Pol Hoste, Menno Van der Beek, Jung Chang, Paul Meeuws, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

Uit: Het landschap bloedt en de dieren

“Het landschap bloedt en de dieren. De sluizen roesten. Onderwerp, werkwoord, gezegde zoals in (zingt:) ‘op enen boom een koehoekoek’. Tien keer uw taal voor straf. Jaap, Tijs, Blok. Wij konden ons kiezen: appelsienen, negers en met Nieuwjaar een baard van de koning. Geen hemel na de boonranken. Vuurkruisers, Noord-Nederlandse calvinisten, onze helden, watergeuzen. Wisten wij veel wat Portugese Joden zijn. Sefarden? Bojaren? Pruisen, Poolse vorsten, piano’s Maene. Begrijpt de gewone man de gewone man, of alleen het volstrekt onbegrijpelijke? Alleen het volstrekt onbegrijpelijke.
Als een aprilvis glijdt de maansikkel over de Leie richting Schloss Anvers, een Spaans kasteel dat zijn formulieren op onze Letteren gericht houdt. Een vrijplaats, de lyriek? Boekhouding, ja! Controle, onderwerping, domesticering van de creativiteit.
– Formez vos bataillons!
Si ghinck al voor haeren vader staan. He pretended to be Peter Stuyvesant. Opmerkelijk is de strakke beheersching der stof en haar stileering. Kennen.
Begeven wij ons thans van Baarchoem naar Giesbaren, lezer. Wat vindt ge van volgend tafereel? Verwijder, treffend, geen mening. Een op de vijf maal bezocht.
Kurieuzeneuze schrijft niet. Onze rosten. Hij zit in zijn kot. Je, men, je, men, die ‘men’ altoos, dat jouwen. Die letterlijke gender correctness! Ge zijt in de fleur van uw leven en uw ma schrijft gedichten. Komt dat tegen. Ge woont met haar in één van de huizekens langs de Dender waar het stinkt naar armoe, Amylum, mout en vette kolen. Komt dat tegen. Maar wel wreed schone schoenwinkels met Ambiorixen. En bakkers, hete mokkels, smeltende ijzerdraad, pinnekens kussen can’t geen quaet! O la la!
Excuseer, dat ik u onderbreek, ik denk aan iets. Hij denkt aan iets. Ik zat eens met ons Geertrui in Aalst.
– ’t Is nie waar!
– Batoet, batoet!
Lap, ons Geertrui toch wel naar Lokeren, zekers. Ui! Ui! Zo dus, ge kunt peinzen. (Contra-alt:) ‘Wat heb ik u misdreven? Ja ‘daan?’
‘Joyce is geen slechte schrijver, maar Dublin is er te veel aan.’
– Oesje!
‘Take the money and run’, Trui said.”

 

 
Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)
Affiche voor de uitreiking van de  Louis Paul Boonprijs aan Pol Hoste in 2013

 

De Nederlandse dichter en vertaler Menno van der Beek werd geboren op 25 maart 1967 in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Menno van der Beek op dit blog.

 

Tors

Wij hebben afgesproken op het strand
voor het decor van water en van wind.
Want hij wil weten wat ik hier van vind:
hij heeft de dingen niet meer in de hand.

Hij veegt zichzelf een nieuwe vrouw van zand
waarmee hij weer van voorafaan begint
maar zonder dat hij een gezicht verzint;
hij vlijt zijn handen om haar bovenkant

en laat haar borsten los. Nu is ze klaar.
Het lijkt alsof ze hierop had gewacht,
alleen maar hoefde worden blootgelegd.

We zitten even zwijgend bij elkaar
totdat hij zegt: ‘Ik wil weer van haar af’;
dan loopt hij zonder om te kijken bij haar weg.

 

Hartenvrouw

Hier in de stad zijn mensen opgeborgen
in gasbeton in ramen en in hout.
De straat is in het donker niet vertrouwd
maar wij zijn thuis. Zo zal ik voor je zorgen.

Geen kant meer op tot in de vroege morgen:
gelukkig is dit huis voor ons gebouwd;
zolang het gaat, zolang de grendel houdt
blijft alles wat nog goed is diep verborgen.

Hier slaapt een kind. Hier ligt een vraag van God
gelukkigen genadeloos te zijn,
onaangeraakt door de vermoeide stad.

Straks gaat ze weg, zo gauw ze wakker wordt.
De lege straten en het grote plein
vertellen welke droom ze heeft gehad.

 

 
Menno Van der Beek (Rotterdam, 25 maart 1967)
Cover

 

De Chinese schrijfster Jung Chang werd geboren in Yibin, Sichuan op 25 maart 1952. Zie ook alle tags voor Jung Chang op dit blog.

