Aan alle bezoekers en mede-bloggers Prettige Kerstdagen!
Interieur met kerstboom door Stanislav Joukovski, 1918
This Section Is A Christmas Tree
This section is a Christmas tree:
Loaded with pretty toys for you.
Behold the blocks, the Noah’s arks,
The popguns painted red and blue.
No solemn pine-cone forest-fruit,
But silver horns and candy sacks
And many little tinsel hearts
And cherubs pink, and jumping-jacks.
For every child a gift, I hope.
The doll upon the topmost bough
Is mine. But all the rest are yours.
And I will light the candles now.
Vachel Lindsay (10 november 1879 – 5 december 1931)
Kerstmis in Springfield, Illinois, de geboorteplaats van Vachel Lindsay
De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijverJoseph Brodskywerd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ookalle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.
25 XII 1993
Recept voor een wonder. Roer engelenhaar wat gisteren en wat vandaag door elkaar een mespuntje morgen erbij, aangemengd met snippertjes ruimte en vers firmament.
Het wonder zal zeker geschieden op aard’ omdat ieder wonder adressen bewaart en stuifsneeuw trotserend en snijdende wind zelfs in de woestijn een bewoner weervindt.
En mocht je je woning verlaten, doe dan ten afscheid de ster van vier kaars voor ons aan opdat ze, terwijl je verdwijnt uit het zicht ’t heelal tot in lengte van dagen verlicht.
Vertaald door Peter Zeeman
Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)
Kerstmis in St. Petersburg, de geboorteplaats van Joseph Brodsky
“I typed the inaugural newsletter of the Columbia Comic Book Club on my mother’s 1960 Smith Corona, modelling it on the monthly “Stan’s Soapbox” pages through which Stan Lee created and sustained the idea of Marvel Comics fandom in the six-ties and early seventies. I wrote it in breathless homage, rich in exclamation points, to Lee’s prose style, that intoxicating smart-ass amalgam of Oscar Levant, Walter Winchell, Mad magazine, and thirty-year-old U.S. Army slang. Doing the typeset and layout with nothing but the carriage return (how old-fashioned that term sounds!), the tabulation key, and a gallon of Wite-Out, I divided my newsletter into columns and sidebars, filling each one with breezy accounts of the news, proceedings, and ongoing projects of the C.C.B.C. These included an announcement of the first meeting of the club. The meeting would be open to the public, with the price of admission covering enrolment. For a fee of twenty-five dollars, my mother rented me a multipurpose room in the Wilde Lake Village Center, and I placed an advertisement in the local newspaper, the Columbia Flier. On the appointed Saturday, my mother drove me to the Village Center. She helped me set up a long conference table, surrounding it with a dozen and a half folding chairs. There were more tables ready if I needed them, but I didn’t kid myself. One would probably be enough. I had lettered a sign, and we taped it to the door. It read: COLUMBIA COMIC BOOK CLUB. MEMBERSHIP/ADMISSION $1. Then my mother went off to run errands, leaving me alone in the big, bare, linoleum-tiled multipurpose room. Half the room was closed off by an accordion-fold door that might, should the need arise, be collapsed to give way to multitudes. I sat behind a stack of newsletters and an El Producto cash box, ready to preside over the fellowship I had called into being. In its tiny way, this gesture of baseless optimism mirrored the feat of Stan Lee himself. In the early sixties, when “Stan’s Soap-box” began to apostrophize Marvel fandom, there was no such thing as Marvel fandom. Marvel was a failing company, crushed, strangled, and bullied in the marketplace by its giant rival, DC. Creating “The Fantastic Four”—the first “new” Marvel title—with Jack Kirby was a last-ditch effort by Lee, a mad flapping of the arms before the barrel sailed over the falls. But in the pages of the Marvel comic books, Lee behaved from the start as if a vast, passionate readership awaited each issue that he and his key collaborators, Kirby and Steve Ditko, churned out. And in a fairly short period of time, this chutzpah—as in all those accounts of magical chutzpah so beloved by solitary boys like me—was rewarded. By pretending to have a vast network of fans, former fan Stanley Leiber found himself in possession of a vast network of fans. In conjuring, out of typewriter ribbon and folding chairs, the C.C.B.C., I hoped to accomplish a similar alchemy. By pretending to have friends, maybe I could invent some. This is the point, to me, where art and fandom coincide. Every work of art is one half of a secret handshake, a challenge that seeks the password, a heliograph flashed from a tower window, an act of hopeless optimism in the service of bottomless longing.”
De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.
Voor een tiran
Hij kwam hier vaak: nog niet in rijbroek, nee, maar in een zware jas; gereserveerd, gebogen. Daarna heeft hij door vaste klanten van ’t café te arresteren met cultuur voorgoed gebroken. Op die manier nam hij als ’t ware wraak (niet op hen, maar op de Tijd) voor geldgebrek, vernederingen, slechte koffie, menig kaartgevecht dat hij, verveeld, verloren had in deze zaak.
