrich Nietzsche, Michail Lermontov, P.G. Wodehouse, Italo Calvino, Tessa de Loo, Mario Puzo, Vergilius

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006 en ook mijn blog van 15 oktober 2007 en ook mijn blog van 15 oktober 2008.

 

Uit: The Movo Tapes

Now that all parties directly involved are dead (only Movo’s daughter Jolente is still alive), I can finally unfold the story in its entirety. For my own entertainment and that of my fellows, all of whom still possess their own name.
Movo died six months ago, just before his fiftieth birthday. Since then, Jolente has been working with two employees of the Constantijn Huygens Institute on a compilation of excerpts from her father’s impossible magnum opus
God’s Poems. The book has been announced for next autumn and will be published by De Spiegel, an imprint of the Hoek Keizersgracht-Spiegelstraat publishing company. It’s been in the papers and even made the TV news. I was moved to see that Hoek had survived all the mergers and reorganisations, as well as rising illiteracy, despite years of having to cope without the free advice of Movo’s grandfather, Olle Tornij. Their offices hadn’t even moved, they were still in the old building on the corner of Keizersgracht and Spiegelstraat. It seemed that they now came under the umbrella of an even larger group: Uitgeverijen Nederland & Vlaanderen BV, soon to be subsumed within European Publishers Ltd. The “highly distinctive character? of De Spiegel’s list would not be compromised, I read. Excellent, that means that Movo’s God’s Poems will reach the public, who for the first time will be able to read a book that cannot humanly be written, it testifies to that and bears the traces of that impossibility. Wonders will never cease.“

 

Uit: Der Anwalt der Hähne Vertaald door Helga van Beuningen)

„Montag, 29. April 1985

Er hätte besser daran getan, allein seinem Geruchs- und seinem Geschmackssinn zu trauen, und auch nur so weit, wie sie ihn seine eigene Verrottung riechen und schmecken ließen: Was sein Ohr auffing, war durch Angst bis zur Unkenntlichkeit verzerrt, unter seiner Berührung erhielten die Dinge auf der Stelle eine andere Haut, während seine Augen, sogar weit geöffnet, kaum mehr etwas anderes sahen als das Schauspiel, das sein vergiftetes Hirn für sich selbst inszenierte.

»Weg da. Weg, sag ich.«

Der erste verschaffte sich Zugang durch das Souterrainfenster, der zweite, indem er die Eingangstür mit einer Brechstange aufstemmte, woraufhin ein Dritter und ein Vierter sich an einem Seil im Lichthof herunterließen, an dem die Schlafzimmerfenster lagen. »Ksstt … haut ab! Laßt mich in Frieden.«

Nein, es war kein Traum. Er träumte nicht. Er schlief nicht. Er war schmerzhaft wach. Er hörte sie ins Haus eindringen einen nach dem anderen, zum Teil auch zu mehreren zugleich, konnte ihnen aber mit dem Gehör schon bald nicht mehr folgen. Immer wieder verlor er die Spur der Geräusche, und dann war es wieder still – bis erneut irgendwo ein Fenster aufgehebelt wurde. »He, ihr da. Macht, daß ihr wegkommt! «

 

vanderheijden2
A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

 

De Duitse dichter, filosoof, filoloog en schrijver Friedrich Nietzsche werd geboren op 15 oktober 1844 in Röcken ten zuidwesten van Leipzig. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008.

 

Diesen ungewissen Seelen

Diesen ungewissen Seelen

Bin ich grimmig gram.

All ihr Ehren ist ein Quälen,

All ihr Lob ist Selbstverdruß und Scham.

Daß ich nicht an ihrem Stricke

Ziehe durch die Zeit,

Dafür grüßt mich ihrer Blicke

Giftig – süßer hoffnungsloser Neid.

Möchten sie mir herzhaft fluchen

Und die Nase drehn!

Dieser Augen hilflos Suchen

Soll bei mir auf ewig irregehn.

 

Nach neuen Meeren

Dorthin – will ich; und ich traue

Mir fortan und meinem Griff.

Offen liegt das Meer; ins Blaue

Treibt mein Genueser Schiff.

Alles glänzt neu und neuer,

Mittag schläft auf Raum und Zeit –

Nur dein Auge – ungeheuer

Blickt mich’s an, Unendlichkeit!

 

Das trunkene Lied

O Mensch! Gib acht!

Was spricht die tiefe Mitternacht?

“Ich schlief, ich schlief -,

aus tiefem Traum bin ich erwacht: –

Die Welt ist tief,

und tiefer als der Tag gedacht.

Tief ist ihr Weh -,

Lust – tiefer noch als Herzeleid:

Weh spricht: Vergeh!

doch alle Lust will Ewigkeit -,

– will tiefe, tiefe Ewigkeit!”

 

friedrich-nietzsche

Friedrich Nietzsche (15 oktober 1844 – 25 augustus 1900)

Portret door Edvard Munch, 1906

 

De Russische dichter en schrijver Michail Joerjevitsj Lermontov werd geboren op 15 oktober 1814 in Moskou. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008.

 

Der Engel

Den Mitternachtshimmel ein Engel durchzog,
Sang leise ein Lied, als er flog,
Der Mond und die Sterne, die Wolken gesamt,
Sie lauschten dem heiligen Liede gebannt.

Er sang von der Seligkeit sündloser Seelen
In den Gebüschen der Gärten von Eden,
Er sang von der göttlichen Größe, sein Lob
Keinesfalls trog.

Er trug eine Seele, die jung war, im Arm
In eine Welt voller Tränen und Harm;
Der Ton seines Lieds in der Seele noch lang
Lebendig auch ganz ohne Worte erklang.

Sie quälte im Weltlauf noch lange sich still
Von herrlicher Sehnsucht erfüllt,
Nie konnte verdrängen den himmlischen Klang
Der irdische, öde Gesang.

 

Schwarze Augen

Sommernacht hat viele Sterne;
Warum du nur ihrer zwei?
Südens Augen! Tiefe Schwärze!
Trafen uns zur schlechten Zeit.

Wer auch fragt, die Sternennächte
Sprechen nur vom Himmelsglück;
Schwarze Augen, eure Sterne
Sind mein höllisches Entzücken.

Südens Augen, schwarze Augen,
Las der Liebe Urteil hier,
Tages- und auch Nachtgestirne
Seid ihr seit dem Zeitpunkt mir! –

 

Herbst

Laub im Feld hat angefangen
Gelber kreisend zu entfliehn;
Nur im Nadelwald die Tannen
Hängen voller finstrem Grün.
Unter Felsens Überhange
Liebt’s der Schnitter schon nicht mehr,
Zwischen Blumen auszuspannen
Mittags von der Arbeit schwer.
Instinktiv fliehn wilde Tiere
Irgendwo in ihr Versteck.
Blasser Mondschein: nur noch silbern
Glänzt im Nebel schwach das Feld.

Mikhail_lermontov
Michail Lermontov (15 oktober 1814 – 27 juli 1841)
Portret door A. Chelyshev

 

De Brits-Amerikaanse schrijver Grenville Wodehouse werd geboren op 15 oktober 1881 in Guildford. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006 en ook mijn blog van 15 oktober 2008.

 

Uit: Uncle Fred in the Springtime

“That pig is too fat.”

