Jacq Firmin Vogelaar, Kiran Desai, Richard Jones

De Nederlandse dichter, schrijver en literatuurcriticus Jacq Firmin Vogelaar (pseudoniem van Franciscus Wilhelmus Maria (Frans) Broers) werd geboren in Tilburg op 3 september 1944. Zie ook alle tags voorJacq Firmin Vogelaar op dit blog.

Uit: Terugschrijven – Tekstverstoringen. Over gestoorde teksten

“Het is opmerkelijk hoe lichtvaardig gestoorde teksten als onleesbaar worden ervaren, zowel in de psychiatrie als in de literatuur, en dat zelfs door geoefende lezers die anders toch niet terugschrikken voor de meest ingewikkelde literaire puzzels en taalspelletjes. Daarmee vergeleken bestaat er ten aanzien van afwijkingen op beeldend gebied een verbazingwekkende tolerantie. Dat was in de zestiende eeuw al niet anders, toen Parijse drukkers door Henri iii zwaar gestraft werden voor typografische ‘dwaasheden’ terwijl aan alle hoven de meest extravagante maniëristiche schilders in de mode waren.
Die overgevoeligheid voor overtredingen van taalnormen heeft er wellicht mee te maken, dat taal niet alleen een sociaal medium is maar door ieder individu afzonderlijk ook nog eens als een persoonlijk bezit wordt gezien. In de taal wordt men immers opgevoed en via de taal maakt iedereen zich sociale regels, denkbeelden en vaardigheden eigen; in en door taal beleeft men de wereld en men is met zijn eigen taal vergroeid als beweegt men zich in een tweede lichaam. Dan is het ook niet verwonderlijk dat men doorgaans verstoord reageert op afwijkend taalgebruik. Het gevoel van bedreiging is overigens wederzijds. Hoewel de schizofreen meestal wel degelijk de bedoeling heeft iets aan anderen mee te delen, is hij huiverachtig om zijn informatie openlijk en eenduidig te coderen, omdat hij het directe contact met zijn gesprekspartner bedreigend vindt; hij voelt zich daarom soms veiliger wanneer zijn tekst niet (meteen) begrepen wordt. Het verduisteren van de boodschap, het geheimschrift dat zich voor ongewenste of onbevoegde blikken afsluit, voldoet ook aan een algemene behoefte aan privacy, en die komt uiteraard niet alleen bij zonderlingen voor (vergelijk Edgar Allan Poe, A few words on secret writing). Het minste dat de spreker/schrijver met zijn tekstverstoring meedeelt is dàt zijn communicatie verstoord is (vandaar ook de vaak voorkomende taalkundige interesse en voorliefde voor woordenboeken). Zelfs de onbegrijpelijkste anti-mededeling kan nog als een veelzeggend signaal worden opgevat. En is dit zoveel anders dan wat Mallarmé voor een bepaald soort poëzie opmerkte: het veelbetekenende verdwijnen van de dichter die het initiatief aan de woorden overlaat.
Wanneer kenmerkend is voor gestoorde teksten, vooral die buiten de officiële literatuur, dat er een gespannen verhouding bestaat ten opzichte van de normale communicatie, ziet men dat, isolement in de teksten zelf opgelost door een vindingrijke agressie tegen de taal: een compensatie voor het gevoel van een tekort of een verwoede poging om contact te forceren.”

 

Jacq Firmin Vogelaar (3 september 1944 — 9 december 2013)

 

De Indische schrijfster Kiran Desai werd geboren op 3 september 1971 in New Dehli. Zie ook alle tags voor Kiran Desai op dit blog.

Uit: Hullabaloo in the Guava Orchard

“What on earth is she doing?” shouted Mr. Chawla as he watched his wife disappear down the road to the marketplace again and again, as he surveyed the emptying cupboards in the house, the missing items, the gaps on the shelves. “What have you married me to, Amma?” he demanded ferociously of his mother, who looked worried as well. However, since she was responsible for the marriage, she put her worry as far from herself as possible, clucked her tongue and said soothingly: “She is at a very delicate stage. Wait a little and maybe she will come out of it.”
“Come out of it.” He snorted. “She is not going to come out of it. And if the baby takes after her, we are really in for trouble.”
Oddness, like aches and pains, fits of tears and lethargy, always made him uneasy and he had a fear of these uncontrollable, messy puddles of life, the sticky humanness of things. He intended to keep his own involvement with such matters to the minimum, making instead firm progress in the direction of cleanliness and order. He went to the public library to look for books about babies and waited in line outside the Mission School to enroll the baby well in advance, for he knew how long the waiting lists were. He collected vitamins and tonics from the government clinic.
“You must take care to boil your drinking water for twenty minutes.” He followed Kulfi about the house reading aloud from his library book as she ignored him. He held one of his fingers up in the air. Despite his young age and slight build, he felt a powerful claim to authority. “You must sit down and rest after any exercise,” he advised. And: “You must stand up and exercise regularly and diligently.” And: “Don’t eat raw fruit anymore.” And: “Don’t sing songs and tire yourself out. Don’t drink tea on an empty stomach. Keep yourself extra clean. Wash your hair, take a nap, put your legs up in the air and do bicycling exercises.” He wiped the sweat from his forehead with a handkerchief and continued following his wife, even though it was clear she had no interest whatsoever in what he was saying.
Ammaji had her own ideas. She had her own ideas of how a woman’s pregnancy should be managed. She fussed with pillows and herbs, with hairbrushes and bottles of strong-scented oil for massages. “Sing songs to improve the baby’s mood,” she advised. “Go to the temple. Say the right prayers. Make sure the baby is healthy. Make sure the planetary configurations are good. Make sure you have no lice. Make sure you smell nice, and the baby will smell nice too.”