Uit: Mao. The Unknown Story

“Mao tse-tung, who for decades held absolute power over the lives of one-quarter of the world’s population, was responsible for well over 70 million deaths in peacetime, more than any other twentieth-century leader. He was born into a peasant family in a valley called Shaoshan, in the province of Hunan, in the heartland of China. The date was 26 December 1893. His ancestors had lived in the valley for five hundred years.
This was a world of ancient beauty, a temperate, humid region whose misty, undulating hills had been populated ever since the Neolithic age. Buddhist temples dating from the Tang dynasty (ad 618–906), when Buddhism first came here, were still in use. Forests where nearly 300 species of trees grew, including maples, camphor, metasequoia and the rare ginkgo, covered the area and sheltered the tigers, leopards and boar that still roamed the hills. (The last tiger was killed in 1957.) These hills, with neither roads nor navigable rivers, detached the village from the world at large. Even as late as the early twentieth century an event as momentous as the death of the emperor in 1908 did not percolate this far, and Mao found out only two years afterwards when he left Shaoshan.
The valley of Shaoshan measures about 5 by 3.5 km. The 600-odd families who lived there grew rice, tea and bamboo, harnessing buffalo to plough the rice paddies. Daily life revolved round these age-old activities. Mao’s father, Yi-chang, was born in 1870. At the age of ten he was engaged to a girl of thirteen from a village about 10 kilometres away, beyond a pass called Tiger Resting Pass, where tigers used to sun themselves. This short distance was long enough in those years for the two villages to speak dialects that were almost mutually unintelligible. Being merely a girl, Mao’s mother did not receive a name; as the seventh girl born in the Wen clan, she was just Seventh Sister Wen. In accordance with centuries of custom, her feet had been crushed and bound to produce the so-called three-inch golden lilies that epitomised beauty at the time.”

 


Jung Chang (Yibin, 25 maart 1952)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Paul Meeuws werd geboren op 25 maart 1947 in Roermond. Zie ook alle tags voor Paul Meeuws op dit blog.

Uit: De martelaren

“Toen iemand, niemand wist wie, de bal met een trefzeker schot over de hoge kloostermuur schopte, volgde er niets, zelfs geen ver verwijderd plofje. Het was alsof de bal almaar bleef voortsuizen in een onpeilbare diepte. Een gelukzalig moment lang leek het leven voor Nelson niet meer te kloppen, stond alles, zonder enig verband, geheel op zichzelf.
Het spel liep juist in een broeierige verwarring ten einde. De jongens zwermden doelloos om elkaar heen en ontweken vakkundig elkaars onbeduidende, maar niet al te grappig bedoelde pootjes en heimelijke duwtjes. De meisjes vormden een rijtje op de stoeprand en zinspeelden giechelend op de intredende schemering. Niemand lette op Nelson, die nogal klein was voor zijn twaalf jaar en nauwlettend toekeek hoe de avond langs de huizen omhoog kroop, tot aan het raam van zijn kamertje, tot aan het moment dat de zon achter de kloostermuur was verdwenen en hij naar binnen moest.
Niemand sprak meer over de bal. Het klooster, waarvan de oude wallen zich over de volle lengte van de straat uitstrekten, had zijn bekoorlijke dreiging verloren. Hoe lang was het al geleden dat een jongen zich over de muur gewaagd had en met het gruwelijke verhaal terugkwam dat de monniken zichzelf daar geselden? Vlak daarna had iemand ’s nachts het hondse kermen gehoord. (Hoe dan, wou Nelson weten, en hoelang dan en hoeveel stemmen waren het? Honderd? Een paar? Een paar was erger, geloofwaardiger.) Ouderen haalden daar hun schouders over op en zeiden dat die monniken niet wisten wat er in de wereld te koop was en uit pure onnozelheid hun dagen biddend sleten. De zweep verdreef tenminste voor enkele ogenblikken de kou uit hun stramme lijven.
Je groeit met het ergste op, daaraan kon Nelson maar niet wennen. Sinds dat geselverhaal verdeelde hij de mensheid in een groep, die zoiets, meteen of na een tijdje, normaal vond, en in mensen zoals hij, bij wie gewelddadigheid een blijvende ontreddering teweegbracht. Zijn vriendjes behoorden zonder uitzondering tot de eerste categorie. Hun meerderheid was overweldigend, ofschoon het zonderlinge fenomeen van een bal die niet ophoudt met vallen, ze toch aan het twijfelen had moeten brengen. Ik heb gelijk, besloot hij en de enige manier om dat te bewijzen was door middel van de moeilijke klimpartij over de muur.”

 

 
Paul Meeuws (Roermond, 25 maart 1947) 

 

De Amerikaanse schrijfster Flannery O’Connor werd geboren op 25 maart 1925 in Savannah, Georgia. Zie ook alle tags voor Flannery O’Connor op dit blog.

