Michael Longley

De Ierse dichter Michael Longley werd geboren op 27 juli 1939 in Belfast. Zie ook alle tags voor Michael Longley op dit blog.

 

Absence

Dear old brother-in-law, I’ve flown home
Across the Atlantic. I’m far away, but you
Forget. So, yes, I’ve just gone shopping.
I’ll reappear soon at the French window.

 

Bog cotton

Let me make room for bog cotton, a desert flower –
Keith Douglas, I nearly repeat what you were saying
When you apostrophised the poppies of Flanders
And the death of poetry there: that was in Egypt
Among the sandy soldiers of another war.

(It hangs on by a thread, denser than thistledown,
Reluctant to fly, a weather vane that traces
The flow of cloud shadow over monotonous bog –
And useless too, though it might well bring to mind
The plumpness of pillows, the staunching of wounds,

Rags torn from a petticoat and soaked in water
And tied to the bushes around some holy well
As though to make a hospital of the landscape –
Cures and medicines as far as the horizon
Which nobody harvests except with the eye.)

You saw that beyond the thirstier desert flowers
There fell hundreds of thousands of poppy petals
Magnified to blood stains by the middle distance
Or through the still unfocused sights of a rifle —
And Isaac Rosenberg wore one behind his ear.

 

Gorse Fires

Cattle out of their byres are dungy still, lambs
Have stepped from last year as from an enclosure.
Five or six men stand gazing at a rusty tractor
Before carrying implements to separate fields.

I am travelling from one April to another.
It is the same train between the same embankments.
Gorse fires are smoking, but primroses burn
And celandines and white may and gorse flowers.

 

PIPISTRELLUS

In warm water hielden ze hem jaren in leven,
de soldaat die zijn huid had verloren.
                                                                     ’s Nachts
werd hij bezocht door de gewonde vleermuis
die hij na Passchendaele had ontdooid,

de hielen onder zijn wijsvinger gehaakt
en fluisterend in de muizenvacht.

Voordat hij de dwergvleermuis fladderen liet
boven zijn zomerse zwembad en een slokje liet nemen,

spreidde hij de vleugelhand, elleboog tot duim.
Het vlies voelde aan als een klaprozenblaadje.

 

Vertaald voor Poetry International

 

Michael Longley (Belfast, 27 juli 1939)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e juli ook mijn blog van 27 juli 2020 en eveneens mijn blog van 27 juli 2018 en ook mijn blog van 27 juli 2017 en ook mijn blog van 27 juli 2011 deel 2.

Koen Frijns, Laura Accerboni

De Nederlandse dichter, schrijver, performer en bassist Koen Frijns werd geboren op 3 november 1993 in Eindhoven. Zie ook alle tags voor Koen Frijns op dit blog.

 

Rupsen

we hadden geen moeder of vader
nodig de takken houden ons
als vogels op herfstdagen
eekhoorns maar het liefst slakken
van de grond tot aan de top

we wisten het omdat we het zagen
we waren geen van alles
in de bomen maar ons huis was zo mooi
van hoge hoogte in de brede laan en even maar
waren we onzichtbaar

(we kleurden jas bij seizoen onze vader
had een goed betaalde baan)

daarboven waren we niet
broertje bloedt of zusje zoet
daarboven waren wij
vermist

door ons eigen toedoen
we wilden iedereen laten gissen
waar we waren wat we waren

we hadden niemand nodig
tot de rupsen kwamen

op zijn knieën kroop hij naar het blad
waar een grote rups op zat maar wij wisten niet
dat bladeren ons niet konden houden

het was na een val van tachtig takken
misschien wat minder
dat hij weer opstond als broertje bloedt

het was de dag dat wij rupsen meden
maar niet de vlinders
die kenden we al

 

Koen Frijns (Eindhoven, 3 november 1993)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Italiaanse dichteres Laura Accerboni werd in 1985 geboren in Genua. Zie ook alle tags voor Laura Accerboni op dit blog.

 

Mijn nieuwe glimlach

Mijn nieuwe glimlach
zet ik enkel op
als ik uitga.
Het zou zonde zijn
mocht die bederven.
Ik schitter trouwens méér
wanneer het geen gewoonte wordt,
ik bestijg alle tronen
en wijs de zwakkeren
de weg.
Ik heb daarbij tien kinderen
en een klein hondje
om mee uit wandelen te gaan.
En toch dans ik thuis voor jou
terwijl je eet
en laat je de koopjes zien
terwijl je slaapt
en ik schitter
in je hoofd,
ik schitter
ademloos.