 

Kiran Desai (New Dehli, 3 september 1971)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, op 8 augustus 1953.  Zie ook alle tags voor Richard Jones op dit blog.

 

BEPAALDE MENSEN

Mijn vader woont aan de oceaan
en drinkt zijn ochtendkoffie
in de volle zon op zijn dek,
pratend met iedereen
die langsloopt op het strand.
En ’s middags werkt hij
parttime op de golfbaan—
zeilend over de fairways als een kapitein
in een wit golfkarretje.
Mijn vader praat zeker
met honderd mensen per dag,
en toch spraken wij elkaar al weken niet.
Naarmate ik ouder word, praten we nauwelijks nog.
Het is alsof hij een vreemde is
en we elkaar nog nooit hebben ontmoet.
Ik vraag me af, wat we, als ik
een toerist op het strand was
of een golfer verdwaald in het bos
en hem nu voor het eerst zou ontmoeten,
tegen elkaar zouden zeggen,
hoe zijn hand in de mijne zou voelen
als we onszelf zouden voorstellen,
en of ik , als ik hem in de ogen zou kijken,
het gevoel zou hebben,
– zoals bij bepaalde mensen het geval is –
hem al mijn hele leven te kennen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Jones (Londen, 8 augustus 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 september 2018 en ook mijn blog van 3 september 2017.

Marcel Möring, Richard Jones

De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957. Zie ook alle tags voor Marcel Möring op dit blog.

Uit : Louteringsberg

“Hij liet zijn hoofd iets zakken en keek mij vanonder zijn wenkbrauwen aan. Toen begon hij in zijn colbertzakken te frommelen. Hij haalde er zijn sigaretten uit, stak er een op en inhaleerde alsof hij aan de zuurstof lag. “Dat huis…” zei hij na een tijdje. Hij ontweek mijn blik, maar wilde blijkbaar ook niet naar het huis kijken. Het resultaat was dat hij uiteindelijk nogal visionair vanuit zijn rookwolken in het niets staarde. Ik trok een wenkbrauw op en wachtte op zijn uitweiding, maar die kwam niet. Ik vroeg me af hoe zo’n weinig spraakzame man zulke goede zaken kon doen dat hij er een Jaguar aan over had gehouden. “Wat is er met dat huis?” Hij schokschouderde in zijn blazer. “Ik krijg er de rillingen van.” “Waarom?” “Wat?” “Waarom krijg je de kriebels van dit…” Hij schudde zijn hoofd. “De afgelegen plek… Midden in het bos. Hier op de heuvel. Ik weet het niet… Er is iets met dat huis.” “Berg,” zei ik. “Vergeet niet dat wij Hollanders dit een berg noemen. Ik kende ooit een Engelsman die vroeg, toen ik hem had uitgelegd dat wij onze heuvels bergen noemen, of een heuvel bij ons dan soms een gat in de grond was.” Hij kon er niet om lachen. “Zorg dat je morgen bereikbaar bent,” zei ik. Hij opende zijn mond, maar ik besloot hem te negeren. “Wij kijken hier nog even rond,” zei ik. Hij knipperde met zijn ogen en aarzelde even. Toen stapte hij in zijn auto en reed knerpend het grindpad af. Ik zag hem in zijn achteruitkijkspiegel kijken terwijl de wagen in de bosrand verdween. “En, schatje? Wat denk je ervan?” Becky, de vingers van haar handje om mijn wijsvinger geklemd, keek naar het huis. “Zijn er spoken?”
“In het huis? Nee, dat denk ik niet. Denk jij dat er spoken wonen?” Ze knikte. Ik nam haar op en liep het grasveld over. Daar, voor dat kolossale pand, stonden we naar de dode ogen van de ramen en de gesloten mond van de dubbele voordeur te kijken. “En wat doen we daar dan aan?” Becky wurmde in mijn armen en ik zette haar op de grond. Ze rende in haar fladderende jurkje naar de rand van het gazon, hield daar stil, zette haar handen aan haar mond en riep zo hard ze kon “Boe!” “Ik denk dat dat wel heeft geholpen,” zei ik, toen ik naast haar stond. “Geen spook durft te blijven als Rebecca Kolpa “Boe!” roept. Denk je dat ik ook nog moet roepen?” Ze keek omhoog en dacht even na. Toen schudde ze haar hoofd. “Nee,” zei ik. “Ik denk ook niet dat spoken van mij schrikken.” “Ik jaag ze weg,” zei Becky. Ik knikte. “Altijd,” zei ze. Ik tilde haar op en liep met haar naar de auto. “Becky jaagt de spoken weg,” zei ik. “Daar reken ik op.” Een halfjaar later verhuisden we. In die zes maanden hadden een zwijgzame aannemer en een even zwijgzame ploeg mannen het dak gedicht, verwarmingsbuizen onder de vloeren gelegd, elektriciteitskabels ingefreesd en een heleboel andere dingen gedaan die voor mij onzichtbaar bleven maar volgens de aannemer “absoluut nootzakelijk” waren, zoals hij niet ophield te herhalen als hij met een meerwerknota kwam. Het was oktober.”