Uit: A Prayer Journal

“Dear God, I cannot love Thee the way I want to. You are the slim crescent of a moon that I see and my self is the earth’s shadow that keeps me from seeing all the moon. The crescent is very beautiful and perhaps that is all one like I am should or could see; but what I am afraid of, dear God, is that my self shadow will grow so large that it blocks the whole moon, and that I will judge myself by the shadow that is nothing.
I do not know you God because I am in the way. Please help me to push myself aside.
I want very much to succeed in the world with what I want to do. I have prayed to You about this with my mind and my nerves on it and strung my nerves into a tension over it and said, “oh God, please,” and “I must,” and “please, please.” I have not asked You, I feel, in the right way. Let me henceforth ask You with resignation—that not being or meant to be a slacking up in prayer but a less frenzied kind, realizing that the frenzy is caused by an eagerness for what I want and not a a spiritual trust. I do not wish to presume. I want to love.
Oh God please make my mind clear.
Please make it clean.
I ask You for a greater love for my holy Mother and I ask her for a greater love for You.
Please help me to get down under things and find where You are.
I do not mean to deny the traditional prayers I have said all my life; but I have been saying them and not feeling them. My attention is always very fugitive. This way I have it every instant. I can feel a warmth of love heating me when I think & write this to You. Please do not let the explanations of the psychologists about this make it turn suddenly cold. My intellect is so limited, Lord, that I can only trust in You to preserve me as I should be.

*

Please let Christian principles permeate my writing and please let there be enough of my writing (published) for Christian principles to permeate. I dread, oh Lord, losing my faith. My mind is not strong. It is a prey to all sorts of intellectual quackery. I do not want it to be fear which keeps me in the Church. I don’t want to be a coward, staying with You because I fear hell. I should reason that if I fear hell, I can be assured of the author of it.”

 

 
Flannery O’Connor (25 maart 1925 – 3 augustus 1964)

 

De Mexicaanse dichter en schrijver Jaime Sabines Gutiérrez werd geboren op 25 maart 1926 in Tuxtla Gutiérrez, Chiapas. Zie ook alle tags voor Jaime Sabines op dit blog.

 

On Hope

Occupy yourselves here with hope.
The joy of the day that’s coming
buds in your eyes like a new light.
But that day that’s coming isn’t going to come: this is it.

 

On Death

Bury it.
There are many silent men under the earth
who will take care of it.
Don’t leave it here.
Bury it.

 

On Myth

My mother told me that I cried in her womb.
They said to her: he’ll be lucky.
.
Someone spoke to me all the days of my life
into my ear, slowly, taking their time.
Said to me: live, live, live!
It was Death.

 

Vertaald door W.S. Merwin

 

 
Jaime Sabines (25 maart 1926 – 19 maart 1999)

 

De Nederlandse cartoonist en striptekenaar Peter van Straaten werd geboren in Arnhem op 25 maart 1935. Zie ook alle tags voor Peter van Straaten op dit blog.

 

 
“Je gaat steeds minder wijverig schrijven, weet je dat?.”

 

 
Peter Van Straaten (25 maart 1935 – 8 december 2016)

 

De Amerikaanse schrijfster en sociale activiste Toni Cade Bambara werd als Miltona Mirkin Cade geboren op 25 maart 1939 in New York. Zie ook alle tags voor Toni Cade Bambara op dit blog.

Uit: This Bridge Called My Back

“I am ready to go home now. I am ready. Very tired. Couldn’t sleep all night. Missing home. There is a deep fatigue in my body this morning.
I feel used up. Adrienne asks me if I can write of what has happened with me while here in Boston. She asks me if I can, not would. I say, yes, I think so. And now I doubt it. The pain of racism, classism. Such overused and trivialized words. The pain of it all. I do not feel people of color are the only ones hurt by racism.
Another meeting. Again walking into a room filled with white women, a splattering of women of color around the room. The issue on the table, Racism. The dread and terror in the room lay like a thick immovable paste above all our shoulders, white and colored, alike.
We, Third World women in the room, thinking back to square one, again.
How can we — this time — not use our bodies to be thrown over a river of tormented history to bridge the gap? Barbara says last night: “A bridge gets walked over.” Yes, over and over and over again.
I watch the white women shrink before my eyes, losing their fluidity of argument, of confidence, pause awkwardly at the word, “race”, the word, “color.” The pauses keeping the voices breathless, the bodies taut, erect – unable to breathe deeply, to laugh, to moan in despair, to cry in regret. I cannot continue to use my body to be walked over to make a connection. Feeling every joint in my body tense this morning, used.”