“Too fat?”

“Much too fat. Look at her. Bulging.”

“But my dear Alaric, she is supposed to be fat.”

“Not as fat as that.”

“Yes, I assure you. She has already been given two medals for being fat.”

“Don’t be silly, Clarence. What would a pig do with medals? It’s no good trying to shirk the issue. There is only one word for that pig—gross. She reminds me of my aunt Horatia, who died of apoplexy during Christmas dinner. Keeled over halfway through her second helping of plum pudding and never spoke again. This animal might be her double. And what do you expect? You stuff her and stuff her and stuff her, and I don’t supposed she gets a lick of exercise from one week’s end to another. What she wants is a cracking good gallop every morning and no starchy foods. That would get her into shape.”

Lord Emsworth has recovered the pince-nez which emotion had caused, as it always did, to leap from his nose. He replaced them insecurely.

“Are you under the impression,” he said, for when deeply moved he could be terribly sarcastic, “that I want to enter my pig for the Derby?”

The duke has been musing. He had not liked that nonsense about pigs being given medals and he was thinking how sad all this was for poor Connie. But at these words, he looked up sharply. An involuntary shudder shook him and his manner took on a sort of bedside tenderness.

“I wouldn’t, Clarence.”

“Wouldn’t what?”

“Enter this pig for the Derby. She might not win, and then you would have had all your trouble for nothing.”

We jump forward about 70 pages. Here the Duke is now discussing Lord Emsworth and his pig with Lord Ickenham. The Duke again begins the exchange.

“Here are the facts. He’s got a pig, and he’s crazy about it.”

“The good man loves his pig.”

“Yes, but he doesn’t want to run it in the Derby.”

“Does Emsworth?”

“Told me so himself”

Lord Ickenham looked dubious.

“I doubt the stewards would accept a pig. You might starch its ears and enter it as a greyhound for the Waterloo Cup, but not the Derby.”

“Exactly. Well, that shows you.”

“It does, indeed.”

 

wodehouse2
P.G. Wodehouse (15 oktober 1881 – 14 februari 1975)

 

De Italiaanse schrijver Italo Calvino werd geboren in Santiago de las Vegas op Cuba op 15 oktober 1923. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008.

Uit: The Adventure of a Poet (Vertaald door Tim Parks)

 

“THE LITTLE island had a high, rocky shoreline. On it grew the thick, low scrub, the vegetation that survives by the sea. Gulls flew in the sky. It was a small island near the coast, deserted, uncultivated: in half an hour you could circle it in a rowboat, or in a rubber dinghy like the one the approaching couple had, the man calmly paddling, the woman stretched out, taking the sun. As they came nearer, the man listened intently.
“What do you hear?” she asked.
“Silence,” he said. “Islands have a silence you can hear.”
In fact, every silence consists of the network of minuscule sounds that enfolds it: the silence of the island was distinct from that of the calm sea surrounding it because it was pervaded by a vegetable rustling, the calls of birds, or a sudden whirr of wings.
Down below the rock, the water, without a ripple these days, was a sharp, limpid blue, penetrated to its depths by the sun’s rays. In the cliff faces the mouths of grottoes opened, and the couple in the rubber boat were going lazily to explore them.
It was a coast in the South, still hardly affected by tourism, and these two were bathers who came from elsewhere. He was one Usnelli, a fairly well known poet; she, Delia H., a very beautiful woman.
Delia was an admirer of the South, passionate, even fanatical, and, lying in the boat, she talked with constant ecstasy about everything she was seeing, and perhaps also with a hint of hostility toward Usnelli, who was new to those places and, it seemed to her, did not share her enthusiasm as much as he should have.
“Wait,” Usnelli said, “wait.”
“Wait for what?” she said. “What could be more beautiful than this?”
He, distrustful (by nature and through his literary education) of emotions and words already the property of others, accustomed more to discovering hidden and spurious beauties than those that were evident and indisputable, was still nervous and tense. Happiness, for Usnelli, was a suspended condition, to be lived holding your breath. Ever since he began loving Delia, he had seen his cautious, sparing relationship with the world endangered; but he wished to renounce nothing, either of himself or of the happiness that opened before him. Now he was on guard, as if every degree of perfection that nature achieved around him a decanting of the blue of the water, a languishing of the coast’s green into gray, the glint of a fish’s fin at the very spot where the sea’s expanse was smoothest were only heralding another, higher, degree, and so on to the point where the invisible line of the horizon would part like an oyster revealing all of a sudden a different planet or a new word.
They entered a grotto. It began spaciously, like an interior lake of pale green, under a broad vault of rock. Farther on, it narrowed to a dark passage. The man with the paddle fumed the dinghy around to enjoy the various effects of the light. The light from outside, through the jagged aperture, dazzled with colors made more vivid by the contrast. The water there sparkled, and the shafts of light ricocheted upward, in conflict with the soft shadows that spread from the rear. Reflections and flashes communicated to the rock walls and the vault the instability of the water.
“Here you understand the gods,” the woman said.”

Calvino-1

Italo Calvino (15 oktober 1923 – 19 november 1985)

 

De Nederlandse schrijfster Tessa de Loo (pseudoniem van Tineke Duyvené de Wit) werd op 15 oktober 1946 in Bussum geboren. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008.

 

Uit: De zoon uit Spanje

“De wijkverpleegster werd afgebeld, de kinderen wilden geen vreemden over de vloer op mijn verjaardag. Het gevolg hiervan was dat ik duizend doden stierf terwijl ik boven de po-stoel hing, aan een belachelijk onesthetisch apparaat dat tillift heet. Als een autowrak aan een hijskraan hing ik daar voor de ogen van mijn eigen dochter. Dit is het einde, zei ik tegen mezelf, ik ben er niet meer bij om dit mee te maken. Ik val niet meer samen met mijn lichaam, dat eropuit is me ook nog van mijn waardigheid te beroven. Hierbij verklaar ik mijn lichaam de oorlog, we kunnen onmogelijk langer bevriend blijven.
Zo begon die gedenkwaardige dag Ida, die nog heel wat verrassingen voor mij in petto had. Je denkt: ik ben oud en ziek, ik heb mijn plichten vervuld, nu komt de beloning. Vergeet het maar Ida, niet in dit leven.
Ik zou mijn gedachten wel eens even uit willen zetten. Innerlijke rust en stilte, dat is waar ik behoefte aan heb. In plaats daarvan hoor ik binnen in mijn hoofd mijn eigen stembuigingen, mijn eigen dictie en intonatie, steeds dezelfde zender met steeds hetzelfde programma. Het is onmogelijk op bestelling aangename, milde gedachten te krijgen waarop je prettig kunt wegzeilen.
Je denkt toch niet dat ik medelijden heb met mezelf? En wat dan nog? Als niemand anders het heeft? Ik zou je laten lachen, zeg je, goed dan.
Ze hadden de kamer versierd en overal stonden vazen met bloemen. Mijn rolstoel werd naar het raam gereden, zodat ik naar buiten kon kijken. En daar zag ik op die druilerige dag in mei, terwijl de takken van de struiken bogen onder het gewicht van regendruppels, mijzelf als jonge man, blakend van gezondheid, druk aan het spitten in de tuin. Af en toe komt hij overeind om met zijn zakdoek het zweet van zijn voorhoofd te vegen, vergenoegd om zich heen kijkend. Hou maar op, roep ik hem toe, hou op met dat idiote gespit en wees zuinig op je spieren! Zet je schop in de schuur en laat de natuur haar gang gaan. Ze doet sowieso wat ze wil vroeg of laat, de natuur.
‘Ik heb zin in een borrel,’ zeg ik.
‘U weet best dat u geen sterke drank mag.’ Hilde is compromisloos op dit punt.
‘Zelfs ter dood veroordeelden krijgen een galgenmaal,’ protesteer ik, ‘gun een man die stervende is toch zijn opkikkertje.”

loo

Tessa de Loo (Bussum, 15 oktober 1946)

 

De Amerikaanse schrijver Mario Puzo werd geboren in New York op 15 oktober 1920. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2008.