 

Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, in 1953.  Zie ook alle tags voor Richard Jones op dit blog.

 

Het altaar

Voordat ik een schoon vel papier tevoorschijn haal,
hou ik voor het blauw van het raam
een pas geslepen potlood dat naar de hemel wijst
en blaas voordat ik aan de slag ga
het onmerkbare stof weg
van de punt.
Want op de lange reis van het leven
zijn er maar weinig dingen die meer voldoening schenken
dan het draaien van de krukas
en het aandrijven van de cilindrische bramen
van een mechanisme dat
de afgestompte geest van een geel potlood nummer 2 scherpt.
In de zilveren puntenslijper
ben ik getuige van het huwelijk tussen nut en schoonheid
– een model voor kunst en een doel voor het leven,
elke ochtend gevierd voor dit kleine altaar.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Jones (Londen, 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e september ook mijn blog van 5 september 2020 en eveneens mijn blog van 5 september 2018 en ook mijn blog van 5 september 2017 en ook mijn blog van 5 september 2015 deel 2.

Helga Ruebsamen, Richard Jones

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Een vrek met woorden

“Verlaine wilde geen romans schrijven, omdat hij geen zin had zich te wijden aan mededelingen die behelsden dat een personage de deur opendeed alvorens naar buiten te gaan, om vervolgens deze deur weer zachtjes dan wel met een klap achter zich te sluiten.
Volgens Verlaine werd het volume van een roman voornamelijk door de hoeveelheid van dit soort vermeldingen bepaald. De korteverhalenschrijver kan het hier van harte mee eens zijn. De gemiddelde lezer echter niet. Want de meeste lezers willen liever een roman lezen dan een kort verhaal. Als je deze lezers vraagt waarom dit zo is, dan komen hun antwoorden neer op het feit dat ze te weinig waar krijgen voor hun geld. Bovendien moeten ze voor dit weinige dan ook nog zoveel moeite doen! Waar de schrijver van een roman de lezer bij de hand neemt en hem meevoert door het bouwwerk van zijn eigen verbeelding en hem van alles hierover uitlegt, kortom de ene deur na de andere voor hem opent en vervolgens ook beleefd deze deuren weer achter hem sluit, ondertussen niets anders van zijn lezer verlangend dan dat deze zich laat meeslepen als een braaf kind dat zich zonder tegenstribbelen laat aansmoezen wie hier aan het woord zijn en wat er aan de hand is, daar verlangt de korteverhalenschrijver, nee, daar eist de korteverhalenschrijver zonder pardon dat zijn lezer zich gaat inspannen!
De romanschrijver is een welbespraakte gids die zijn lezers in een autobus door zijn wondere wereld leidt, ‘links,’ vertelt hij en wat klinkt zijn stem veelbelovend, ‘bevinden zich oude grijze duinen die op hun flanken de korstige dennenbomen dragen die zijn kromgetrokken door de ruwe wind uit zee, rechts in de luwte daar ziet U de lege bollenvelden waar de tulpenkoppen zojuist door mensenhanden koelbloedig zijn afgeslagen… allemaal!’

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, op 8 augustus 1953.  Zie ook alle tags voor Richard Jones op dit blog.

 

De lepel

Op sommige dagen denk ik dat ik niets meer nodig heb
in het leven dan een lepel.
Met een lepel kan ik havermout eten,
of de medicijnen innemen die artsen voorschrijven.
Ik kan een vlieg meppen die op de vensterbank slaapt
of op de tafel beuken om aandacht te trekken.
Ik kan beschuldigend naar God wijzen
of herhaaldelijk de lege lucht steken.
Kijkend in de spiegel van de lepel,
kan ik mijn kleine gezicht bestuderen in zijn glimmende kom,
of één oog bedekken om de halve wereld te laten
verdwijnen. Met een lepel
kan ik een tunnel graven naar de vrijheid,
lepel voor lepel vol vuil,
of leven verspillen door maanlicht te vangen
en het de zwartste nacht in te go
oien.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Jones (Londen, 8 augustus 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Marcel Möring, Richard Jones

De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957. Zie ook alle tags voor Marcel Möring op dit blog.