 

 
Toni Cade Bambara (25 maart 1939 – 9 december 1995)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e maart ook mijn blog van 25 maart 2018 deel 3.

Pol Hoste, Menno Van der Beek, Jung Chang, Paul Meeuws, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

Uit: Thee

“Aan mijn broer heb ik een foto gestuurd van het huis. Ik heb hem geschreven dat ik kunstgeschiedenis studeer. Hij kan de keuken zien en de ramen van de kamers en mijn vrienden lachen hem toe. Het is zomer en in de achtertuin eten we gebraden vlees met look en veel ajuin zodat we gespaard blijven van wormen. Ik lust geen rauw vlees. Men zal geen bloed drinken. Maar als er bloedworst wordt opgediend, eet ik en klaag niet.
Of de brief zijn bestemming zal bereiken, weet ik niet. Waar mijn familie leeft is het oorlog. Mijn grootvader werd vervolgd en gedood. Wij waren prinsen. Nu woon ik hier. Zal mijn broer ooit zien hoe mijn vrienden en ik kefir drinken en tomaten eten met brood? Dit hier zijn de stallen van de buren.
– Ga verder.
– Als het zondag was zette ik thee voor mijn vrienden. Maar ik kwam er niet achter waarom ze niet graag thee dronken. Kan men vragen waarom? Ik dacht dat het aan het water lag. Hier is er veel kalk in het water.
Op de markt kocht ik een nieuw kannetje. Ik vertelde de handelaar dat het water veel kalk bevatte.
‘Waarom keert u niet terug naar uw land?’ zei hij. ‘Als het water hier niet deugt?’ Ik verzweeg voor hem dat mijn familie in de woestijn woonde.
‘In mijn land, meneer,’ zei ik, ‘kookt het water als men er vuur onder maakt. En daarom heb ik een kannetje nodig.’ Dit vond ik een goed antwoord.
Het kostte me moeite om op de oude markt een waterdicht kannetje te vinden. Hoe kon ik weten dat men zich alles in winkels aanschaft? Ik zag geen winkels waar men kannetjes verkoopt.
‘Wat u zoekt,’ zei de handelaar die zich warmde aan een flesje cognac, ‘vindt men enkel bij oude boeren op het platteland.’ Later heb ik begrepen dat hij de warenhuizen bedoelde die buiten de stad zijn gevestigd. Dat begreep ik niet.
Maar ook nadat ik het water in een nieuw kannetje had gekookt leken mijn vrienden niet graag thee met mij te drinken. Daarom kocht ik wijn voor hen, kefir of verse geitemelk, kaas, vijgen en tomaten. En als ze op bezoek kwamen begon ik zelf smakelijk te eten om te tonen dat alles lekker was en net van de markt kwam en dat er voor iedereen voldoende was.”

 

 
Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

Lees verder “Pol Hoste, Menno Van der Beek, Jung Chang, Paul Meeuws, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara”

Pol Hoste, Menno Van der Beek, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara, Antonio Fogazzaro

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

Uit: Tel

“- Hoe gaat het met je?
Je weet dat ik daar niet graag op antwoord, ik heb je al uitgelegd waarom.
– Is het zo erg dat ik gewoon eens vraag hoe het met je gaat, mag dat ook al niet meer?
– Het is helemaal niet erg, alleen hadden we afgesproken dat je het me niet meer zou vragen. Dat is alles. Als je me dus vraagt hoe het met me gaat herinner ik je alleen maar aan onze afspraak. Niet meer of niet minder. Dat hoef je dus helemaal niet erg te vinden.
– Dat weet ik, maar wind je niet meteen zo op, want dat is echt geen normale reactie meer, sta me toe dat ik dat zeg. Ik vraag gewoon even hoe het met je gaat en in plaats van te zeggen, zo of zo, maak je een drama alsof ik je geen ogenblik met rust laat. En het is al zo lang geleden dat we nog eens met elkaar gepraat hebben.
– Ik maak helemaal geen drama, ik herinner je alleen maar aan onze afspraak dat je me niet meer zou vragen hoe ik het maak. Want daarover gaat het en over niets anders.
– Is dat dan zo’n verschrikkelijke vraag? Straks ga ik nog denken dat ik helemaal abnormaal ben omdat ik gewoon even zeg: ‘Dag, hoe maak je het?’ Ik word er ziek van als ik daaraan denk. Ik begrijp helemaal niet waarom je me niet gewoon zegt, het gaat me goed of slecht of maar zo zo. Je mag het me gerust zeggen als het je slecht gaat. Misschien zit je in geldnood, sta je op het punt van ziek te worden, hoe kan ik dat weten, ik maak me alleen soms zorgen, dat is alles, dat kan toch, of mag ik dat ook niet meer? Ik kan je toch niet opbellen en dan doen alsof het helemaal niet om jou gaat? Alsof je er niet bent. Dat zou me een toestand worden. Ik ben niet gek.
– Ik ook niet.
– Kijk, als jij nu gewoon op mijn vraag had geantwoord: het gaat me zo of zo, ik verwacht daar helemaal geen uitgebreid antwoord op, denk dat maar niet, je hoeft me zeker niet alles te vertellen, helemaal niet, nee, alleen even gewoon hoe het met je gaat. Zo of zo, het zal me een zorg zijn, je beslist toch zelf wat je daarop antwoordt, ik zeg toch niet wat je me moet zeggen, integendeel, je hoeft me niet te sparen, ik bedoel, als je daar nu gewoon even kort op had geantwoord, dan hadden we er al lang over gezwegen in plaats van alweer zo tegen elkaar tekeer te gaan. Dat vind ik echt niet prettig.”