 

Vertaald door Poetry International

 

Laura Accerboni (Genua, 1985)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e november ook mijn blog van 3 november 2020 en eveneens mijn blog van 3 november 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Schwitters, Baderoon, Mungoshi


Kurt Schwitters was een Duits kunstenaar die beroemd werd met zijn collages. Schwitters volgde een opleiding aan de kunstacademie in Dresden. Hij wordt gerekend tot de dadaïsten, hoewel hij zich niet bij een bestaande stroming wilde aansluiten. Door het nazisme verkeerde hij een deel van zijn leven in ballingschap.  

Die Blume Anna is een zogenaamd Merz gedicht. Zo noemde Schwitters de techniek om uit reclame, krantenartikelen en papierafval collages samen te stellen. Dit gedicht ontstond in 1919 en werd door Schwitters op een heel aktieve manier verspreid. Er bestaan meerdere versies van. Een daarvan hing hij zelf als reclame voor zijn nieuwe dichtbundel in 1920 op aan de reclamezuilen in Hannover waar hij toen woonde. Het gedicht inspireerde in de 20e eeuw talloze dichters en schrijvers om op hun beurt Anna gedichten te schrijven of er in hun werken toespelingen op te maken.

Die Blume Anna

O du Geliebte meiner 27 Sinne, ich liebe
dir – du deiner dich dir, ich dir, du mir,
– Wir?
Das gehört (beiläufig) nicht hierher.
Wer bist du, umgewühltes Frauenzimmer?
Du bist – – bist du? Die Leute sagen,
du wärest. – Laß sie sagen, sie wissen
nicht, wie der Kirchturm steht. Du trägst
den Hut auf deinen Füßen und wanderst
auf die Hände, auf den Händen wanderst du.
Halloh deine roten Kleider in weiße Falten
zersägt, rot liebe ich Anna Blume, rot liebe
ich dir. – Du deiner dich dir, ich dir, du
mir – Wir?
Das gehört (beiläufig) wohl hierher.
Rote Blume, rote Anna, wie sagen die Leute?
“Du wärest?” – Preisfrage:
1. Anna Blume hat ein Vogel.
2. Anna Blume ist rot.
3. Welche Farbe hat der Vogel.
Blau ist die Farbe seines gelben Haares.
Rot ist das Girren deines grünen Vogels.
Du schlichtes Mädchen im Alltagskleid, du
liebes grünes Tier, ich liebe dir. – Du
deiner dich dir, ich dir, du mir – Wir?
Das gehört (beiläufig) in die kalte Glut.
Anna Blume, Anna, A-N-N-A, ich kaue
deinen Namen. Wenn ich dich kaue, über-
quellen meine 27 Sinne. Dein Name tropft
wie weiches Rindertalg. Weißt du es
Anna, weißt du es?
So wisse: Man kann dich auch von hinten
lesen, und Du, du herrlichste von allen,
du bist von hinten wie von vorne: A-N-N-A.
Du deiner dich dir, ich dir, du mir – Wir?
Das gehört (beiläufig) in die Glutenkiste.
Rindertalg träufelt streicheln über meinen
Rücken. Anna Blume, du tropfes Tier, ich
liebe deine Einfalt, ich liebe dir! 

Kurt Schwitters
(20 juni 1887 – 8 januari 1948)

 

Tijdens het 37e Poetry International Festival is er opnieuw ruime aandacht voor poëzie uit Afrika: zo zijn er acht Afrikaanse dichters te gast, wordt de Defence of Poetry-lezing uitgesproken door de Ugandese Taban Lo Lyiong en is er een speciaal programma gewijd aan de orale tradities in de poëzie. Hieronder twee van de dichters uit Afrika.

Gabeba Baderoon publiceerde wereldwijd in diverse tijdschriften en debuteerde in 2005 met ‘The Dream in the Next Body’. Ze is literatuur- en mediawetenschapper en wijdde haar proefschrift aan de representatie van de Islam in Zuid-Afrikaanse kunst en media. De jury van de Daimler-Chrysler Poëzieprijs 2004 prees haar respect voor traditionele Zuid-Afrikaanse poëzie. Haar werk kenmerkt zich door helderheid en eenvoud van taal. Onlangs verscheen haar tweede bundel ‘A Hundred Silences’.  

 

The Dream in the Next Body

From the end of the bed, I pull
the sheets back into place.