Uit: Amen

« ….. bijvoorbeeld: als jullie het deden (wat is het woord?) dat het dan soms was alsof je niets in je armen had, een amandelogige schone met een gezicht als de maan en heur borsten als lammeren die onder de leliën weiden, ogen als bedauwde druiven en een mond van honing, een droom die zich in jouw armen vlijt en je doet vergeten wat het is, het leven (deze korte opflakkering enzovoort), de wereld, jullie, dat wil zeggen wat jij bent en wat zij is, dat er geen verschil meer is tussen haar en jou, dat je niet meer weet waar zij begint en jij eindigt, zij in jouw armen, jij in haar armen en je beweegt en de wereld beweegt …under us all moved, and moved us, gently, up and down, and from side to side… en plotseling, als het moment daar is waarop twee ophouden te bestaan en op het punt staan één te worden, daar lost ze op en ineens is er de leegte en het besef van wat je aan het doen bent, dat je op een ander mens ligt, dat je een kluwen van ledematen bent, een worsteling, kussens die zich ermee bemoeien, lakens die je benen grijpen, de radio van de buren …is het lang geleden, is het lang geleden… jouw geknikte pols, haar lege ogen, haar in het niets starende ogen, of misschien kijken ze juist naar binnen, naar een plek daar in haar diepste binnenste, een plek waar jij niet kunt komen maar waar je wilt zijn, want je wilt weten wie zij is, wie dat is die hier in jouw armen ligt en dit doet met jou maar ook heel erg zonder jou en je zegt waar denk je aan? en zij zegt nergens aan en dat kun je je niet voorstellen, want je bent versmolten tot een Griekse beeldengroep van lust en verlangen en begeerte en dan moet er toch iets zijn als wat wil ik van hem/haar, wat wil zij/hij van mij, wat ben ik voor haar/hem en wat is hij/zij voor mij, dus je vraagt wat ze voelt als ze nergens aan denkt lust, woede, vreugde, geilheid, weet ik veel en ze zegt geilheid, denk ik en je denkt denk ik? want geilheid is niet vaag, geilheid is duidelijk, als er iets duidelijk is dan geilheid, je zegt wat voel je dan als we vrijen? (wat is het woord?) en zij die haar wenkbrauwen fronst, want Joyce houdt er niet van om over deze dingen te praten – je hebt haar ooit gevraagd wat haar fantasieën waren en het heeft drie jaar geduurd voor daar een soort antwoord op kwam en dat was niet zozeer een fantasie als wel een plan van aanpak – hoe het was als jullie het deden, dat vroeg je, en ze zei zoiets als nou, gewoon en je denkt gewoon? gewoon dat is als een katholiek die de heilige communie omschrijft als ‘een stukje brood en een slok wijn’.
Misschien is dat het: dat jij communie wilde en zij brood en wijn.”

 

Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, in 1953.  Zie ook alle tags voor Richard Jones op dit blog.

 

LIED VAN DE OUDE MAN

Ik had eerder kunnen sterven, toen mijn lichaam
nog steeds perfect was, een en al spieren en verlangen,
en geloofde dat het mooi was,

maar dan zou mij het wonder van het zien,
onthouden zijn, door de jaren heen,
hoe mijn lichaam verdwijnt, zacht wordt

en wazig als een oude foto,
als een heldere herinnering die vervaagt
in het onbekende donker, waar herinneringen heengaan,

totdat het lichaam eindelijk is vergeten,
wegvallend als een bloemstengel
die het seizoen overleefde om maar één keer te bloeien

maar nog steeds zoete geuren de lucht in stuurde,
en onderdeel werd van alles wat daar is.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Jones (Londen, 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e september ook mijn blog van 5 september 2020 en eveneens mijn blog van 5 september 2018 en ook mijn blog van 5 september 2017 en ook mijn blog van 5 september 2015 deel 2.

Helga Ruebsamen, Richard Jones

De Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen werd op 4 september 1934 geboren in Batavia, in Nederlands lndië. Zie ook alle tags voor Helga Ruebsamen op dit blog.

Uit: Beer is terug (Postbode)

“De bel ging. Het was een uur of elf. Dora stond in haar peignoir in haar droomkeuken. Ze stond hier al een poosje, maar ze wilde eigenlijk niets. Behalve misschien weer terug naar bed, met alle dekens over haar hoofd. Een paar uur eerder op deze grauwe winterochtend was Nils humeurig vertrokken omdat zij niets had kunnen verzinnen dat hem een erectie bezorgde. Ze was er nog te slaperig voor geweest. “Heb je gisteravond toch weer te veel gezopen”, snauwde hij haar toe. Zwakjes had zij geantwoord, zo zacht dat hij het niet kon horen, want hij was al bijna de slaapkamer uit: Bij sommige mannen gaat het ook gewoon vanzelf. Hij had het toch gehoord. Hij kwam er zelfs voor terug, boog zich over haar heen en schreeuwde: “Niet met een kouwe koe.” Ze wist al langer dan vandaag dat het niet zo goed ging, met haar en Nils. Maar ze had niet geleerd, zoals talrijke mensen in haar omgeving klaarblijkelijk wel, hoe men een uitgeblust huwelijk nog tot de dood erop volgt in stand houdt. Haar dag was bedorven. Ze had geprobeerd van welke kant ze haar huwelijk liet beste kon beschouwen. Dacht ze terug aan hoe het vroeger was geweest, dan begreep ze dat veel was verloren, zo niet alles. Dacht ze vooruit, aan hoe het moest worden, de volgende twintig jaar, dan zag het er pas echt wurgend uit. Nils kon niets meer van haar verdragen. Als hij niet kwaad was over haar drankgebruik, dan minachtte hij haar omdat ze te veel rookte, en als ze de sigaretten met veel moeite had afgezworen, dan vond hij dat ze te veel vrat. Haar gewicht en omvang mocht ze weleens halveren, had hij haar zondagavond toegebeten, hij ging er nota bene tegen opzien naast zo’n mastodont in bed te schuiven, hij keek liever naar het laatste tv-journaal, met die leuke Pia Dijkstra. “Zal ik dan spelen dat ik Pia Dijkstra ben, die het nieuws voorleest en dat jij dan als inbreker vermomd de studio binnensluipt en mij van achteren bespringt…?” Hoe diep kon een mens zinken? “Hm”, had Nils gezegd, “van achteren, hm, dat zou nog gaan, met niet te veel licht erbij dan. Zeg, jij kunt haar stem toch wel een beetje nadoen, hè?” Waarom was ze, meer dan een kwarteeuw geleden, toen ze trouwde met Nils, van ganser harte gestopt met haar kwakkelende loopbaan in het theater? Om beter voor haar man te kunnen zorgen? Ze speelde de laatste jaren meer en beter toneel dan ze op de planken had gedaan. De bel ging nog eens, niet opdringerig maar heel decent. Don keek door de luxaflex, oei, een boeman stond voor de deur. Ze rilde ervan, maar het was de postbode, met een bivakmuts op.
Ze bestudeerde hem door de spleetjes van de zonwering, ze nam hem van top tot teen op, meer uit gewoonte dan uit veiligheidsoverwegingen. Ze kon aan de verleiding van een pakje toch geen weerstand bieden, daarom ging ze de deur hoe dan ook opendoen. Al zou het de laatste daad van haar leven zijn, al was ze nog in haar smoezelige peignoir. In de gang stelde ze zich voor hoe de dikke roodgekuifde postbode haar met een schot hagel in de onderbuik zou vloeren, hoe hij haar met zijn voet opzij zou schuiven, hoe hij vloekend voor de lege brandkast zou staan en uit woede haar dus alsnog verkrachten. Dan bloedde ze langzaam leeg op het marmer.”