 

 
Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

Lees verder “Pol Hoste, Menno Van der Beek, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara, Antonio Fogazzaro”

Pol Hoste, Menno Van der Beek, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara, Antonio Fogazzaro

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

Uit: High Key

“Niet minder geldt dit voor diegene die we gemakshalve maar “spreker” zullen noemen, een stille bewonderaar van de schrijfster en een moeilijke meneer, helemaal achteraan op de groepsfoto. Maar laten we terugkeren naar de lounge van het hotel.
Pasteltekeningen toonden de eerste bezoekers anno 1888 wandelend in de tuin. Wat verglijdt de tijd!
“You heard what he said?” Hij hing aan haar lippen like a honeybird. Dat het leven moest worden gedefinieerd in termen van energie.
“You’d better buy an iceberg!”
“A nice what?”
“Spreek toch ne keer Vlaams”
Enkele gasten nodigden elkaar uit voor een wandeling. De stijl van de Lovelings was niet veraf. In de hal keek een meisje tegen een donkerblauwe wervelkolom aan. Een ongeschoren nek bleef in de telefoon praten. Spuwde hij zijn gal? Ergernis kromde haar tengere verschijning.
“Who the hell is he telling his life to? In New York he would have been killed already fifty times.”
“Juffrouw, ik heb niets tegen vreemdelingen,” zei de man,”maar er zijn grenzen.” Hij hing de ivoren hoorn op de haak.
“He says there are ‘grenzen’.
“No, Brucargo! Stay off!”
“I am a ‘vreemdeling’! My god, he is a barbarian!”
“Brucarg! Off, I said!”
“Gaat ie mee? Ja, ie gaat ie mee, zie.”

 

 
Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

Lees verder “Pol Hoste, Menno Van der Beek, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara, Antonio Fogazzaro”

Pol Hoste, Menno Van der Beek, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara, Antonio Fogazzaro

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

Uit: High Key

Laten we met een feestje beginnen in de binnentuin van een hotel waar overdadig zonlicht weerkaatst op witgekalkte muren. Klimrozen en hortensia’s staan in bloei. Uit de paardestallen schiet een zwaluw weg. Raakt zoveel naturalisme ons nog?
Na het overzoete dessert poseerde het pas gehuwde paar bij de volière met tropische vogels. De illegaal geïmporteerde kolibiries zongen voor de gelegenheid een Caraïbisch wijsje. In de opening van de dubbel beglaasde tuindeur verscheen een gezelschap dat met zijn getater de honingvogeltjes deed beven. Een uitgelaten dalmatiër stoof op de bruid af.
“Brucargo, my dear, come here!”
“Ik zweer het u!” De grootvader was aan zijn vijfde liter wijn begonnen. Een danseres wenste het echtpaar geluk.
“Chateauneuf.” De bruidegom haalde een kleurenfoto uit zijn portefeuille.
“North Sea, booreiland.”
“Boring Heiland.”
“Ik zweer het u!”
“Prosper, verdomme, houd u in!”
“What did he say?”
“Flamenco tropical. She’s a dancer.”
“Sweet Brucargo, he’s a dalmatiër.”
“You say it in Spanish.”
Op die manier zullen we de hoofdpersonages onder de figuranten moeten zoeken. Van de danseres konden we daarnet al even een glimp opvangen, maar ik denk niet dat we in dit fragment ook nog kennis zullen maken met de schrijfster, haar zus en haar vriendin. De kans dat het feestvierende gezelschap hun de gelegenheid biedt om aan het woord te komen is trouwens verwaarloosbaar.”

 

 
Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

Lees verder “Pol Hoste, Menno Van der Beek, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara, Antonio Fogazzaro”

Pol Hoste, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara, Jacques Bens

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

 

Oranje

We gaan voorbij aan conjuncturen, genietend van
verfijnd textiel, lezen bedrukte stof uit verre
loonlanden en eten zandgebak. Soms komt een liedje
aangewaaid, een stem of pauk of gamelan. Dan verliezen
we de draad. De naald wijst naar het noorden.