An old man paints a large sun striped
by clouds of seven blues.
Across the yello
w centre each
blue is precisely itself and yet,
at the point it meets another,
the eye cannot detect a change.
The air shifts, he says,
and the colours.

When you touched me in a dream,
your skin an hour ago did not end
where it joined mine. My body continued
the movement of yours. Something flowed
between us like birds in a flock.

In a solitude larger than our two bodies
the hardening light parted us again

But under the covering the impress
of our bodies is a single, warm hollow.  

Gabeba Baderoon (Kaapstad 1969)

 

Charles Mungoshi werd geboren op een boerderij in de buurt van de Zimbabwaanse plaats Chivu. Na zijn schooltijd werkte hij aanvankelijk in de bosbouw. Later werd hij redacteur bij het Literature Bureau en bij het Zimbabwe Publishing House. Van 1985-1987 was hij als Writer in Residence verbonden aan de Universiteit van Zimbabwe. Tegenwoordig leeft hij van het schrijven en redigeren van boeken en scenarios’s. Mungoshi is, zoals zoveel Afrikaanse schrijvers, tweetalig. Hij schrijft en publiceert zowel in het Shona als in het Engels. Als dichter is Mungoshi minder bekend. Hij publiceerde slechts één dichbundel: The Milkman Doesn’t Only Deliver Milk (1981) en leverde verder incidenteel bijdragen aan collectieve bloemlezingen als And Now the Poets Speak (1981)

Dotito is our brother

Dotito is our brother
He is strange
He will not play with us on the streets.
He doesn’t want to go with us to the community centre.
He doesn’t want to play the hoola-hoop.
He likes to sit under the mango-tree
all day long
all alone
drawing strange things that look like people
but aren’t really people.

He is at the bottom of his class
and each time we go for games
in the play-ground, he disappears.
He loves the rain.

He could walk for hours in a heavy downpour
and never notice. Father caned him for it once.
And now when it rains he just sits by the window
looking out. Sometimes talking,
opening his mouth and saying strange things
to the rain.

When he is tired of talking to the rain,
he blows breath onto the glass pane,
and draws the same weird things
on scraps of paper.

People who don’t know him
think he is deaf. He isn’t although we
aren’t sure he won’t be. Soon.

Behind the closed door of their bedroom
father and mother whisper about him in the dark,
but we aren’t supposed to hear it,
we know what they have begun to think
about Dotito.

We are a little afraid.

Strange people point and stare at us in the street –
even when Dotito isn’t with us.
We know what they are saying too,
even when we don’t see them open their mouths.
They are talking about how we are
Dotito’s people.



© 1988 Charles Mungoshi
From: The Milkman Doesn’t Only Deliver Milk
Publisher: Baobab Books, Harare
ISBN 1 77909 006 4

Charles Mungoshi (Chivu, 1947)

 

TIP: Piet Gerbrandy en Elma van Haren lezen op woensdagavond om 20.15 uur en rond 21.30 uur voor uit hun werk. Dit is via een livestream op internet te volgen.

 

 

 

Poetry International


Drie dichters die gisteravond optraden tijdens de opening van Poetry International in Rotterdam.

F. van Dixhoorn (Hansweert, 1948) woont en werkt in Middelburg. Hij publiceerde gedichten in Raster en De Revisor. Voorjaar 1994 debuteerde Van Dixhoorn bij De Bezige Bij met de bundel Jaagpad / Rust in de tent / Zwaluwen vooruit. Deze drie reeksen poëzie bestaan uit gedichten van zestien regels ieder, waarin korte spreektaalzinnen in verrassende, raadselachtige verbindingen bij de lezer wisselende emoties oproepen. In 1997 verscheen Dixhoorns tweede bundel, Armzwaai/ Grote keg/ Loodswezen I, in 2000 gevolgd door de bundel Takken molenwater/ Kastanje jo/ Hakke tonen/ Uiterton/ Molen in de zon. In 2003 verscheen de meest recente bundel Dan op de zeevaartschool. (bron: de Bezige Bij) 

Loodswezen I (fragment)

  1. even alleen
    in blad komen
    bloeien verkleuren
    blad verliezen
  2. pas dood
  3. voor degenen die verder
    naar het westen reizen
    blijf ik
    twintig minuten staan
  4. aldus stormt het
    vallen de bladeren
    uit de bomen
    in het water
    en leef ik op
  1. ik jij wij in het voorjaar
    word ik rustiger
    komen de bladeren
    aan de bomen
    kan ik haar niet meer zien
  2. voor mij zeker
    een loods
    houdt onregelmatig werk
    dan: eeuwige grijns
  3. alleen vervangen
    door meteen
    wanneer je straks
    op de boulevard
    amorata tegenkomt
    doe haar dan de groeten
    van mij en zeg haar dat
    loods zwart
    weer naar zee is

 

Voor een internetleeservaring van deze poëzie ga je naar deze site van F. van Dixhoorn.