De Tijd heeft deze wraak wel moeten slikken. Nu is het hier weer druk, er klinkt gelach en platen dreunen. Maar voordat je wilt gaan zitten, dwingt iets je rond te kijken: Wie heeft dit bedacht? Plastic en nikkel overal – niet echt zoals het hoort; pasteitjes smaken naar bromide natron. Soms zit hij hier, voor sluitingstijd, na het theater, maar anoniem, dus niemand die hem stoort.
Wanneer hij binnenkomt, staan allen op, als afgericht. Een paar uit dienstbetoon, de rest van puur geluk. Met een vermoeid gebaar vanuit het polsgewricht geeft hij de avond z’n gezelligheid weer terug. Hij drinkt z’n koffie – beter dan voorheen – en neemt wat ongemak’lijk plaats. Hij eet een broodje dat zo geweldig smaakt, dat zelfs de doden ‘o heerlijk’ zouden roepen, waren ze verrezen.
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
Bäume leuchtend
Bäume leuchtend, Bäume blendend, Überall das Süße spendend. In dem Glanze sich bewegend, Alt und junges Herz erregend – Solch ein Fest ist uns bescheret. Mancher Gaben Schmuck verehret; Staunend schau’n wir auf und nieder, Hin und Her und immer wieder.
Aber, Fürst, wenn dir’s begegnet Und ein Abend so dich segnet, Dass als Lichter, dass als Flammen Von dir glänzten all zusammen Alles, was du ausgerichtet, Alle, die sich dir verpflichtet: Mit erhöhten Geistesblicken Fühltest herrliches Entzücken.
De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.
De ster van Bethlehem
In het kille jaargetij, in een streek meer aan warmte gewend dan aan kou, meer voor vlakten dan voor bergen bestemd, werd het kindeke geboren om Heiland te zijn. Sneeuw stoof op, zoals dat ’s winters gaat in een woestijn.
Alles in de stal leek hem reusachtig groot: de moederborst, de drie wijzen, de geschenken door hen hierheen getorst, de gele damp uit de neusgaten van de ezel en de os. Hij was slechts een stip, zo goed als de ster dat was.
Van verre, vanuit de diepten van het oneindig heelal, keek de ster langs verspreide wolken naar de stal, aandachtig en strak. En dit fonkelend licht was de blik van de Vader, op het kind in de kribbe gericht.
Uit: De wonderlijke avonturen van Kavalier & Clay (Vertaald door Gerda Baardman en C. Jonkheer)
“Jaren later, als Sam Clay op een stripboekconventie tegen een interviewer of tegen een publiek van bejaarde fans aan het oreren sloeg over de grootste schepping van hemzelf en Joe Kavalier, mocht hij graag vertellen dat hij als jongetje, aan handen en voeten gebonden in het luchtdicht afgesloten fust dat bekendstond als Brooklyn in New York, achtervolgd werd door dromen van Harry Houdini. ‘Voor mij was er geen verschil tussen Clark Kent in een telefooncel en Houdini in een pakkist,’ zette hij gewichtig uiteen op de WonderCon-manifestatie of in Angoulême of tegen de hoofdredacteur van The Comics Journal. ‘Je kwam er anders uit dan je erin was gegaan. Neem nou die eerste magische act van Houdini aan het begin van z’n carrière. Die heette “Metamorfose”. Het ging nooit alleen om ontsnappen. Het ging ook om transformatie.’ In werkelijkheid had Sammy als jongen hoogstens een terloopse belangstelling voor Harry Houdini en diens legendarische verrichtingen gekoesterd; zijn grote helden waren Nikola Tesla, Louis Pasteur en Jack London geweest. Toch klonk zijn verhaal over zijn rol — over de rol van zijn eigen verbeelding — bij het ontstaan van de Escapist volkomen geloofwaardig, net als al zijn mooiste verzinsels. Zijn dromen hadden inderdaad altijd iets Houdini-achtigs gehad: dromen van een pop die worstelde in zijn blinde cocon, snakkend naar een vleugje lucht en licht. Houdini was de held van kleine mannen, stadsratten en joden; Samuel Louis Klayman was dat alle drie. Hij was zeventien toen de avonturen begonnen: grote mond, misschien minder lichtvoetig dan hij graag dacht, en, zoals veel optimisten, een tikkeltje opvliegend. Knap in conventionele zin was hij beslist niet. Zijn gezicht was een omgekeerde driehoek: breed voorhoofd, puntkin, pruillippen en een stompe, agressieve neus. Hij had een ronde rug en zijn kleren zaten nooit goed: hij zag er altijd uit alsof iemand hem net zijn lunchgeld had