 

Sepia

Een plantkundige snijdt een fluit van rozelaar,
meeldauw smaakt naar torren. Ter bestudering van de
biotoop tript in zijn spoor de cocaïnehoer. Zij spant
haar nylondraden. Mijn tongpunt glijdt langs feilloos
werk, het zuiverste gekoelde boren, een zilverpijn.
Ieder heeft zijn werktuigen.

 

 
Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

Lees verder “Pol Hoste, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara, Jacques Bens”

Pol Hoste, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Jacques Bens, Toni Cade Bambara

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

Uit: Neerlands Hoop

„Foto met de Aap
Mies Does Kees Lam Bok. Dat wel. Hok. Zo is het nog rustig. Lam Bok Hok. Maar Teun Gijs Koerd Turk, dat is al moeilijker.
Wat ik wel gaarne lees, dat is zo het gesproken Vlaams. Dat komt tegenwoordig weer wreed op in romans. En al. Zo in de literatuur. En in het Parlement. Het zou spijtig zijn moest dat verdwijnen. De mensen lezen al zo weinig. Zodus, ik laat u denken.
Monsieur, je vous prie de bien vouloir répondre à notre question sur la disparition de la langue néerlandaise en Europe. Wenn Sie darauf bestehen können Sie uns auch auf Deutsch über Ihre Meinung berichten. Schreiben Sie bitte deutlich.
Toen ik een paar jaar geleden in Holland op reis was sprak men er Engels. Ik kwam niet te weten of er Nederlands werd gesproken. ‘Yes,’ zei men. ‘Everyone here speaks Dutch.’ Ik denk wel dat iedereen daar Nederlands spreekt.
Maar ‘werkvrouw’, zegden ze, dat is toch schoonmaakster. ‘En een schoon bestaan,’ tikten ze onachtzaam de as van hun sigaret, ‘dat is toch de ruiten zemen.’ Ja, zei ik, en werkman of kraanman dat is kraanbestuurder of kraanvogel of vogelbestuurder. Het bonte chauffeurtje.
Nee, het reglement, denk ik. Ik denk dat het reglement zeker zou moeten bewaard blijven. Mies kan niet zonder Does. Aap niet zonder Cent. Veronderstel, zei ik, dat morgen zou blijken dat alle strafwetboeken verdwenen zijn, dan konden we elkaar uitmoorden. (Het zou me wat moois worden in de Balkan.)
‘Alsof,’ voegde ik daaraan toe, lachend mijn kookwas sorterend, ‘er geen wet meer zou bestaan omdat er nergens nog een wettekst kan worden gevonden.’ Ik begin wat ouder te worden en dus moreler. ‘Dat is niet voorzien in de wet’, zegden ze, ‘dat de wet er niet meer zou zijn.’
In de taal ook niet, dat de taal er niet meer zou zijn. Dat is niet voorzien. Intussen is de gesproken of de geschreven taal met alfabetten en ideogrammen echt wel een grap. Kees Lam Bok Hok. Om daar een woord of uitdrukking uit mee te nemen! Dan is die schedelverzameling heel leerrijk. Apen.”

 

 
Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

Lees verder “Pol Hoste, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Jacques Bens, Toni Cade Bambara”

Pol Hoste, Jacques Audiberti, Filip De Pillecyn, Evliya Çelebi, Anne Fanshawe

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

Uit: Vier Scabreuze

De volgende

‘Ik houd mij,’ deelde mij een dame mee, ‘maar even vast aan uw geslacht.’ We stonden op de tram. ‘Het is hier zo druk.’
‘Het weze mij een aangename plicht, mevrouw,’ sprak ik, gehecht aan openbaar vervoer, ‘reizigers als u voor onvoorziene schokken te behoeden.’
‘Hoe zwelt uw lid! Bedrieg ik mij?’ wilde ze weten.
‘Ik haak,’ sprak ik, ‘mij ook maar even vast in uw geslacht.’
‘Het subtiele past bij u,’ zei zij. ‘Ik merk het aan uw duim en mond.’
‘Althans tenminste het tactiele,’ zei ik. ‘Het verbale ligt mij minder. Wat dat betreft verkies ik snijbranders.’
‘En zo,’ vroeg zij, ‘mijn andere hand zich aan uw tong vasthouden wilde?’
‘Daarvoor heeft u twee handen,’ zei ik, ‘en ik waar u om vraagt.’
‘Laat dit uw laatste woord zijn!’ klonk haar stem.
Ze bracht vier vingers in, ik hijgde.
‘Geen halte, ik ben nat,’ riep ze. Mijn taal bleef stokken. Ik beet. Zij sloot.
Als men zich stevig vastklampt aan elkaar hoeft het leven niet slechts onaangenaam te zijn. Een witte vloed! Ballonnen! Men komt behouden thuis.“



Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

Lees verder “Pol Hoste, Jacques Audiberti, Filip De Pillecyn, Evliya Çelebi, Anne Fanshawe”

Pol Hoste, Jacques Audiberti, Filip De Pillecyn, Evliya Çelebi, Anne Fanshawe

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008 en  en ook mijn blog van 25 maart 2009 en ook mijn blog van 25 maart 2010.