F. van Dixhoorn

 

August Kleinzahler publiceerde een tiental poëziebundels en won enkele belangrijke literaire prijzen, o.a. in 2004 de Canadese Griffin Poetry Prize voor zijn meest recente bundel ‘The Strange Hours Travelers Keep’. Hij woont sinds 25 jaar in San Francisco en is tegenwoordig muziekrecensent bij een Californisch dagblad.

Ruined Histories   

You so love these photographs, too well perhaps,
and rush to frame the moment, press the shutter,
and get along with this dollhouse saga
you had rehearsed before it ever came to be.

Ah, Little Girl Destiny, it’s sprung a leak
and the margins are bleeding themselves away.
You and I and the vase and stars won’t stay still.
Wild, wild, wild–kudzu’s choked the topiary.

Looks like your history is about to turn
random and brutal, much as an inch of soil or duchy.
Not at all that curious hybrid you had in mind:
Jane Austen, high-tech and a measure of Mom.

You’re lost, desolate as Savannah after Sherman.
The lavender sachet, marbled storybooks,
the ring Grandma left you, poor Damien’s love letters . . .
It’s just your eyes, ass, me and a broken Nikon.   

 

High School Confidential

Maria I love you Jesus
Your red lips you . . . Better
Than Angela but don’t say
can I walk you home later
Or maybe we could meet at Tito’s
So no one will see I like your
New shoes and blouse I notice
You every day talking with
Your friends before lunch
Did you see Felipe with those
guys last week I can’t believe
You ever really liked him

My mother works till 8
And her ugly boyfriend’s
Down in Fresno (I hope
Maybe he drops dead) so
Would you like to stop by
I could put on some music
Special favorites I think you
Would like them too you seem
So nice I mean when I look
At you you seem so nice so
Kind and pretty big brown eyes
Maria I love you Jesus

August Kleinzahler
 

 

Jaan Kaplinski werd in 1941 in de Estische universiteitsstad Tartu geboren, zijn moeder was danseres en later vertaalster, zijn vader lector Pools aan de universiteit. Na zijn studie Frans en taalkunde werkte Kaplinski aan de universiteit in Tartu, in de botanische tuin in Tallinn en als freelance schrijver. In de jaren 1992-1995 was hij lid van het Estische parlement, in 1997 gasthoogleraar in Tampere in Finland en Writer in residence in Wales. Sindsdien woont hij als freelancer op een boerderij in Zuid-Estland. 

Vertaling van “Õhtu toob tagasi kõik” (Evening brings everything back), fragment



*
The snow’s melting. The water’s dripping.
The wind’s blowing (gently).
The boughs are swaying. There’s a fire in the stove.
The radiators are warm.
Anu is doing exercises on the piano.
Ott and Tambet are making a snowman.
Maarja is preparing a lunch.
The wooden horse is looking in from the window.
I am looking out of the window.
I am writing a poem.
I am writing that today is Sunday.
That the snow’s melting. That the water’s dripping.
That the wind’s blowing, etc., etc.


*
Zwei Dinge erfüllen das Gemüt mit immer neuer und zunehmender Bewunderung und Ehrfurcht, je öfter und anhaltender sich das Nachdenken damit beschäftigt: der gestirnte Himmel über, und das moralische Gesetz in mir.
Kant


Through the cellar ceiling
I hear the shouts of the children,
their feet trampling, sometimes
a buildingblock falling and sometimes
mother’s nagging voice.
Above these voices there are
some more ceilings,
the roof with chimneys and areals,
and heaven that actually begins
here at this very place
beside us, around us
and reaches these same
awe-inspiring stars.
We too are heaven-dwellers,
the contemplating (nachdenkender) philosopher
as well as a child throwing its wood blocks onto floor
and the writer who doesn’t know
whether he feels more awe (
Ehrfurcht)
for the stars in heaven, castles built of wood blocks,
or the heavenly sandstone
outside the cellar walls and below its floor. 

 

Vertaald door de auteur samen met Fiona Sampson

Jaan Kaplinski

 

In Trouw van gisteren een inleiding op het thema van de slotavond op 23 juni.