Uit: The Godfather

“Amerigo Bonasera sat in New York Criminal Court Number 3 and waited for justice; vengeance on the men who had so cruelly hurt his daughter, who had tried to dishonor her.

The judge, a formidably heavy-featured man, rolled up the sleeves of his black robe as if to physically chastise the two young men standing before the bench. His face was cold with majestic contempt. But there was something false in all this that Amerigo Bonasera sensed but did not yet understand.

“You acted like the worst kind of degenerates,” the judge said harshly. Yes, yes, thought Amerigo Bonasera. Animals. Animals. The two young men, glossy hair crew cut, scrubbed clean-cut faces composed into humble contrition, bowed their heads in submission.

The judge went on. “You acted like wild beasts in a jungle and you are fortunate you did not sexually molest that poor girl or I’d put you behind bars for twenty years.” The judge paused, his eyes beneath impressively thick brows flickered slyly toward the sallow-faced Amerigo Bonasera, then lowered to a stack of probation reports before him. He frowned and shrugged as if convinced against his own natural desire. He spoke again.

“But because of your youth, your clean records, because of your fine families, and because the law in its majesty does not seek vengeance, I hereby sentence you to three years’ confinement to the penitentiary. Sentence to be suspended.”

Only forty years of professional mourning kept the overwhelming frustration and hatred from showing on Amerigo Bonasera’s face. His beautiful young daughter was still in the hospital with her broken jaw wired together; and now these two animales went free? It had all been a farce. He watched the happy parents cluster around their darling sons. Oh, they were all happy now, they were smiling now.”

puzo

Mario Puzo (15 oktober 1920 – 2 juli 1999)

 

De biografische data zijn onzeker en berusten op verhalen en legenden, maar de internationale internet encyclopedie Wikipedia geeft 15 oktober 70 v. Chr. als geboortedatum van Publius Vergilius Maro. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006 en ook mijn blog van 15 oktober 2008.

Uit: Aeneis II Vertaald door P. W. de Koning)

“Allen zwegen daarop en richtten den blik op Aeneas,
Stil van aandacht, en deze begon van den statigen rustbank:
“O koningin, ’t is een vreeselijk leed dat gij vraagt te hernieuwen,
Hoe de Danaërs de macht en ’t beklagelijk rijk der Trojanen
Uiterlijk delgden van de aard: wat ik zelf in zijn jamren aanschouwde,
Waar ik wel mijn rol heb gespeeld. Wie hield, bij ’t verhalen,
Myrmidoon of Doloop of soldaat van den harden Ulysses,
Dan nog zijn tranen terug. En zie, aan den vochtigen hemel
Daalt reeds de nacht en ’t verglijdend gestarnte vermaant ons tot sluimer.
Maar, is uw liefde zóó groot, het verhaal onzer rampen te kennen,

En in ’t kort den uiteindlijken strijd van Troje te hooren,
Dan, schoon mijn ziel die herinnering gruwt en nog immer terugschrok –
Dan maak ik aanvang. Door d’oorlog verzwakt en door ’t noodlot weerhouden,
Waar zoo jaar op jaar al vergleed, vervaardigden toen de
Vorsten der Grieken een paard, (naar de kunst van de hemelsche Pallas),
Groot als een berg, en bekleedden zijn ribben met planken van dennen,
Liegende dat het een wijgeschenk was, voor een veilige thuiskeer.
Zóó het gerucht. Toen lootten ze en sloten den kern van hun leger
In zijn duisteren flank en vulden, ter sluiks, het geheele
Ruim van dat ontzaglijke lijf met gewapende benden.

Nog in ’t gezicht van den wal ligt Tenedos, eens zoo roemruchtig,
Eens welvarend en rijk, toen Priamus’ koningschap duurde,
Thans een kwalijk betrouwbare ree en een baai voor de schepen.

Busto-di-Virgilio.jpg
Vergilius (15 oktober 70 v. Chr. – 21 september 19 voor Chr.)
Buste bij de ingang van zijn graf in Napels

 

A. F.Th. van der Heijden, Michail Lermontov, P.G. Wodehouse, Italo Calvino, Tessa de Loo, Mario Puzo, Friedrich Nietzsche, Vergilius

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006 en ook mijn blog van 15 oktober 2007.

 

Uit: Het schervengericht

 

‘Hoe heet jij?’
‘Ik blijf me niet voorstellen.’
‘Je naam.’
‘Scott Maddox.’
‘Hoe heet je echt?’
‘Maddox, Scott. Vraag het Carhartt. Vraag het
De Griek.’
‘Die weten niet beter.’
‘Als jij het beter weet, zeg het dan.’
‘Scott, wie ben jij?’
‘Een heel andere vraag.’
‘Zeg me wie je bent. Ik heb er recht op.’
‘Wil je me leren kennen?’ schreeuwde hij opeens.
Hij begon aan de kram te rukken waarmee het uiteinde van het verband in zijn nek vastzat. Doordat hij van zijn ingezwachtelde handen alleen de ontvelde vingertoppen
kon gebruiken, kwam het stukje metaal met z’n weerhaakjes steeds dieper in het gaas vast te zitten.
‘Doe geen moeite,’ zei Remo. ‘Ik weet wie je bent.’
‘Ik weet wie jij bent. Daarom doe ik die moeite juist.’
‘Jij was het.’
‘Ik was wat?’
‘Jij hebt het gedaan.’
‘Wat?’
‘Mijn vrouw.’
‘Die is in het kraambed gestorven.’
‘Nog voor de kleine er was, ja.’
‘Ik heb niets gedaan. Ik ben geen verloskundige.’
‘Je personeel.’
‘Ik zie het nu,’ zei Maddox.
‘De regisseur.’
‘De regisseur, Scott, dat ben jij.’
‘Twee regisseurs, voor anker aan hun dekzwabber.’
‘Ze hebben allebei hun dromen geregisseerd.’
‘Bij jou was het kunstlicht en namaakbloed. Ik ben je de baas.’
Remo liet de steel van zijn trekker los, en klauwde met tien vingers tegelijk in de verbandkluwen rond Maddox’ hoofd. ‘Jij bent…’ Met zulke hevig trillende handen was het niet gemakkelijk een begin te maken met het afwikkelen van de windsels. En dan waren er
nog de krammen, waarvan er een op het achterhoofd zat. Remo haakte twee vingers achter een strook verband, en trok. Maddox steunde van de pijn, en duwde zijn omzwachtelde handen tegen Remo’s borst, maar zonder veel kracht.
‘Ik ben het,’ klonk het dof uit een mond die nu achter het verschoven verband schuilging. ‘Ik ben die ik ben. Ik ben die ben.’
Remo bleef trekken. De windsels kwamen in lussen los. Er hing een hele wolk van tussen hun hoofden. De onderste laag, die vastgeplakt zat in de brandwonden, moest met nog meer geweld losgetrokken worden.
Maddox hield zijn pijnkreten gedempt, misschien om de bewakers niet te alarmeren.
Naar onderen toe werden de zwachtels smeriger. Groenig van pus en zalf, en bevlekt met bijna zwartgeworden bloed. Remo trok, en Maddox draaide rond zijn as, zichzelf los windend van het verband.
‘Wie ben jij?’
Nog steeds geen gezicht. Het ging schuil achter een samenstel van zachte, bruine wondkorsten, waartussen stippellijnen van opkomend bloed liepen, dat spoedig rijkelijk begon te lekken.
‘Je ziet toch wie ik ben.’