 

Helga Ruebsamen (4 september 1934 – 8 november 2016)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, in 1953.  Zie ook alle tags voor Richard Jones op dit blog.

 

Zijn er gedichten die je niet publiceert?

Zelfs C. P. Kavafis –
cynisch, ascetisch,
onbekend in zijn tijd –
drukte op eigen kosten
gedichten die niemand wou publiceren,
gedichten intiem, persoonlijk,
om te delen met lezers
die hij vrienden noemde.

Maar ik heb honderden gedichten
verstopt in een doos.
Ook al weet ik dat
Kavafis ooit verzen
In zwarte en gouden linten wikkelde
om cadeau te doen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Richard Jones (Londen, 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e september ook mijn blog van 4 september 2018.

Merijn de Boer, Anton Haakman, Edith Sitwell, Willem Bilderdijk, Michael Guttenbrunner, Jenny Aloni, Margaret Landon, Henry Morton Robinson, Richard Jones

De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.

Uit: De geur van miljoenen

“Edzard Maris, 32 jaar en al gepromoveerd chirurg, zat met zijn vrouw Anna in het vliegtuig naar Belgrado. Hij was uitgenodigd om te spreken op een congres, dat als hoofdonderwerp ‘De mogelijke complicaties bij colorectale ingrepen’ had. Daar ging zijn proefschrift ook over.
Hun plaatsen bevonden zich halverwege het vliegtuig. Maris verdiepte zich ter voorbereiding in een wetenschappelijk tijdschrift. Anna, die op een stoel aan het gangpad zat, stootte hem aan. ‘Ik geloof dat dat Alexandre Molenaar is, daar.’
Zo nieuwsgierig als zij altijd was naar haar omgeving, zo in zichzelf gekeerd en onverstoorbaar was hij. En hoewel haar woorden grote impact moesten hebben, sloeg hij rustig een bladzijde om en las verder. Mogelijk verstond hij zijn vrouw gewoon niet, omdat zijn oren nog dichtzaten na het opstijgen. Hij las trouwens een artikel over de karteldarm.
Anna pakte het tijdschrift en wierp dat op de vrije plaats naast hem. Verbaasd keek hij haar aan. ‘Daar verderop zit Alexandre Molenaar,’ zei ze.
Zonder iets terug te zeggen boog hij zich over haar heen. Met zijn ogen volgde hij haar vinger, die naar een stoel aan de andere kant van het gangpad wees, vier rijen voor hen.
Was hij het? Maris kon het niet met zekerheid zeggen. Hij herkende de lange vette haren, die tot over zijn kraag op de rug van zijn overhemd lagen. Bovendien hield de man ‘de krant van Wakker Nederland’ als een uitgevouwen landkaart voor zich. Maar er waren wel meer mannen die De Telegraaf lazen en lang haar hadden.
Anna klikte onrustig haar veiligheidsgordel open. ‘Ik loop naar de wc,’ zei ze, ‘en dan kijk ik op de terugweg of het ’m echt is.’
Terwijl ze opstond en wegliep, pakte hij zijn tijdschrift weer op. Ook al had ze gelijk en zat daar inderdaad de man die de afgelopen jaren nooit helemaal uit zijn gedachten was geweest, dan zou hij niet weten wat hij daar nu mee zou moeten doen. Wekenlang waren ze naar hem op zoek geweest. Maar toen hij eenmaal volledig van de aardbodem verdwenen leek, en ze de moed hadden opgegeven dat ze hem ooit nog zouden vinden, was zijn naam een abstract begrip geworden. Iets wat hooguit nog gekoppeld kon worden aan een schim of een historische figuur. Als het waar was dat ze nu met hem in een tamelijk krappe Airbus zaten, dan was dat iets wat hij maar nauwelijks kon bevatten. ‘Het is hem echt,’ zei ze toen ze weer zat.”

 


Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)

 

De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Zie ook alle tags voor Anton Haakman op dit blog.