 

Uit: Caran d’Ache

 

Goud

 

Zo droomt het televisiemeisje. Een windhoos is een

kleurenscherm, een watervlak draagt haar herinnering.

Men koopt ogen, een revue. Parfum van glanspapier.

Als ze door haar foto glijdt, is ze uit zichzelf

verdwenen.

 

 

Mauve

 

Tot in de diepste punten ben ik dagelijks veranderd,

dat is niet sterven, dat is uitspuwen of inslikken.

Ik ga bijvoorbeeld naar mijn zus, vertel haar van

mijn was. Vroeger wist ik ook wel alles en nu zelfs

meer en meer. Maar als ze kijken ben ik nog altijd

dezelfde. Ik durf me niet verroeren want dan huil je,

dan huil je. Een man heeft zijn eigen leven.

 

 

Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

 

Lees verder “Pol Hoste, Jacques Audiberti, Filip De Pillecyn, Evliya Çelebi, Anne Fanshawe”

Pol Hoste, Jacques Audiberti, Filip De Pillecyn, Evliya Çelebi

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008 en  en ook mijn blog van 25 maart 2009.  

 

Cyan

 

Hij zocht het watermerk in mensen, brak afgemeten

woorden op papier en onderhield zijn schrijfgewrichten.

Het lichaam sloot, door inkt gehard. De pen schreef

initialen. Hij dronk de hemel uit een glas vergif.

Men opende zijn ogen en vond de letters.

 

Wit

 

Wat was er dan wel op de wereld, dat twee mensen

naast elkaar niet praatten, niet vrijden, onafgebroken

reizend, af en toe de ander een zeldzaamheid

in het landschap wijzend, een vast punt

dat in hun lange leven voorbijschuift.

 

pol_hoste

Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

 

De Franse dichter en schrijver Jacques Audiberti werd geboren op 25 maart 1899 in Antibes. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en en ook mijn blog van 25 maart 2009. 

 

Uit: Le Maître de Milan

 

Dans Pravesa-Massiglione, tout était calme, silencieux. Le tintamarre du klaxon de tout à l’heure, stupide tonnerre humain errant éperdu, presque elle le regrettait.

Ses lunettes dans sa main gauche, sa main droite posée sur le livre fermé, Mathilde Bracciapelli était une lourde reine étendue, immense, parcourue par la circulation chatouilleuse du sang et de l’esprit. D’elle, jamais ne parleraient les historiens. Avec beaucoup de véhémence, cependant, elle sentait qu’elle était présente et pesante. Alors la face du Gouverneur, bronzée, intelligente, flotta devant elle. Entre elle et lui, une liaison avait eu lieu. De quelle nature ? Elle-même n’aurait su l’expliquer. En tout cas, ils avaient tenu l’un à l’autre, ils avaient eu des pensées communes, des rencontres secrètes dans un lieu idéal, une complicité, une parenté. La face du Gouverneur, cependant, appelait la pensée du bureau, des classeurs, des collègues, des escaliers. Dans trois jours, elle serait à Milan.

Dedans, tout à coup, la tante se sentit désinvolte, dégagée. Les seins, les lèvres de Franca ne lui faisaient ni chaud ni froid. Que chacun suive sa route, même si cette route, inévitablement, conduit, un jour ou l’autre, à des tiraillements du ventre. Il est impossible de vivre dans les autres. Les seins, les lèvres et le ventre de Franca, c’était Franca. Le livre était fini, quelque chose d’autre, aussi, était fini, une certaine folie de vigilance, de jalousie. Franca tricotait, avec une diligence extraordinaire, sans regarder le grand chêne dans le jardin de l’hôtel, les charmilles, les nuages, les oiseaux, tout le matériel de ces vacances si coûteuses, sans regarder, non plus, la rue qui passait devant le jardin ni, là-bas, au loin, l’autostrade et la route. Franca regardait ses mains et ses aiguilles, avec l’air d’une personne qui, n’importe où, n’importe quand, doit travailler, doit payer, peiner, et la tante souriait, en dedans, parce qu’elle savait que c’était fini, tant pis si ça tournait mal, cette pauvre gosse vivrait désormais comme les personnes de son âge. Elle a des seins, des lèvres ? Eh bien ! Elle en a. Si elle en a, qu’elle s’en serve ! On verra bien…“

 

JacquesAudiberti

Jacques Audiberti (25 maart 1899 – 10 juli 1965)

 

 

De Vlaamse schrijver  Filip De Pillecyn werd te Hamme aan de Durme geboren op 25 maart 1891. Zie ook mijn blog van 25 maart 2007 en en ook mijn blog van 25 maart 2009. 