 

 

A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

 

 

 

De Russische dichter en schrijver Michail Joerjevitsj Lermontov werd geboren op 15 oktober 1814 in Moskou. Zie ookmijn blog van 15 oktober 2006.

 

 

Ich möchte leben! Möchte leiden

Ich möchte leben! Möchte leiden,
Als gäb es Liebe nicht noch Glück;
Verzärtelt ward mein Geist von beiden
Und allzu sorglos mein Geschick.

Mag nur der Hohn der Welt verjagen
Der Ruhe trügerischen Wahn;
Was ist ein Dichter ohne Plagen?
Was ohne Sturm der Ozean?

 

Er lebt nur um den Preis von Qualen,
Den Preis von Kummer ganz allein,
Und Ruhm möcht ehrlich er bezahlen,
Des Himmels Töne kauft er ein.

 

 

 

Wir trennten uns, doch dein Porträt

 

Wir trennten uns, doch dein Porträt
Bewahr am Busen ich bis heut.
Erfreut’s mir doch das Herz wie eh
Als blasses Abbild schönrer Zeit.

 

Da schon in andrer Liebe Joch
Ich ging, vergessen konnt ich’s nicht.
Verlaßner Dom bleibt Kirche noch,
Gott bleibt, wenn auch sein Bild zerbricht.

 

 

Vertaald door Barbara Heitkam

 

 

Das Blatt

 

Es ward einst ein Blatt von der heimischen Eiche geschlagen
Und ward von dem Sturme zur baumleeren Steppe getragen;
Es welkte vor Gram und vor Hitze und Kälte geschwind,
Da trug es endlich zum Schwarzen Meere der Wind.

 

Hier sieht es am Meer eine junge Platane aufsteigen –
Sanft säuselt der Wind durch die Blätter und spielt mit den Zweigen;
Es wiegen Paradiesvögel sich auf den Ästen und singen,
Der Meeresprinzessin zum Ruhm ihre Lieder erklingen.

 

Schüchtern naht sich das wandernde Blättchen
dem blühenden Baume
Und fleht um Obdach und Schutz in dem schattigen Raume,
So spricht es: »Ich bin das verwaiste Blatt einer Eiche,
Vom Sturme entrissen der Heimat rauhem Bereiche;

 

Ganz einsam und ziellos, so flog ich im endlosen Kummer,
Nicht Obdach konnte ich finden, nicht Nahrung noch
Schlummer –
In deinen smaragdenen Blättern erlös mich der Plagen,
Ich will dir’s vergelten; kenn viele Geschichten und Sagen…«

 

»Du, heb dich hinweg!« sprach der Baum – »du bist
von den Wettern
Vergilbt und verdorrt und gleichst nicht meinen
übrigen Blättern.
Hast vieles gesehn, doch was soll ich mit deinem Erzählen?
Ich muß mich genug mit dem Singsang der Vögel schon quälen.

 

Nein, geh deinen Weg – bei mir wirst du umsonst dich bemühen!
Mich liebt die Sonne – und ihr nur gehört mein Blühen;
Stolz sind meine Zweige empor zum Himmel gebogen,
Die Wurzeln mir waschen des Meeres dienstbare Wogen.«

 

 

Vertaald door Friedrich Bodenstedt

Michail Lermontov (15 oktober 1814 –  27 juli 1841)

Portret door Pyotr Zabolotsky,1837

 

De Brits-Amerikaanse schrijver Grenville Wodehouse werd geboren op 15 oktober 1881 in Guildford. Zie ook mijn blog van 15 oktober 2006.

Uit: The Code of the Woosters

„I reached out a hand from under the blankets, and rang the bell for Jeeves.
‘Good evening, Jeeves.’
‘Good morning, sir.’
This surprised me.
‘Is it morning?’
‘Yes, sir.’
‘Are you sure? It seems very dark outside.’
‘There is a fog, sir. If you will recollect, we are now in Autumn — season of mists and mellow fruitfulness.’
‘Season of what?’
‘Mists, sir, and mellow fruitfulness.’
‘Oh? Yes. Yes, I see. Well, be that as it may, get me one of those bracers of yours, will you?’
‘I have one in readiness, sir, in the ice-box.’
He shimmered out, and I sat up in bed with that rather unpleasant feeling you get sometimes that you’re going to die in about five minutes. On the previous night, I had given a little dinner at the Drones to Gussie Fink-Nottle as a friendly send-off before his approaching nuptials with Madeline, only daughter of Sir Watkyn Bassett, CBE, and these things take their toll. Indeed, just before Jeeves came in, I had been dreaming that some bounder was driving spikes through my head — not just ordinary spikes, as used by Jael the wife of Heber, but red-hot ones.
He returned with the tissue-restorer. I loosed it down the hatch, and after undergoing the passing discomfort, unavoidable when you drink Jeeves’s patent morning revivers, of having the top of the skull fly up to the ceiling and the eyes shoot out of their sockets and rebound from the opposite wall like racquet balls, felt better. It would have been overstating it to say that even now Bertram was back again in mid-season form, but I had at least slid into the convalescent class and was equal to a spot of conversation.
‘Ha!’ I said, retrieving the eyeballs and replacing them in position. ‘Well, Jeeves, what goes on in the great world? Is that the paper you have there?’
‘No, sir. It is some literature from the Travel Bureau. I thought that you might care to glance at it.’
‘Oh?’ I said. ‘You did, did you?’
And there was a brief and — if that’s the word I want — pregnant silence.
I suppose that when two men of iron will live in close association with one another, there are bound to be occasional clashes, and one of these had recently popped up in the Wooster home. Jeeves was trying to get me to go on a Round-The-World cruise, and I would have none of it. But in spite of my firm statements to this effect, scarcely a day passed without him bringing me a sheaf or nosegay of those illustrated folders which the Ho-for-the-open-spaces birds send out in the hope of drumming up custom. His whole attitude recalled irresistibly to the mind that of some assiduous hound who will persist in laying a dead rat on the drawing-room carpet, though repeatedly apprised by word and gesture that the market for same is sluggish or even non-existent.“


P.G. Wodehouse (15 oktober 1881 – 14 februari 1975)

 