Uit: Een helse machine

“Vanochtend heb ik de stadsguerilla weer gezien.
Ik word elke ochtend om vier uur wakker. Dan kleed ik mij aan en ga ik de straat op om te profiteren van de stilte. Om vijf uur ’s morgens is de stad een dorp. De weinige mensen die ik zie zijn vrijwel dezelfde. Behalve een paar als schoolmeisjes joelende, gearmde mannen die door Kalverstraat en omgeving slieren zijn het de dames Brouwer, de eierboer uit Landsmeer, en de stadsguerilla.
Het voor dag en dauw opstaan van de dames Brouwer heeft te maken met de vroege verschijning van de Landsmeerse eierboer sjokkend achter zijn handkar. Hij is anderhalf uur tevoren uit zijn dorp vertrokken, is per pont het IJ overgevaren en wil voor het eerste verkeer weer thuis zijn. De dames Brouwer staan om vijf uur klaar om hem te ontvangen. Verse eieren staat in bescheiden witte letters op de etalageruit van hun melkwinkel. Ik weet dat het geen grootspraak is.
Bij de dames Brouwer koop ik een reep chocolade, die ik tijdens mijn ochtendwandeling bij stukjes en beetjes opeet. In de Raadhuisstraat kom ik de stadsguerilla tegen, als een vaste gewoonte. Hij is gekleed in een smetteloos camouflagepak zonder distinctieven, draagt goedgepoetste bruine rijglaarzen en heeft een groen vechtpetje op zijn hoofd. Gewapend is hij niet, hij is in de verdediging, zoekt dekking, sluipt langs etalages onder de arcaden, steekt bliksemsnel over, in gebukte houding, via de vluchtheuvel met het verkeerszuiltje, knielt in een portiek om een veter vast te maken, rent langs de huizen. Een keer heb ik hem tegenover een leren man zien staan, een kale kerel van top tot teen in zwart leer gehuld. De leren man keek bewonderend naar de guerilla, als naar een strijdmakker. De guerilla zag hem kennelijk niet als de vijand, hij zag hem niet, hij zag mij ook niet. Hij ziet wat ik niet zie, wat de leren man niet heeft gezien. Vanochtend verloor hij bij het oversteken een gulden, hij probeerde die bliksemsnel op te rapen, maar het lukte niet, hij greep mis en nog eens mis en stelde zich aan de grootste denkbeeldige gevaren bloot.
Die man is gek, maar ik begrijp hem. Ook in mij duurt de oorlog voort. Ik heb nog steeds behoefte aan het plegen van een grote verzetsdaad. Er is genoeg kwaad in de wereld om op een gegeven moment in verzet te komen.”

 

 
Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)

 

De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Zie ook alle tags voor Edith Sitwell op dit blog.

 

The Bear

Water-green is the flowing pollard
In Drowsytown; a smocked dullard
Sits upon the noodle
Soft and milky grass, —
Clownish-white was that fopdoodle
As he watched the brown bear pass . . .
“Who speaks of Alexander
And General Hercules,
And who speaks of Lysander?
For I am strong as these!
The housekeeper’s old rug
Is shabby brown as me,
And if I wished to hug
Those heroes, they would flee, —
For always when I show affection
They take the contrary direction.
I passed the barrack square
In nodding Drowsytown, —
Where four-and-twenty soldiers stare
Through slits of windows at the Bear,”
(So he told the Clown.)
“Twelve were black as Night the Zambo,
(Black shades playing at dumb crambo!)
Twelve were gilded as the light,
Goggling negro eyes of fright.
There they stood and each mentero,
Striped and pointed, leaned to Zero . . .
Grumbling footsteps of the Bear
Came near . . . they did fade in air,
The window shut and they were gone
The Brown Bear lumbered on alone.”
So he told the smocked fopdoodle,
White and flapping as the air,
Sprawling on the grass for pillow —
(Milky soft as any noodle)
‘Neath the water-green willow
There in Drowsytown
Where one crumpled cottage nods —
Nodding
Nodding
Down.

 

 
Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)
Portret door Stella Bowen, 1929

 

De Nederlandse dichter en schrijver Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Willem Bilderdijk op dit blog.

 

Het tabakroken

Waar ben ik? In wat Hel van rampen?
Op ieder voetstap dat ik tree
Omwalmt mij ’t walglijk onkruiddampen
En doet mijn borst en longen wee.
Hoe keert mij ’t hart en d’ingewanden
Wanneer dit stinkende verbranden
Zijn gif door heel de lucht verspreidt,
In ’t lichaam om met pijnlijk wringen!
En geldt dit voor versnaperingen,
Voor feestonthaal en lieflijkheid?

O gouden tijd van onze Vaderen,
Toen d’ouderwetse goede sier
Vernieuwde krachten stortte in d’aderen
In ’t smaaklijk, voedzaam gerstebier!
Doch, Frankrijk? ja, bij uw venijnen
Van aangezette valse wijnen
Heeft ook dit gif zijn rechte plaats.
Welaan, het moog’ wie ’t lust vermaken,
Voor mij zal nooit die wierook blaken:
Voor mij geen stinkend dampgeblaas!

 

Het letterschrift

Hoe! met een ganzenschacht, gegrepen in de vingeren,
Beveelt ge aan ’t vluchtig woord: Rust op dees broze stof!
Ge aanschouwt het in de zwaai der dode letterslingeren,
En de eigen klank keert weer, die oor en boezem trof.
De spreker ging voorbij; zijn adem is gebleven:
Hij stierf; zijn adem leeft, zijn ziel kleeft vast op ’t blad;
Ja, teelt zich-zelve voort, om ’t aardrijk door te zweven;
Vermaant, getuigt, beveelt, in d’enkle vederspat.
ô Hemelgift der Taal, gij band der stervelingen!
Verlichaamd slaapt ge in ’t schrift; men roept u, en ge ontwaakt,
Om aarde en oceaan en eeuwen door te dringen:
Ja, stift en beitelslag maakt steen en graf bespraakt.
Neen, Puniër noch Schyt kon zulk een wonder scheppen
Dat in d’aanschouwbre trek de onzichtbre stem besluit,
Die d’adem ruisen deed, en tong en lippen reppen,
Verbond de zichtbre vorm aan ’t hoorbre spraakgeluid.
Wat raast de dwaasheid dan van vroeger beeldentekens,
Ten dekkleed uitgedacht voor Leerverborgenheên!
Geen andre schrijvenskunst dan de echte kunst des sprekens!
Uit God zijn ze afgedaald, en beide zijn slechts één.