ontworsteld. ’s Ochtends toog hij er altijd op uit met de haarloze kaken van de onschuld zelve, maar tegen de middag was het begrip gladgeschoren vervlogen, al waren de landloperstoppels net niet donker genoeg om hem een stoer uiterlijk te geven. Hij vond zichzelf lelijk, maar dat kwam doordat hij zijn gezicht nooit ontspannen had gezien. Het grootste deel van 1931 had hij de Eagle rondgebracht om een stel gewichten te kunnen aanschaffen, die hij de acht jaar daarop elke ochtend had geheven tot de spieren als koorden op zijn armen, borst en schouders stonden; aan polio had hij zwakke spillebeentjes overgehouden. Van top tot teen mat hij een meter vierenzestig. Evenals zijn vrienden vatte hij het als een compliment op als iemand hem bijdehand noemde. Hij beschikte over onjuiste maar gepassioneerde kennis van de werking van de televisie, atoomkracht en antizwaartekracht, en koesterde de ambitie — onder talloze andere —om zijn levensavond te slijten aan het warme zonnige strand van de Grote Pooloceaan op Venus. Hij was een allesverslindende lezer met een neiging tot zelfeducatie, op z’n gemak bij Stevenson, London en Wells, vol plichtsbesef jegens Wolk, Dreiser en Dos Passos en idolaat van S.J. Perelman, en het programma voor zelfeducatie fungeerde ook bij hem als dekmantel voor beschamender vormen van leeshonger. In zijn geval gold de stiekeme hartstocht — tenminste, een ervan — die tweederangslectuur barstensvol bloed en mysterie, de pulpboeken.”
De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.
Een poolreiziger
Alle husky’s zijn opgegeten. Het dagboek blijkt vol te zijn. Maar de woordenkralen gaan hun gang op de foto van zijn eega; als een moesje prijkt de vermoedelijke datum op haar wang. Nu het kiekje van zijn zus. Hij spaart er niet één: vermeld moet immers de bereikte breedtegraad! En gangreen kruipt omhoog langs zijn been, als de netkous van een meid die op de bühne staat.
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
Der kleine Nimmersatt
Ich wünsche mir ein Schaukelpferd, ’ne Festung und Soldaten und eine Rüstung und ein Schwert, Wie sie die Ritter hatten.
Drei Märchenbücher wünsch’ ich mir Und Farbe auch zum Malen und Bilderbogen und Papier Und Gold- und Silberschalen.
Ein Domino, ein Lottospiel, Ein Kasperletheater, Auch einen neuen Pinselstiel Vergiss nicht, lieber Vater!
Ein Zelt und sechs Kanonen dann Und einen neuen Wagen Und ein Geschirr mit Schellen dran, Beim Pferdespiel zu tragen.
Ein Perspektiv, ein Zootrop, ’ne magische Laterne, Ein Brennglas, ein Kaleidoskop – Dies alles hätt’ ich gerne.
Mir fehlt – ihr wisst es sicherlich – Gar sehr ein neuer Schlitten, Und auch um Schlittschuh’ möchte ich Noch ganz besonders bitten.
Um weiße Tiere auch von Holz Und farbige von Pappe, Um einen Helm mit Federn stolz Und eine Flechtemappe.
Auch einen großen Tannenbaum, Dran hundert Lichter glänzen, Mit Marzipan und Zuckerschaum Und Schokoladenkränzen.
Doch dünkt dies alles euch zu viel, Und wollt ihr daraus wählen, So könnte wohl der Pinselstiel Und auch die Mappe fehlen.
Als Hänschen so gesprochen hat, Sieht man die Eltern lachen: “Was willst du, kleiner Nimmersatt, Mit all den vielen Sachen?
Wer so viel wünscht” – der Vater spricht’s – “Bekommt auch nicht ein Achtel – Der kriegt ein ganz klein wenig Nichts In einer Dreierschachtel.”
De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.
VERBEELD JE…
Verbeeld je, bij kaarslicht, de stal op die avond, gebruik om de kou daar te voelen wat neervalt in vlokken, om honger te voelen de afwas en voor de woestijn al wat draait rond de aardas.
Verbeeld je de stal in de nacht na die avond, Maria en Jozef en, meer op de voorgrond – je rimpels zijn prooi van een handdoek geworden – het slapende Kindje in doeken gewonden.
Verbeeld je drie koningen, drie karavanen, drie stralen veeleer die de ster nader kwamen, kamelen, hun vracht en ’t geklingel van bellen (het Kindeke had nog niet veel te vertellen, verdiende geen galmende klokken op voorhand). Verbeeld je de Heer die op peilloze afstand Zichzelf voor het eerst in de Heiland herkende: een dakloze in een geboren ontheemde.