De Italiaanse schrijver Italo Calvino werd geboren in Santiago de las Vegas op Cuba op 15 oktober 1923. In 1925 keert de familie terug naar Italië, San Remo, de geboorteplaats van zijn vader, die landbouwkundig ingenieur was. Zijn moeder was biologe en afkomstig uit Sardinië. Na zijn gymnasiumopleiding, schreef hij zich in aan de universiteit van Turijn om, in de voetsporen van zijn vader, landbouwkunde te gaan studeren. In 1943 gaf hij zijn studie op om zich bij de partizanen aan te sluiten tijdens het verzet in de Alpes Maritimes. In 1945 keerde hij terug naar de universiteit van Turijn maar dan als student aan de Letterenfaculteit, waar hij in 1947 afstudeerde met een scriptie over Joseph Conrad. Na de bevrijding werd hij actief lid van de Communistische Partij van Italië (PCI) en werkte hij mee aan communistische dagbladen en tijdschriften. In Turijn kwam hij al snel in contact met de intellectuelen die verbonden waren aan de uitgeverij Einaudi, zoals Cesare Pavese en Elio Vittorini en wordt hij medewerker van het tijdschrift ‘Il Politecnico’. In 1947 werd, door Einaudi, de korte roman Il sentiero dei nidi di ragno gepubliceerd en bleek Calvino een veelbelovend schrijver van de nieuwe neorealistische literatuur te zijn. Vanaf 1950 is hij werkzaam op de redactie van Einaudi, de uitgeverij waarvan hij van 1955 tot 1961 directeur werd. Gedurende deze periode publiceerde hij een verhalenbundel Racconti (1958) en drie romans gebundeld in I nostri antenati (1960). Na onenigheid over de te volgen politieke lijn zegde hij in 1957 zijn lidmaatschap van de PCI op en samen met Elio Vittorini richtte hij in 1959 het tijdschrift ‘Il Menabò’ op. In 1960 verbleef hij zes maanden in de Verenigde Staten en daarna woonde hij een tijd in Rome terwijl hij, door een steeds groeiende interesse voor de Franse cultuur, lange periodes in Parijs doorbracht. Hij had aandacht voor de ontwikkelingen die zich begin jaren zestig voordeden, zowel aan het nieuw linkse front als aan het front van de neo avant-garde (Gruppo ’63) maar hield er afstand van. In La giornata di uno scrutatore (1963) geeft hij zijn visie op de crisis van links. Hij volgde de eerste uitingen van de studentenopstand in Italië en in Frankrijk aandachtig en ook al was hij het eens met de kritische en anti- autoritaire houding van de studenten, dit kwam niet tot uiting in zijn werk, zoals blijkt uit Le città invisibili (1972) en Il castello dei destini incrociati (1973). Zijn internationale faam breidde zich snel uit door de vertalingen van zijn werken.

Uit: If  on a winter’s night a traveller (Se una notte d’inverno un viaggiatore)

“… I’m speaking to you two, a fairly unrecognisable tangle under the rumpled sheet. Maybe afterward you will go your separate ways and the story will again have to shift gears painfully, to alternate between the feminine tu and the masculine; but now, since your bodies are trying to find, skin to skin, the adhesion most generous in sensations, to transmit and receive vibrations and waves, to compenetrate the fullnesses and the voids, since in mental activity you have also agreed on teh maximum agreement, you can be addressed with an articulated speech that includes you both in a sole, two-headed person. First of all the field of action, or of existence, must be established for this double entity you form. Where is the reciprocal indentification leading? What is the central theme that recurs in your variations and modulations? A tension concentrated on not losing anything of its own potential, on prolonging a state of reactivity, on exploiting the accumullation of the other’s desire in order to multiply one’s own charge? Or is it the most submissive abandonment, the exploration of the immensity of strokable and reciprocally stroking spaces, the dissolving of one’s being in a lake whose surface is infinitely tactile? In both situations you certainly do not exist except in relation to each other, but, to make those situations possible, your respective egos have not so much to erase themselves as to occupy, without reserve, all the void of the mental space, invest in itself at the maximum interest or spend itself to the last penny. In short, what you are doing is very beautiful but grammatically it doesn’t change a thing. At the moment when you most appear to be a united voi, a second person plural, you are two tus, more separate and circumscribed than before.

(This is already true now, when you are still occupied, each with the other’s presence, in an exclusive fashion. Imagine how it will be in a little while, when ghosts that do not meet will frequent your minds, accompanying the encounters of your bodies tested by habit.)

Ludmilla, now you are being read. Your body is being subjected to a systematic reading, through channels of tactile information, visual, olfactory, and not without some intervention of the taste buds. Hearing also has its role, alert to your gasps and your trills. It is not only the body that is, in you, the object of raeding: the body matters insofar as it is part of a complex of elaborate elements, not all visible and not all present, but manifested in visible and present events: the clouding of your eyes, your laughing, the words you speak, your way of gathering and spreading your hair, your initiatives and your reticences, and all the signs that are on the frontier between you and usage and habits and memory and prehistory and fashion, all codes, all the poor alphabets by which one human being believes at certain moments that he is reading another human being.”


Italo Calvino (15 oktober 1923 – 19 november 1985)

 

De Nederlandse schrijfster Tessa de Loo (pseudoniem van Tineke Duyvené de Wit) werd op 15 oktober 1946 in Bussum geboren als oudste van het gezin. Ze bracht haar jeugd door in Amsterdam en Oss. Op de MSS ontdekte ze haar liefde voor literatuur en ontwikkelde ze haar passie voor het schrijven. Na de middelbare school wilde ze het liefst naar de kunstacademie, maar op advies van haar ouders ging ze de MO-opleiding Nederlands in Utrecht volgen. Ze trouwde op twintigjarige leeftijd en vier jaar later werd zoon Joris geboren. Ze brak toen haar studie af en staakte ook haar schrijfpogingen. Ze is een paar jaar lerares in de Achterhoek, waar het gezin intussen heen is verhuisd. Begin 1973 verhuisden ze opnieuw, dit maal naar Texel, waar De Loo ook les gaf. Op Texel ontdekte ze dat ze nog steeds de ambitie had om schrijver te worden. In 1975 stuurde ze voor een wedstrijd in Vrij Nederland een verhaal in dat enthousiast werd ontvangen. Na de scheiding van haar man ontstonden de verhalen ‘De muziekles’ en ‘De meisjes van de suikerwerkfabriek’, die in 1983 gepubliceerd werden in het tijdschrift Maatstaf. Ze gebruikte toen voor het eerst haar pseudoniem. Nog in 1983 verscheen de verhalenbundel De meisjes van de suikerwerkfabriek. Ze ontving daarvoor het Gouden Ezelsoor voor het best verkochte debuut en het werd ook bekroond met de Anton Wachterprijs voor het beste debuut.