 

 
Willem Bilderdijk (7 september 1756 – 18 december 1831)
Beeld door Jan van Borssum Buisman in de tuin van het Academiegebouw in Leiden

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen. Zie ook alle tags voor Michael Guttenbrunner op dit blog.

 

Der Geier

Als der scheckige Geier,
über den Gräben hin und her fliegend,
mit Lautsprecherstimme krächzte:
sie sollten den Mut nicht sinken lassen,
weder wanken noch weichen, sondern
sich fertig machen zum Sturm,
streckten die Soldaten bereits die Zungen heraus
Und machten andre unanständige Gebärden.
Aber die Waffen streckten sie nicht.


März 1938

Die feierliche Lust des goldenen Lichtes
klingt wie Musik zu Mord und Zeitung.
Schwärzlicher Nebel
verschließt die Menschenseelen
vor den Strahlen und Stimmen der Güte.
Undurchdringlich ist die Nebelwand,
nur manchmal durchzuckt von blutigem Schein.
Dahinter vernimmst du tönendes Erz,
klingende Schellen und Terrorgeräusche.

 

 
Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei 2004)

 

De Duits – Israëlische dichteres en schrijfster Jenny Aloni (eig. Jenny Rosenbaum werd geboren op 7 september 1917 in Paderborn. Zie ook alle tags voor Jenny Aloni op dit blog.

Uit: Eine Jugend in Deutschland (1917-1939)

“Ein gelber, achteckiger Backsteinbau, in dessen Wände hoch oben riesige runde Fenster aus buntem Glas ein ge-lassen waren, die sie immer an himmlische Feuerräder erinnerten, das war die Synagoge. Sie hätte nüchtern gewirkt, wäre nicht die runde Kuppel gewesen, welche ihr ein exotisches Aussehen verlieh in dieser Stadt der Türme und Kapellen, der Gotik und des Barocks. Schön an ihr war das Almemor mit dem Toraschrein, dessen schwerer, goldgestickter Purpurvorhang an den hohen
Feiertagen durch einen weißen, silbergeschmückten ersetzt wurde und dessen Platz am Tischa be’aw ein schwarzer mit weißer Beschriftung einnahm. Und da waren die Torarollen selbst, ihre mit kleinen Glocken gezierten Silberkronen, die bunt gemalten Windeln, die man nach der Vorlesung um die Rollen wickelte, der seidene Bezug, das Silberschild und der silberne, »Hand« genannte Zeiger.
»Da lifne mi ato aumed« (Wisse vor wem du stehst) stand in riesigen Lettern an der Ostwand geschrieben.
Das kleine Mädchen wußte die Bedeutung der Worte, und mit der ganzen Inbrunst ihres Herzens bemühte sie sich, dem Befehl zu gehorchen. Immer, seit erster Zweifel an ihrem Gottesglauben genagt hatte, suchte sie ihn durch gesteigerte Sorgfalt in der Befolgung der Gebote und durch Andacht des Gebetes zu verdrängen. Sie ging, wenn sie nicht gerade dem Gesang der Gemeinde folgte, dem deutschen Text nach. Sie konnte Hebräisch lesen, aber die Bedeutung der Worte verstand sie nicht.
Noch entsinnt sie sich des Morgengebetes am Schabbat.
Noch entsinnt sie sich des Raumes um sie her mit den wohlbekannten Geräuschen und Bildern. Von unten herauf ertönte der feierliche Singsang des Vorbeters, dem zuweilen das Gemurmel der Männer mit einem langgezogenen »Omen« folgte. Oben auf der Galerie der Frauen fiel das Morgenlicht kaum gedämpft durch die hier und dort mit buntem Glas besetzten Fensterscheiben auf die feiertäglich gekleideten Frauen.
Eine Stelle aber gab es in den Gebeten, die schon die Siebenjährige nicht über die Lippen zu bringen vermochte, gegen die ihr Stolz sich jedesmal aufs Neue wie der aufbäumte. Geschrieben stand: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich nicht zu einer Frau geschaffen«, und darunter in kleinen Buchstaben: Frauen sagen: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich nach Deinem Willen geschaffen hast.« Statt dessen sagte sie: »Gelobt seist Du, Ewiger, unser Gott, der Du mich zu einer Frau geschaffen hast.«

 

 
Jenny Aloni (7 september 1917 – 30 september 1993)
Jeugdportret

 

De Amerikaanse schrijfster Margaret Landon werd geboren op 7 september 1903 in Somers, Wisconsin. Zie ook alle tags voor Margaret Landon op dit blog.

