De Congolese dichter en schrijver Alain Mabanckou werd geboren op 24 februari 1966 in Congo-Brazzaville (Frans Congo). Zie ook alle tags voor Alain Mabanckou op dit blog.
Uit: Prins Peper (Vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre)
“Het is allemaal begonnen toen ik als tiener nadacht over hoe ik heette. Mijn naam had ik gekregen van Papa Moupelo, de priester van het weeshuis van Loango. Hij doopte mij: Tokumisa Nzambe po Mose yamoyin-do abotami namboka ya Bakoko, dat Lingala is voor: `Goddank, zwarte Mozes is geboren op de grond van onze voorouders. Die naam staat nog steeds op mijn geboorteakte …
Papa Moupelo was een apart figuur; hij is een van de weinigen die een stempel op me heeft gedrukt tijdens mijn verblijf in het weeshuis. Hij was drie turven hoog, droeg Salamanders met dikke zolen – die wij “lifthakken” noemden – en witte boubous, wijde, losse kleden, die hij kocht bij de West-Afrikaanse kooplui op de Grote Markt van Pointe-Noire. Zo gekleed leek hij op een vogelverschrikker in het maïsveld, vooral als hij de centrale binnenplaats overstak en de wind aan de casuarina’s rukte die rond de ommuring van het weeshuis stonden. Elk weekend wachtten we vol ongeduld op zijn komst, en zodra we een eerste glimp opvingen van zijn oude R4 (waarvan de motor volgens ons aan chronische tering leed) begroetten we hem met applaus. De priester had op de binnenplaats moeite met inparkeren. Hij moest het een keer of zes overdoen, terwijl de eerste de beste zondagsrijder zijn wagen met zijn ogen dicht op dezelfde plek zou hebben neergezet. Die komische strijd leverde hij niet voor zijn plezier. Het doel was namelijk, zei hij ter vergoelijking, “dat de kop van de auto al naar de poort keek”, en dat hij het zich niet nodeloos moeilijk hoefde te maken als hij twee uur later terugreed naar zijn woonplaats Diosso, op een kilometer of tien van Loango.
Tegenover de leslokalen was de priester een eigen lokaal ter beschikking gesteld. Daar vormden we een kring om hem heen en deelde hij papieren uit waarop we de woorden vonden van het lied dat we gingen leren. Onmiddellijk klonk er luid geroezemoes in het lokaal, want de meesten van ons konden maar moeilijk wennen aan de verfijnde woordenschat van het Lingala uit de boeken die Europese missionarissen hadden geschreven over onze oeroude geloofsovertuigingen, legenden, verhalen en liederen.
We gingen er tegenaan en nog geen kwartier later voelden we ons ermee vertrouwd en zongen we zoals Papa Moupelo het wilde. Het leek hem een goed idee als de meisjes youyous lieten horen, lange, hoge kreten, en dat de jongens de meisjes antwoordden met hun laagste toon. Hijzelf deed zijn ogen dicht, en terwijl er een glimlach om zijn lippen verscheen liet hij virtuoos benenwerk zien: kruisen, spreiden, kruisen, spreiden … Hij voerde die bewegingen zo snel uit dat we zeker wisten dat hij de snelste mens ter wereld was. En na een paar minuten veegde hij met de rug van zijn hand het zweet van zijn gezicht en gebaarde buiten adem en met open mond naar ons: “nu jullie!”
Omdat we aarzelden, schoot de priester ons met woord en daad te hulp: “Hup! Hup! Niet verlegen zijn, kinderen! Iedereen meedoen! Op en neer met de schouders! Ja, zo! Heel goed! Denk nu dat diezelfde schouders vleugels zijn en dat jullie weg gaan vliegen! 2,5 ja!!! Tegelijk knikken, zoals nerveuze agamen dat doen, je weet wel, die hagedissen met een oranje kop! Geweldig, kinderen! Precies zoals ze dansen in het noorden van dit land!”
In ons enthousiasme hadden we het gevoel dat deze dienaar van God er niet was om ons het evangelie bij te brengen, maar om de herinnering aan de lijfstraffen van de vorige dagen te verjagen. We lieten ons gaan; soms gingen we iets te ver en dan duurde het even voordat we begrepen dat niet alles mocht, dat we niet aan het fameuze hof van koning Makoko waren, waar de Batéké’s onafgebroken feestvierden terwijl hun heerser dag en nacht lag te snurken, gewiegd door zijn zingende verhalenvertellers.”
De Australische dichter Robert Gray werd geboren op 23 februari 1945 in Port Macquarie. Zie ook alle tags voor Robert Gray op dit blog.
EEN SCHAAL MET PEREN
Roetig als wasdoek en gezet
als Sancho Panza
voorzien van het steeltje van een baret
vraagt de peer
zelf om een doortastende benadering
het fijnste lemmet
uit de messenlade
hier
hem op te fleuren is een snee en dan nog een
de noordwand de zuidwand
gletsjerfacetten
het zoet knerpen van zijn sneeuwschone sappen
Ik vind glad gevoegde dorpels
en plinten van wit marmer
waar het bolletje parfum
langs drupt
een frisheid
als de bries die je voelt wanneer
de waaier van de dag
zich opent
Enku verwoede
beeldhouwer van dennestompen
onthulde de tienduizend boeddha’s
met kalligrafisch geweld
Gerationaliseerde vorm gevormd
met verticale japen
heb ik je weelderige bips tot bekken
teruggebracht
Een zondag regen
en als een tjokvolle gargouille
die te lang had gezwegen ketst en kaatst
de donder lenig
bazelt door een omgekeerde trechter
de hele middag boven de daken
zijn boodschap
van burleske strijdlust
Losgeraakte
regenveters bungelen
langs de ramen
nu scherpt
een slager het licht
wettend
zijn lievelingsmes
snijdt flikkerende strepen in de tuin
En ik sneed het peervormige hoofd
met dicht bijeenstaande
ogen als pitten
dat Picasso zag zijn arme
vriend die naar het front
was opgeroepen
een cubistische sneeuwpop de zoet-
gevooisde gedoemde Apollinaire
Vertaald door Maarten Elzinga
Zie voor nog meer schrijvers van de 26e februari ook mijn blog van 26 februari 2019 en eveneens mijn blog van 26 februari 2017 deel 2.