Uit: De Tweeling

 

„Vanuit een veenturfbad staarde Anna haar met glazen ogen aan – het leek of ze onthoofd was, of haar lichaam voor altijd diep in het bruine moeras was gezonken terwijl haar hoofd op de turfmassa was blijven drijven. Ze staarde Lotte aan met een blik waarin alle emoties ontbraken: opwinding, ergernis, spot, woede, verdriet… een totale afwezigheid van al die stemmingen die elkaar twee weken lang caleidoscopisch hadden afgewisseld en samen de complexiteit die Anna heette hadden gevormd. Het beklemmendste was dat ze zo overduidelijk zweeg…dat ze niet gewoontegetrouw druk pratend en gebarend uitlegde wat haar was overkomen. Lotte keek verweesd om zich heen. Het was een badkamer zoals alle andere, warm en vochtig, had ze het benauwd gekregen? De lichtblauwe tegels eindigden aan de bovenkant in een rand met schelpmotieven – dit was het laatste dat Anna had gezien, had het haar doen denken aan de Oostzee waarin ze bijna verdronken was, samen met haar man… waarin ze, achteraf, liever verdronken was geweest… Dit was het laatste wat Anna had gezien – daarnet leefde ze nog en was ze vitaal als altijd in bad gestapt.“

Tessa de Loo (Bussum, 15 oktober 1946)

 

 

 

De Amerikaanse schrijver Mario Puzo werd geboren in New York op 15 oktober 1920. Hij is de schrijver van de beroemde Godfather-serie en andere boeken over de maffia. Puzo studeerde, na zijn diensttijd in de Tweede Wereldoorlog in New York. In 1969 publiceerde Puzo The Godfather (De peetvader). Later werd dit boek uitgebreid (nadat het zeer succesvol was verfilmd door Francis Ford Coppola) tot The Godfather filmtrilogie.

 

Uit: Omerta

„Don Zeno was the last of the true Mafia chiefs, having all his life observed the old traditions. He extracted a tariff on all business, but never on drugs, prostitution, or other crime of any kind. And never did a poor man come to his house for money and go away empty-handed. He corrected the injustices of the law-the highest judge in Sicily could make his ruling, but if you had right on your side, Don Zeno would veto that judgment with his own force of will, and arms.

No philandering youth could leave the daughter of a poor peasant without Don Zeno persuading him into holy matrimony. No bank could foreclose on a helpless farmer without Don Zeno interfering to put things right. No young lad who hungered for a university education could be denied it for lack of money or qualification. If they were related to his cosca, his clan, their dreams were fulfilled. The laws from Rome could never justify the traditions of Sicily and had no authority; Don Zeno would overrule them, no matter what the cost.

But the Don was now in his eighties, and over the last few years his power had begun to wane. He’d had the weakness to marry a very beautiful young girl, who had produced a fine male child. She had died in childbirth, and the boy was now two years old. The old man, knowing that the end was near and that without him his cosca would be pulverized by the more powerful coscas of Corleone and Clericuzio, pondered the future of his son.“

 

Mario Puzo 15 oktober 1920 – 2 juli 1999)

 

 

 

De Duitse dichter, filosoof, filoloog en schrijver Friedrich Nietzsche werd geboren op 15 oktober 1844 in Röcken ten zuidwesten van Leipzig. Hij was de zoon van Karl Ludwig Nietzsche, een dominee die op 30 juli1849 overleed. In 1850 verhuisde de familie naar Naumburg. Nietzsches zus Elisabeth, die na zijn dood een belangrijke rol speelde bij de receptie van zijn werk, was twee jaar jonger. Hij bracht het grootste deel van zijn vroege jeugd door tussen vijf vrouwen: zijn moeder Franziska, zijn jongere zus Elisabeth, zijn grootmoeder langs moeders kant, en twee ongetrouwde tantes.

Nietzsche studeerde korte tijd theologie aan de universiteit van Bonn, maar stapte over op filologie en raakte vertrouwd met de klassieke literatuur en filosofie. Hij vervolgde die studie aan de universiteit van Leipzig. In 1869 werd hij hoogleraar te Bazel.

De meeste deskundigen gingen er tot voor kort van uit dat de geestelijke aftakeling die hem de laatste tien jaar van zijn leven onproductief maakte, het gevolg was van syfilis. Recente wetenschappelijke inzichten hebben hieraan evenwel twijfel gezaaid, aangezien bij syfilitische dementie de dood doorgaans intreedt tussen de 3 en 4 jaar nadat de bacterie de hersenen heeft aangetast, terwijl Nietzsche vanaf de eerste symptomen van zijn waanzin nog elf jaar te leven had. Na een jarenlang ziekbed overleed Friedrich Nietzsche op 55-jarige leeftijd.

 

Uit: Der Fall Wagner

 

„Was mich am tiefsten beschäftigt hat, das ist in der That das Problem der décadence, – ich habe Gründe dazu gehabt. “Gut und Böse” ist nur eine Spielart jenes Problems. Hat man sich für die Abzeichen des Niedergangs ein Auge gemacht, so versteht man auch die Moral, – man versteht, was sich unter ihren heiligsten Namen und Werthformeln versteckt: das verarmte Leben, der Wille zum Ende, die grosse Müdigkeit. Moral verneint das Leben … Zu einer solchen Aufgabe war mir eine Selbstdisciplin von Nöthen: – Partei zu nehmen gegen alles Kranke an mir, eingerechnet Wagner, eingerechnet Schopenhauer, eingerechnet die ganze moderne “Menschlichkeit”. – Eine tiefe Entfremdung, Erkältung, Ernüchterung gegen alles Zeitliche, Zeitgemässe: und als höchsten Wunsch das Auge Zarathustra’s, ein Auge, das die ganze Thatsache Mensch aus ungeheurer Ferne übersieht, – unter sich sieht … Einem solchen Ziele – welches Opfer wäre ihm nicht gemäss? welche “Selbst-Überwindung”! welche “Selbst-Verleugnung”!

Mein grösstes Erlebniss war eine Genesung. Wagner gehört bloss zu meinen Krankheiten.

Nicht dass ich gegen diese Krankheit undankbar sein möchte. Wenn ich mit dieser Schrift den Satz aufrecht halte, dass Wagner schädlich ist, so will ich nicht weniger aufrecht halten, wem er trotzdem unentbehrlich ist – dem Philosophen. Sonst kann man vielleicht ohne Wagner auskommen: dem Philosophen aber steht es nicht frei, Wagner’s zu entrathen. Er hat das schlechte Gewissen seiner Zeit zu sein, – dazu muss er deren bestes Wissen haben. Aber wo fände er für das Labyrinth der modernen Seele einen eingeweihteren Führer, einen beredteren Seelenkündiger als Wagner? Durch Wagner redet die Modernität ihre intimste Sprache: sie verbirgt weder ihr Gutes, noch ihr Böses, sie hat alle Scham vor sich verlernt. Und umgekehrt: man hat beinahe eine Abrechnung über den Werth des Modernen gemacht, wenn man über Gut und Böse bei Wagner mit sich im Klaren ist. – Ich verstehe es vollkommen, wenn heut ein Musiker sagt “ich hasse Wagner, aber ich halte keine andre Musik mehr aus”. Ich würde aber auch einen Philosophen verstehn, der erklärte: “Wagner resümirt die Modernität. Es hilft nichts, man muss erst Wagnerianer sein … “

 

 

 Friedrich Nietzsche (15 oktober 1844 – 25 augustus 1900)

 

 

 

De biografische data zijn onzeker en berusten op verhalen en legenden, maar de internationale internet encyclopedie Wikipedia geeft 15 oktober 70 v. Chr. als geboortedatum van Publius Vergilius Maro. Zie ookmijn blog van 15 oktober 2006.