Uit: Anna and the King of Siam

“She stood looking at them absorbed, oblivious of the innumerable rafts, boats, canoes, gondolas, junks, and ships that filled the river, the pall of black smoke from the steamer, the roar of the engine, the murmur and jar. Here she was, and there was the Palace where she was soon to take up her work. Would they take her there tonight? Would anyone from the British Consulate meet her?
The circus people were preparing to leave. Siamese officers had already come to conduct them to the place where they were to stay. Over the side of the ship went their bundles and trunks into small boats. Off went the dogs, barking and whining. Off went the people. The hatches were opened. The cargo was being unloaded. And still no one had come for Anna, either from the Siamese government or from the consulate She began to feel a little frightened and very forlorn. Then out of the deepening shadows flashed a long gondola, beautifully carved like a dragon, with torches reflected on the rhythmic dip of rows of wet paddles. On its deck was a small gilded cabin, hung with curtains, and in it lay a Siamese official on a carpet and cushions. In front of him a slave crouched with a fan. This official mounted the side of the Chow Phya swaying with an air of unconcern. A length of rich red silk folded loosely about his person did not reach his ankles. He wore no coat. His brown skin gleamed in the torchlight. He was followed by a dozen attendants who sprawled on the deck like toads, doubling their arms and legs under them. As if at a signal every Asiatic on the ship, coolies and all, prostrated themselves. Only the Englishwoman, her Hindustani nurse, and her bearded Persian Moonshee were left standing. The startled Moonshee gazed at the haughty man in the red skirt, and began to mumble his prayers, exclaiming as he finished each one, “Great God! What is this?” The Englishwoman stood composedly and waited.”

 

 
Margaret Landon (7 september 1903 – 4 december 1993)
Scene uit de musical The King and I uit 2016, gebaseerd op Landons roman

 

De Amerikaanse schrijver Henry Morton Robinson werd op 7 September 1898 in Boston, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Henry Morton Robinson op dit blog.

Uit: The Cardinal 

“More than seven years had passed since Stephen had seen the Contessa Falerni in anything but fantasy. Now, at the point-blank reality of her presence, a physical tremor seized him. He heard himself finishing a line:
“Sans armes je rencontrai un loup . . .”
Princess Lontana rushed in for the kill. “Wehrlos traf Ich einen Wölfin . . . Unarmed, I met a wolf!”
Stephen struggled to collect himself. In the prolonged silence he heard the Princess translating Merry’s verse: “She was an enormous creature.” . . . Somehow he managed to fake the next line; any Latinist would have recognized the pinched injustice done to Horace; how he ever finished the ode Stephen never knew. But when the ordeal ended, a salvo of hand clapping greeted the performers.
“Unusual, quite,” said Lord Chatscombe. “Never heard it done just that way at Cambridge.”
“Remarkable show,” said Braggiotti, then added, “to make it really difficult you might have rhymed.”
For some minutes a congratulatory throng swirled about Stephen, then began to thin out as Signora Piombino made ready to sing. Stephen gazed about the enormous oval chamber, hoping to see Ghislana Falerni again.
“Here I am.” The contessa was beckoning to him from a near-by sofa.
Stephen moved toward her, acting a great deal braver than he felt. “How did you know I was looking for you?”
Ghislana Falerni extended her hand palm downward, with the pressureless confidence of a woman who need never answer such a question. Her arm, bare between glove top and shoulder, was of a tapering roundness, ivory-pastel in colouring. Had it been the fragment of a statue, an archeologist might have labeled it “Metaneira, fifth-century Greek,” and marveled at the proportions of women in that classic age. Stephen bowed over her hand, releasing it a trifle sooner than the ritual of Black Society prescribed.
A life spent in the company of high ecclesiastics had given Ghislana Falerni an ease, rather than a familiarity, in their presence. She indicated a place beside her on the satin-tufted divan. “That was an amazing improvisation, Monsignor. Both your skill with words and the colour of your habit have changed since I last saw you.”

 

 
Henry Morton Robinson (7 september 1898 – 13 januari 1961)
Cover uit 1960

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichter dichter Richard Jones werd geboren in Londen, Engeland, in 1953 en bracht zijn jeugd door op afwisselende plaatsen als Nova Scotia, Canada en het kleine stadje North Carolina, en vestigde zich uiteindelijk in Norfolk, de geboortestad van zijn vader. Hij behaalde een MA aan de Universiteit van Virginia en een MFA aan het Vermont College of Fine Arts. Voor zijn eerste bundel poëzie, “Country of Air” (1986), ontving hij de Posner Award van de Council for Wisconsin Writers. Hij publiceerde sindsdien meer dan een dozijn andere bundels, waaronder “Stranger on Earth” (2018), “The King of Hearts” (2016), “The Correct Spelling & Exact Meaning” (2009), “Apropos of Nothing” (2006), en “The Blessing: New and Selected Poems” (2000), waarvoor hij de Midland Authors Award kreeg.

 

Are there poems you won’t publish?

Even C.P. Cavafy–
cynical, ascetic,
unknown in his day–
printed at his own expense
poems no one would publish,
poems intimate, personal,
to share with readers
he called friends.

But I have hundreds of poems
hidden away in a box.
Even when I know
Cavafy once wrapped verse
with black and gold ribbons
to give away as a gift.

 

The Bell

In the tower the bell
is alone, like a man
in his room,
thinking and thinking.

The bell is made of iron.
It takes the weight
of a man
to make the bell move.

Far below, the bell feels
hands on a rope.
It considers this.
It turns its head.

Miles away,
a man in his room
hears the clear sound,
and lifts his head to listen.

 

 
Richard Jones (Londen, 1953)