 

Uit: Pastor Denys

 

„Op een zuivere, hete dag van juni, in ’t jaar 1902, kwam een priester met normale afmetingen in gezelschap van een klein, vinnig, radgetongd pastorke aangeland bij de betenbrakers van Juilly, in het Franse departement van Seine-et-Marne.

De twee priesters waren Vlamingen, de betenbrakers waren Vlamingen. De middelmatige priester heette Verschaffelt, en ’t klein pastorke was pastorke Denys.

De mannen die rondom hen stonden, lieten bijna al de verscheidenheden van het Vlaamse dialekt weerklinken: Kempenaars, mannen van Velzeke en Oudenaarde, kerels van West-Rozebeke en Nieuwkerke-bij-Roeselare. Bedaagde mensen praatten kalm en uit gewoonte: daar waren eronder, die reeds dertig maal de beten aan de Franse klei hadden ontrukt; en ’t jonge volk, de aankomelingen van zeventien, de ‘brave snotneuzekes’, zoals ’t pastorke ze met vriendelijke familiariteit vermeldde, luisterden, bloosden al eens en wisten met hun handen geen weg. Er werd geklaagd over ’t weer; de regen had alles doorzopt en daarna had een zon zonder weerga het werk van de verrotting voltrokken.

’t Pastorke keek zijn ogen uit over die vlakte. Dat daverde onder ’t geweld van de hitte, dat was zo bovenmachtig en bovenmenselijk groot. Daarover moest voet voor voet worden geworsteld door dat volk, dat rondom hem stond. Ah! wat een ras, wat een pezen, wat een hard hoofd om die zon te dragen en wat een harde vuisten om die oneindigheid te temmen. En het scheen zo wonder, die Vlaamse werkers in die vreemde aarde.“

 

DePillecyn

Filip De Pillecyn (25 maart 1891 – 7 augustus 1962)
Buste door Jo Bocklandt in Hamme

 

De Turkse schrijver Evliya Çelebi werd geboren op 25 maart 1611 in Istanbul. Zie en ook mijn blog van 25 maart 2009. 

 

Uit: Im Reiche des Goldenen Apfels. Des türkischen Weltenbummlers Evliya Çelebi denkwürdige Reise in das Giaurenland und in die Stadt und Festung Wien anno 1665

 

Sämtliche Schanzgräben wurden vom Schnee zugeweht, vielen tausend Mann erfroren Arme und Beine, viele tausend Zugtiere gingen vor Kälte zugrunde, und es entstand ein Wirrwarr wie am Jüngsten Tag. Da baten sämtliche Krieger des Islams: ‚Gnade, Erbarmen, o großmächtiger Süleyman! Jedes Werk lässt sich nur zu seiner vorbestimmten Zeit vollbringen, wenn Allah der Allerhabene es will. Siebzehn Tage sind nunmehr schon seit dem Kasım-Tag [Anm. d. Red. Beginn des Winterhalbjahrs um den 8. November. Nach alter Tradition war das osmanische Heer nicht verpflichtet, nach diesem Tag im Krieg zu bleiben, sondern konnten verlangen, in die Winterquartiere zurückgeführt zu werden.] verstrichen. Unsere Absicht war nur, den Giauren ein
e Züchtigung zu erteilen, und dies ist geschehen. So wollen wir uns jetzt in Sicherheit bringen, um im Frühjahr so Allah es will – diese Festung aufs neue zu belagern!’

Mit solcher Überlegung sandte der Sultan den Woiwoden [Anm. d. Red. Bezeichnung für einen Heerführer, Herrscher oder Würdenträger aus Siebenbürgen, Moldau oder der Walachei] Kasım aus Esseg mit zwölftausend Mann in die deutschen Lande, wo sie alsbald zu sengen und zu brennen

begannen. Als die Giauren das sahen, wandten sie sich zum Kampf gegen den Woiwoden Kasım; indessen aber ließ Sultan Süleyman sein Prunkzelt an dieser Stelle zurück und trat mit seinem ganzen Geschütz, das heute noch in Esseg steht, sowie mit dem ganzen Feldgerät und dem Kriegsschatz den Rückzug an.“

 

evliya_celebi

Evliya Çelebi (25 maart 1611 – na 1683 op een van zijn reizen)