 

De vierde Ecloga (fragment)

 

Sicilische Muzen, laten wij nu een wat grootser gebeuren bezingen!
Niet valt bij ieder struweel in de smaak en simpele tamarisk;
als we bossen bezingen, laten die dan een consul waardig zijn.
– Nu breekt de slot-eeuw aan uit de voorspelling van Cumae:
de grote reeks tijdperken gaat opnieuw van start.

Nu keert ook de Maagd terug, en het rijk van Saturnus:
nu daalt een nieuw nageslacht neer uit de hoge hemel.
Gij, kuise Lucina, als het kind geboren wordt, waardoor eerst
het ijzeren geslacht van de aarde verdwijnt en overal een gouden volk komt,
begunstig dat dan: nu heerst al uw broeder Apollo.

– Onder uw, ja uw consulaat zal dit prachtige tijdperk beginnen,
Pollio, en zullen die grootse maanden verstrijken;
als bij zijn geboorte nog sporen resten van ons stuitend gedrag:
onder uw leiding wordt de aarde bevrijd van voortdurende vrees.
Dat kind zal het leven van goden ontvangen en helden zien omgaan

met goden, ook zelf onder hen geteld worden en heersen
over een aarde, die tot vrede gebracht is door de prestatie van zijn vader.
– Als eerste geschenken, mijn kind, zal de aarde, zonder bewerking,
overal wilde klimop, met valeriaan eromheen, laten groeien
en Indische waterroos gemengd met acanthus.

 

 

Vergilius (15 oktober 70 v. Chr. – 21 september 19 voor Chr.)

Vergilius tussen Clio en Melpomene. Tunis, Nationaal Museum Bardo

A. F.Th. van der Heijden, Michail Lermontov , Vergilius, P.G. Wodehouse

Adrianus Franciscus Theodorus van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951.Van der Heijden – ook bekend als A.F.Th. – is een autobiografisch schrijver. Binnen zijn verhalen en romans is het eigen leven van de schrijver te herkennen. Dit maakt dat het gehele oeuvre met elkaar verbonden is. Dat wil echter niet zeggen dat gebeurtenissen en personen in zijn werk een getrouwe afspiegeling zijn van zijn eigen leven: hij gebruikt deze vrij, om ze te combineren met fictie, filosofische uitwijdingen en een treffende sfeertekening van de Nederlandse sociale en culturele geschiedenis vanaf de jaren vijftig. Van der Heijden wordt wel eens gezien als de vertegenwoordiger van een generatie die na de oorlog opgroeide; dit in contrast met schrijvers als Harry Mulisch, Willem Frederik Hermans en Jan Wolkers die de Tweede Wereldoorlog tot een belangrijk motief in hun werk maakten. Kern van het oeuvre van Van der Heijden is de cyclus ‘De tandeloze tijd’. Kenmerkend is dat deze oorspronkelijk bedoeld is als trilogie, maar veel omvangrijker werd. (Het loopt vaak anders met de bedoelingen van Van der Heijden. Zo zijn er al jaren vooraankondigingen van nieuwe romans die maar niet verschijnen, of groeien hoofdstukken soms uit tot complete romans.) De schrijver is inmiddels alweer een nieuwe ambitieuze cyclus gestart, Homo duplex, waarvan alleen nog de omvangrijke proloog De Movo tapes en het sleutelboek Drijfzand koloniseren zijn verschenen, maar waarvoor al vele andere delen zijn gepland. Daarnaast publiceert hij tussendoor ook ‘los’ autobiografisch werk, onder andere in de vorm van dagboekaantekeningen.Van der Heijden publiceerde aanvankelijk onder het pseudoniem Patrizio Canaponi (waaronder de merkwaardige verhalenbundel ‘Een gondel in de Herengracht’ en de roman ‘De draaideur).

Uit: De Movo Tapes

De Movo Tapes Nu alle directe betrokkenen dood zijn (alleen Movo’ss dochter Jolente leeft nog), kan ik de geschiedenis eindelijk eens in zijn geheel uit de doeken doen. Voor mijn eigen vermaak, en dat van mijn soortgenoten, die allemaal wel nog in het bezit zijn van hun naam.

Het is nu een halfjaar geleden dat Movo stierf, kort voor zijn vijftigste verjaardag. Sindsdien is Jolente bezig om samen met twee medewerkers van het Constantijn Huygens Instituut een compilatie te maken van fragmenten uit haar vaders onmogelijke opus magnum Gedichten Gods. Het boek is aangekondigd voor komend najaar, en zal verschijnen bij De Spiegel, een imprint van Uitgeverijen Hoek Keizersgracht/Spiegelstraat BV. Het heeft in de kranten gestaan, en was zelfs een item in het televisiejournaal. Het ontroerde me te merken dat Uitgeverijen Hoek alle fusies en reorganisaties alsook het toegenomen analfabetisme hebben overleefd, terwijl ze het toch al jaren zonder de gratis adviezen van Movo’s grootvader Olle Tornij moeten stellen. Hun burelen bevinden zelfs nog op de hoek van de Keizersgracht en de Spiegelstraat, in de oude panden. Wel begreep ik dat ze inmiddels ressorteren onder een nog groter concern: Uitgeverijen Nederland & Vlaanderen BV, dat binnenkort opgaat in European Publishers Ltd. Het ˜geheel eigen karakter” van het Spiegelfonds zal er niet door worden aangetast, las ik. Mooi, dan zal Movo’s Gedichten Gods zijn weg wel vinden naar het publiek, dat dan voor ‘t eerst een boek kan lezen dat menselijkerwijs niet te schrijven was, en daar zelf van getuigt en de sporen van draagt. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.

Al veel eerder, op zijn drieëntwintigste, is Movo met zo’n onmogelijk boek in de weer geweest. De tekst wilde hij baseren op een groot aantal bandjes dat hij in de zomer van 1997 vol sprak, meestal onder het autorijden. Regelmatig stuurde hij er een paar naar Uitgeverijen Hoek, om ze te laten transcriberen. Dat boek is er natuurlijk nooit gekomen, en het interesseerde me ook niet, maar dat honderdtal bandjes wel. De informatie die ze ongetwijfeld bevatten, zou wel eens onontbeerlijk kunnen zijn voor de compleetheid van mijn verhaal.”

AFTHVDHeijden

A.F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)

 

 

De Russische schrijver Michail Joerjevitsj Lermontov werd geboren op 15 oktober 1814 in Moskou. Hij wordt in Rusland algemeen beschouwd als de tweede grote schrijver, die alleen Aleksandr Poesjkin voor zich moet dulden. Omdat zijn moeder stierf toen Lermontov drie was, werd hij opgevoed door zijn grootmoeder. Hij was vaak ziek en verbleef daarom regelmatig in kuuroorden in de Kaukasus. In 1827 verhuisde Lermontov met zijn grootmoeder naar Moskou, waar hij gedichten begon te schrijven. Uit deze tijd stamt zijn bekende werk Gevangene van de Kaukasus (1828), waarvan de stijl sterk beïnvloed is door het werk van de Engelse schrijver Lord Byron. In 1837 schreef Lermontov in reactie op de dood van Poesjkin het gedicht Dood van een dichter. Dit gedicht viel niet goed bij tsaar Nicolaas I, die hem verbande naar de Kaukasus. Geïnspireerd door zijn ervaringen, schreef Lermontov zijn meesterwerk, de roman Een held van onze tijd (1840). In februari 1840 werd Lermontov opnieuw verbannen omdat hij geduelleerd had met de zoon van de Franse ambassadeur in St. Petersburg. Terugkerend van verlof in februari 1841, verbleef hij enige maanden in het kuuroord Pjatigorsk. Daar kwam het weer tot een duel met zijn medeofficier N.S. Martynov. Omdat Lermontov dacht dat het duel niet serieus was, schoot hij in de lucht. Martynov daarentegen schoot raak, en Lermontov overleed aan zijn verwondingen, in navolging van zijn grote voorbeeld en voorganger Poesjkin.

Der Kelch des Lebens

Wir trinken aus des Daseins Kelch,
Die Augen fest verschlossen,
Und haben auf den goldnen Rand
Schon Tränen viel vergossen;

Wenn aber uns der nahnde Tod
    Das Augenband entwindet,
Und alles, was uns Freude bot,
    Mit diesem Band entschwindet,

Dann sehen wir: es stellt sich leer
    Die goldne Schale dar,
Der Trank in ihr – ein Traum, und mehr:
    Sie gar nicht unsre war.

1831

 

Ein Segler

Einsam glänzt ein weißes Segel
In des Meeres blauem Nebel!
Von der Fremde, was verlangt’s?
Was verblieb am Heimatstrand?..

Winde heulen, treiben Wogen,
Und der Mast knarrt weggebogen…
Weh, der Segler sucht kein Glück,
Und er weist es nicht zurück!

Unter ihm strömt helle Bläue,
Golden strahlt die Sonn’ aufs neue…
Mit der Windsbraut will er rechten,
Als wenn Stürme Ruhe brächten!

1832

LERMONTOV

Michail Lermontov (15 oktober 1814 –  27 juli 1841)

 

 

De biografische data zijn onzeker en berusten op verhalen en legenden, maar de internationale internet encyclopedie Wikipedia geeft 15 oktober 70 v. Chr. als geboortedatum van Publius Vergilius Maro. Zijn bekendste werk is de Aeneis, het grote heldendicht waarin de grootheid van Rome, van Romes oorsprong en verleden wordt bezongen. Zijn grafschrift luidde: “Mantua me genuit, Calabri rapuere, tenet nunc Parthenope; cecini pascua, rura, duces.”

“Mantua baarde mij, Calabrië rukte mij uit het leven, Parthenope houdt me nu vast; ik heb weiden, landerijen en leiders bezongen.” Mantua was zijn geboorteplaats, in Brundisium (in de landstreek Apulië) stierf hij, in Parthenope (=Napels) werd hij begraven. De weiden slaan op de Bucolica, de landerijen op z’n Georgica en de leiders op z’n Aeneis.Vergilius begon dit nationaal epos te dichten in het jaar 29 v. Chr., een tijdstip dat daar als het ware om vroeg. In het jaar 31 had Octavianus door de overwinning bij Actium een einde gemaakt aan de laatste burgeroorlogen die een eeuw lang Rome hadden geteisterd. Octavianus, enkele jaren later Augustus genaamd, werd Romes eerste keizer; de rust keerde terug in het rijk en daarmee de behoefte zich te beroemen op een groots verleden

Uit de Aeneïs

Arma virumque cano, Troiae qui primus ab oris

Italiam fato profugus Laviniaque venit

litora, multum ille et terris iactatus et alto

vi superum, saevae memorem Iunonis ob iram,

multa quoque et bello passus, dum conderet urbem

inferretque deos Latio; genus unde Latinum

Albanique patres atque altae moenia Romae.

Musa, mihi causas memora, quo numine laeso

quidve dolens regina deum tot volvere casus

insignem pietate virum, tot adire labores

impulerit, tantaene animis caelestibus irae?

 

 

De wapenfeiten bezing ik en de man die als eerste vanaf de kusten van Troje,

onder drang van het Noodlot naar Italia kwam en de Lavinische

kusten. Veel overkwam hem, zowel te land als ter zee,

onder druk van de hemelingen; om de wrok van de woedende Iuno

leed hij veel ook door oorlog, totdat hem vergund werd een stad te stichten

en zijn goden Latium binnen te voeren. Daaruit kwam het Latijnse volk voort

en de Albaanse voorvaderen en de muren van het verheven Rome.

Muze, vertel mij de reden, door welke kwetsing van de godheid

of welke grief, de koningin van de goden deze plichtsgetrouwe man

zoveel ellende liet ondergaan, zoveel rampen liet trotseren;

koesteren hemelingen dan zo grote toorn?

 

vergilius5

Vergilius (15 oktober 70 v. Chr. – 21 september 19 voor Chr.)

 

Sir Pelham (‘Plum’) Grenville Wodehouse werd geboren op 15 oktober 1881 in Guildford. Hij was een Brits-Amerikaans humoristisch schrijver wiens werk zich kenmerkt door een subtiele humor, een fijn gevoel voor nuance, perfecte plots, en een volledig voorbijgaan aan de ernst van het leven.Wodehouse had een versnipperde jeugd en werd grotendeels opgevoed door mensen die niet zijn ouders waren. Zijn vader was een hoge ambtenaar in de koloniën (o.a. rechter in Hongkong) en de jonge Plum heeft zijn ouders tussen de leeftijd van 2 1/2 en 15 jaar in totaal ongeveer 6 maanden gezien. Bij het uitbreken van WO II bevond Wodehouse zich in Frankrijk en werd opgepakt. Hij bracht tijd in een krijgsgevangenenkamp door en werd uiteindelijk daaruitgelaten door de Duitsers in ruil voor het verzorgen in 1941 van vijf korte, enigszins komische radio-uitzendingen, die op zich zeer onschuldig waren. Ze vielen wel net in een tijd dat de oorlog voor het Verenigd Koninkrijk slecht ging en de Duitse expansiedrift maximaal was, met de invasie van Rusland (operatie Barbarossa). De uitzendingen werden hem door de publieke opninie in de Britse pers echter dermate kwalijk genomen dat hij nooit meer naar Engeland heeft durven terugkeren om er te wonen, en nauwelijks om bezoeken af te leggen. Zelfs de auteur van Winnie de Poeh, A.A. Milne werd een fel tegenstander. Wodehouse heeft deze publieksreactie zelf nooit begrepen en heeft eigenlijk tot aan zijn dood op hoge leeftijd geworsteld met het probleem of hij nou wel of niet gecollaboreerd had.

 

Uit: The World of Jeeves (1967, introductie)

 

“One great advantage in being a historian to a man like Jeeves is that his mere personality prevents one selling one’s artistic soul for gold. In recent years I have had lucrative offers for his services from theatrical managers, motion-picture magnates, the proprietors of one or two widely advertised commodities, and even the editor of the comic supplement of an American newspaper, who wanted him for a “comic strip”. But, tempting though the terms were, it only needed Jeeves deprecating cough and his murmured “I would scarcely advocate it, sir,” to put the jack under my better nature. Jeeves knows his place, and it is between the covers of a book.”

 

 wodehouse

P.G. Wodehouse (15 oktober 1881 – 14 februari 1975)